Op dit moment heb ik zoveel verhaallijnen in mijn hoofd dat ik niet weet waar ik moet beginnen. Ik heb daarom besloten om forbidden sisterhood even aan de kant te schuiven. Ik schrijf een verhaal die ik pas post als het af is.
En dit verhaal heb ik 1,5 jaar geleden geschreven denk ik en herschrijf ik op dit moment. Het is niet één van mijn beste verhalen omdat ik het nogal cliché vind maar wie weet wat ik er nog van kan maken.
Enjoy! x
‘Nee, niet springen!’ angstig kijk ik naar een jongen die op het punt staat om zelfmoord te plegen. Ik merk dat mijn stem schor is, omdat ik dat ene zinnetje al miljoenen keren heb geroepen. Voor mijn gevoel duurt het echt uren, maar misschien sta ik hier pas vijf minuten.
Ik ken hem niet, niet persoonlijk tenminste. Hij is zo knap. Ik kan mezelf wel slaan, omdat ik weet dat ik hem het allerliefste wil zoenen. Hij lijkt me niet te kunnen horen, ook toont hij helemaal geen emotie. Misschien hoort hij me wel, maar wilt hij niet luisteren. Ik ben zo bang, één verkeerd beweging en hij springt. De zenuwen gieren in mijn buik, terwijl ik normaal nooit bang ben. Één ding is zeker, als hij springt overleeft hij het niet. Dat is onmogelijk, daarom moet ik hem tegen houden.
Mijn benen lijken wel van lood. Het gebouw waar ik op sta lijkt wel honderd meter hoog, De drang om iet naar beneden te kijken is groot.
Ik kijk voortdurend naar beneden, ik sta op een gebouw van wel honderd meter hoog. Oke, misschien is dat een beetje overdreven maar hoog is het in ieder geval wel. Ik zucht geïrriteerd om mezelf. Het is echt iets voor mij om aan de hoogte te denken op zo een moment.
Eigenlijk is het heel gek. Ik kan me niet eens herinneren hoe ik hier ben gekomen. Als ik zie dat de jongen een beweging naar voren maakt pak ik zijn hand vast. Op het moment dat ik hem terug wil trekken weet ik dat het te laat is. Hij springt, waardoor hij mij in zijn val mee trekt.
Aangepast na reactie van ROMEH.
Verslavende liefde.
Kritiek is welkom!
Voorzichtig stap ik uit bed. Het is pas half vier en niet bepaald warm, maar ik moet hem tekenen. Als mijn tenen de koude grond raken, gaat er een rilling door me heen. Meteen doe ik de verwarming een tikje hoger; ik wil niet ziek worden.
Nu ik zijn gezicht zo sprekend voor me zie, moet het me wel lukken, althans dat hoop ik. Mijn tekenspullen liggen al klaar voor het geval ik deze droom weer zou krijgen. Ik probeer hem elke keer weer te tekenen, maar het is me tot nu toe nog nooit gelukt. Hij is gewoonweg te perfect.
Zuchtend staar ik voor me uit. Ik probeer zijn knalblauwe ogen, zo blauw als de zee, voor me te halen. Aarzelend zet ik de punt van mijn potlood op papier. Voorzichtig, zodat ik niet uitschiet, teken ik zijn oog. De rest van zijn perfecte gezicht volgt al snel. Blond haar, dat net iets over zijn oor komt, kuiltjes in zijn wangen als hij lacht…
‘Wat ben jij vroeg op?’ vraagt mijn moeder die plotseling in de deuropening staat.
Van schrik schiet ik uit op mijn papier. Een lelijke kras net in het midden van zijn gezicht. ‘En bedankt,’ mompel ik chagrijnig. Fijn, net een tekening die een beetje lijkt krijg je dit. Zo een donkere kras is niet zo makkelijk weg te gummen.
Mijn moeder negeert me en trekt resoluut mijn gordijnen open. Ze zeurt altijd dat ik te veel in het donker zit en dat het slecht voor mijn ogen is.
‘Wie is dat?’ vraagt mijn moeder, terwijl ze mijn tekening bekijkt. Het verbaast me dat ze nog aandacht toont. Mijn moeder is nou niet bepaald blij dat ik later verder wil gaan in de kunst, dat laat ze me wel merken. Mijn moeder wilt dat ik advocate word, zoals altijd staat mijn vader daar achter. Mijn vader doet echt alles wat mijn moeder zegt, dat irriteert me. Zo iemand zou ik niet willen worden later.
‘Oh zomaar iemand! Ik spring op en gris de tekening uit mijn moeder haar handen. Ik wil niet over die jongen vertellen en als ik dat wel zou willen zou dat niet aan mijn moeder zijn. ‘Ik ga douchen.’
Ik ren naar de badkamer en laat mijn moeder verbaasd achter. Ik was zo in mijn tekening verdiept dat de tijd voorbij is gevlogen.
Rillend van de kou sta ik in de badkamer. Mijn kamer had inmiddels een aangenaam temperatuurtje gekregen maar hier is het nog ijskoud.
Twijfelend denk ik na. Die tekening is toch al verpest, maar ik wil zo graag verder over hem dromen. Mijn grootste wens is dat die jongen echt bestaat. Het lijkt wel aslof ik verliefd ben, ik eet niet, ik slaap niet. Al kan ik niet verliefd zijn op een jongen uit mijn droom, verder heb ik hem nog nooit gezien. Vroeger deed ik altijd een wens voordat ik ging slapen. Mijn vader zei dat als ik lief ging slapen hij dan uit zal komen. Ik heb al honderd keer gewenst dat die jongen in mijn klas zou komen, maar natuurlijk is dat nooit gebeurd.
Tergend langzaam kleed ik me uit. Met mijn ogen dicht ga ik op de weegschaal staan, dagelijkse routine. Als ik voorzichtig mijn ogen open doe zie ik het pijltje op vijftig kilo staan, veel te zwaar. Ik ben er trots op dat ik inmiddels al drie kilo ben afgevallen, maar er moet nog veel meer af.
Uiteindelijk besluit ik om in bad te gaan. Een extra heet bad zal me goed doen en op deze manier kan ik nog lekker na dromen over mijn droomjongen.
Ik kan goed tegen heet water, heerlijk vind ik dat. Ik zet het water op eenenveertdig graden, hoger kan helaas niet. Het voelt alsof ik mijn teen verbrand als ik hem voorzichtig in het water steek, maar dat kan me niets schelen.
‘Chantal post!’ roept mijn moeder naar boven.
Meteen word ik chagrijnig, waarom als ik net uitgekleed ben, gek word ik er van. Het chagerijnige gevoel verdwijnt echter als ik besef wat mijn moeder riep. Post, voor mij? Ik krijg nooit post behalve mijn favoriete weekblad, maar die komt nooit op zondag. In ieder geval is dat al gek, post op zondag? Voor mij? Snel doe ik een joggingbroek en een trui aan en neem een sprint naar beneden. In mijn haast struikel ik bijna over de kat, die op de trap ligt te slapen.
Ik kijk mijn moeder haastig aan. ‘Waar ligt het?’ hijg ik.
Mijn moeder wijst naar de keukentafel waar een kleine grijze envelop ligt met mijn naam erop. Het valt me op dat mijn naam in oude sierlijke letters is geschreven.
‘Van wie is het?’.
Mijn moeder doet geen moeite om haar lach in te houden.. ‘Jeetje wat ben jij nieuwsgierig zeg,’ grijnst ze. ‘Ik zou zeggen maak open, dan weet je het.’
Ik aarzel geen moment meer en scheur de envelop open. Op het nippertje voorkom ik dat het briefje mee scheurt. Er valt een klein geel notitieblaadje uit, die gelukkig nog heel is. Verbaasd pak ik het op, er staat maar één ding in grote letters geschreven. Ik slaak een gil van schrik.
‘Wat staat er?’. Mijn moeder probeert zich nieuwsgierig uit te rekken om te kijken wat er op het blaadje staat. Hallo, ooit gehoord van privacy?
‘Uh, oh niets bijzonders. Het is van Lisa, ik moest vrijdag toch naar de tandarts? Dit is ons cijfer die we hebben gehad voor ons geschiedenisproject. Meneer Carter heeft die waarschijnlijk vrijdag terug gegeven.’
‘Waarom gilde je dan?’.
Shit, waarom is mijn moeder altijd zo achterdochtig? Overal zoekt ze wat achter, net alsof ze mij niet vertrouwt, al heeft ze in dit geval dan gelijk.
‘We hebben een negen, ik ben gewoon enthousiast, we hebben er zo veel werk in gestoken. Maar ik ga in bad.’ Ik sjees naar boven en laat mijn moeder in gedachten achter. Ze gelooft me niet; dat is zeker.
Boven kijk ik nog eens op het blaadje,. Voorzichtig lees ik opnieuw wat er staat. Het valt me op dat het briefje helemaal geen kreukels bevat. Het enige wat er staat is: “Het was leuk je gezien te hebben vannacht. Vanavond weer?’
Aangepast na reactie van ROMEH.
Voorzichtig stap ik uit bed. Het is pas half vier en niet bepaald warm, maar ik moet hem tekenen. Als mijn tenen de koude grond raken, gaat er een rilling door me heen. Meteen doe ik de verwarming een tikje hoger; ik wil niet ziek worden.
Nu ik zijn gezicht zo sprekend voor me zie, moet het me wel lukken, althans dat hoop ik. Mijn tekenspullen liggen al klaar voor het geval ik deze droom weer zou krijgen. Ik probeer hem elke keer weer te tekenen, maar het is me tot nu toe nog nooit gelukt. Hij is gewoonweg te perfect.
Zuchtend staar ik voor me uit. Ik probeer zijn knalblauwe ogen, zo blauw als de zee, voor me te halen. Aarzelend zet ik de punt van mijn potlood op papier. Voorzichtig, zodat ik niet uitschiet, teken ik zijn oog. De rest van zijn perfecte gezicht volgt al snel. Blond haar, dat net iets over zijn oor komt, kuiltjes in zijn wangen als hij lacht…
‘Wat ben jij vroeg op?’ vraagt mijn moeder die plotseling in de deuropening staat.
Van schrik schiet ik uit op mijn papier. Een lelijke kras net in het midden van zijn gezicht. ‘En bedankt,’ mompel ik chagrijnig. Fijn, net een tekening die een beetje lijkt krijg je dit. Zo een donkere kras is niet zo makkelijk weg te gummen.
Mijn moeder negeert me en trekt resoluut mijn gordijnen open. Ze zeurt altijd dat ik te veel in het donker zit en dat het slecht voor mijn ogen is.
‘Wie is dat?’ vraagt mijn moeder, terwijl ze mijn tekening bekijkt. Het verbaast me dat ze nog aandacht toont. Mijn moeder is nou niet bepaald blij dat ik later verder wil gaan in de kunst, dat laat ze me wel merken. Mijn moeder wilt dat ik advocate word, zoals altijd staat mijn vader daar achter. Mijn vader doet echt alles wat mijn moeder zegt, dat irriteert me. Zo iemand zou ik niet willen worden later.
‘Oh zomaar iemand! Ik spring op en gris de tekening uit mijn moeder haar handen. Ik wil niet over die jongen vertellen en als ik dat wel zou willen zou dat niet aan mijn moeder zijn. ‘Ik ga douchen.’
Ik ren naar de badkamer en laat mijn moeder verbaasd achter. Ik was zo in mijn tekening verdiept dat de tijd voorbij is gevlogen.
Rillend van de kou sta ik in de badkamer. Mijn kamer had inmiddels een aangenaam temperatuurtje gekregen maar hier is het nog ijskoud.
Twijfelend denk ik na. Die tekening is toch al verpest, maar ik wil zo graag verder over hem dromen. Mijn grootste wens is dat die jongen echt bestaat. Het lijkt wel aslof ik verliefd ben, ik eet niet, ik slaap niet. Al kan ik niet verliefd zijn op een jongen uit mijn droom, verder heb ik hem nog nooit gezien. Vroeger deed ik altijd een wens voordat ik ging slapen. Mijn vader zei dat als ik lief ging slapen hij dan uit zal komen. Ik heb al honderd keer gewenst dat die jongen in mijn klas zou komen, maar natuurlijk is dat nooit gebeurd.
Tergend langzaam kleed ik me uit. Met mijn ogen dicht ga ik op de weegschaal staan, dagelijkse routine. Als ik voorzichtig mijn ogen open doe zie ik het pijltje op vijftig kilo staan, veel te zwaar. Ik ben er trots op dat ik inmiddels al drie kilo ben afgevallen, maar er moet nog veel meer af.
Uiteindelijk besluit ik om in bad te gaan. Een extra heet bad zal me goed doen en op deze manier kan ik nog lekker na dromen over mijn droomjongen.
Ik kan goed tegen heet water, heerlijk vind ik dat. Ik zet het water op eenenveertdig graden, hoger kan helaas niet. Het voelt alsof ik mijn teen verbrand als ik hem voorzichtig in het water steek, maar dat kan me niets schelen.
‘Chantal post!’ roept mijn moeder naar boven.
Meteen word ik chagrijnig, waarom als ik net uitgekleed ben, gek word ik er van. Het chagerijnige gevoel verdwijnt echter als ik besef wat mijn moeder riep. Post, voor mij? Ik krijg nooit post behalve mijn favoriete weekblad, maar die komt nooit op zondag. In ieder geval is dat al gek, post op zondag? Voor mij? Snel doe ik een joggingbroek en een trui aan en neem een sprint naar beneden. In mijn haast struikel ik bijna over de kat, die op de trap ligt te slapen.
Ik kijk mijn moeder haastig aan. ‘Waar ligt het?’ hijg ik.
Mijn moeder wijst naar de keukentafel waar een kleine grijze envelop ligt met mijn naam erop. Het valt me op dat mijn naam in oude sierlijke letters is geschreven.
‘Van wie is het?’.
Mijn moeder doet geen moeite om haar lach in te houden.. ‘Jeetje wat ben jij nieuwsgierig zeg,’ grijnst ze. ‘Ik zou zeggen maak open, dan weet je het.’
Ik aarzel geen moment meer en scheur de envelop open. Op het nippertje voorkom ik dat het briefje mee scheurt. Er valt een klein geel notitieblaadje uit, die gelukkig nog heel is. Verbaasd pak ik het op, er staat maar één ding in grote letters geschreven. Ik slaak een gil van schrik.
‘Wat staat er?’. Mijn moeder probeert zich nieuwsgierig uit te rekken om te kijken wat er op het blaadje staat. Hallo, ooit gehoord van privacy?
‘Uh, oh niets bijzonders. Het is van Lisa, ik moest vrijdag toch naar de tandarts? Dit is ons cijfer die we hebben gehad voor ons geschiedenisproject. Meneer Carter heeft die waarschijnlijk vrijdag terug gegeven.’
‘Waarom gilde je dan?’.
Shit, waarom is mijn moeder altijd zo achterdochtig? Overal zoekt ze wat achter, net alsof ze mij niet vertrouwt, al heeft ze in dit geval dan gelijk.
‘We hebben een negen, ik ben gewoon enthousiast, we hebben er zo veel werk in gestoken. Maar ik ga in bad.’ Ik sjees naar boven en laat mijn moeder in gedachten achter. Ze gelooft me niet; dat is zeker.
Boven kijk ik nog eens op het blaadje,. Voorzichtig lees ik opnieuw wat er staat. Het valt me op dat het briefje helemaal geen kreukels bevat. Het enige wat er staat is: “Het was leuk je gezien te hebben vannacht. Vanavond weer?’
Aangepast na reactie van ROMEH.
Laatst gewijzigd door Dreamrose op 22 feb 2013 17:58, 1 keer totaal gewijzigd.
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Ik vond je proloog echt heel erg onverwachts. Ik had nooit van te voren bedacht dat het meisje meegesleept zou worden in zijn val, echt cool. Haha. Verder ben ik een aantal foutjes tegengekomen. Doe ermee wat je wilt. Het blijft jouw verhaal! Verder vind ik het een heel mysterieus verhaal. Ben benieuwd hoe het verder zal gaan!

Snel die ik een joggingbroek en een trui aan en neem een sprint naar beneden. In mijn haast struikel ik bijna over kat, die op de trap ligt te slapen.
angstig* en ik zou er 'de jongen' van maken, want als ik deze proloog zo lees, kent het meisje hem of niet dan? Althans ze kent hem niet persoonlijk, maar ze kent hem wel érgens van?‘Nee, niet springen!’ anstig kijk ik naar een jongen die op het punt staat om zelfmoord te plegen.

Er hoort een komma tussen is en omdatIk merk dat mijn stem schor is omdat ik dat ene zinnetje al miljoenen keren heb geroepen.
Er hoort een komma tussen uren en maar.Voor mijn gevoel duurt het echt uren maar misschien sta ik hier pas vijf minuten.
Hij is zo knap. Ik kan mezelf wel slaan, omdat ik weet dat ik hem het allerliefste wil zoenen.Hij is zo knap, ik kan mezelf wel slaan omdat ik weet dat ik hem het allerliefste wil zoenen.
Er hoort een komma tussen wel en maar.Misschien hoort hij me wel maar wilt hij niet luisteren.
Er hoort een komma tussen buik en terwijl.De zenuwen gieren in mijn buik terwijl ik normaal nooit bang ben.
overleeft*Één ding is zeker, als hij springt overleefd hij het niet.
Twee zinnen die beginnen met 'ik', klinkt niet echt mooi. Ook hoort er in plaats van de komma nog een punt te staan als je het zo zou houden, maar in zou het veranderen in iets als: Het gebouw waar ik op sta lijkt wel honderd meter hoog. De drang om niet naar beneden te kijken is te groot.Ik kijk voortdurend naar beneden, ik sta op een gebouw van wel honderd meter hoog.
Tussen mezelf en het hoort een punt, geen komma.Ik zucht geïrriteerd om mezelf, het is echt iets voor mij om aan de hoogte te denken op zo een moment.
Tussen gek en ik hoort een punt, geen komma.Eigenlijk is het heel gek, ik kan me niet eens herinneren hoe ik hier ben gekomen.
Er staat twee keer 'jongen' in de zin, dat is een beetje storend. Ik zou er eerder van maken: Als ik zie dat de jongen een beweging naar voren maakt, pak ik zijn hand vast.Als ik zie dat de jongen een beweging naar voren maakt pak ik de hand van de jongen vast.
Voorzichtig stap ik uit bed. Het is pas half vier en niet bepaald warm, maar ik moet hem tekenen.Voorzichtig stap ik uit bed, het is pas half vier en niet bepaald warm maar ik moet hem tekenen.
Er hoort een komma tussen raken en gaat.Als mijn tenen de koude grond raken gaat er een rilling door me heen.
De komma tussen hoger en ik kan je beter veranderen in : of ;Meteen doe ik de verwarming een tikje hoger, ik wil niet ziek worden.
gezicht* en er hoort een komma tussen zie en moet.Nu ik zijn geicht zo sprekend voor me zie moet het me wel lukken, althans dat hoop ik.
Er hoort een komma tussen tekenen en maarIk probeer hem elke keer weer te tekenen maar het is me tot nu toe nog nooit gelukt.
chagrijnig*Een lelijke kras net in het midden van zijn gezicht. ‘En bedankt,’ mompel ik chagerijnig.
Een punt tussen open en ze in plaats van een komma.Mijn moeder negeert me en trekt resoluut mijn gordijnen open, ze zeurt altijd dat ik te veel in het donker zit en dat het slecht voor mijn ogen is.
Een komma tussen moeder en terwijl.‘Wie is dat?’ vraagt mijn moeder terwijl ze mijn tekening bekijkt.
verbaast*Het verbaasd me dat ze nog aandacht toont.
wordMijn moeder wilt dat ik advocate wordt, zoals altijd staat mijn vader daar achter.
tekening* en een komma tussen verpest en maarDie tekenins is toch al verpest maar ik wil zo graag verder over hem dromen.
Een punt tussen slapen en mijn in plaats van een komma.Vroeger deed ik altijd een wens voordat ik ging slapen, mijn vader zei dat als ik lief ging slapen hij dan uit zal komen.
Een komma tussen komen en maarIk heb al honderd keer gewenst dat die jongen in mijn klas zou komen maar natuurlijk is dat nooit gebeurd.
Als*Ala ik voorzichtig mijn ogen open doe zie ik het pijltje op vijftig kilo staan, veel te zwaar.
