Dragon's Breath

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Dit is een high fantasy verhaal, wat min of meer inhoudt dat het een compleet nieuw verhaal is in een wereld dat niet zoals de onze is. Denk Lord of the Rings, meer dan zoiets als Supernatural, wat zich afspeelt in een wereld dat verdacht veel op de Aarde lijkt, maar waarin onnatuurlijke elementen zich afspelen. Ik heb om deze reden besloten een algemene soort "Wiki" in het plaatje hieronder te zetten, aangezien dit forum blijkbaar geen spoilers toelaat en ik geen lappen met minder nuttige tekst wil geven. Het is niet nodig dit te lezen, maar als je meer wil weten over de wereld, lees het dan gerust door.

http://i.imgur.com/GA5p4sR.png (inzoombaar)

---

Proloog

Het was een grimmige herfst en een duistere herfstnacht. Fo onderzocht de stoffige loop van het gouden musket. Hij blies er in om het schoon te maken. Fo voelde een vreemd tintelende roes door zijn lichaam gaan. Hij keek verbaasd op. Terwijl het stof en buskruit in een hoog tempo uit de loop sprong, liet Fo het wapen hoestend vallen.

Hij stond op, en reikte uit naar zijn metalen beker, gevuld met Oosterse wijn. Toen Fo's vingertoppen de koude buitenkant van de beker raakten, ging er een vreemd gevoel door zijn arm. Een donderslag was in de verte te horen. Fo haalde zijn schouders op. Hij hief de beker, en nam een grote slok. Op dat moment voelde hij opnieuw dat getintel, dit maal bij zijn tong en keel. De jonge wapensmid ging weer aan zijn werktafel zitten, en pakte het vuurwapen opnieuw op.

Hij mat de diameter van de loop, en pakte toen een klein houten doosje van onder zijn werktafel. Weer sloeg er bliksem in de verte in. Hij opende het doosje en pakte een van de kleinere kogeltjes die het bevatte. Opnieuw ging er een tintel door zijn arm, ditmaal iets sterker. Hij laadde het gouden musket, dat niet meer dan anderhalve voet lang zou kunnen zijn. Hij probeerde het musket op te pakken voor een testschot, maar hij liet het uit zijn handen glippen alsof het een gloeiend stuk steenkool was. Dit was duidelijk een hevige schok, en geen tintel meer. Voor de derde maal sloeg bliksem in, en Fo stond verdwaasd op. De kruk waarom hij zat viel hierbij om. Hij liep haastig naar de uitgang van de smederij, en ging naar buiten, terwijl de jongeman zijn bontjas omsloeg.

Het regende alsof het dat in geen jaren had gedaan. Fo stapte zo elegant mogelijk op de hoog liggende keien, die niet onder plassen water waren bedolven. Fo liep door de grauwe binnenstad van Torael. Hij passeerde een aantal somber uitziende huizen, sommige dichtgetimmerd. Oorlog klopt op de voordeur, en dat wisten deze mensen maar al te goed. De meeste vluchtelingen waren verder zuidwaards gegaan, naar Ankala of Ricaro. Fo niet. Hij vond dat als er oorlog komt, hij het recht in de ogen zou moeten kijken, en zijn land zou beschermen. De musketmaker zette grote stappen om zo snel mogelijk thuis te zijn. De majestueuze villa was inmiddels in zicht. Het lag veilig en hoog, achter een betonnen buitenmuur. Fo liet zijn hand, bedekt in met een handschoen tegen het beton schuren toen hij langs de muur liep. De poort is zoals altijd versierd met twee donkercyane baniers, met goudkleurige bliksemvalken erop.

