
Niets is wat het lijkt.
´Hé!´ riep hij vanachter mij. Ik draaide mij om, daar stond de jongen, grappig dat ik zijn naam niet eens wist.
´Het spijt me, heus. Als ik geweten had dat alles hem zo dwarszat, was ik wel eerder gestopt.´ De jongen zuchtte, zijn ogen keken schuldig naar de grond, hij was nooit goed met woorden, dat wist ik.
´Ik weet dat ik er niks meer aan kan doen,´ ging hij aarzelend verder. ´Maar ik wilde op zijn minst sorry tegen jou zeggen, ik zal je voortaan met rust laten, dat beloof ik.´
Ik keek hem strak aan, het was een beetje laat voor excuses, maar hij bood ze in ieder geval aan. Door zijn gepest heeft mijn beste vriend zich van het leven beroofd, waarom? Omdat hij raar was? Iedereen is raar.
‘Het is al goed,’ dat besloot ik te zeggen. Een beetje dwaas, maar ik wist niks beters.
‘Kom je in de pauze anders bij ons zitten? Ik zorg ervoor dat mijn vrienden niks doen!’ ging de jongen smekend door, hij had zoveel spijt, dat zag je in zijn ogen.
‘Nee, ik red mijzelf wel,’ zei ik en draaide me abrupt om. Ik probeerde hem te vergeten en stapte de school in, daar stond, zoals verwacht, de rector. De man was normaal erg verstrooid en goedgehumeurd, en het was overduidelijk dat hij nerveus was, en me opwachtte. Hij stapte op mij af en deed een slechte poging om joviaal te doen.
‘Goedemorgen, lekker weertje nietwaar?’ zei hij met abnormaal hoge stem.
‘Het regent meneer,’ antwoordde ik, ik wist zeker dat mijn vriend er ook om had gelachen, maar die was er niet meer. Twee sneden door de pols. Hakketak, hakketak.
‘Mijn fout!’ zei de rector. ‘Ik zie dat je weer op school bent? Ben je over de schok heen. Hij was je beste vriend toch?’
‘Dat klopt meneer,’ zei ik droogjes.
‘Ach jongen, noem me Paul!’
‘Goed meneer,’ zei ik. Ik zag geen reden hem bij zijn voornaam te gaan noemen.
De rector keek mij bezorgt aan, maar zei niets. Ik stapte verder door de gang, langs het hok van de conciërges. Twee meisjes fluisterden en wezen in mijn richting, waarnaar ze elkaar aankeken, met hand voor hun mond. Ik zag mijn klasgenoten, meestal merkten ze mij niet eens op, maar ze schoven haastig hun stoelen opzij en maakten ruim baan. Ik zag Ken zelfs zijn stoel aan mij afstaan. Ik zuchtte, ik wist waarom iedereen zo aardig deed. Hij was dood, en plotseling zag iedereen mij staan. Ik werd dag in dag uit gecondoleerd, ik werd onderspoelt met aandacht, vooral omdat ik het lichaam vond. Alle pestkoppen bogen in schaamte en smeekten om vergiffenis. Ik mocht vrij nemen wanneer ik wilde. Iedereen was zo dwaas. Ik liet mijn vingers om het vlindermes in mijn zak glijden. Nooit gedacht dat hem doden de oplossing was geweest. Mijn kleine geheimpje. Mijn ‘vriend’ was een sukkel, een nobody. Hij trok mij omlaag, hij had mij altijd nodig. Ik had er genoeg van. Ik was naar zijn kamer gegaan, en ik zette mijn plan in actie. Ik hoefde maar twee keer te snijden, en ik had alle roem. Hakketak, hakketak.
EINDE
Extra info: Het verhaal mag maar max 600 woorden zijn, dus ik kan er niks extras bij doen.
Het thema was: Niets is wat het lijkt.