Er hoort een komma tussen afgevallen en maar.Ik ben er trots op dat ik inmiddels al drie kilo ben afgevallen maar er moet nog veel meer af.
Uiteindelijk besluit ik om in bad te gaan. Een extra heet bad zal me goed doen en op deze manier kan ik nog lekker na dromen over mijn droomjongen.Uiteindelijk besluit ik om in bad te gaan, een extra heet bad zal me goed doen en op deze manier kan ik nog lekker na dromen over mijn droomjongen.
eenenveertig*Ik zet het water op eenenveertdig graden, hoger kan helaas niet.
verbrand*Het voelt alsof ik mijn teen verband als ik hem voorzichtig in het water steek, maar dat kan me niets schelen.
Deze zin is erg lang... te veel informatie in één zin.Snel doe ik een joggingbroek en een trui aan en neem een springt naar beneden waardoor ik bijna over de kat struikel die op de trap ligt te slapen.
Snel die ik een joggingbroek en een trui aan en neem een sprint naar beneden. In mijn haast struikel ik bijna over kat, die op de trap ligt te slapen.
een kleine, grijze envelop* is*Mijn moeder wijst naar de keukentafel waar een kleine grijze envelop ligt met mijn naam erop. Het valt me op dat mijn naam in oude sierlijke letters zijn geschreven.
Een punt tussen open en op in plaats van een komma.Ik aarzel geen moment meer en scheur de envelop open, op het nippertje voorkom ik dat het briefje mee scheurt.
Ik sjees naar boven en laat mijn moeder in gedachten achter. Ze gelooft me niet; dat is zeker.Ik sjees naar boven en laat mijn moeder in gedachten achter, ze gelooft me niet, dat is zeker.
De komma tussen blaadje en voorzichtig moet een punt zijn.Boven kijk ik nog eens op het blaadje, voorzichtig lees ik opnieuw wat er staat.
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
-
- Fijnschrijver
- Berichten: 724
- Lid geworden op: 27 apr 2012 18:49
- Locatie: Mars
Wow, het eindigt wel heel, mysterieus! ;o Je hebt mijn interesse gewekt, ik ga proberen dit verhaal te volgen. (: Je hebt me nieuwsgierig gemaakt, ga snel verder. ;p
Ik merkte wel dat, terwijl ik aan het lezen was, ik een paar foutjes tegenkwam. De meeste zul je er zelf wel uit kunnen pikken als je het nog een keer goed doorleest, want er zaten wat spelfouten tussen, maar ik kwam ook een paar d/t foutjes tegen en plekken waar een komma eigenlijk mooier was geweest dan helemaal geen komma. (:
Go on, ik ben benieuwd naar meer. :3
- Oh, Romy was me voor op misschien een minuut na, ga bij haar de foutjes maar na, haha. xd Ik was te lui om ze op te schrijven, maar gelukkig was Romy dat niet. xdd.
Ik merkte wel dat, terwijl ik aan het lezen was, ik een paar foutjes tegenkwam. De meeste zul je er zelf wel uit kunnen pikken als je het nog een keer goed doorleest, want er zaten wat spelfouten tussen, maar ik kwam ook een paar d/t foutjes tegen en plekken waar een komma eigenlijk mooier was geweest dan helemaal geen komma. (:
Go on, ik ben benieuwd naar meer. :3
- Oh, Romy was me voor op misschien een minuut na, ga bij haar de foutjes maar na, haha. xd Ik was te lui om ze op te schrijven, maar gelukkig was Romy dat niet. xdd.
It's so hard to forget someone who gave you so much to remember. <3
Bedankt voor het verbeteren!
Stiekem heb ik het gewoon niet goed nagelezen
(Nee, ben echt niet lui hoor..
)
Stiekem heb ik het gewoon niet goed nagelezen


Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Het is geschreven in een mooi sierlijk handschrift, net zoals mijn naam op de envelop. Tegenwoordig heeft niemand meer zo een ouderwets handschrift. Dit kan onmogelijk van hem zijn, toch? Hij bestaat niet. Ik ken hem niet. Trillend stap ik in bad, hoewel het nog steeds erg heet water is krijg ik het niet warm. Van binnen voel ik me ijs en ijskoud.
De dag gaat te langzaam en ik kan alleen maar aan hem denken, verder aan niets anders. Ik zit de hele ochtend alleen op mijn kamer, me rot te vervelen. Mijn geschiedenisboeken liggen open geslagen op mijn bureau op een tekst die ik al honderd keer heb gelezen, maar nog steeds niet tot me doorgedrongen is.
Geen seconden is hij uit mijn gedachten. Hoe kan dit? vraag ik mezelf wel honderd keer af. De vraag blijft onbeantwoord. Voor mijn gevoel is het allang tien uur in de avond, maar het is nog maar net middag.
Alleen van het hongeringe gevoel in mijn maag weet ik dat ik wakker ben. Voor de rest voelt het alsof ik in een zwart gat ben beland. Maar dat hongerige gevoel houd me op de been, daarom eet ik niet. Ik moet en zal afvallen, dat is mijn levensdoel. Dan ben ik eindelijk geen vette varken meer.
'Waarom ga je niet iets doen, ga weg of zo,' moppert mijn vader.
Hij heeft altijd iets te zeuren. Sinds hij ontslagen is wordt het met de dag erger. Natuurlijk valt mijn moeder hem meteen bij.
'Ja, ga met Lisa weg, ze was hier vanochtend toch omdat briefje te brengen waarom is ze niet gebleven?'
Opgelaten haal ik mijn schouders op. Leugens pakken je later altijd terug, het werkt net als karma. Eerlijkheid duurt altijd het langst. Ik haat het dat de favoriete uitspraak van mijn moeder klopt.
'Welk briefje?'
Ik zucht boos 'Gewoon iets van een cijfer pap'. Waarom moet hij zich er weer mee bemoeien? Altijd moet hij het naadje van de kous weten. Het is zo irritant. Haastig trek ik mijn jas aan.
'Wat ga je nou weer doen?' vragen mijn ouders tegelijk.
Ik rol kwaad met mijn ogen. 'Naar Lisa natuurlijk'. Voordat mijn ouders nog iets kunnen zeggen ben ik al de deur uit. Eigenlijk wil ik helemaal niet naar Lisa. Ik slenter een beetje rond en ga op het bankje in het park zitten. De sneeuw is vroeg dit jaar het is pas eind oktober en er ligt al een dikke laag sneeuw. Ik veeg met mijn hand een dikke laag sneeuw weg, zodat ik niet op de sneeuw hoef te zitten. Ik huiver en trek de rits van mijn jas een beetje verder dicht. Ik haat het om te liegen tegen mijn ouders. Ik zit zolang stil dat mijn spieren stijf worden. Is dat briefje een grapje van een of andere gek? Dat zou wel heel toevallig zijn. Maar het kan ook niet zo zijn dat het van hem was, toch? Ik weet het niet. Ik besluit uiteindelijk om toch maar naar Lisa te gaan. Gewoon om de tijd te doden.
Op een rustig tempo loop ik naar Lisa haar huis. Ik loop onbewust een flink eind om.
'He! Kan je niet uitkijken, gek?’ Hoor ik een jongen roepen als ik oversteek.
Verschrikt kijk ik om. Ik was er niet bij met mijn gedachten. Maar als ik de jongen zie schrik ik nog erger. Het is de jongen! De jongen van mijn droom. Ik voelde de grond onder me weg zakken. Droom ik nog steeds? Er werd luid getoeterd en ik hoorde een paar mensen schreeuwen. Toen werd alles zwart.
De dag gaat te langzaam en ik kan alleen maar aan hem denken, verder aan niets anders. Ik zit de hele ochtend alleen op mijn kamer, me rot te vervelen. Mijn geschiedenisboeken liggen open geslagen op mijn bureau op een tekst die ik al honderd keer heb gelezen, maar nog steeds niet tot me doorgedrongen is.
Geen seconden is hij uit mijn gedachten. Hoe kan dit? vraag ik mezelf wel honderd keer af. De vraag blijft onbeantwoord. Voor mijn gevoel is het allang tien uur in de avond, maar het is nog maar net middag.
Alleen van het hongeringe gevoel in mijn maag weet ik dat ik wakker ben. Voor de rest voelt het alsof ik in een zwart gat ben beland. Maar dat hongerige gevoel houd me op de been, daarom eet ik niet. Ik moet en zal afvallen, dat is mijn levensdoel. Dan ben ik eindelijk geen vette varken meer.
'Waarom ga je niet iets doen, ga weg of zo,' moppert mijn vader.
Hij heeft altijd iets te zeuren. Sinds hij ontslagen is wordt het met de dag erger. Natuurlijk valt mijn moeder hem meteen bij.
'Ja, ga met Lisa weg, ze was hier vanochtend toch omdat briefje te brengen waarom is ze niet gebleven?'
Opgelaten haal ik mijn schouders op. Leugens pakken je later altijd terug, het werkt net als karma. Eerlijkheid duurt altijd het langst. Ik haat het dat de favoriete uitspraak van mijn moeder klopt.
'Welk briefje?'
Ik zucht boos 'Gewoon iets van een cijfer pap'. Waarom moet hij zich er weer mee bemoeien? Altijd moet hij het naadje van de kous weten. Het is zo irritant. Haastig trek ik mijn jas aan.
'Wat ga je nou weer doen?' vragen mijn ouders tegelijk.
Ik rol kwaad met mijn ogen. 'Naar Lisa natuurlijk'. Voordat mijn ouders nog iets kunnen zeggen ben ik al de deur uit. Eigenlijk wil ik helemaal niet naar Lisa. Ik slenter een beetje rond en ga op het bankje in het park zitten. De sneeuw is vroeg dit jaar het is pas eind oktober en er ligt al een dikke laag sneeuw. Ik veeg met mijn hand een dikke laag sneeuw weg, zodat ik niet op de sneeuw hoef te zitten. Ik huiver en trek de rits van mijn jas een beetje verder dicht. Ik haat het om te liegen tegen mijn ouders. Ik zit zolang stil dat mijn spieren stijf worden. Is dat briefje een grapje van een of andere gek? Dat zou wel heel toevallig zijn. Maar het kan ook niet zo zijn dat het van hem was, toch? Ik weet het niet. Ik besluit uiteindelijk om toch maar naar Lisa te gaan. Gewoon om de tijd te doden.
Op een rustig tempo loop ik naar Lisa haar huis. Ik loop onbewust een flink eind om.
'He! Kan je niet uitkijken, gek?’ Hoor ik een jongen roepen als ik oversteek.
Verschrikt kijk ik om. Ik was er niet bij met mijn gedachten. Maar als ik de jongen zie schrik ik nog erger. Het is de jongen! De jongen van mijn droom. Ik voelde de grond onder me weg zakken. Droom ik nog steeds? Er werd luid getoeterd en ik hoorde een paar mensen schreeuwen. Toen werd alles zwart.
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Grappig om te zien dat de spanning er meteen in het begin al in zit. Aantal typefoutjes gezien, maar die kan ik nu niet verbeteren. Lees op m'n mobiel. Is zo'n gedoe dan.
“When you play the game of thrones, you win or you die.”
Aankomende twee weken is er een kans dat ik minder post, omdat ik SE week heb (yay..)
Kritiek is welkom
In de verte hoor ik vaag wat stemmen die mijn naam schreeuwen. Ik probeer me erop te concentreren, maar dat lukte niet door een bonkende hoofdpijn die op kwam zetten.
‘Is ze flauw gevallen?’ hoorde ik een bekende stem zeggen.
Die bekende stem zorgt ervoor dat ik mijn ogen open doe. Het duurt even voordat het beeld voor mijn ogen scherp wordt en een steek gaat door mijn hoofd heen.
‘Chantal, je bent wakker!’.
Het duurt even voordat ik besef wat ik zie, maar dan besef ik dat het Lisa is die opgelucht aan het juichten is.
‘Wat is er gebeurd?’. Waarom herinner ik mij niets meer? Het laatste beeld dat ik me voor kan halen is dat ik overstak. Ben ik aangereden of gewoon flauw gevallen? Het duurt even voordat ik me realiseer wie ik als laatste heb gezien. Mijn droomjongen, alhoewel ik begin te twijfelen of hij wel een droomjongen is. Misschien is het eerder een jongen uit mijn nachtmerries. Waarom gaan we in elke droom dood? En nu dit ongeluk…
‘Je viel zomaar uit het niets flauw. Ik zag het vanuit mijn raam gebeuren. Heb je wel wat gegeten? Je ziet zo bleek en je bent de laatste tijd volgens mij afgevallen.’
Ik negeer de opmerking van het afvallen, maar stiekem ben ik er blij om dat ze het ziet. ‘Die jongen., waar is hij?’ fluister ik moeizaam.
Ik zie Lisa bezorgd naar mij kijken. ‘Welke jongen? Je was alleen. Ben je erg hard op je hoofd gevallen? Misschien heb je wel een hersenschudding, dat kan hoor.’
Heb ik het me dan verbeeld? Volgens mij word ik gek. Ik kreun even van pijn als ik opsta en het wordt even zwart voor mijn ogen.
‘Ik ben oke,’ zeg ik moeizaam.
'Niets ervan jij gaat mee naar de dokter,' antwoord Lisa echter vastberaden.
Ik probeer haar met enige moeite over te halen. De dokter zal misschien merken dat ik niets heb gegeten vandaag. En ik kan toch moeilijk vertellen dat ik tegen een jongen ben op gebotst die niemand heeft gezien?
'Oke, maar laat me je dan tenminste naar huis brengen.’
Met tegenzin stem ik in. Lisa ondersteund me terwijl we naar haar huis lopen om haar fiets te halen. 'Denk je dat het je lukt om achterop te gaan zitten?'
Ik kan horen dat Lisa echt geschrokken is. 'Natuurlijk lukt dat.’ Zonder moeite ging ik achterop zitten. 'Het gaat allang weer beter hoor,' zeg ik met een voorzichtige glimlach. Toch fietst Lisa extra voorzichtig. Na een lange tijd, het fietst niet zo gemakkelijk in de sneeuw, komen we bij mijn huis. Mijn moeder doet meteen de deur open.
'Gezellig dat je nog even langs komt Lisa.’
Pas nu ziet ze mij. 'Wat zie jij eruit, is er wat gebeurd?' .
Ik gebaar naar Lisa dat ze niks mag zeggen maar ze ziet het niet, of ze wil het niet zien. Ik wist wel dat ik het niet verborgen kon houden.
'Ze is flauw gevallen.’
'Ik krijg gewoon de griep, denk ik,' mompel ik maar. Gelukkig is mijn moeder niet het bezorgde type, alleen het nieuwsgierige type.
Lisa en ik lopen meteen de huiskamer in.
'Oh ja trouwens, gefeliciteerd met jullie cijfer, echt heel goed.’
Lisa trekt haar wenkbrauwen op en kijkt verbaasd naar mij.
'Welk,' maar voordat ze het woord cijfer kan zeggen trek ik haar mee naar boven.
'Waar heeft ze het over?'
Ik twijfel of ik het haar zal vertellen. Misschien verklaart ze me voor gek. En eigenlijk vind ik het wel spannend en wil ik het gewoon voor mezelf houden.
'Mijn ouders zeuren dat ik de laatste tijd zoveel onvoldoendes haalde dus ik heb verzonnen dat we een negen hadden voor een geschiedenisproject.’
Lisa glimlacht opgelucht. 'Dat had je toch wel kunnen vertellen gek.
Ik haal mijn schouders op, 'vergeten'.
Ik zag aan haar gezicht dat Lisa me niet geloofde. ‘Chantal, wat doe je de laatste tijd raar’. Lisa gaat op mijn bed zitten, en kijkt me doordringend aan.
‘Hoezo de laatste tijd,’ Stamel ik ongemakkelijk. Lisa is echt mijn beste vriendin maar zelfs aan haar kan ik dit geheim niet vertellen. Misschien ben ik wel gewoon gek.
‘Oke, als je het niet wil vertellen dan niet. Ik ga naar huis.’
Met tranen in mijn ogen zie ik hoe Lisa weg gaat. Het liefste wil ik haar tegen houden, alles vertellen. Het lijkt wel of ik versteend ben, ik kan helemaal niets doen.
Ik weet heus wel dat ik de laatste tijd raar doe. Lisa heeft al vaker een opmerking gemaakt dat ik te weinig eet. Maar ik kan het simpel weg niet opbrengen om te gaan eten, want ik ben te dik. Mijn beslissing dat ik moet afvallen staat vast.
Als ik de volgende dag eenmaal op school ben wil ik naar mijn vaste plek lopen naast Lisa. Al gauw zie ik dat er al iemand zit.
‘Lisa!’ roep ik.
Lisa kijkt me aan en slaat haar ogen neer. Het liefste wil ik in huilen uit barsten. Met opgeheven hoofd loop ik naar een plekje voor in de klas. Het enige plekje wat nog vrij is. Ik zit helemaal alleen. Wat een vernedering is dit zeg. Ik ben niet populair, maar toch heb ik altijd Lisa om naast te zitten. Dit is voor het eerst sinds jaren dat ik alleen zit en het voelt gewoon niet goed.
‘Jongens en meiden, ik wil jullie voorstellen aan een nieuwe leerling in jullie klas. Ik hoop dat jullie allemaal aardig voor hem zullen zijn. Ga maar naast Chantal zitten.’
Ook dat nog denk ik zuchtend. Stug blijf ik uit het raam kijken.
‘Hoi, ik ben Daniël.’
Voorzichtig draai ik me om. Mijn adem blijft steken in mijn keel. Het is hem!
Kritiek is welkom

In de verte hoor ik vaag wat stemmen die mijn naam schreeuwen. Ik probeer me erop te concentreren, maar dat lukte niet door een bonkende hoofdpijn die op kwam zetten.
‘Is ze flauw gevallen?’ hoorde ik een bekende stem zeggen.
Die bekende stem zorgt ervoor dat ik mijn ogen open doe. Het duurt even voordat het beeld voor mijn ogen scherp wordt en een steek gaat door mijn hoofd heen.
‘Chantal, je bent wakker!’.
Het duurt even voordat ik besef wat ik zie, maar dan besef ik dat het Lisa is die opgelucht aan het juichten is.
‘Wat is er gebeurd?’. Waarom herinner ik mij niets meer? Het laatste beeld dat ik me voor kan halen is dat ik overstak. Ben ik aangereden of gewoon flauw gevallen? Het duurt even voordat ik me realiseer wie ik als laatste heb gezien. Mijn droomjongen, alhoewel ik begin te twijfelen of hij wel een droomjongen is. Misschien is het eerder een jongen uit mijn nachtmerries. Waarom gaan we in elke droom dood? En nu dit ongeluk…
‘Je viel zomaar uit het niets flauw. Ik zag het vanuit mijn raam gebeuren. Heb je wel wat gegeten? Je ziet zo bleek en je bent de laatste tijd volgens mij afgevallen.’
Ik negeer de opmerking van het afvallen, maar stiekem ben ik er blij om dat ze het ziet. ‘Die jongen., waar is hij?’ fluister ik moeizaam.
Ik zie Lisa bezorgd naar mij kijken. ‘Welke jongen? Je was alleen. Ben je erg hard op je hoofd gevallen? Misschien heb je wel een hersenschudding, dat kan hoor.’
Heb ik het me dan verbeeld? Volgens mij word ik gek. Ik kreun even van pijn als ik opsta en het wordt even zwart voor mijn ogen.
‘Ik ben oke,’ zeg ik moeizaam.
'Niets ervan jij gaat mee naar de dokter,' antwoord Lisa echter vastberaden.
Ik probeer haar met enige moeite over te halen. De dokter zal misschien merken dat ik niets heb gegeten vandaag. En ik kan toch moeilijk vertellen dat ik tegen een jongen ben op gebotst die niemand heeft gezien?
'Oke, maar laat me je dan tenminste naar huis brengen.’
Met tegenzin stem ik in. Lisa ondersteund me terwijl we naar haar huis lopen om haar fiets te halen. 'Denk je dat het je lukt om achterop te gaan zitten?'
Ik kan horen dat Lisa echt geschrokken is. 'Natuurlijk lukt dat.’ Zonder moeite ging ik achterop zitten. 'Het gaat allang weer beter hoor,' zeg ik met een voorzichtige glimlach. Toch fietst Lisa extra voorzichtig. Na een lange tijd, het fietst niet zo gemakkelijk in de sneeuw, komen we bij mijn huis. Mijn moeder doet meteen de deur open.
