
When you’re gone
Geschreeuw. Het lijkt van ver te komen, maar ik hoor het luid en duidelijk. Nog meer geschreeuw, ik kan er niet meer tegen. Geërgerd leg ik mijn handen op mijn oren, hopend dat het afgelopen is, allemaal. Ik zie mensen langs me heen rennen, ik voel dat ze tegen me aanduwen. Iedereen wil zo snel mogelijk weg. Ik weet dat ik ze zou moeten volgen, maar in plaats daarvan blijf ik zwijgend staan. Mijn benen voelen aan alsof ik ze nooit meer zal kunnen gebruiken. Weer iemand die tegen mij aanrent. “Ga aan de kant, malloot!”, roept hij. Ik trek me er niets van aan. Mijn gevoel is verdwenen, alsof mijn hart er van het ene op het andere moment uit is gerukt. Er zit één groot gat op de plek waar mijn hart zou moeten zitten, op de plek waar zij zou moeten zitten. Een aantal seconden geleden zat ze daar nog, ze hield me warm. Alles wat ik zie, hoor of ruik doet me aan haar denken. Ik zak door mijn knieën, het wordt me teveel. Ik leg mezelf op de grond en trek mijn knieën op. Mijn handen houd ik beschermend voor mijn gezicht, bang dat ik anders vertrapt zal worden. Mijn ogen, die de hele tijd in het niets hadden gestaard, kijken haar aan, het mooiste meisje van de wereld. Het was zo een geweldig gevoel geweest om te weten dat zij de mijne was, en ik de hare. Ik hield ervan om mijn gezicht in haar donkere haren te drukken en de geur van appels op te snuiven. Ik kon er geen genoeg van krijgen om haar roze wangen te strelen, gewoon omdat ze daarvan genoot. De liefde die ik zolang had gevoeld, was zo ineens verdwenen. Het meisje, aan wie ik mijn hart en ziel had gegeven, was weg. Voorgoed. Zo uit het leven gegrepen. Ik had de kans niet eens gehad om gedag te zeggen. Ik streel met mijn vingers zachtjes over haar spierwitte wangen. Haar ogen, die een minuut geleden nog zo vrolijk de wereld in hadden gestaard, kijken nu levenloos de nacht in. Ik sluit ze.
Er trekt iemand aan mijn arm, probeert me overeind te krijgen. Ik help niet mee. Een tweede hand trekt aan mijn lichaam, en ik kan niets anders doen dan toegeven. “Olivier, het is voorbij. We moeten onszelf in veiligheid brengen. Stel dat die gek met dat pístool straks weer terug komt. Wil je soms net zoals May eindigen? We halen haar later wel op als het veilig is.” De harde waarheid dringt tot me door en het is duidelijk dat ik daar nog niet aan toe was. Ze is weg, voor altijd. Opnieuw geschreeuw en op dat moment besef ik dat ik het de hele tijd zelf ben geweest.