Fo trok aan het koord bij de muur dat als deurbel diende. De poort werd geopend door zijn neef, Sanail.
"Fo! Kom snel binnen. Ik dacht dat je door het slechte weer niet thuis zou komen vandaag," zei Sanail.
"Ik kom altijd thuis, neef," glimlachte Fo, "maar waarom ben jij het, die de poort opent, en niet een van ooms bedienden?"
"Ze zijn niet op komen dagen, vrees ik. Ikzelf denk dat ze gevlucht zijn. Alleen Kiëll is er nog."
"Iedereen lijkt wel te vluchten de laatste tijd. Zelfs de dappere Torrakh deed het. En hij was een van de beste lijfwachten die we hadden."
Sanail knikte, "Kom, laten we naar binnen gaan."
Samen liepen ze over het grindpad dat naar de villa leidt, terwijl de regen nog hard de hemel uitstortte.
"Goed idee," zei Fo, "ik heb trouwens nog iets dat ik wil bespreken. Het is nogal vreemd, om eerlijk te zijn."
"Vreemd is waar ik voor leef, neef van me. Vertel me, wat is het?"
Fo en Sanail zijn bij een verlaging van het grindpad gekomen. Het was een plas water geworden. Fo kreeg opnieuw de tintel van eerder, dit keer door zijn hele lichaam, nu maar heel kort. Alles leek opeens heel langzaam te gaan. Hij keek naar zijn neefs voet, die in de regenplas wilde stappen. Waarom wist hij niet, maar Fo wist dat hij dit moest voorkomen. Hij duwde zijn neef opzij en viel daarintegen zelf in de plas.

Sanail krabbelde verstrooid op.
"Wat is er mis, Fo? Heb ik soms iets verkeerd gedaan?" Vroeg Sanail boos.
"N-nee, ik..." stamelde Fo.
"Wat?"
"I-ik..."
Het voelde weer alsof de tijd langzamer ging. Fo keek naar beneden, en zag dat hij in de plas stond. Toen keek hij omhoog, en voor hij het besefte, sloeg de bliksem in op de plek waar Fo stond. Van het een op het andere moment was er een flits, een brandende pijn, en duisternis.
Laatst gewijzigd door AchedTeacher op 04 apr 2014 02:27, 6 keer totaal gewijzigd.
marijN
Nieuw
Nieuw
Berichten: 4
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:14

:app: prachtig
Aile
Vulpen
Vulpen
Berichten: 471
Lid geworden op: 27 mar 2011 00:09
Locatie: Terheijden

De titel van je verhaal maakte me erg nieuwsgierig naar de rest ^^
Ik vind je proloog heel goed en ook mooi geschreven. Ik weet niet waarom, maar het doet me een beetje aan Avatar (niet de blauwe mensjes, maar de serie op Nickelodeon) denken. Een paar puntjes vielen mij nog wel op:

De jonge wapensmit ging weer aan zijn werktafel zitten,
Wapensmit = wapensmid
De meeste vluchtelingen waren verder zuidwaards gegaan,
Zuidwaards = Zuidwaarts

Zoals je ziet zijn het maar hele kleine foutjes, maar wat mij nog meer opviel is dat je heel vaak na een komma nog een "en" neerzet, ik weet niet zeker of dat wel goed is, maar dat zal ik wel proberen uit te zoeken.
Ik heb al vaker op andere fora verhalen gelezen over oorlogen die zich afspelen in een andere wereld, je kunt er met maar een beetje fantasie er al iets heel leuks van maken, dus ik ben benieuwt hoe dit verhaal verder zal gaan ;)

Xxx Aile
"There are many worlds, but they share the same sky —
one sky, one destiny."
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Aile schreef:De titel van je verhaal maakte me erg nieuwsgierig naar de rest ^^
Ik vind je proloog heel goed en ook mooi geschreven. Ik weet niet waarom, maar het doet me een beetje aan Avatar (niet de blauwe mensjes, maar de serie op Nickelodeon) denken. Een paar puntjes vielen mij nog wel op:

De jonge wapensmit ging weer aan zijn werktafel zitten,
Wapensmit = wapensmid
De meeste vluchtelingen waren verder zuidwaards gegaan,
Zuidwaards = Zuidwaarts