'Gezellig dat je nog even langs komt Lisa.’
Pas nu ziet ze mij. 'Wat zie jij eruit, is er wat gebeurd?' .
Ik gebaar naar Lisa dat ze niks mag zeggen maar ze ziet het niet, of ze wil het niet zien. Ik wist wel dat ik het niet verborgen kon houden.
'Ze is flauw gevallen.’
'Ik krijg gewoon de griep, denk ik,' mompel ik maar. Gelukkig is mijn moeder niet het bezorgde type, alleen het nieuwsgierige type.
Lisa en ik lopen meteen de huiskamer in.
'Oh ja trouwens, gefeliciteerd met jullie cijfer, echt heel goed.’
Lisa trekt haar wenkbrauwen op en kijkt verbaasd naar mij.
'Welk,' maar voordat ze het woord cijfer kan zeggen trek ik haar mee naar boven.
'Waar heeft ze het over?'
Ik twijfel of ik het haar zal vertellen. Misschien verklaart ze me voor gek. En eigenlijk vind ik het wel spannend en wil ik het gewoon voor mezelf houden.
'Mijn ouders zeuren dat ik de laatste tijd zoveel onvoldoendes haalde dus ik heb verzonnen dat we een negen hadden voor een geschiedenisproject.’
Lisa glimlacht opgelucht. 'Dat had je toch wel kunnen vertellen gek.
Ik haal mijn schouders op, 'vergeten'.
Ik zag aan haar gezicht dat Lisa me niet geloofde. ‘Chantal, wat doe je de laatste tijd raar’. Lisa gaat op mijn bed zitten, en kijkt me doordringend aan.
‘Hoezo de laatste tijd,’ Stamel ik ongemakkelijk. Lisa is echt mijn beste vriendin maar zelfs aan haar kan ik dit geheim niet vertellen. Misschien ben ik wel gewoon gek.
‘Oke, als je het niet wil vertellen dan niet. Ik ga naar huis.’
Met tranen in mijn ogen zie ik hoe Lisa weg gaat. Het liefste wil ik haar tegen houden, alles vertellen. Het lijkt wel of ik versteend ben, ik kan helemaal niets doen.
Ik weet heus wel dat ik de laatste tijd raar doe. Lisa heeft al vaker een opmerking gemaakt dat ik te weinig eet. Maar ik kan het simpel weg niet opbrengen om te gaan eten, want ik ben te dik. Mijn beslissing dat ik moet afvallen staat vast.
Als ik de volgende dag eenmaal op school ben wil ik naar mijn vaste plek lopen naast Lisa. Al gauw zie ik dat er al iemand zit.
‘Lisa!’ roep ik.
Lisa kijkt me aan en slaat haar ogen neer. Het liefste wil ik in huilen uit barsten. Met opgeheven hoofd loop ik naar een plekje voor in de klas. Het enige plekje wat nog vrij is. Ik zit helemaal alleen. Wat een vernedering is dit zeg. Ik ben niet populair, maar toch heb ik altijd Lisa om naast te zitten. Dit is voor het eerst sinds jaren dat ik alleen zit en het voelt gewoon niet goed.
‘Jongens en meiden, ik wil jullie voorstellen aan een nieuwe leerling in jullie klas. Ik hoop dat jullie allemaal aardig voor hem zullen zijn. Ga maar naast Chantal zitten.’
Ook dat nog denk ik zuchtend. Stug blijf ik uit het raam kijken.
‘Hoi, ik ben Daniël.’
Voorzichtig draai ik me om. Mijn adem blijft steken in mijn keel. Het is hem!
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
‘Wat doe jij hier?’ vraag ik sissend.
Daniël kijkt verbaasd. ‘Aangenaam kennis te maken,’ mompelt hij.
Opeens word ik woest. Wie denkt Daniël wel niet wie hij is? Hoe durft hij zomaar mijn leven in de war te gooien. Door hem heb ik ruzie met Lisa! Door hem ben ik aangereden of wat er dan ook gebeurd mag zijn.
‘Rot op.’
Helaas voor mij hoort de leraar mijn laatste woorden. ‘Chantal, dat is niet wat ik bedoelde met aardig doen. Sorry Daniël, Chantal is een apart geval.’
Daniël glimlacht voorzichtig. Apart geval, tss wie stoort er in mijn dromen? Juist, als er iemand een apart geval is dan is het Daniël wel.
‘Jullie gaan vandaag samenwerken voor een geschiedenisproject. Deze keer kiezen jullie niet zelf de groepjes. Jullie werken samen met degene die naast je zit.’
Meneer Carter kijkt doordringend naar mij. Fijn, hij doet dit vast express. Nu moet ik nog ‘gezellig’ met hem gaan samenwerken ook.
Daniël kijkt me vragend aan. ‘Waar wil je het over hebben?’.
‘Weet ik veel, kies jij maar een onderwerp.
‘Chantal, doe niet zo vervelend. Ik weet niet wat je tegen me hebt maar ik heb je nooit wat aangedaan. Ik ken je niet eens, net zoals dat jij mij niet kent. Dus, doe gewoon normaal tegen me. Vrienden hoeven we niet te worden hoor, wees maar niet bang.’
Boos draai ik naar hem toe. Meteen vergeet ik wat ik wilde zeggen. Ik verdrink in zijn prachtige blauwe ogen. Ik besluit ik dat ik aardig tegen hem ga doen. Hij kan er tenslotte ook niets aan doen dat ik over hem droom. Ik besef wel hoe eng het is, ik droomde over iemand die ik niet kende. Nu zit ik naast hem.
‘Oke laat maar. Zullen we het houden over de geschiedenis van onze familie?’
Daniël kijkt bedenkelijk, maar knikt dan toch. ‘Kan ik dan naar school met je afspreken om alles te regelen?’
De bel gaat voor de volgende les. ‘Ik kom wel naar jou toe.’
Voor ik iets terug kan zeggen is hij al weg. Ik moet hem nog mijn adres geven. Snel ga ik achter hem aan.
Als ik eenmaal in de gang ben aangekomen is hij al weg. Ik kijk nog even rond maar iedereen loopt door elkaar, ik vind hem nooit meer. Die gedachte doet me zo een pijn dat ik meteen aan iets anders denk. Niet dat ik iets leuks heb om te denken. Thuis is het een puinhoop, mijn ouders doen al de hele week chagrijnig. En niet te vergeten die ruzie met Lisa.
Rustig loop ik verder naar Nederlands. Ik kom als laatste het lokaal binnen. Zoekend kijk ik naar een lege plek, Lisa zit weer naast iemand anders. Mijn moeder heeft al vaker gezegd dat ik meer vriendinnen moest hebben dan alleen Lisa. Dat blijkt nu wel weer.
Verdrietig loop ik naar een plekje waar verder niemand zit, weer vooraan de klas. Daniël is er niet, zou hij al naar huis zijn? Dromerig staar ik voor me uit. Ik pak meteen mijn schetsboek. Ik probeer zoals altijd zijn knalblauwe ogen, zo blauw als de zee voor me te halen. Aarzelend zet ik de punt van mijn potlood op papier. Voorzichtig teken ik zijn oog. De rest van zijn perfecte gezicht volgt al snel. Halflang blond haar, kuiltjes in zijn wangen als hij lacht...
‘Chantal de Jong, is dat iets wat je met ons wil delen?’.
In eerste instantie weet ik niet waar ze het over heeft. Ik herinner me niet eens waar ik ben. Ik kom pas weer bij de realiteit als ze mijn tekening wil pakken.
‘Nee, danku.’ Zo snel als ik kan pak ik de tekening af en stop het in mijn schetsboek. De hele klas staart me nieuwsgierig aan, met een rood hoofd begin ik aan het huiswerk.
Nadat de laatste bel is gegaan fiets ik zo snel mogelijk naar huis. Ik neem niet eens de moeite om op Lisa te wachten om samen te fietsen, zoals we normaal gesproken doen.
Ik zet mijn fiets in de schuur, die overigens propvol staat, en loop naar binnen.
‘Mama? Papa?’ schreeuw ik.
Ik moet iemand hebben om mee te praten, ik heb het gevoel alsof ik gek word. Opeens valt mijn oog op een notitieblaadje die op de tafel ligt. "Wij zijn naar een uitje van ons werk, we komen pas laat terug, er staat eten in de koelkast."
Nou dat eten blijft er mooi staan. Altijd als mijn ouders weg zijn staat er iets ongezonds in de koelkast, omdat ze hun afwezigheid willen goed maken. Maar deze keer hoef ik niets, later neem ik wel een appel.
Fijn, ben ik gezellig alleen. Peinzend loop ik naar mijn kamer om huiswerk te maken. Hoe moet ik nou beginnen met het geschiedenis project van mij en Daniël? Als ik mijn kamer in wil lopen krijg ik de schrik van mijn leven. De deur staat open, terwijl ik honderd procent zeker weet dat ik hem gesloten heb. Ik sluit mijn deur altijd.
Ik hoor ook de aanwezigheid van een persoon. Ik pak een voorwerp wat het dichtste bij in de buurt ligt. Gillend ren ik naar de persoon en sla hem met het boek dat ik gepakt heb.
‘Chantal, rustig ik ben het!’.
Ik luister niet waardoor ik niet besef hoe raar het is dat hij mijn naam weet.
‘Chantal stop!’. De inbreker pakt stevig mijn armen beet. ‘Kijk me aan.’
Voorzichtig open ik mijn ogen, terwijl ik niet eens had gemerkt dat ik ze had gesloten. Dan kijk ik recht in het gezicht van Daniël.
Daniël kijkt verbaasd. ‘Aangenaam kennis te maken,’ mompelt hij.
Opeens word ik woest. Wie denkt Daniël wel niet wie hij is? Hoe durft hij zomaar mijn leven in de war te gooien. Door hem heb ik ruzie met Lisa! Door hem ben ik aangereden of wat er dan ook gebeurd mag zijn.
‘Rot op.’
Helaas voor mij hoort de leraar mijn laatste woorden. ‘Chantal, dat is niet wat ik bedoelde met aardig doen. Sorry Daniël, Chantal is een apart geval.’
Daniël glimlacht voorzichtig. Apart geval, tss wie stoort er in mijn dromen? Juist, als er iemand een apart geval is dan is het Daniël wel.
‘Jullie gaan vandaag samenwerken voor een geschiedenisproject. Deze keer kiezen jullie niet zelf de groepjes. Jullie werken samen met degene die naast je zit.’
Meneer Carter kijkt doordringend naar mij. Fijn, hij doet dit vast express. Nu moet ik nog ‘gezellig’ met hem gaan samenwerken ook.
Daniël kijkt me vragend aan. ‘Waar wil je het over hebben?’.
‘Weet ik veel, kies jij maar een onderwerp.
‘Chantal, doe niet zo vervelend. Ik weet niet wat je tegen me hebt maar ik heb je nooit wat aangedaan. Ik ken je niet eens, net zoals dat jij mij niet kent. Dus, doe gewoon normaal tegen me. Vrienden hoeven we niet te worden hoor, wees maar niet bang.’
Boos draai ik naar hem toe. Meteen vergeet ik wat ik wilde zeggen. Ik verdrink in zijn prachtige blauwe ogen. Ik besluit ik dat ik aardig tegen hem ga doen. Hij kan er tenslotte ook niets aan doen dat ik over hem droom. Ik besef wel hoe eng het is, ik droomde over iemand die ik niet kende. Nu zit ik naast hem.
‘Oke laat maar. Zullen we het houden over de geschiedenis van onze familie?’
Daniël kijkt bedenkelijk, maar knikt dan toch. ‘Kan ik dan naar school met je afspreken om alles te regelen?’
De bel gaat voor de volgende les. ‘Ik kom wel naar jou toe.’
Voor ik iets terug kan zeggen is hij al weg. Ik moet hem nog mijn adres geven. Snel ga ik achter hem aan.
Als ik eenmaal in de gang ben aangekomen is hij al weg. Ik kijk nog even rond maar iedereen loopt door elkaar, ik vind hem nooit meer. Die gedachte doet me zo een pijn dat ik meteen aan iets anders denk. Niet dat ik iets leuks heb om te denken. Thuis is het een puinhoop, mijn ouders doen al de hele week chagrijnig. En niet te vergeten die ruzie met Lisa.
Rustig loop ik verder naar Nederlands. Ik kom als laatste het lokaal binnen. Zoekend kijk ik naar een lege plek, Lisa zit weer naast iemand anders. Mijn moeder heeft al vaker gezegd dat ik meer vriendinnen moest hebben dan alleen Lisa. Dat blijkt nu wel weer.
Verdrietig loop ik naar een plekje waar verder niemand zit, weer vooraan de klas. Daniël is er niet, zou hij al naar huis zijn? Dromerig staar ik voor me uit. Ik pak meteen mijn schetsboek. Ik probeer zoals altijd zijn knalblauwe ogen, zo blauw als de zee voor me te halen. Aarzelend zet ik de punt van mijn potlood op papier. Voorzichtig teken ik zijn oog. De rest van zijn perfecte gezicht volgt al snel. Halflang blond haar, kuiltjes in zijn wangen als hij lacht...
‘Chantal de Jong, is dat iets wat je met ons wil delen?’.
In eerste instantie weet ik niet waar ze het over heeft. Ik herinner me niet eens waar ik ben. Ik kom pas weer bij de realiteit als ze mijn tekening wil pakken.
‘Nee, danku.’ Zo snel als ik kan pak ik de tekening af en stop het in mijn schetsboek. De hele klas staart me nieuwsgierig aan, met een rood hoofd begin ik aan het huiswerk.
Nadat de laatste bel is gegaan fiets ik zo snel mogelijk naar huis. Ik neem niet eens de moeite om op Lisa te wachten om samen te fietsen, zoals we normaal gesproken doen.
Ik zet mijn fiets in de schuur, die overigens propvol staat, en loop naar binnen.
‘Mama? Papa?’ schreeuw ik.
Ik moet iemand hebben om mee te praten, ik heb het gevoel alsof ik gek word. Opeens valt mijn oog op een notitieblaadje die op de tafel ligt. "Wij zijn naar een uitje van ons werk, we komen pas laat terug, er staat eten in de koelkast."
Nou dat eten blijft er mooi staan. Altijd als mijn ouders weg zijn staat er iets ongezonds in de koelkast, omdat ze hun afwezigheid willen goed maken. Maar deze keer hoef ik niets, later neem ik wel een appel.
Fijn, ben ik gezellig alleen. Peinzend loop ik naar mijn kamer om huiswerk te maken. Hoe moet ik nou beginnen met het geschiedenis project van mij en Daniël? Als ik mijn kamer in wil lopen krijg ik de schrik van mijn leven. De deur staat open, terwijl ik honderd procent zeker weet dat ik hem gesloten heb. Ik sluit mijn deur altijd.
Ik hoor ook de aanwezigheid van een persoon. Ik pak een voorwerp wat het dichtste bij in de buurt ligt. Gillend ren ik naar de persoon en sla hem met het boek dat ik gepakt heb.
‘Chantal, rustig ik ben het!’.
Ik luister niet waardoor ik niet besef hoe raar het is dat hij mijn naam weet.
‘Chantal stop!’. De inbreker pakt stevig mijn armen beet. ‘Kijk me aan.’
Voorzichtig open ik mijn ogen, terwijl ik niet eens had gemerkt dat ik ze had gesloten. Dan kijk ik recht in het gezicht van Daniël.
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Even snel geschreven tussen het leren van mijn Frans..
Amusez-vous!
‘Wat doe jij hier?’ vraag ik verbaasd.
Daniël trekt zijn mond in een halve glimlach, wat is hij knap!
‘Je hebt me zelf uitgenodigd Chantal de Jong.’
Normaal irriteer ik me als iemand me bij mijn achternaam noemt, bij hem klinkt het lief. Al zou ik liever willen dat ik zijn achternaam achter mijn naam kon zetten. Shit, ben ik al zo ver heen? Ik ken hem nauwelijks en ik mag ook niet verliefd op hem worden.
‘Ik... Ik heb je niet verteld waar ik woon.’
Daniël kijkt me doordringend aan. ‘Dat heb je wel en ik zag dat je nog niet thuis was dus pakte ik de sleutel die onder de bloempot ligt. Bijna iedereen heeft een reservesleutel ergens in de buurt van de huisdeur liggen.’ Daniël lacht schaapachtig.
Heb ik hem mijn adres verteld? Waarom herinner ik me daar niets van? ‘Uh, nou oke laten we dan maar beginnen.’
Daniël wijst trost naar de computer. ‘Kijk, ik heb al wat informatie opgezocht. We moeten proberen om zo ver mogelijk onze stamboom door te zoeken. In de bibliotheek hebben ze vast wel geboorteaktes.’
Snel lees ik wat hij heeft opgeschreven. Hm, Daniël Brouwer. Brouwer… Chantal Brouwer. Oh nee hé! Ik heb meer gevoelens voor hem dan ik dacht. Ik zet zijn achternaam al bij die van mij. Opeens bukt Daniël om een papiertje op te pakken. Al snel herken ik mijn tekening, van hem. Ik had het getekend toen ik hem nog niet kende, maar het is duidelijk Daniël.
Daniël kijkt me onderzoekend aan ‘Ben ik dit?’.
Ik weet dat ik het niet kan ontkennen. ‘Uh ja’. Beschamend kijk ik hem aan.
Ik voel dat mijn wangen vuurrood worden. Ik hoop dat hij het niet ziet!
‘Maar hoe kan dit? Je kent me pas sinds vanmiddag, hoe kan je deze tekening dan al gemaakt hebben?.
Mijn gedachten gaan razendsnel. Ik moet snel een smoesje verzinnen! Smoesjes verzinnen is nooit mijn sterkste kant geweest.
‘Ik ben na geschiedenis meteen naar huis gegaan. Ik kreeg je niet uit mijn hoofd. Ik moest je tekenen,’ breng ik na een tijdje stamelend uit.
Daniël schud zijn hoofd. Ik ben bang voor zijn reactie. Misschien wil die niets meer met zo een gek als ik te maken hebben.
‘Het spijt me,’ fluister ik met tranen in mijn ogen.
Ik weet niet wat mij spijt, het voelt gewoon goed om te zeggen. Daniël kijkt me boos aan. Zie je wel, hij haat me nu al. Wat een goed mens ben ik. Ik ben in twee dagen een vriendin verloren. Nu wil iemand vrienden worden en verpest ik het alweer.
Daniël pakt mijn polsen beet. ‘Chantal luister goed. Dit is niet jouw schuld, ik ben al te ver gegaan. Het spijt me ik wou… Laat maar.’
Voordat ik uit kan uitbrengen is hij al weg. Ik hoor de deur keihard dichtslaan. Hoe bedoelt hij, ik ben al te ver gegaan? Hij heeft toch helemaal niets gedaan? Het liefste wil ik meteen Lisa bellen om naar haar mening te vragen. Dit moet ik alleen oplossen. Ik begin morgen meteen, Er moet toch iemand zijn die Daniël rond leid? En laat ik nou toevallig heel behulpzaam zijn. Opeens zie ik een prop papier op de grond liggen. Huh? Dit is toch niet mijn tekening. Die tekening heeft Daniël nog steeds. Als ik het papiertje openvouw zie ik dat het een meisje is. Ik rol de tekening helemaal uit. Tot mijn grote verbazing herken ik haar. Degene die op de tekening staat ben ik.
Amusez-vous!
‘Wat doe jij hier?’ vraag ik verbaasd.
Daniël trekt zijn mond in een halve glimlach, wat is hij knap!
‘Je hebt me zelf uitgenodigd Chantal de Jong.’
Normaal irriteer ik me als iemand me bij mijn achternaam noemt, bij hem klinkt het lief. Al zou ik liever willen dat ik zijn achternaam achter mijn naam kon zetten. Shit, ben ik al zo ver heen? Ik ken hem nauwelijks en ik mag ook niet verliefd op hem worden.
‘Ik... Ik heb je niet verteld waar ik woon.’
Daniël kijkt me doordringend aan. ‘Dat heb je wel en ik zag dat je nog niet thuis was dus pakte ik de sleutel die onder de bloempot ligt. Bijna iedereen heeft een reservesleutel ergens in de buurt van de huisdeur liggen.’ Daniël lacht schaapachtig.
Heb ik hem mijn adres verteld? Waarom herinner ik me daar niets van? ‘Uh, nou oke laten we dan maar beginnen.’
Daniël wijst trost naar de computer. ‘Kijk, ik heb al wat informatie opgezocht. We moeten proberen om zo ver mogelijk onze stamboom door te zoeken. In de bibliotheek hebben ze vast wel geboorteaktes.’
Snel lees ik wat hij heeft opgeschreven. Hm, Daniël Brouwer. Brouwer… Chantal Brouwer. Oh nee hé! Ik heb meer gevoelens voor hem dan ik dacht. Ik zet zijn achternaam al bij die van mij. Opeens bukt Daniël om een papiertje op te pakken. Al snel herken ik mijn tekening, van hem. Ik had het getekend toen ik hem nog niet kende, maar het is duidelijk Daniël.
Daniël kijkt me onderzoekend aan ‘Ben ik dit?’.
Ik weet dat ik het niet kan ontkennen. ‘Uh ja’. Beschamend kijk ik hem aan.
Ik voel dat mijn wangen vuurrood worden. Ik hoop dat hij het niet ziet!
‘Maar hoe kan dit? Je kent me pas sinds vanmiddag, hoe kan je deze tekening dan al gemaakt hebben?.
Mijn gedachten gaan razendsnel. Ik moet snel een smoesje verzinnen! Smoesjes verzinnen is nooit mijn sterkste kant geweest.
‘Ik ben na geschiedenis meteen naar huis gegaan. Ik kreeg je niet uit mijn hoofd. Ik moest je tekenen,’ breng ik na een tijdje stamelend uit.
Daniël schud zijn hoofd. Ik ben bang voor zijn reactie. Misschien wil die niets meer met zo een gek als ik te maken hebben.
‘Het spijt me,’ fluister ik met tranen in mijn ogen.
Ik weet niet wat mij spijt, het voelt gewoon goed om te zeggen. Daniël kijkt me boos aan. Zie je wel, hij haat me nu al. Wat een goed mens ben ik. Ik ben in twee dagen een vriendin verloren. Nu wil iemand vrienden worden en verpest ik het alweer.
Daniël pakt mijn polsen beet. ‘Chantal luister goed. Dit is niet jouw schuld, ik ben al te ver gegaan. Het spijt me ik wou… Laat maar.’
Voordat ik uit kan uitbrengen is hij al weg. Ik hoor de deur keihard dichtslaan. Hoe bedoelt hij, ik ben al te ver gegaan? Hij heeft toch helemaal niets gedaan? Het liefste wil ik meteen Lisa bellen om naar haar mening te vragen. Dit moet ik alleen oplossen. Ik begin morgen meteen, Er moet toch iemand zijn die Daniël rond leid? En laat ik nou toevallig heel behulpzaam zijn. Opeens zie ik een prop papier op de grond liggen. Huh? Dit is toch niet mijn tekening. Die tekening heeft Daniël nog steeds. Als ik het papiertje openvouw zie ik dat het een meisje is. Ik rol de tekening helemaal uit. Tot mijn grote verbazing herken ik haar. Degene die op de tekening staat ben ik.
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Reacties zijn nog steeds welkom Mijn verbazing stijgt als ik zie hoeveel ik op haar lijk. Toch zijn er verschillen tussen dat meisje en mij. Niet dat het slecht is getekend, ik lijk... uit een andere tijd te komen. Ik heb een zwarte jurk aan en een roos door mijn haar. Mijn haar golft over mijn schouders, in tegenstelling tot mijn steile haar nu.
Ik wil Daniël bellen, maar ik heb zijn nummer niet. Na een blik op ons geschiedenisproject weet ik wat me te doen staat. Ik moet naar de bibliotheek.
Ik wil mijn fiets zo snel mogelijk pakken omdat ik haast heb. Helaas lukt het niet omdat alle spullen in de weg staan.
‘Verdomme,’ vloek ik.
‘Wat is er?’.
Van schrik laat ik mijn fiets uit mijn handen vallen. Daniël? Denk ik hoopvol. Maar als ik achter me kijk staat mijn vader.
‘Ook goedemiddag,’ mompel ik. Mijn vader moet lachen als hij ziet waar ik mee bezig ben.
‘Laat mij maar’. Hij tilt in één beweging mijn fiets uit de schuur. ‘Waar ga je eigenlijk heen?’.
‘Naar de bibliotheek voor een geschiedenisproject.
‘Met Lisa?’ Vraagt mijn vader, normaal werk ik altijd met Lisa samen.
’Uh, ja,’ lieg ik.
‘Oke veel plezier.’
Ik weet niet wat hij onder plezier verstaat, maar een geschiedenisproject vind ik geen plezier.
Normaal is het tien minuten fietsen naar de bibliotheek, ik fiets het in vijf minuten. Hijgend kom ik binnen. Ik voel mijn spieren branden en het voelt heerlijk. Er zitten geen vieze calorien in min lijf, waardoor ik me schoon voel.
Het is rustig, op mij na zit er maar één andere jongen. Als ik goed kijk zie ik dat hij huilt. Hij tilt zijn gezicht een beetje op. Mijn adem stokt in mijn keel, het is Daniël. Hij duikt ook elke keer op, straks denkt hij nog dat ik hem volg. Jammer genoeg kan ik hem niet beschuligen van stalken aangezien hij hier eerst was.
Het doet me pijn om te zien dat hij verdriet heeft. Is het mijn schuld? Ik heb toch niets verkeerd gedaan? Ik wil naar hem toe lopen, een arm over zijn schouder zijn. Ik kan alleen maar versteend blijven kijken, alsof ik geen hart heb. Is hij verliefd op mij? Ben ik verliefd op hem? Wat heb ik hem aangedaan? Al die vragen spoken door mijn hoofd. Niets op dit moment is belangrijker dan Daniël. Ik weet nog niet hoe, maar ik weet het zeker. Ik ga achter zijn geheim komen. Ons geheim, alleen mis ik mijn deel.
***
‘Chantal, moet je niets eten?’ vraagt mijn moeder de volgende ochtend.
Zuchtend haal ik mijn schouders op. Het kan me niets meer schelen. Het enige wat ik wil, wie ik wil, is Daniël. Ik krijg hem maar niet uit mijn hoofd. Ik heb uren naar hem lopen kijken in de bibliotheek. Hij heeft lang voor zich uit zitten staren, met enkele huilbuien tussendoor. Nog nooit heb ik liever gewild dat ik iemands gedachten kan lezen. Precies op dat moment gaat de bel. Ik veer overeind, zou het Daniël zijn?.
Ik trek een sprintje naar de voordeur. Mijn humeur betrekt als ik Lisa zie.
‘Oh, jij bent het.’ Ik laat de deur achter me open en loop naar mijn slaapkamer. Lisa volgt me zachtjes.
‘Chantal, sorry we moeten praten.’
Voor de tweede keer die dag haal ik mijn schouders op.
‘Hoezo?’ vraag ik onverschillig. Behandel ik Lisa te hard? Zij heeft me laten vallen toen ik haar het meeste nodig had.
‘Chantal, kom op ik wil je niet kwijt.’
Stug blijf ik voor me uit kijken.
‘Jij hebt mij laten vallen, ik jou niet. ‘Het spijt me.’ Ik zie dat Lisa het al echt meent. Mokkend geef ik het toe.
‘Geeft niets,’ zeg ik zacht.
Het voelt prettig om weer samen met Lisa naar school te fietsen. Het is vertrouwd.
Als we eenmaal in de klas zitten kan ik het niet over mijn hart verkrijgen om Daniël alleen te laten zitten. Ik wil ook meteen naar mijn plek naast Daniël lopen. Lisa houd me tegen
‘Wat doe jij nou weer gek? Alles is toch goed? We kunnen weer gewoon naast elkaar zitten hoor.’
Op het moment dat ik wil toegeven dat ik naast Daniël wil zitten, komt hij bij ons staan.
‘Lisa heeft gelijk. Ik vind het niet erg.’
Ik merk dat hij me helemaal niet aankijkt. Hij ontwijkt mijn blik.
‘Mooi zo.’ Lisa trekt me mee naar haar plek. Wat is er met Daniël? Waarom doet hij zo afstandelijk? Ik moet met hem praten. Vandaag nog.
In de kantine wil ik meteen mijn plan uitvoeren. Lisa heb ik met een smoesje weggelokt.
‘Daniël, zullen we even praten?’
Daniël kijkt verschrikt op. ‘Waarover?’ mompelt hij stug.
‘Ik heb je tekening gister gezien,’ beken ik maar meteen.
Daniël wordt rood, hij is schattig als hij bloost. Ik vind hem zo leuk, ik ben nog nooit verliefd geweest. Nooit snapte ik waar Lisa het over had, nu kan ik erover mee praten. Het is geweldig. Tenminste als hij ook wat voor jou voelt. Bij Daniël weet ik dat niet zeker. Ik schrik op uit gedachten als Daniël me bij mijn schouder mee pakt.
‘Niet hier,’ sist hij tegen me.
Hij brengt me naar de bibliotheek. ‘Goed, wie ik getekend heb… ben jij niet. Je lijkt er hooguit op. Zag je de verschillen dan niet?’. Daniël kijkt me doordringend aan.
Als ik wil protesteren legt hij zijn vinger zachtjes op mijn lippen.
‘Ssst,’ sust hij me. ‘Geloof me nou maar, dat is beter.’
Met tranen in mijn ogen kijk ik hem aan. Wat is er met hem? Met ons? Wat is de reden dat hij moest huilen?
‘Gaan we wel verder met ons project?’
Daniël glimlacht. ‘Na school, zelfde tijd, zelfde plek. Ik zie je daar.’
Daniël loopt weg. Vol met gedachten blijf ik zitten. Hoopvol loop ik na de laatste bel naar huis. Nee, ik loop niet ik ren. Mijn fiets zet ik naast de schuur neer, ik wil geen tijd verspillen. Ik weet dat ik alleen thuis ben. Mijn ouders werken altijd tot zes uur. Als ik binnen kom gaat gelijk de telefoon. Verbaasd neem ik op.
‘Hallo?’ vraag ik.
‘Chantal met mij, het wordt vanavond wat later papa en ik moeten allebei overwerken. Je kunt altijd naar Lisa gaan.’ Hoor ik de opgewekte stem van mijn moeder zeggen.
‘Nee, mam dat hoeft niet, een jongen van school is hier voor een geschiedenisproject,’ antwoord ik glimlachend.
‘Wie is het?’ Wat gek, mijn moeder klinkt achterdochtig.
‘Daniël,’ zucht ik.
‘Daniël wie?’.
In mijn geheugen zoek ik naar zijn achternaam. ‘Brouwer,’ zeg ik opgelucht omdat ik het me herinner.
‘Geen sprake van Chantal,’ roept mijn moeder uit.
‘Huh waarom niet? Het is toch gewoon voor school?’ antwoord ik geïrriteerd.
‘Chantal nee! Ik moet werken we hebben het er later nog wel over.’ Net als ik nog iets wil zeggen hangt ze op.
Ik wil Daniël bellen, maar ik heb zijn nummer niet. Na een blik op ons geschiedenisproject weet ik wat me te doen staat. Ik moet naar de bibliotheek.
Ik wil mijn fiets zo snel mogelijk pakken omdat ik haast heb. Helaas lukt het niet omdat alle spullen in de weg staan.
‘Verdomme,’ vloek ik.
‘Wat is er?’.
Van schrik laat ik mijn fiets uit mijn handen vallen. Daniël? Denk ik hoopvol. Maar als ik achter me kijk staat mijn vader.
‘Ook goedemiddag,’ mompel ik. Mijn vader moet lachen als hij ziet waar ik mee bezig ben.
‘Laat mij maar’. Hij tilt in één beweging mijn fiets uit de schuur. ‘Waar ga je eigenlijk heen?’.
‘Naar de bibliotheek voor een geschiedenisproject.
‘Met Lisa?’ Vraagt mijn vader, normaal werk ik altijd met Lisa samen.
’Uh, ja,’ lieg ik.
‘Oke veel plezier.’
Ik weet niet wat hij onder plezier verstaat, maar een geschiedenisproject vind ik geen plezier.
Normaal is het tien minuten fietsen naar de bibliotheek, ik fiets het in vijf minuten. Hijgend kom ik binnen. Ik voel mijn spieren branden en het voelt heerlijk. Er zitten geen vieze calorien in min lijf, waardoor ik me schoon voel.
Het is rustig, op mij na zit er maar één andere jongen. Als ik goed kijk zie ik dat hij huilt. Hij tilt zijn gezicht een beetje op. Mijn adem stokt in mijn keel, het is Daniël. Hij duikt ook elke keer op, straks denkt hij nog dat ik hem volg. Jammer genoeg kan ik hem niet beschuligen van stalken aangezien hij hier eerst was.
Het doet me pijn om te zien dat hij verdriet heeft. Is het mijn schuld? Ik heb toch niets verkeerd gedaan? Ik wil naar hem toe lopen, een arm over zijn schouder zijn. Ik kan alleen maar versteend blijven kijken, alsof ik geen hart heb. Is hij verliefd op mij? Ben ik verliefd op hem? Wat heb ik hem aangedaan? Al die vragen spoken door mijn hoofd. Niets op dit moment is belangrijker dan Daniël. Ik weet nog niet hoe, maar ik weet het zeker. Ik ga achter zijn geheim komen. Ons geheim, alleen mis ik mijn deel.
***
‘Chantal, moet je niets eten?’ vraagt mijn moeder de volgende ochtend.
Zuchtend haal ik mijn schouders op. Het kan me niets meer schelen. Het enige wat ik wil, wie ik wil, is Daniël. Ik krijg hem maar niet uit mijn hoofd. Ik heb uren naar hem lopen kijken in de bibliotheek. Hij heeft lang voor zich uit zitten staren, met enkele huilbuien tussendoor. Nog nooit heb ik liever gewild dat ik iemands gedachten kan lezen. Precies op dat moment gaat de bel. Ik veer overeind, zou het Daniël zijn?.
Ik trek een sprintje naar de voordeur. Mijn humeur betrekt als ik Lisa zie.
‘Oh, jij bent het.’ Ik laat de deur achter me open en loop naar mijn slaapkamer. Lisa volgt me zachtjes.
‘Chantal, sorry we moeten praten.’
Voor de tweede keer die dag haal ik mijn schouders op.
‘Hoezo?’ vraag ik onverschillig. Behandel ik Lisa te hard? Zij heeft me laten vallen toen ik haar het meeste nodig had.
‘Chantal, kom op ik wil je niet kwijt.’
Stug blijf ik voor me uit kijken.
‘Jij hebt mij laten vallen, ik jou niet. ‘Het spijt me.’ Ik zie dat Lisa het al echt meent. Mokkend geef ik het toe.
‘Geeft niets,’ zeg ik zacht.
Het voelt prettig om weer samen met Lisa naar school te fietsen. Het is vertrouwd.
Als we eenmaal in de klas zitten kan ik het niet over mijn hart verkrijgen om Daniël alleen te laten zitten. Ik wil ook meteen naar mijn plek naast Daniël lopen. Lisa houd me tegen
‘Wat doe jij nou weer gek? Alles is toch goed? We kunnen weer gewoon naast elkaar zitten hoor.’
Op het moment dat ik wil toegeven dat ik naast Daniël wil zitten, komt hij bij ons staan.
‘Lisa heeft gelijk. Ik vind het niet erg.’
Ik merk dat hij me helemaal niet aankijkt. Hij ontwijkt mijn blik.
‘Mooi zo.’ Lisa trekt me mee naar haar plek. Wat is er met Daniël? Waarom doet hij zo afstandelijk? Ik moet met hem praten. Vandaag nog.
In de kantine wil ik meteen mijn plan uitvoeren. Lisa heb ik met een smoesje weggelokt.
‘Daniël, zullen we even praten?’
Daniël kijkt verschrikt op. ‘Waarover?’ mompelt hij stug.
‘Ik heb je tekening gister gezien,’ beken ik maar meteen.
Daniël wordt rood, hij is schattig als hij bloost. Ik vind hem zo leuk, ik ben nog nooit verliefd geweest. Nooit snapte ik waar Lisa het over had, nu kan ik erover mee praten. Het is geweldig. Tenminste als hij ook wat voor jou voelt. Bij Daniël weet ik dat niet zeker. Ik schrik op uit gedachten als Daniël me bij mijn schouder mee pakt.
‘Niet hier,’ sist hij tegen me.
Hij brengt me naar de bibliotheek. ‘Goed, wie ik getekend heb… ben jij niet. Je lijkt er hooguit op. Zag je de verschillen dan niet?’. Daniël kijkt me doordringend aan.
Als ik wil protesteren legt hij zijn vinger zachtjes op mijn lippen.
‘Ssst,’ sust hij me. ‘Geloof me nou maar, dat is beter.’
Met tranen in mijn ogen kijk ik hem aan. Wat is er met hem? Met ons? Wat is de reden dat hij moest huilen?
‘Gaan we wel verder met ons project?’
Daniël glimlacht. ‘Na school, zelfde tijd, zelfde plek. Ik zie je daar.’
Daniël loopt weg. Vol met gedachten blijf ik zitten. Hoopvol loop ik na de laatste bel naar huis. Nee, ik loop niet ik ren. Mijn fiets zet ik naast de schuur neer, ik wil geen tijd verspillen. Ik weet dat ik alleen thuis ben. Mijn ouders werken altijd tot zes uur. Als ik binnen kom gaat gelijk de telefoon. Verbaasd neem ik op.
‘Hallo?’ vraag ik.
‘Chantal met mij, het wordt vanavond wat later papa en ik moeten allebei overwerken. Je kunt altijd naar Lisa gaan.’ Hoor ik de opgewekte stem van mijn moeder zeggen.
‘Nee, mam dat hoeft niet, een jongen van school is hier voor een geschiedenisproject,’ antwoord ik glimlachend.
‘Wie is het?’ Wat gek, mijn moeder klinkt achterdochtig.
‘Daniël,’ zucht ik.
‘Daniël wie?’.
In mijn geheugen zoek ik naar zijn achternaam. ‘Brouwer,’ zeg ik opgelucht omdat ik het me herinner.
‘Geen sprake van Chantal,’ roept mijn moeder uit.
‘Huh waarom niet? Het is toch gewoon voor school?’ antwoord ik geïrriteerd.
‘Chantal nee! Ik moet werken we hebben het er later nog wel over.’ Net als ik nog iets wil zeggen hangt ze op.
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Boos leg ik de telefoon neer. Met twee treden tegelijk ren ik de trap op. Voor mijn kamerdeur blijf ik hijgend staan. Ik weet dat hij er is. Er klinkt muziek in mijn kamer, klassieke muziek. Gek dat hij dat luistert. Klassieke muziek is al jaren mijn muzieksmaak. Lisa zegt altijd dat ik me moet aanpassen, maar ik vindt het gewoon mooi. Genietend luister ik naar mijn lievelingsliedje. Als het liedje afgelopen is wil ik aarzelend naar binnen lopen. Moet ik nou kloppen? Het is mijn eigen kamer maar ik wil hem ook niet het gevoel geven dat ik hem beslopen heb. Zuchtend zak ik tegen de deur aan. Rustig ga ik op de grond zitten, luisterend naar een nieuw liedje. Ik sluit mijn ogen en zak weg in gedachten. Hoezo, mag ik niet omgaan met Daniël. Waarom werd mijn moeder pas kwaad toen ik zijn achternaam zei?
Opeens voel ik de deur achter me weg vallen. Langzaam val ik naar achter.
‘Je kon toch gewoon binnen komen gek?’ lacht Daniël.
Verlegen haal ik mijn schouders op.
‘Ik moet je wat laten zien.’ Daniël tilt me naar binnen.
‘Ik kan zelf ook wel lopen hoor,’ lach ik.
Daniël grinnikt geheimzinnig. ‘Weet ik wel maar je bent zo sloom,’ antwoord hij plagend. Nieuwsgierig kijk ik rond. ‘Wat wil je me laten zien?’ vraag ik gretig.
‘Ons geschiedenisproject.’
Teleurgesteld ga ik op mijn bed zitten. Ik dacht dat hij wat speciaal had maar het gaat alleen maar over dat stomme geschiedenisproject.
‘Ik heb informatie gevonden. In de bibliotheek ben ik kranten gaan zoeken. Onze families waren vroeger vijanden.’ Onderzoekend kijkt Daniël mij aan.
Langzaam laat ik de woorden tot me doordringen. Bedoelt hij net zoals in Romeo en Julia? Maar hun twee waren verliefd op elkaar. Daniël is niet verliefd op mij, denk ik.
‘Wat is er gebeurd?’ vraag ik zachtjes.
Daniël slaat zijn ogen neer. ‘Mijn bet-bet-bet-overgrootvader heeft iemand van jouw voorouders vermoord.’
Zou mijn moeder daarom zo vreemd doen? Herkende zij haar naam? Maar dat verklaart niet het vreemde gedrag van Daniël.
‘Oke, dat is wel bruikbaar voor ons project,’ zeg ik laconiek. ‘Laat me is kijken hoe ver je bent, dan zoek ik nog wat meer informatie op Google.
Daniël schud zijn hoofd. ‘Chantal, we moeten praten. Of je nou wilt of niet.’
Verbaasd kijk ik Daniël aan. Waarom doet hij opeens zo streng? Aarzelend wacht Daniël voordat hij wat gaat zeggen.
‘Ik ben niet goed voor je. Het is beter dat we geen contact meer hebben.’
Geschokt kijk ik hem aan. ‘Waar slaat dat nou weer op?’ vraag ik boos. ‘We zien elkaar toch altijd nog op school’. Geïrriteerd kijk ik hem aan.
‘Chantal, het gaat gebeuren hoe ik het zeg. Of je het er nou mee eens bent of niet, het is beter voor je.’
Met tranen in mijn ogen kijk ik hem aan. Daniël werpt me nog één blik om en loopt vervolgens mijn kamer uit.
Huilend blijf ik achter. Ik voel me leeg van binnen. Het voelt alsof ik in een diep zwart gat ben terecht gekomen. Boos kijk ik naar de tekening die ik van Daniël heb gemaakt. In woede scheur ik hem doormidden. Meteen heb ik er spijt van. Waarom doet hij zo? Er moet hier meer achter zitten. Waarom moeten wij boeten voor iets van vroeger? Ik denk aan zijn rare gedrag van de laatste tijd. Eigenlijk doet hij al raar vanaf het moment dat hij opeens in mijn kamer zat.
Hij zei dat hij de sleutel onder de bloempot vandaan had gehaald. Dat hij dat zomaar heeft gedaan, hij heeft wel lef. Wacht eens even… Snel sprint ik naar beneden. Als het waar is wat ik denk, weet ik zeker dat er iets vreemds aan de hand is. Ik ren naar buiten. Ik til de bloempot met een ruk op. Er ligt helemaal geen sleutel onder! Opeens herinner ik me weer dat mijn vader die een paar maanden geleden heeft weggehaald. Maar als er geen sleutel ligt, hoe is Daniël dan binnen gekomen? Peinzend denk ik na. Eens even denken… Wat heeft hij nog meer voor vreemd gedrag gehad?.
Die tekening die Daniël van mij heeft gemaakt! Maar natuurlijk. Zo snel als ik kan ren ik weer naar boven. De tekening ligt onder mijn kussen, niemand mocht hem zien. Het valt me op dat het papier vergeeld is Mijn oog valt op een hoek van het papier, er staat een datum! Helaas is het zo klein dat ik het niet kan lezen. Snel rommel ik wat in laden totdat ik heb gevonden wat ik zocht. Een vergrootglas. Als ik de datum lees geef ik een gil van verbazing. 14 januari 1967.
Dit is onmogelijk. Hoe kan hij iemand tekenen uit 1967?
Hoe kan het dat die tekening zoveel op mij lijkt? Vragen spoken door mijn hoofd. Duizelig zak ik neer op de grond. Alles draait om me heen. Er is hier veel meer aan de hand dan ik dacht. De vermoeidheid overvalt me. Ik val in een onrustige slaap.
Ik leun voorzichtig op het balkon. Mijn zwarte jurk valt tot over mijn enkels. Ik houd eigenlijk helemaal niet van zwart. Maar ik moest hem van mijn vader aan.
‘Wat sta jij hier zo alleen?’
Voorzichtig draai ik me om. Ik verdrink in zijn prachtige helblauwe ogen, zo blauw als de zee.
‘David,’ Verzucht ik. David komt voorzichtig naar me toe lopen en legt zijn arm over mijn schouder. Samen kijken we naar de sterren, die in de volle hemel staan.
‘Wat is dit mooi,’ verzucht ik.
David beaamt het. Voorzichtig draai ik mijn lippen naar hem toe. Hij zoent meteen terug. We weten allebei dat het niet kan, maar we willen niet toegeven. Uiteindelijk is David degene die als eerste toegeeft. Maar het voelt verkeerd. Dit verpest ons leven, daarom moet ik de moeilijkste beslissing van mijn leven maken.
‘David, ik wil het niet. Ga weg.’
Voorzichtig maakt hij zich los uit mijn omhelzing, voordat ik het weet is hij weg. Met tranen in mijn ogen kijk in naar de hemel, die opeens lang niet meer zo mooi is.
Opeens voel ik de deur achter me weg vallen. Langzaam val ik naar achter.
‘Je kon toch gewoon binnen komen gek?’ lacht Daniël.
Verlegen haal ik mijn schouders op.
‘Ik moet je wat laten zien.’ Daniël tilt me naar binnen.
‘Ik kan zelf ook wel lopen hoor,’ lach ik.
Daniël grinnikt geheimzinnig. ‘Weet ik wel maar je bent zo sloom,’ antwoord hij plagend. Nieuwsgierig kijk ik rond. ‘Wat wil je me laten zien?’ vraag ik gretig.
‘Ons geschiedenisproject.’
Teleurgesteld ga ik op mijn bed zitten. Ik dacht dat hij wat speciaal had maar het gaat alleen maar over dat stomme geschiedenisproject.
‘Ik heb informatie gevonden. In de bibliotheek ben ik kranten gaan zoeken. Onze families waren vroeger vijanden.’ Onderzoekend kijkt Daniël mij aan.
Langzaam laat ik de woorden tot me doordringen. Bedoelt hij net zoals in Romeo en Julia? Maar hun twee waren verliefd op elkaar. Daniël is niet verliefd op mij, denk ik.
‘Wat is er gebeurd?’ vraag ik zachtjes.
Daniël slaat zijn ogen neer. ‘Mijn bet-bet-bet-overgrootvader heeft iemand van jouw voorouders vermoord.’
Zou mijn moeder daarom zo vreemd doen? Herkende zij haar naam? Maar dat verklaart niet het vreemde gedrag van Daniël.
‘Oke, dat is wel bruikbaar voor ons project,’ zeg ik laconiek. ‘Laat me is kijken hoe ver je bent, dan zoek ik nog wat meer informatie op Google.
Daniël schud zijn hoofd. ‘Chantal, we moeten praten. Of je nou wilt of niet.’
Verbaasd kijk ik Daniël aan. Waarom doet hij opeens zo streng? Aarzelend wacht Daniël voordat hij wat gaat zeggen.
‘Ik ben niet goed voor je. Het is beter dat we geen contact meer hebben.’
Geschokt kijk ik hem aan. ‘Waar slaat dat nou weer op?’ vraag ik boos. ‘We zien elkaar toch altijd nog op school’. Geïrriteerd kijk ik hem aan.
‘Chantal, het gaat gebeuren hoe ik het zeg. Of je het er nou mee eens bent of niet, het is beter voor je.’
Met tranen in mijn ogen kijk ik hem aan. Daniël werpt me nog één blik om en loopt vervolgens mijn kamer uit.
Huilend blijf ik achter. Ik voel me leeg van binnen. Het voelt alsof ik in een diep zwart gat ben terecht gekomen. Boos kijk ik naar de tekening die ik van Daniël heb gemaakt. In woede scheur ik hem doormidden. Meteen heb ik er spijt van. Waarom doet hij zo? Er moet hier meer achter zitten. Waarom moeten wij boeten voor iets van vroeger? Ik denk aan zijn rare gedrag van de laatste tijd. Eigenlijk doet hij al raar vanaf het moment dat hij opeens in mijn kamer zat.
Hij zei dat hij de sleutel onder de bloempot vandaan had gehaald. Dat hij dat zomaar heeft gedaan, hij heeft wel lef. Wacht eens even… Snel sprint ik naar beneden. Als het waar is wat ik denk, weet ik zeker dat er iets vreemds aan de hand is. Ik ren naar buiten. Ik til de bloempot met een ruk op. Er ligt helemaal geen sleutel onder! Opeens herinner ik me weer dat mijn vader die een paar maanden geleden heeft weggehaald. Maar als er geen sleutel ligt, hoe is Daniël dan binnen gekomen? Peinzend denk ik na. Eens even denken… Wat heeft hij nog meer voor vreemd gedrag gehad?.
Die tekening die Daniël van mij heeft gemaakt! Maar natuurlijk. Zo snel als ik kan ren ik weer naar boven. De tekening ligt onder mijn kussen, niemand mocht hem zien. Het valt me op dat het papier vergeeld is Mijn oog valt op een hoek van het papier, er staat een datum! Helaas is het zo klein dat ik het niet kan lezen. Snel rommel ik wat in laden totdat ik heb gevonden wat ik zocht. Een vergrootglas. Als ik de datum lees geef ik een gil van verbazing. 14 januari 1967.
Dit is onmogelijk. Hoe kan hij iemand tekenen uit 1967?
Hoe kan het dat die tekening zoveel op mij lijkt? Vragen spoken door mijn hoofd. Duizelig zak ik neer op de grond. Alles draait om me heen. Er is hier veel meer aan de hand dan ik dacht. De vermoeidheid overvalt me. Ik val in een onrustige slaap.
Ik leun voorzichtig op het balkon. Mijn zwarte jurk valt tot over mijn enkels. Ik houd eigenlijk helemaal niet van zwart. Maar ik moest hem van mijn vader aan.
‘Wat sta jij hier zo alleen?’
Voorzichtig draai ik me om. Ik verdrink in zijn prachtige helblauwe ogen, zo blauw als de zee.
‘David,’ Verzucht ik. David komt voorzichtig naar me toe lopen en legt zijn arm over mijn schouder. Samen kijken we naar de sterren, die in de volle hemel staan.
‘Wat is dit mooi,’ verzucht ik.
David beaamt het. Voorzichtig draai ik mijn lippen naar hem toe. Hij zoent meteen terug. We weten allebei dat het niet kan, maar we willen niet toegeven. Uiteindelijk is David degene die als eerste toegeeft. Maar het voelt verkeerd. Dit verpest ons leven, daarom moet ik de moeilijkste beslissing van mijn leven maken.
‘David, ik wil het niet. Ga weg.’
Voorzichtig maakt hij zich los uit mijn omhelzing, voordat ik het weet is hij weg. Met tranen in mijn ogen kijk in naar de hemel, die opeens lang niet meer zo mooi is.
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Kritiek is welkom :')
Als er lezers zijn tenminste xd
Plots schrik ik wakker. Wat een rare droom was dat. Het voelde niet als een droom… Het leek op een vergeten herinnering. Dit is trouwens de eerste keer, dat ik een droom zo bewust mee maak en zo levendig herinner.
Waarom lig ik in de hoek van mijn kamer? In een flits komen de herinneringen terug. Daniël! Ik had ruzie met hem. Nou ja, hij wil geen contact meer. Huilend zak ik op de grond.
Ik voel dat het niet goed gaat. Het heeft geen zin, zonder Daniël ben ik niets.
‘Mag ik deze dans van u?’
Ik schrik op. Wie durft me te storen, zonder te kloppen nog wel. Ik kijk om wie er achter me staat. Mijn hart maakt een driedubbele salto als ik zie wie er staat.
‘Denzel!’ fluister ik.
‘Dat ben ik fluistert hij hees’. Boos kijk ik weg. Hoe kan hij grappig doen in een situatie zoals deze?
‘Wat doe je hier?’sis ik kwaad.
‘Maar schatje...’ antwoord Denzel beteuterd.
‘Noem me geen schatje. We hadden afgesproken dat we geen contact meer zouden hebben,’ raas ik door.
Denzel legt zijn vinger op mijn lippen. ‘Camille, stil nou. Ik kom afscheid nemen. Mijn vader stuurt me naar Londen, voor mijn studie zegt hij. Ik weet wel beter, het is tegen jou. Tot ziens allerliefste’.
Ik zeg niets terug, mijn keuze heb ik al gemaakt. Ik wil niet met hem mee en ik doe heel hard mijn best, zodat het lijkt alsof ik niet verliefd op hem ben.
Als ik weer wakker wordt zie ik dat mijn moeder in de deuropening staat.
‘Wat doe jij op de grond?’ vraagt ze.
Ik luister niet naar haar. Ik sprint langs haar de trap af naar beneden. Ik weet waar Daniël woont. Ik weet niet hoe ik het weet maar ik weet het.
Ik ren in één stuk door naar zijn huis. Het is een halfuur rennen. Ik weet niet hoe ik aan de energie kom, maar het lukt me. Onderweg verlies ik mijn slipper. Ik ga niet eens terug om hem te pakken.
Als ik zijn huis zie rem ik af, mijn hart brand in mijn borstkast maar het voelt niet onaangenaam. Mijn voet heeft al op sommige plekken schrammetjes en ik voel de blaren al op komen. Met open mond kijk ik naar het huis, want het is een groot huis in een victoriaanse stijl. Het is prachtig.
Ik heb er niet bij nagedacht hoe ik over het hek zou komen. Gelukkig heb ik vroeger op turnen gezeten. Behendig klim ik het hek over, wat niet zo makkelijk is met één slipper. Als ik eenmaal op het hek zit besef ik pas hoe hoog het is.
‘Chantal!’ Verschrikt kijk ik om. Dat had ik beter niet kunnen doen. Met een gil val ik van het hek af. Ik verwacht de pijn. Ik weet hoe hard steen is als je er op valt. Gek genoeg val ik niet op de grond. Zweef ik? Ben ik dood? Kan je van zo een val dood gaan? Het duurt even voordat ik me realiseer dat ik in zijn armen lig. In de armen van Daniël.
‘Ben je nou helemaal gek geworden?’ vraagt hij boos.
Beschamend kijk ik hem aan. Ik weet zo snel geen antwoord te bedenken.
‘Nou?’ blaft hij. Als hij beseft dat hij geen antwoord krijgt, draagt hij me naar binnen. ‘We moeten je wonden schoonmaken,’ gaat hij zacht verder.
De hal is adembenemend groot. Het is heel chique ingedeeld. Hij draagt me naar de keuken en zet me op een houten stoel neer.
‘Blijf zitten,’ zegt hij waarschuwend.
Ik voel me veilig bij Daniël. Hoe kan het dat hij me gevangen heeft? Hij stond helemaal aan de andere kant van het veld.
‘Hoe kan het dat jij zo snel bent?’ vraag ik.
Daniël gaat stug verder met verbandspullen klaar zetten. Ik vraag me af waarom hij zo veel nodig heeft.
‘Daniël?’ het blijft akelig stil.
‘Chantal, je had niet moeten komen. Denk nou niet dat ik aardig ga doen. Ik houd van je,’ zegt hij treurig.
‘Wat is daar mis mee?’ vraag ik me hardop af. Mijn stem trilt.
‘Alles!’ Daniël springt op. ‘Snap je dat dan niet? Ik heb je vermoord. Dat was ik, elke keer weer heb ik je vermoord. Elke keer wordt ik verliefd,’ zegt Daniël met tranen in zijn ogen.
Rustig laat ik me uitrazen ik besef de betekenis van zijn woorden niet.
‘Dat iemand van jouw familie iemand van mijn familie elke keer heeft vermoord ligt achter ons,’ zeg ik rustig.
Daniël denkt blijkbaar dat hij al te veel heeft gezegd want hij zwijgt stug terwijl hij mijn wonden schoonmaakt.
‘Chantal, ik wil dat je gaat’.
Die woorden begrijp ik wel. Ze komen hard aan. Ik voel me gekwetst, ik dacht dat hij van me hield. Langzaam sta ik op. Nu voel ik me verwondingen wel. De pijn is zo erg dat ik er duizelig van wordt. De kamer begint langzaam om me heen te draaien. In de verte hoor ik dat Daniël mijn naam roept. Ik reageer niet meer. Het voelt alsof ik in een zwart gat zie. Ik zie niets meer. Mijn zintuigen zijn uitgeschakeld. Dan zak ik helemaal weg.
Ik word wakker op een groot groen gras veld. Het is lente zo te zien. Het is aangenaam om de zon op mijn huid te voelen. Als ik naar beneden kijk zie ik dat ik een kort zomerjurkje draag. Voorzichtig voel ik aan mijn haar. Het in ingevlochten! Getver, ik haat vlechten. Plots realiseer ik me iets. Ik zit in een droom. Alleen ik ben een ander personage.
Ik besef me dat, het in mijn andere dromen net zo ging.
Alleen het voelt niet als een droom. Het is een herinnering. Dit is vast het gene wat Daniël voor me verzwijgt. Zijn geheim, ons geheim .
Ik ga er alles aan doen om erachter te komen wat dat geheim is.
Zwijgend kijk ik rond. Doelloos loop ik één richting op. Na een halfuurtje lopen kom ik in een stadje. Als ik goed kijk is het gewoon de woonplaats waar ik woon, maar dan lang geleden. De klok slaat twaalf uur. Opeens hoor ik een stoet paarden voorbij komen. Achter de paarden loopt een rij mensen. Iedereen is zwart gekleed en kijkt treurig naar beneden. De vrouwen hebben allemaal een rode roos aan hun zwarte jurk vastgespeld. Bij de mannen zit de roos op hun hoed.
‘Waar gaat iedereen naartoe?’ vraag ik aan een meisje van mijn leeftijd.
‘Weetje dat dan niet? Het grote drama… de hele stad is in rep en roer en jij hebt niets gemerkt?’. Beschamend kijk ik naar de grond.
Hoe leg ik dit nou weer uit? Gelukkig praat het meisje verder.
‘Kom, anders hebben we geen plek meer voor aan. Ik wil Damian zien.’ Ze trekt me mee richting de kerk. Er speelt klassieke muziek en het ruikt muf. Voorzichtig gaan we op de houten stoelen zitten. Op het podium zie ik een kist staan. Langzaam loop ik richting de kist. ‘
‘Vaarwel, Cynthia’ lees ik. Op de deksel van de kist zie ik een tekening liggen, voorzichtig pak ik het op. Ik rol het aandachtig open. Ik zie dat het een meisje is. Ik rol de tekening helemaal uit. Tot mijn grote verbazing herken ik de tekening. Deze lag op mijn kamer. Voor de zekerheid controleer ik de datum. 14 januari 1967.
Dit is de tekening die Daniël heeft gemaakt. Van een willekeurig persoon zei hij, die toevallig op mij leek. Ik schrik van de stem achter me.
‘Ja, spijtig dat ze dood is,’ spreekt het meisje met een uitgestreken gezicht. Op een fluisterende toon gaat ze verder.
’Niemand heeft haar gemogen.’
Met verbazing kijk ik rond in de kerk. Het is erg druk. Alsof ze mijn gedachten kan lezen gaat ze verder.
‘Iedereen is hier uit respect, en natuurlijk voor Damian. Ik ben hier ook alleen voor Damian,’ zegt ze zwijmelend.
‘Wie is Damian?’ stamel ik.
Geschokt kijkt ze me aan. ‘Waar ben je al die tijd geweest? Kijk daar staat hij,’ zegt ze wijzend.
Ik volg de richting van haar vinger. Met een schok herken ik hem. Dat is Damian niet, dat is Daniël. Ik word misselijk. Opeens hoor ik allemaal mensen gillen. Ik vraag me af waarom ze gillen. Waarom staart iedereen mij zo aan?.
‘Oh jeetje, dat ik dat niet heb gezien. De gelijkenis,’ zegt het meisje geschokt.
‘Wat is er? Waarom kijk iedereen zo bang?’. Als laatste kijkt Damian om.
‘Cynthia!’ roept hij verbaasd.
Als er lezers zijn tenminste xd
Plots schrik ik wakker. Wat een rare droom was dat. Het voelde niet als een droom… Het leek op een vergeten herinnering. Dit is trouwens de eerste keer, dat ik een droom zo bewust mee maak en zo levendig herinner.
Waarom lig ik in de hoek van mijn kamer? In een flits komen de herinneringen terug. Daniël! Ik had ruzie met hem. Nou ja, hij wil geen contact meer. Huilend zak ik op de grond.
Ik voel dat het niet goed gaat. Het heeft geen zin, zonder Daniël ben ik niets.
‘Mag ik deze dans van u?’
Ik schrik op. Wie durft me te storen, zonder te kloppen nog wel. Ik kijk om wie er achter me staat. Mijn hart maakt een driedubbele salto als ik zie wie er staat.
‘Denzel!’ fluister ik.
‘Dat ben ik fluistert hij hees’. Boos kijk ik weg. Hoe kan hij grappig doen in een situatie zoals deze?
‘Wat doe je hier?’sis ik kwaad.
‘Maar schatje...’ antwoord Denzel beteuterd.
‘Noem me geen schatje. We hadden afgesproken dat we geen contact meer zouden hebben,’ raas ik door.
Denzel legt zijn vinger op mijn lippen. ‘Camille, stil nou. Ik kom afscheid nemen. Mijn vader stuurt me naar Londen, voor mijn studie zegt hij. Ik weet wel beter, het is tegen jou. Tot ziens allerliefste’.
Ik zeg niets terug, mijn keuze heb ik al gemaakt. Ik wil niet met hem mee en ik doe heel hard mijn best, zodat het lijkt alsof ik niet verliefd op hem ben.
Als ik weer wakker wordt zie ik dat mijn moeder in de deuropening staat.
‘Wat doe jij op de grond?’ vraagt ze.
Ik luister niet naar haar. Ik sprint langs haar de trap af naar beneden. Ik weet waar Daniël woont. Ik weet niet hoe ik het weet maar ik weet het.
Ik ren in één stuk door naar zijn huis. Het is een halfuur rennen. Ik weet niet hoe ik aan de energie kom, maar het lukt me. Onderweg verlies ik mijn slipper. Ik ga niet eens terug om hem te pakken.
Als ik zijn huis zie rem ik af, mijn hart brand in mijn borstkast maar het voelt niet onaangenaam. Mijn voet heeft al op sommige plekken schrammetjes en ik voel de blaren al op komen. Met open mond kijk ik naar het huis, want het is een groot huis in een victoriaanse stijl. Het is prachtig.
Ik heb er niet bij nagedacht hoe ik over het hek zou komen. Gelukkig heb ik vroeger op turnen gezeten. Behendig klim ik het hek over, wat niet zo makkelijk is met één slipper. Als ik eenmaal op het hek zit besef ik pas hoe hoog het is.
‘Chantal!’ Verschrikt kijk ik om. Dat had ik beter niet kunnen doen. Met een gil val ik van het hek af. Ik verwacht de pijn. Ik weet hoe hard steen is als je er op valt. Gek genoeg val ik niet op de grond. Zweef ik? Ben ik dood? Kan je van zo een val dood gaan? Het duurt even voordat ik me realiseer dat ik in zijn armen lig. In de armen van Daniël.
‘Ben je nou helemaal gek geworden?’ vraagt hij boos.
Beschamend kijk ik hem aan. Ik weet zo snel geen antwoord te bedenken.
‘Nou?’ blaft hij. Als hij beseft dat hij geen antwoord krijgt, draagt hij me naar binnen. ‘We moeten je wonden schoonmaken,’ gaat hij zacht verder.
De hal is adembenemend groot. Het is heel chique ingedeeld. Hij draagt me naar de keuken en zet me op een houten stoel neer.
‘Blijf zitten,’ zegt hij waarschuwend.
Ik voel me veilig bij Daniël. Hoe kan het dat hij me gevangen heeft? Hij stond helemaal aan de andere kant van het veld.
‘Hoe kan het dat jij zo snel bent?’ vraag ik.
Daniël gaat stug verder met verbandspullen klaar zetten. Ik vraag me af waarom hij zo veel nodig heeft.
‘Daniël?’ het blijft akelig stil.
‘Chantal, je had niet moeten komen. Denk nou niet dat ik aardig ga doen. Ik houd van je,’ zegt hij treurig.
‘Wat is daar mis mee?’ vraag ik me hardop af. Mijn stem trilt.
‘Alles!’ Daniël springt op. ‘Snap je dat dan niet? Ik heb je vermoord. Dat was ik, elke keer weer heb ik je vermoord. Elke keer wordt ik verliefd,’ zegt Daniël met tranen in zijn ogen.
Rustig laat ik me uitrazen ik besef de betekenis van zijn woorden niet.
‘Dat iemand van jouw familie iemand van mijn familie elke keer heeft vermoord ligt achter ons,’ zeg ik rustig.
Daniël denkt blijkbaar dat hij al te veel heeft gezegd want hij zwijgt stug terwijl hij mijn wonden schoonmaakt.
‘Chantal, ik wil dat je gaat’.
Die woorden begrijp ik wel. Ze komen hard aan. Ik voel me gekwetst, ik dacht dat hij van me hield. Langzaam sta ik op. Nu voel ik me verwondingen wel. De pijn is zo erg dat ik er duizelig van wordt. De kamer begint langzaam om me heen te draaien. In de verte hoor ik dat Daniël mijn naam roept. Ik reageer niet meer. Het voelt alsof ik in een zwart gat zie. Ik zie niets meer. Mijn zintuigen zijn uitgeschakeld. Dan zak ik helemaal weg.
Ik word wakker op een groot groen gras veld. Het is lente zo te zien. Het is aangenaam om de zon op mijn huid te voelen. Als ik naar beneden kijk zie ik dat ik een kort zomerjurkje draag. Voorzichtig voel ik aan mijn haar. Het in ingevlochten! Getver, ik haat vlechten. Plots realiseer ik me iets. Ik zit in een droom. Alleen ik ben een ander personage.
Ik besef me dat, het in mijn andere dromen net zo ging.
Alleen het voelt niet als een droom. Het is een herinnering. Dit is vast het gene wat Daniël voor me verzwijgt. Zijn geheim, ons geheim .
Ik ga er alles aan doen om erachter te komen wat dat geheim is.
Zwijgend kijk ik rond. Doelloos loop ik één richting op. Na een halfuurtje lopen kom ik in een stadje. Als ik goed kijk is het gewoon de woonplaats waar ik woon, maar dan lang geleden. De klok slaat twaalf uur. Opeens hoor ik een stoet paarden voorbij komen. Achter de paarden loopt een rij mensen. Iedereen is zwart gekleed en kijkt treurig naar beneden. De vrouwen hebben allemaal een rode roos aan hun zwarte jurk vastgespeld. Bij de mannen zit de roos op hun hoed.
‘Waar gaat iedereen naartoe?’ vraag ik aan een meisje van mijn leeftijd.
‘Weetje dat dan niet? Het grote drama… de hele stad is in rep en roer en jij hebt niets gemerkt?’. Beschamend kijk ik naar de grond.
Hoe leg ik dit nou weer uit? Gelukkig praat het meisje verder.
‘Kom, anders hebben we geen plek meer voor aan. Ik wil Damian zien.’ Ze trekt me mee richting de kerk. Er speelt klassieke muziek en het ruikt muf. Voorzichtig gaan we op de houten stoelen zitten. Op het podium zie ik een kist staan. Langzaam loop ik richting de kist. ‘
‘Vaarwel, Cynthia’ lees ik. Op de deksel van de kist zie ik een tekening liggen, voorzichtig pak ik het op. Ik rol het aandachtig open. Ik zie dat het een meisje is. Ik rol de tekening helemaal uit. Tot mijn grote verbazing herken ik de tekening. Deze lag op mijn kamer. Voor de zekerheid controleer ik de datum. 14 januari 1967.
Dit is de tekening die Daniël heeft gemaakt. Van een willekeurig persoon zei hij, die toevallig op mij leek. Ik schrik van de stem achter me.
‘Ja, spijtig dat ze dood is,’ spreekt het meisje met een uitgestreken gezicht. Op een fluisterende toon gaat ze verder.
’Niemand heeft haar gemogen.’
Met verbazing kijk ik rond in de kerk. Het is erg druk. Alsof ze mijn gedachten kan lezen gaat ze verder.
‘Iedereen is hier uit respect, en natuurlijk voor Damian. Ik ben hier ook alleen voor Damian,’ zegt ze zwijmelend.
‘Wie is Damian?’ stamel ik.
Geschokt kijkt ze me aan. ‘Waar ben je al die tijd geweest? Kijk daar staat hij,’ zegt ze wijzend.
Ik volg de richting van haar vinger. Met een schok herken ik hem. Dat is Damian niet, dat is Daniël. Ik word misselijk. Opeens hoor ik allemaal mensen gillen. Ik vraag me af waarom ze gillen. Waarom staart iedereen mij zo aan?.
‘Oh jeetje, dat ik dat niet heb gezien. De gelijkenis,’ zegt het meisje geschokt.
‘Wat is er? Waarom kijk iedereen zo bang?’. Als laatste kijkt Damian om.
‘Cynthia!’ roept hij verbaasd.
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
-
- Balpen
- Berichten: 156
- Lid geworden op: 06 jan 2013 03:02
Wauw. Mooi verhaal en een erg leuke opbouw. Ik vraag me nu toch af wat hun geheim is...
Chantal?’ is het eerste wat ik hoor als ik wakker word. ‘Godzijdank je bent wakker’. Ik besef nog niet wie er tegen me staat te praten. Ik ben nog steeds van slag door die droom. Het was een herinnering dat weet ik vrijwel zeker.
Daniël ziet het, zijn vraag bevestigt mijn vermoeden.
‘Wat heb je gezien?’ fluistert hij. Met tranen in mijn ogen vol ongeloof kijk ik hem aan.
‘Hoe oud ben je?’ vraag ik stamelend.
Daniël loopt naar me toe om me een knuffel te geven maar ik duw hem van me af. ‘Chantal toe nou,’ zegt hij smekend.
Koppig schud ik mijn hoofd. ‘De waarheid,’ probeer ik dreigend te zeggen. De onzekerheid is aan mijn stem te horen. Ik weet zeker dat hij dat ook hoort.
‘Chantal, ga even zitten.’
Onzeker ga ik op de stoel naast me zitten.
‘Je dwingt me tot het onmogelijke. Ik kan het je niet vertellen, nog niet. Geef me alsjeblieft wat tijd. Een week, dan vertel ik je alles. Ik beloof het.’
Met ongeloof kijk ik hem aan. Ik weet dat ik geen keuze heb. Als ik hem niet kwijt wil moet ik hem vertrouwen. Ik knik voorzichtig.
Rusteloos loop ik door de bibliotheek. Natuurlijk kan ik niet wachten. Als hij het me niet verteld ga ik zelf wel op onderzoek uit. In de hoek van mijn oog zie ik een computer staan. Langzaam loop ik er naar toe. Ik open de catalogus van de bibliotheek. Twijfelend kijk ik om me heen. Het voelt niet goed wat ik doe. Het lijkt alsof ik Daniël verraad achter zijn rug om. Uiteindelijk wint mijn nieuwsgierigheid het van mijn schuldgevoel. Zo snel als ik kan tik ik Brouwer in. Slechts één boek komt in beeld. Teleurgesteld lees ik de titel die luidt verslavende liefde. Alleen maar een stom leesboek. Hoe moet ik nou aan informatie komen als het alleen maar leesboeken oplevert? Ik besluit te kijken wat voor soort boek het is aangezien ik wel benieuwd ben waarom de achternaam Brouwer leid tot dat boek.
Geïrriteerd loop ik door de boeken. Waar is dat stomme boek? Na een half uur zoeken besluit ik het maar te vragen. Langzaam loop ik naar de balie.
‘Pardon mevrouw, weet u misschien waar het boek Verslavende liefde ligt?’
De vrouw achter de balie kijkt op. Gek genoeg weet ze meteen welk boek ik bedoel. ‘Dat ligt in het archief, weet je zeker dat je die wilt lenen?’
Twijfelend knik ik ja.
‘Oke, wacht hier maar ik pak het even voor je’.
Zonder interesse blader ik wat in een boekje. Na ongeveer vijf minuten komt ze terug met een dik boek in haar handen.
‘Dit boek mag je niet lenen maar als je wil mag je het wel even doorkijken.’
Verbaasd kijk ik haar aan, waarom mag je dit boek niet lenen?’ Ik blader de eerste bladzijde open. De foto die ik daar zie laat me zo erg schrikken dat ik opspring.
‘Sorry, ik moet gaan ik kom later wel terug,’ stamel ik. Zo snel als ik kan ren ik de bibliotheek uit.
Nee, dit is onmogelijk. Het kan niet. Het liefst wil ik lekker warm onder de deken kruipen en een winterslaap houden. Hier moet een verklaring voor te vinden zijn. Overal is een verklaring voor hier dus ook voor dit. Die foto… Het leek zo echt. Ik schaam me diep als ik besef dat ik asociaal de bibliotheek ben uitgerend. Ik zie mijn gezicht nog sprekend voor me. Ik sta met een lange witte jurk bij de zee. Maar ik ben nog meer geschrokken van het feit dat diegene naast me stond, niet menselijk was. Ik haal zijn prachtige witte vleugels opnieuw voor me. Het water weerkaatste de glitters op zijn vleugels, het was prachtig. Ik moet dat boek thuis hebben, ik wil alleen zijn als ik het lees. Desnoods steel ik het wel. De bibliotheek wordt toch niet goed beveiligd. Ik realiseer me dat mijn leven één grote leugen is. Waarom weet ik niets meer van het andere deel? Het deed waarin die foto is genomen. Het deel in mijn met Daniël. Ik snap het niet. Met die gedachten loop ik naar huis. Een plan makende voor vanavond.
Ik schrik als de wekker gaat. Waarom ben ik zo dom geweest? Straks hoort iemand het! Snel doe ik mijn wekker uit. Geduldig blijf ik zitten luisteren of ik iets hoor. Gelukkig is het enige geluid wat ik hoor het gesnurk van mijn vader. Ik doe twee warme truien over elkaar aan, het is koud. In het donker van de nacht stap ik op mijn fiets en fiets ik geruisloos weg. Op weg naar de bibliotheek.
Onzeker sta ik voor de deur. Is dit nou wel een goed plan? Straks wordt ik gesnapt! Maar de nieuwsgierigheid wint het van de angst. Met een haarspeld peuter ik in het slot. In films lukt het ook dus het zou mij toch ook moeten lukken?
Opgelucht haal ik adem als ik de deur open hoor klikken. Ik stap een donkere ruimte binnen. Gelukkig weet ik de weg. Ik hoop dat het boek niet opgeborgen is in het archief. Waarschijnlijk ligt het nog op dat bureau, het was vlak voor sluitingstijd. Er zijn geen lichten aan, niet dat ik dat had verwacht. Ik ben zenuwachtig, zo erg dat mijn handen trillen.
Ik kan een kreet van blijdschap niet onderdrukken als ik zie dat het boek er nog ligt. Met trillende handen doe ik het open en kijk ik naar de foto. Het is zo mooi, ik kan mijn ogen niet van hem afhouden.
‘Chantal wat doe je?’
Ik gil van schrik als ik die stem achter me hoor.
‘Daniël wat doe jij hier?’ stamel ik.
‘Dat kan ik beter aan jou vragen,’ antwoord hij spottend.
‘Ik… Het spijt me,’ fluister ik verontschuldigend.
Daniël staart naar het boek die ik in mijn handen heb. Zijn mond valt open ‘Heb je het gelezen?’ sist hij.
‘Nee... Ja, ik weet het niet,’ stamel ik.
Daniël schud me door elkaar. ‘Heb je het gelezen? Geef antwoord Chantal!
‘Ik heb alleen de eerste bladzijde gezien,’ fluister ik hees.
Daniël kreunt. ‘Chantal je had het me beloofd’.
‘Het gaat ook over mij hoor. Weetje wel hoe het voor mij voelt? Ik wil dat je uitlegt wat het te betekenen heeft,’ raas ik.
‘Chantal toe dat mag ik niet’. ‘
Van wie mag het niet?’ vraag ik fel.
Daniël kijkt moeizaam naar het maanlicht. ‘Ga even zitten’. Hij wijst naar de bank.
Koppig schud ik mijn hoofd.
‘Wat ben jij toch koppig,’ grijnst hij.
Voorzichtig glimlach ik terug. Opeens voel ik de grond onder mijn voeten verdwijnen. Daniël tilt me met gemak van de vloer.
‘Zet me neer’ lach ik. Daniël loopt met me naar het raam.
‘Chantal, snap het dan. Ik houd van je. Je hebt gelijk, ik heb een geheim. Een deel daarvan weet je al, voor de rest moet je geduld hebben, beloof je dat?’
Teleurgesteld knik ik. ‘Mooi zo, dan kan ik je wat laten zien.’ Daniël opent het raam. Ik voel een koele luchtstroom van wind langs me heen stromen.
Mijn mond valt open als Daniël zijn vleugels spreid. Dit is gewoon een droom houd ik mezelf voor, een hele rare droom. Ik geef een gilletje van schrik als ik merk dat Daniël van de vloer loskomt. We vliegen, hij vliegt. Rustig vliegt hij de stad rond. Met bewondering kijk ik naar zijn vleugels. Wat is hij mooi. Voor ik het besef hangen we voor mijn slaapkamerraam. Zachtjes opent hij mijn raam. Hij legt me in bed, en dekt me toe.
‘Ga slapen Chantal’.
‘Ik weet niet of ik dat wel kan…’ Opeens realiseer ik me iets. ‘Daniël, mijn fiets hij staat er nog!’ Daniël glimlacht. ‘Komt goed lief meisje’. In een flits is hij weg. Opeens overvalt de slaap me. Ik val in een diepe onrustige slaap.
Daniël ziet het, zijn vraag bevestigt mijn vermoeden.
‘Wat heb je gezien?’ fluistert hij. Met tranen in mijn ogen vol ongeloof kijk ik hem aan.
‘Hoe oud ben je?’ vraag ik stamelend.
Daniël loopt naar me toe om me een knuffel te geven maar ik duw hem van me af. ‘Chantal toe nou,’ zegt hij smekend.
Koppig schud ik mijn hoofd. ‘De waarheid,’ probeer ik dreigend te zeggen. De onzekerheid is aan mijn stem te horen. Ik weet zeker dat hij dat ook hoort.
‘Chantal, ga even zitten.’
Onzeker ga ik op de stoel naast me zitten.
‘Je dwingt me tot het onmogelijke. Ik kan het je niet vertellen, nog niet. Geef me alsjeblieft wat tijd. Een week, dan vertel ik je alles. Ik beloof het.’
Met ongeloof kijk ik hem aan. Ik weet dat ik geen keuze heb. Als ik hem niet kwijt wil moet ik hem vertrouwen. Ik knik voorzichtig.
Rusteloos loop ik door de bibliotheek. Natuurlijk kan ik niet wachten. Als hij het me niet verteld ga ik zelf wel op onderzoek uit. In de hoek van mijn oog zie ik een computer staan. Langzaam loop ik er naar toe. Ik open de catalogus van de bibliotheek. Twijfelend kijk ik om me heen. Het voelt niet goed wat ik doe. Het lijkt alsof ik Daniël verraad achter zijn rug om. Uiteindelijk wint mijn nieuwsgierigheid het van mijn schuldgevoel. Zo snel als ik kan tik ik Brouwer in. Slechts één boek komt in beeld. Teleurgesteld lees ik de titel die luidt verslavende liefde. Alleen maar een stom leesboek. Hoe moet ik nou aan informatie komen als het alleen maar leesboeken oplevert? Ik besluit te kijken wat voor soort boek het is aangezien ik wel benieuwd ben waarom de achternaam Brouwer leid tot dat boek.
Geïrriteerd loop ik door de boeken. Waar is dat stomme boek? Na een half uur zoeken besluit ik het maar te vragen. Langzaam loop ik naar de balie.
‘Pardon mevrouw, weet u misschien waar het boek Verslavende liefde ligt?’
De vrouw achter de balie kijkt op. Gek genoeg weet ze meteen welk boek ik bedoel. ‘Dat ligt in het archief, weet je zeker dat je die wilt lenen?’
Twijfelend knik ik ja.
‘Oke, wacht hier maar ik pak het even voor je’.
Zonder interesse blader ik wat in een boekje. Na ongeveer vijf minuten komt ze terug met een dik boek in haar handen.
‘Dit boek mag je niet lenen maar als je wil mag je het wel even doorkijken.’
Verbaasd kijk ik haar aan, waarom mag je dit boek niet lenen?’ Ik blader de eerste bladzijde open. De foto die ik daar zie laat me zo erg schrikken dat ik opspring.
‘Sorry, ik moet gaan ik kom later wel terug,’ stamel ik. Zo snel als ik kan ren ik de bibliotheek uit.
Nee, dit is onmogelijk. Het kan niet. Het liefst wil ik lekker warm onder de deken kruipen en een winterslaap houden. Hier moet een verklaring voor te vinden zijn. Overal is een verklaring voor hier dus ook voor dit. Die foto… Het leek zo echt. Ik schaam me diep als ik besef dat ik asociaal de bibliotheek ben uitgerend. Ik zie mijn gezicht nog sprekend voor me. Ik sta met een lange witte jurk bij de zee. Maar ik ben nog meer geschrokken van het feit dat diegene naast me stond, niet menselijk was. Ik haal zijn prachtige witte vleugels opnieuw voor me. Het water weerkaatste de glitters op zijn vleugels, het was prachtig. Ik moet dat boek thuis hebben, ik wil alleen zijn als ik het lees. Desnoods steel ik het wel. De bibliotheek wordt toch niet goed beveiligd. Ik realiseer me dat mijn leven één grote leugen is. Waarom weet ik niets meer van het andere deel? Het deed waarin die foto is genomen. Het deel in mijn met Daniël. Ik snap het niet. Met die gedachten loop ik naar huis. Een plan makende voor vanavond.
Ik schrik als de wekker gaat. Waarom ben ik zo dom geweest? Straks hoort iemand het! Snel doe ik mijn wekker uit. Geduldig blijf ik zitten luisteren of ik iets hoor. Gelukkig is het enige geluid wat ik hoor het gesnurk van mijn vader. Ik doe twee warme truien over elkaar aan, het is koud. In het donker van de nacht stap ik op mijn fiets en fiets ik geruisloos weg. Op weg naar de bibliotheek.
Onzeker sta ik voor de deur. Is dit nou wel een goed plan? Straks wordt ik gesnapt! Maar de nieuwsgierigheid wint het van de angst. Met een haarspeld peuter ik in het slot. In films lukt het ook dus het zou mij toch ook moeten lukken?
Opgelucht haal ik adem als ik de deur open hoor klikken. Ik stap een donkere ruimte binnen. Gelukkig weet ik de weg. Ik hoop dat het boek niet opgeborgen is in het archief. Waarschijnlijk ligt het nog op dat bureau, het was vlak voor sluitingstijd. Er zijn geen lichten aan, niet dat ik dat had verwacht. Ik ben zenuwachtig, zo erg dat mijn handen trillen.
Ik kan een kreet van blijdschap niet onderdrukken als ik zie dat het boek er nog ligt. Met trillende handen doe ik het open en kijk ik naar de foto. Het is zo mooi, ik kan mijn ogen niet van hem afhouden.
‘Chantal wat doe je?’
Ik gil van schrik als ik die stem achter me hoor.
‘Daniël wat doe jij hier?’ stamel ik.
‘Dat kan ik beter aan jou vragen,’ antwoord hij spottend.
‘Ik… Het spijt me,’ fluister ik verontschuldigend.
Daniël staart naar het boek die ik in mijn handen heb. Zijn mond valt open ‘Heb je het gelezen?’ sist hij.
‘Nee... Ja, ik weet het niet,’ stamel ik.
Daniël schud me door elkaar. ‘Heb je het gelezen? Geef antwoord Chantal!
‘Ik heb alleen de eerste bladzijde gezien,’ fluister ik hees.
Daniël kreunt. ‘Chantal je had het me beloofd’.
‘Het gaat ook over mij hoor. Weetje wel hoe het voor mij voelt? Ik wil dat je uitlegt wat het te betekenen heeft,’ raas ik.
‘Chantal toe dat mag ik niet’. ‘
Van wie mag het niet?’ vraag ik fel.
Daniël kijkt moeizaam naar het maanlicht. ‘Ga even zitten’. Hij wijst naar de bank.
Koppig schud ik mijn hoofd.
‘Wat ben jij toch koppig,’ grijnst hij.
Voorzichtig glimlach ik terug. Opeens voel ik de grond onder mijn voeten verdwijnen. Daniël tilt me met gemak van de vloer.
‘Zet me neer’ lach ik. Daniël loopt met me naar het raam.
‘Chantal, snap het dan. Ik houd van je. Je hebt gelijk, ik heb een geheim. Een deel daarvan weet je al, voor de rest moet je geduld hebben, beloof je dat?’
Teleurgesteld knik ik. ‘Mooi zo, dan kan ik je wat laten zien.’ Daniël opent het raam. Ik voel een koele luchtstroom van wind langs me heen stromen.
Mijn mond valt open als Daniël zijn vleugels spreid. Dit is gewoon een droom houd ik mezelf voor, een hele rare droom. Ik geef een gilletje van schrik als ik merk dat Daniël van de vloer loskomt. We vliegen, hij vliegt. Rustig vliegt hij de stad rond. Met bewondering kijk ik naar zijn vleugels. Wat is hij mooi. Voor ik het besef hangen we voor mijn slaapkamerraam. Zachtjes opent hij mijn raam. Hij legt me in bed, en dekt me toe.
‘Ga slapen Chantal’.
‘Ik weet niet of ik dat wel kan…’ Opeens realiseer ik me iets. ‘Daniël, mijn fiets hij staat er nog!’ Daniël glimlacht. ‘Komt goed lief meisje’. In een flits is hij weg. Opeens overvalt de slaap me. Ik val in een diepe onrustige slaap.
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Ik word wakker voor dat mijn wekker gaat. Meteen denk ik terug aan gisteravond, wat een geweldige nacht was dat. Ik zet mijn wekker uit voordat mijn ouders wakker worden. Er komt meteen een idee bij me op. Ik ga Daniël verassen! Ik haal hem op. Snel kleed ik me aan en gris een appel mee. Mijn fiets staat zoals hij beloofd had in de schuur. Ik snap niet hoe hij dat gedaan heeft omdat de schuur op slot was. Maar, hij kan ook vliegen dus zo een slot krijgt hij vast wel open. Ik fiets rustig naar zijn huis. Het is nog rustig op de weg. Het is mooi om te zien hoe de wereld wakker wordt. Ik zie de douw nog op het gras zitten, ik hoor de vogels tjirpen. Ik zie zijn huis al in de verte. Nog steeds verbaas ik me over de schoonheid van zijn huis. Vooral in het opkomend zonlicht ziet het er prachtig uit. Ik zie Daniël in de verte al aankomen. Gelukkig weet ik hoe laat hij vertrekt.
‘Hoi,’ zeg ik zachtjes.
Daniël kijkt omhoog. ‘Chantal, wat doe jij hier?’ vraagt hij verbaasd. ‘Ik wil je bedanken voor gisteravond’.
Daniël kijkt me raar aan. ‘Waar heb je het over?’ stamelt hij.
‘Bij de bibliotheek...’
Daniël schud zijn hoofd glimlachend. ‘Chantal, ik denk dat je gedroomd heb. De bibliotheek sluit vijf uur in de middag al. Bovendien was ik gister helemaal niet in de bibliotheek.’
‘Maar, we waren samen. En jij, jij ging… vliegen,’ stamel ik.
‘Chantal, kom bij de realiteit.’
Opeens wordt alles me te veel. Alles wordt wazig en begint te draaien. Ik hoor Daniël zijn preek nog wel. Tot het helemaal zwart wordt.
Ik schrik wakker als ik water in mijn gezicht voel. Langzaam open ik mijn ogen. ‘Wakker?’ grijnst Daniël. Boos kijk ik hem aan. ‘Dat heb je de laatste tijd wel vaak hè, dat je flauwvalt? Eet je wel genoeg?’.
Beschaamd kijk ik hem aan. Ik kan hem niets vertellen over mijn eetprobleem. Het is een geheim van mij, en van mij alleen. Helaas lijkt het alsof Daniël mijn gedachten kan lezen.
‘Kom op Chantal, je bent helemaal niet dik. Stop er mee, nu het nog kan.’
Ik negeer hem. Even moest ik nadenken waar we het over hadden voordat ik flauwviel.
‘Daniël, lieg niet tegen me. Ik zweer het je, het was geen droom.’
Daniël slaat zijn armen over elkaar heen. ‘Hoe wil je dat gaan bewijzen? In ieder geval ben jij de fout in gegaan omdat je daar ingebroken heb. Neem nou maar aan dat het een droom was.’
Ik schrik van zijn houding. Zo ken ik Daniël niet.
‘Chantal, het spijt me. Ik heb je genoeg kansen geven. Als je zo opdringerig blijft doen wil ik je de waarheid niet eens geven.’
Met tranen in mijn ogen kijk ik hem aan.
Daniël zijn preek is nog niet voorbij. ‘Zeg sorry tegen me,’ sist hij.
‘Sorry,’ stamel ik. Daniël loopt moeizaam naar me toe.
‘Besef dat ik van je houd. Hoe moeilijk dat ook is. Ooit komt er een dag dat we samen zijn.’
Schichtig kijk ik om me heen. Ik hoop zo dat hier geen bekende zijn. Het zou argwaan opwekken als ik voor een boek naar een ander stad ga. Gelukkig heb ik via internet een boekenwinkel gevonden waar ze het boek verkopen. Het kost flink wat geld, maar dat is het hoop ik waard.
Hijgend stap ik mijn fiets af. Gelukkig heb ik de plattegrond uit mijn hoofd geleerd, en heb ik een aardig goed richtingsgevoel. De deur van de winkel gaat krakend open. Een oud vrouwtje kijkt op.
‘Hé Chantal!’ roept ze meteen enthousiast. Ik kijk haar verbaasd aan. Verschrikt slaat ze haar hand voor haar mond.
‘Oh, sorry. Ik ben Hilda, ik ben helderziend.’
Nog steeds een beetje wantrouwig geef ik haar een hand. ‘Ik heb thee voor je gezet,’ zegt ze nog altijd vriendelijk.
Aarzelend volg ik haar mee naar boven. We komen in een klein kamertje met veel boeken. In de hoek is een gezellig eethoekje ingericht waar ik ga zitten. Hilda komt terug met thee en een boek. ‘Kijk, dit is vast het boek dat je zoekt.’
Ik herken het boek in één oogopslag en knik enthousiast.
‘Schat, ik weet dat het moeilijk is. Ik weet natuurlijk alles van de legende!.’
‘Kunt u het me dan vertellen?’ vraag ik verlegen.
‘Sorry, dat is tegen de regels. Wel kan ik dit boek meegeven.’
Voorzichtig neem ik het boek van haar aan. Ik wil al mijn geld pakken, maar ze legt haar hand op mijn portemonnee.
‘Je krijgt het gratis,’ zegt ze glimlachend.
‘Vertel niets aan Daniël, hij vermoordt me,’ mompelt ze.
Verbaasd kijk ik op. ‘Wat weet u allemaal van mijn leven?’
‘Meer dan jij zelf, schat,’ zegt ze fluisterend.
‘Ik heb zelfs nog een foto van je. Die kan ik je wel meegeven, drink jij ondertussen maar je thee op.’ Slurpend neem ik wat slokjes van de thee, het is te sterk naar mijn smaak. Na een tiental minuten komt ze aanlopen met de foto.
‘Schrik alsjeblieft niet,’ smeekt ze.
Verbaasd kijk ik haar aan, waarom zou ik schrikken van een foto van mezelf?
Voorzichtig toont Hilda mij de foto. Spontaan begin ik te hoesten.
‘Ik zei toch, niet schrikken,’ sust Hilda. Voorzichtig neem ik de foto in mijn handen. Dit is ongelooflijk. Op die foto ben ik niet menselijk, maar heb ik vleugels.
Beklemmend houd ik die foto tegen mijn borstkas aangedrukt. De wind waait hard. Ik trap stevig door maar ik kom niet snel vooruit. Het is buiten donker van de regen. Gelukkig heb ik een tasje voor het boek gekregen. Het is niet druk op straat, iedereen zit natuurlijk binnen met dit hondenweer.
Hilda is een aparte vrouw. Waarschijnlijk weet ze alles over de ‘legende’ tussen Daniël en mij. Ik heb wel mijn vermoedens, vooral na het zien van die foto. Maar ik vraag me af waarom we dan niet bij elkaar kunnen zijn. Als ik echt een mythisch wezen ben, waarom straffen ze mij dan zo? Ze straffen mij en Daniël. En waarom mag hij niets vertellen? Waarom is dat zo gevaarlijk? Ik hoop dat het boek me antwoord kan geven op die vragen.
De wind wordt sterker, voel ik. Ik kom aan bij een bocht. Omdat mijn fiets teveel naar links slingert moet ik twee handen gebruiken om het stuur vast te houden. ‘Nee!’ gil ik als de foto weg waait. In een flits gaat er iemand achter de foto aan. Ik haal opgelucht adem als ik zie, dat die persoon het vast hebt. Als hij naar me toe komt lopen herken ik hem al.
‘Pardon, dit is volgens mij van u’. Daniël kijkt me recht aan. ‘Chantal, wat doe jij hier?’
Niet op die foto kijken bid ik in mezelf. Natuurlijk heb ik zoals gewoonlijk weer pech. Daniël draait de foto om en kijkt me aan met tranen in zijn ogen.
‘Hilda,’ fluistert hij. Voordat ik antwoord kan geven is hij weg. Zwijgend kijk ik hem na. Hij heef mijn foto meegenomen.
Ik heb niet lang de tijd nodig om hem achterna te gaan. Ik weet zeker dat hij naar Hilda is gegaan.
In de winkel is niemand. Stil blijf ik staan of ik iets hoor. Het enige wat ik hoor zijn gedempte stemmen. Voorzichtig sluip ik naar boven.
‘Je had het nooit moeten vertellen,’ herken ik Daniël zijn stem.
‘Ze heeft het recht op om het te weten,’ sist Hilda terug. Even is het stil.
‘Chantal kom maar binnen,’ schreeuwt hij.
Verschrikt blijf ik staan, hoe kan hij me gehoord hebben? Hilda verbaasd zich schijnbaar ook want ze zegt dat ik er niet ben.
‘Ik kan je ook komen halen hoor,’ zegt hij dreigend.
Schuifelend loop ik naar binnen. Triomfantelijk kijkt hij Hilda aan.
‘Ga zitten,’ zegt Hilda vriendelijk. Aarzelend ga ik op dezelfde stoel zitten als net. Daniël kijkt me lang en doordringend aan. Alleen al van die blik krijg ik tranen in mijn ogen.
‘Niet huilen,’ fluistert hij.
‘Je bent veel te hard voor haar,’ zegt Hilda geïrriteerd.
Daniël veert boos op. ‘Wat denk jij dan?! Ze overleeft het nooit, alleen maar door Tim!’.
Verbaasd kijk ik Daniël aan. ‘Kunnen jullie me nu uitleggen wat er is?’ vraag ik.
Daniël schudt verdrietig zijn hoofd. ‘Het is een vloek,’ fluistert hij. ‘Mijn straf’.
Opeens begint het heel hard te waaien. Ik zoek verbaast of er ergens een raam opstaat. Daniël zucht verdrietig.
‘Hoe dan ook, het is te laat. Chantal, ga weg hier.’
Ik ben het zat om alles te doen wat hij zegt. Koppig schud ik mijn hoofd.
‘Oke, het is voor je eigen bestwil.’ Razendsnel tilt Daniël me op. ‘Waar kan ik haar laten?’ vraagt hij aan Hilda.
‘De kelder, vergeet het niet op slot te doen’.
Met ongeloof luister ik naar het antwoord van Hilda. Ik dacht dat Hilda aan mijn kant stond. Alsof ze me gedachten kan lezen zegt ze ‘Sorry schat, het is echt nodig.’
Ik schop wild om me heen. Onder me voel ik Daniël verstarren. ‘Chantal, luister naar me. Het is echt voor je eigen bestwil. Ik houd van je,’ zegt hij met tranen in zijn ogen. Rustig zet hij me op een stoel in de kelder. Hij draait zich om, meteen sta ik op. Ik ren zo snel mogelijk naar de deur. Daniël heeft me te pakken voordat ik er ben.
‘Jezus, Chantal moet ik je vastbinden of zo? Laatste kans’. Weer brengt hij me naar de stoel. Huilend blijf ik achter. Ik snap er niets van. Boven hoor ik de wind nog waaien, als ik het me niet verbeeld hoor ik ook nog onweer.
Haastig zoek ik naar een uitgang. Duizelig sta ik op. Ik wordt licht in mijn hoofd. Ik kan me niet meer staande houden en val neer. Ik voel dat het deze keer anders wordt. Dit brengt me dichter bij de waarheid, ik voel het.
Ik word wakker voor de bibliotheek. Zo snel als ik kan ren ik naar binnen. Meteen wordt het me duidelijk dat hier dezelfde storm is als in de woning van Hilda. Ik herken meteen de stem van Daniël, hij klinkt woedend.
‘Laat Charlotte hier buiten,’ hoor ik hem schreeuwen.
Ik denk dat hij boven ergens is.
‘Het is jouw straf, had ze jou maar niet moeten afwijzen.’
Verbaast luister ik naar het gesprek. Ik weet vrijwel zeker dat het over mij gaat, mij in een ander leven. Maar hoe is het mogelijk dat ik hem heb afgewezen? Mijn blik valt op het boek, die ik meteen herken. Zo snel als ik kan begin ik te lezen.
Het is een dik boek, maar ik heb alle tijd. Na elke bladzijde wordt alles duidelijker. Daniël is de engel van de liefde. Verliefd staar ik naar de foto in het boek, hij is zo knap! Ik was –of ben, dat is mok nog niet duidelijk- de engel van wraakzucht. Ik was een bitch. Ik schijn honderden aanbidders gehad te hebben. Ik wees ze allemaal af. Voor de meeste was het gevolg alleen een gebroken hart. Bij Daniël –In die tijd heette hij Donny- lag het anders. Omdat hij de engel van de liefde is, is het een schande als hij afgewezen wordt. Het was in de tijd dat Satan de baas was. Satan was boos op hem, heel boos. Daniël kreeg een vloek over zich heen. Elke keer als hij in een nieuw leven te veel contact met mij maakte, ging ik dood.
Een of andere Tim – Het hulpje van Satan- neemt zijn lichaam over een vermoord me. Elke twintig jaar kom ik terug, ik word nooit ouder dan zestien.
Zuchtend leg ik het boek weg, ik weet hoe ik de vloek moet opheffen. Dan kunnen Daniël en ik samen zijn, voor altijd.
Met moeite val ik in slaap, als ik wakker wordt komt alles weer goed. Ik voel het.
Als ik wakker wordt ben ik helaas nog steeds in de kelder. In gedachten vervloek ik Daniël. Rusteloos kijk ik de kamer rond. Hoe kan ik in vredesnaam helpen als ik hier opgesloten zit? Mijn oog valt op een klein raampje in het plafond. Op hoop van zegen. Ik zet de stoel precies onder het raampje. Als ik op mijn tenen sta kan ik er net bij. Verdomme, waarom ben ik toch zo klein? Glimlachend denk ik terug aan Daniël die me in een vorig leven vaak kleine muis noemde.
Opeens begint de kamer te draaien. Val ik weer flauw? Of komt het door alles wat er boven gebeurd? Mijn oog valt op de hoek van de kamer, waar een lichtgevend boek ligt. Snel pak ik het boek op ik lees de titel: Verslavende Liefde, ik had het kunnen weten. Ik weet meteen wat de bedoeling is.
Ik leg het boek op de stoel en klim daarop, nu kan ik er precies bij. Met al mijn kracht duw ik het raampje omhoog. Laat het niet op slot zitten bid ik. Opgelucht stop ik als ik een klik hoor, hij is open! Meteen hijs ik mezelf op, voor mij geen probleem aangezien ik op turnen heb gezeten. Ik kom terecht in een slaapkamer, waarschijnlijk die van Hilda.
Zo snel als ik kan ren ik naar zolder. Zonder me te bedenken doe ik de deur open. Wat ik aantref is onbeschrijfelijk. Daniël is in gevecht met een jongen die precies op hem lijkt. Volgens het boek moet dat Tim zijn, de zoon van de duivel.
‘Chantal, leuk om je weer te zien,’ grijnst Tim terwijl hij dreigend op mij afloopt.
‘Blijf van haar af,’ gromt Daniël.
Tim negeert hem. ‘Ken je me nog?’ vraagt hij.
Bang kijk ik hem aan. Ik mag niet bang zijn, ik moet de vloek opheffen. Ik weet hoe, het gaat me lukken.
‘Blijf van mij af,’ zeg ik boos. Tim zijn grijns wordt breder.
‘Geen zorgen, het doet maar heel eventjes pijn, ik zou het zo snel mogelijk doen.’ Zijn gezicht geeft mij de kriebels, het heeft iets arrogants. Tim zijn vleugels zijn zwart, terwijl die van Daniël glinsterend wit zijn.
‘Waarom ben ik geen engel meer?’ vraag ik me hardop af.
Tim geeft al antwoord voordat ik mijn vraag helemaal heb gesteld. ‘Je hebt een fout begaan door Daniël af te wijzen.’
Ik probeer me de oude ik voor te stellen, dat gaat moeilijk. Ik kan me niet voorstellen dat ik Daniël niet ongelooflijk leuk vind. Opeens weet ik hoe ik de vloek kan opheffen. ‘Chantal, wat ben je van plan?’ vraagt Daniël achterdochtig. ‘Je weet toch dat je straks dood gaat, en ik kan er niets aan doen.’ Zegt hij treurig.
‘Ik weet hoe ik de vloek kan opheffen,’ zeg ik met een heldere stem. Ik zie een moment van twijfel in het gezicht van Tim.
‘Je bluft’ schreeuwt hij.
Zonder aarzelen loop ik naar Daniël toe. Ik kijk hem recht in zijn ogen aan. Daniël heeft supermooie ogen, helderblauw. Mijn stem trilt een beetje, van de zenuwen denk ik. Ik haal diep adem.
‘Ik houd van je,’ zeg ik tegen Daniël.
Meteen verandert er iets. De storm gaat liggen. Er dwalen alleen nog maar een paar papieren door de kamer. Hilda pinkt een traantje weg. Ik zie de pijn op Tim zijn gezicht. Voor ik het besef is hij weg, in een flits.
‘Hij is dood,’ zegt Daniël met een zachte stem. Daniël zijn vleugels zijn verdwenen. Glimlachend kijk ik naar Daniël.
‘Zijn we nu voor altijd bij elkaar?’ vraag ik aarzelend.
Daniël kijkt met een donkere blik terug. ‘Meende je dat dan wat je zei? Of deed je het alleen om de vloek op te heffen? Hoe wist je eigenlijk dat je op die manier de vloek opheft?’
De stroom vragen komen op me af.
‘Daniël, ik meen het echt. Ik heb je zoveel jaar geleden afgewezen, nu ben ik iemand anders. Het was logisch dat ik het moest zeggen, toen ik het niet zei kwam de vloek,’ antwoord ik in één adem.
Ik houd van je,’ zeg ik nogmaals. ‘
Het spijt me dat ik je opgesloten heb in de kelder.’
‘Ach, het was voor mijn eigen bestwil,’ herhaal ik zijn woorden.
Opgelucht stort Daniël in mijn armen. We omhelzen elkaar innig, ik weet dat het zo moet zijn. Ik voel het.
Einde.
‘Hoi,’ zeg ik zachtjes.
Daniël kijkt omhoog. ‘Chantal, wat doe jij hier?’ vraagt hij verbaasd. ‘Ik wil je bedanken voor gisteravond’.
Daniël kijkt me raar aan. ‘Waar heb je het over?’ stamelt hij.
‘Bij de bibliotheek...’
Daniël schud zijn hoofd glimlachend. ‘Chantal, ik denk dat je gedroomd heb. De bibliotheek sluit vijf uur in de middag al. Bovendien was ik gister helemaal niet in de bibliotheek.’
‘Maar, we waren samen. En jij, jij ging… vliegen,’ stamel ik.
‘Chantal, kom bij de realiteit.’
Opeens wordt alles me te veel. Alles wordt wazig en begint te draaien. Ik hoor Daniël zijn preek nog wel. Tot het helemaal zwart wordt.
Ik schrik wakker als ik water in mijn gezicht voel. Langzaam open ik mijn ogen. ‘Wakker?’ grijnst Daniël. Boos kijk ik hem aan. ‘Dat heb je de laatste tijd wel vaak hè, dat je flauwvalt? Eet je wel genoeg?’.
Beschaamd kijk ik hem aan. Ik kan hem niets vertellen over mijn eetprobleem. Het is een geheim van mij, en van mij alleen. Helaas lijkt het alsof Daniël mijn gedachten kan lezen.
‘Kom op Chantal, je bent helemaal niet dik. Stop er mee, nu het nog kan.’
Ik negeer hem. Even moest ik nadenken waar we het over hadden voordat ik flauwviel.
‘Daniël, lieg niet tegen me. Ik zweer het je, het was geen droom.’
Daniël slaat zijn armen over elkaar heen. ‘Hoe wil je dat gaan bewijzen? In ieder geval ben jij de fout in gegaan omdat je daar ingebroken heb. Neem nou maar aan dat het een droom was.’
Ik schrik van zijn houding. Zo ken ik Daniël niet.
‘Chantal, het spijt me. Ik heb je genoeg kansen geven. Als je zo opdringerig blijft doen wil ik je de waarheid niet eens geven.’
Met tranen in mijn ogen kijk ik hem aan.
Daniël zijn preek is nog niet voorbij. ‘Zeg sorry tegen me,’ sist hij.
‘Sorry,’ stamel ik. Daniël loopt moeizaam naar me toe.
‘Besef dat ik van je houd. Hoe moeilijk dat ook is. Ooit komt er een dag dat we samen zijn.’
Schichtig kijk ik om me heen. Ik hoop zo dat hier geen bekende zijn. Het zou argwaan opwekken als ik voor een boek naar een ander stad ga. Gelukkig heb ik via internet een boekenwinkel gevonden waar ze het boek verkopen. Het kost flink wat geld, maar dat is het hoop ik waard.
Hijgend stap ik mijn fiets af. Gelukkig heb ik de plattegrond uit mijn hoofd geleerd, en heb ik een aardig goed richtingsgevoel. De deur van de winkel gaat krakend open. Een oud vrouwtje kijkt op.
‘Hé Chantal!’ roept ze meteen enthousiast. Ik kijk haar verbaasd aan. Verschrikt slaat ze haar hand voor haar mond.
‘Oh, sorry. Ik ben Hilda, ik ben helderziend.’
Nog steeds een beetje wantrouwig geef ik haar een hand. ‘Ik heb thee voor je gezet,’ zegt ze nog altijd vriendelijk.
Aarzelend volg ik haar mee naar boven. We komen in een klein kamertje met veel boeken. In de hoek is een gezellig eethoekje ingericht waar ik ga zitten. Hilda komt terug met thee en een boek. ‘Kijk, dit is vast het boek dat je zoekt.’
Ik herken het boek in één oogopslag en knik enthousiast.
‘Schat, ik weet dat het moeilijk is. Ik weet natuurlijk alles van de legende!.’
‘Kunt u het me dan vertellen?’ vraag ik verlegen.
‘Sorry, dat is tegen de regels. Wel kan ik dit boek meegeven.’
Voorzichtig neem ik het boek van haar aan. Ik wil al mijn geld pakken, maar ze legt haar hand op mijn portemonnee.
‘Je krijgt het gratis,’ zegt ze glimlachend.
‘Vertel niets aan Daniël, hij vermoordt me,’ mompelt ze.
Verbaasd kijk ik op. ‘Wat weet u allemaal van mijn leven?’
‘Meer dan jij zelf, schat,’ zegt ze fluisterend.
‘Ik heb zelfs nog een foto van je. Die kan ik je wel meegeven, drink jij ondertussen maar je thee op.’ Slurpend neem ik wat slokjes van de thee, het is te sterk naar mijn smaak. Na een tiental minuten komt ze aanlopen met de foto.
‘Schrik alsjeblieft niet,’ smeekt ze.
Verbaasd kijk ik haar aan, waarom zou ik schrikken van een foto van mezelf?
Voorzichtig toont Hilda mij de foto. Spontaan begin ik te hoesten.
‘Ik zei toch, niet schrikken,’ sust Hilda. Voorzichtig neem ik de foto in mijn handen. Dit is ongelooflijk. Op die foto ben ik niet menselijk, maar heb ik vleugels.
Beklemmend houd ik die foto tegen mijn borstkas aangedrukt. De wind waait hard. Ik trap stevig door maar ik kom niet snel vooruit. Het is buiten donker van de regen. Gelukkig heb ik een tasje voor het boek gekregen. Het is niet druk op straat, iedereen zit natuurlijk binnen met dit hondenweer.
Hilda is een aparte vrouw. Waarschijnlijk weet ze alles over de ‘legende’ tussen Daniël en mij. Ik heb wel mijn vermoedens, vooral na het zien van die foto. Maar ik vraag me af waarom we dan niet bij elkaar kunnen zijn. Als ik echt een mythisch wezen ben, waarom straffen ze mij dan zo? Ze straffen mij en Daniël. En waarom mag hij niets vertellen? Waarom is dat zo gevaarlijk? Ik hoop dat het boek me antwoord kan geven op die vragen.
De wind wordt sterker, voel ik. Ik kom aan bij een bocht. Omdat mijn fiets teveel naar links slingert moet ik twee handen gebruiken om het stuur vast te houden. ‘Nee!’ gil ik als de foto weg waait. In een flits gaat er iemand achter de foto aan. Ik haal opgelucht adem als ik zie, dat die persoon het vast hebt. Als hij naar me toe komt lopen herken ik hem al.
‘Pardon, dit is volgens mij van u’. Daniël kijkt me recht aan. ‘Chantal, wat doe jij hier?’
Niet op die foto kijken bid ik in mezelf. Natuurlijk heb ik zoals gewoonlijk weer pech. Daniël draait de foto om en kijkt me aan met tranen in zijn ogen.
‘Hilda,’ fluistert hij. Voordat ik antwoord kan geven is hij weg. Zwijgend kijk ik hem na. Hij heef mijn foto meegenomen.
Ik heb niet lang de tijd nodig om hem achterna te gaan. Ik weet zeker dat hij naar Hilda is gegaan.
In de winkel is niemand. Stil blijf ik staan of ik iets hoor. Het enige wat ik hoor zijn gedempte stemmen. Voorzichtig sluip ik naar boven.
‘Je had het nooit moeten vertellen,’ herken ik Daniël zijn stem.
‘Ze heeft het recht op om het te weten,’ sist Hilda terug. Even is het stil.
‘Chantal kom maar binnen,’ schreeuwt hij.
Verschrikt blijf ik staan, hoe kan hij me gehoord hebben? Hilda verbaasd zich schijnbaar ook want ze zegt dat ik er niet ben.
‘Ik kan je ook komen halen hoor,’ zegt hij dreigend.
Schuifelend loop ik naar binnen. Triomfantelijk kijkt hij Hilda aan.
‘Ga zitten,’ zegt Hilda vriendelijk. Aarzelend ga ik op dezelfde stoel zitten als net. Daniël kijkt me lang en doordringend aan. Alleen al van die blik krijg ik tranen in mijn ogen.
‘Niet huilen,’ fluistert hij.
‘Je bent veel te hard voor haar,’ zegt Hilda geïrriteerd.
Daniël veert boos op. ‘Wat denk jij dan?! Ze overleeft het nooit, alleen maar door Tim!’.
Verbaasd kijk ik Daniël aan. ‘Kunnen jullie me nu uitleggen wat er is?’ vraag ik.
Daniël schudt verdrietig zijn hoofd. ‘Het is een vloek,’ fluistert hij. ‘Mijn straf’.
Opeens begint het heel hard te waaien. Ik zoek verbaast of er ergens een raam opstaat. Daniël zucht verdrietig.
‘Hoe dan ook, het is te laat. Chantal, ga weg hier.’
Ik ben het zat om alles te doen wat hij zegt. Koppig schud ik mijn hoofd.
‘Oke, het is voor je eigen bestwil.’ Razendsnel tilt Daniël me op. ‘Waar kan ik haar laten?’ vraagt hij aan Hilda.
‘De kelder, vergeet het niet op slot te doen’.
Met ongeloof luister ik naar het antwoord van Hilda. Ik dacht dat Hilda aan mijn kant stond. Alsof ze me gedachten kan lezen zegt ze ‘Sorry schat, het is echt nodig.’
Ik schop wild om me heen. Onder me voel ik Daniël verstarren. ‘Chantal, luister naar me. Het is echt voor je eigen bestwil. Ik houd van je,’ zegt hij met tranen in zijn ogen. Rustig zet hij me op een stoel in de kelder. Hij draait zich om, meteen sta ik op. Ik ren zo snel mogelijk naar de deur. Daniël heeft me te pakken voordat ik er ben.
‘Jezus, Chantal moet ik je vastbinden of zo? Laatste kans’. Weer brengt hij me naar de stoel. Huilend blijf ik achter. Ik snap er niets van. Boven hoor ik de wind nog waaien, als ik het me niet verbeeld hoor ik ook nog onweer.
Haastig zoek ik naar een uitgang. Duizelig sta ik op. Ik wordt licht in mijn hoofd. Ik kan me niet meer staande houden en val neer. Ik voel dat het deze keer anders wordt. Dit brengt me dichter bij de waarheid, ik voel het.
Ik word wakker voor de bibliotheek. Zo snel als ik kan ren ik naar binnen. Meteen wordt het me duidelijk dat hier dezelfde storm is als in de woning van Hilda. Ik herken meteen de stem van Daniël, hij klinkt woedend.
‘Laat Charlotte hier buiten,’ hoor ik hem schreeuwen.
Ik denk dat hij boven ergens is.
‘Het is jouw straf, had ze jou maar niet moeten afwijzen.’
Verbaast luister ik naar het gesprek. Ik weet vrijwel zeker dat het over mij gaat, mij in een ander leven. Maar hoe is het mogelijk dat ik hem heb afgewezen? Mijn blik valt op het boek, die ik meteen herken. Zo snel als ik kan begin ik te lezen.
Het is een dik boek, maar ik heb alle tijd. Na elke bladzijde wordt alles duidelijker. Daniël is de engel van de liefde. Verliefd staar ik naar de foto in het boek, hij is zo knap! Ik was –of ben, dat is mok nog niet duidelijk- de engel van wraakzucht. Ik was een bitch. Ik schijn honderden aanbidders gehad te hebben. Ik wees ze allemaal af. Voor de meeste was het gevolg alleen een gebroken hart. Bij Daniël –In die tijd heette hij Donny- lag het anders. Omdat hij de engel van de liefde is, is het een schande als hij afgewezen wordt. Het was in de tijd dat Satan de baas was. Satan was boos op hem, heel boos. Daniël kreeg een vloek over zich heen. Elke keer als hij in een nieuw leven te veel contact met mij maakte, ging ik dood.
Een of andere Tim – Het hulpje van Satan- neemt zijn lichaam over een vermoord me. Elke twintig jaar kom ik terug, ik word nooit ouder dan zestien.
Zuchtend leg ik het boek weg, ik weet hoe ik de vloek moet opheffen. Dan kunnen Daniël en ik samen zijn, voor altijd.
Met moeite val ik in slaap, als ik wakker wordt komt alles weer goed. Ik voel het.
Als ik wakker wordt ben ik helaas nog steeds in de kelder. In gedachten vervloek ik Daniël. Rusteloos kijk ik de kamer rond. Hoe kan ik in vredesnaam helpen als ik hier opgesloten zit? Mijn oog valt op een klein raampje in het plafond. Op hoop van zegen. Ik zet de stoel precies onder het raampje. Als ik op mijn tenen sta kan ik er net bij. Verdomme, waarom ben ik toch zo klein? Glimlachend denk ik terug aan Daniël die me in een vorig leven vaak kleine muis noemde.
Opeens begint de kamer te draaien. Val ik weer flauw? Of komt het door alles wat er boven gebeurd? Mijn oog valt op de hoek van de kamer, waar een lichtgevend boek ligt. Snel pak ik het boek op ik lees de titel: Verslavende Liefde, ik had het kunnen weten. Ik weet meteen wat de bedoeling is.
Ik leg het boek op de stoel en klim daarop, nu kan ik er precies bij. Met al mijn kracht duw ik het raampje omhoog. Laat het niet op slot zitten bid ik. Opgelucht stop ik als ik een klik hoor, hij is open! Meteen hijs ik mezelf op, voor mij geen probleem aangezien ik op turnen heb gezeten. Ik kom terecht in een slaapkamer, waarschijnlijk die van Hilda.
Zo snel als ik kan ren ik naar zolder. Zonder me te bedenken doe ik de deur open. Wat ik aantref is onbeschrijfelijk. Daniël is in gevecht met een jongen die precies op hem lijkt. Volgens het boek moet dat Tim zijn, de zoon van de duivel.
‘Chantal, leuk om je weer te zien,’ grijnst Tim terwijl hij dreigend op mij afloopt.
‘Blijf van haar af,’ gromt Daniël.
Tim negeert hem. ‘Ken je me nog?’ vraagt hij.
Bang kijk ik hem aan. Ik mag niet bang zijn, ik moet de vloek opheffen. Ik weet hoe, het gaat me lukken.
‘Blijf van mij af,’ zeg ik boos. Tim zijn grijns wordt breder.
‘Geen zorgen, het doet maar heel eventjes pijn, ik zou het zo snel mogelijk doen.’ Zijn gezicht geeft mij de kriebels, het heeft iets arrogants. Tim zijn vleugels zijn zwart, terwijl die van Daniël glinsterend wit zijn.
‘Waarom ben ik geen engel meer?’ vraag ik me hardop af.
Tim geeft al antwoord voordat ik mijn vraag helemaal heb gesteld. ‘Je hebt een fout begaan door Daniël af te wijzen.’
Ik probeer me de oude ik voor te stellen, dat gaat moeilijk. Ik kan me niet voorstellen dat ik Daniël niet ongelooflijk leuk vind. Opeens weet ik hoe ik de vloek kan opheffen. ‘Chantal, wat ben je van plan?’ vraagt Daniël achterdochtig. ‘Je weet toch dat je straks dood gaat, en ik kan er niets aan doen.’ Zegt hij treurig.
‘Ik weet hoe ik de vloek kan opheffen,’ zeg ik met een heldere stem. Ik zie een moment van twijfel in het gezicht van Tim.
‘Je bluft’ schreeuwt hij.
Zonder aarzelen loop ik naar Daniël toe. Ik kijk hem recht in zijn ogen aan. Daniël heeft supermooie ogen, helderblauw. Mijn stem trilt een beetje, van de zenuwen denk ik. Ik haal diep adem.
‘Ik houd van je,’ zeg ik tegen Daniël.
Meteen verandert er iets. De storm gaat liggen. Er dwalen alleen nog maar een paar papieren door de kamer. Hilda pinkt een traantje weg. Ik zie de pijn op Tim zijn gezicht. Voor ik het besef is hij weg, in een flits.
‘Hij is dood,’ zegt Daniël met een zachte stem. Daniël zijn vleugels zijn verdwenen. Glimlachend kijk ik naar Daniël.
‘Zijn we nu voor altijd bij elkaar?’ vraag ik aarzelend.
Daniël kijkt met een donkere blik terug. ‘Meende je dat dan wat je zei? Of deed je het alleen om de vloek op te heffen? Hoe wist je eigenlijk dat je op die manier de vloek opheft?’
De stroom vragen komen op me af.
‘Daniël, ik meen het echt. Ik heb je zoveel jaar geleden afgewezen, nu ben ik iemand anders. Het was logisch dat ik het moest zeggen, toen ik het niet zei kwam de vloek,’ antwoord ik in één adem.
Ik houd van je,’ zeg ik nogmaals. ‘
Het spijt me dat ik je opgesloten heb in de kelder.’
‘Ach, het was voor mijn eigen bestwil,’ herhaal ik zijn woorden.
Opgelucht stort Daniël in mijn armen. We omhelzen elkaar innig, ik weet dat het zo moet zijn. Ik voel het.
Einde.
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.