Zoals je ziet zijn het maar hele kleine foutjes, maar wat mij nog meer opviel is dat je heel vaak na een komma nog een "en" neerzet, ik weet niet zeker of dat wel goed is, maar dat zal ik wel proberen uit te zoeken.
Ik heb al vaker op andere fora verhalen gelezen over oorlogen die zich afspelen in een andere wereld, je kunt er met maar een beetje fantasie er al iets heel leuks van maken, dus ik ben benieuwt hoe dit verhaal verder zal gaan ;)

Xxx Aile

Wat die fouten betreft, bedankt, ik heb alles in kladblok geschreven, want ik ben te arm om Word te kopen, lol. En bedankt voor de support :D

Dit is trouwens de concept-art voor de wereldkaart, gemaakt door Marijn :)

http://images4.wikia.nocookie.net/__cb2 ... onia_G.gif
JodieJJ
Ex-staflid
Ex-staflid
Berichten: 4626
Lid geworden op: 15 jun 2010 11:19
Locatie: V.huuzee!!!

goed geschreven stuk :P, ook een zeer sterk einde, lekkere cliffhanger :P.

Enige opmerkingen die ik heb zijn dat je erg vaak de naam Fo in het begin stukje noemt terwijl Fo de enige is die in de kamer aanwezig is en dat je er vaak tintelen noemde. Het hoort natuurlijk in je verhaal, maar probeer dit iets meer te varieren door andere woorden te gebruiken of door er grotere stukken tekst tussen te plaatsen.

Ik vond het heel grappig dat je de naam Torrakh grbuikt haha xD, ik heb die namelijk ook weleens gebruikt ( oke, dan was het Torrak maar bijna hetzelfde :P ) Alleen was dat nogal een evil guy, xD

Zo nu ben ik nieuwsgierig of je er draken i gaat stoppen of niet :P.
Oh je hoeft trouwens niet een hele reactie van iemand anders te quoten als je @Aile, ( bijvoorbeeld ) typed, voldoet dat prima en houdt je topic overzichtelijker.
Regenboog of regenboog, waarom ben je krom?
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

@JodieJJ (zo goed :P)

Bedankt, dat helpt. De naam Torrakh heb ik denk ik ongemerkt van een spel opgenomen denk ik (Torag?). Geen idee welke. Hoe gaat het meestal te werk hier? Kan ik gewoon posten wat ik heb aan verhaal?
JodieJJ
Ex-staflid
Ex-staflid
Berichten: 4626
Lid geworden op: 15 jun 2010 11:19
Locatie: V.huuzee!!!

Dat spel kenk niet xD ghehe,

Maar je kunt gewoon posten wat je hebt, ookal zou ik niet te grote stukjes posten ( maximaal drie a4tjes op times roman 12, ) En ook niet te snel achter elkaar, dat maakt het voor lezers niet echt verleidelijk omdat ze het niet kunnen bijhouden.
Regenboog of regenboog, waarom ben je krom?
Anders heette je regenstreep en dat klinkt zo stom
Gebruikersavatar
Saskjezwaard
Computer
Computer
Berichten: 4449
Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
Locatie: in bed

En de mierenneuker van het forum komt ook langs :P Kun je trouwens oudere versies van Word niet ergens downloaden? Volgens mij heb ik iemand daar iets over horen zeggen. Maar goed, ik heb geen verstand van computers dus verder dan dit kan ik je niet helpen haha xD
Ik pik even de meest opvallende spellingsfouten eruit, er zitten namelijk een paar chronische foutjes in. Dan kan je daarop letten en het hopelijk uit je systeem weten te werken^^
Het was een grimme herfst, en een duistere herfstnacht.
grimme=grimmige
Je hebt hier ook , en staan. DAt is dubbelop, de 'en' geeft eigenlijk al een komma aan. Ik zou in gedachten houden dat er voor 'en' nooit een komma hoort, er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar dat is alleen als de zin onoverzichtelijk wordt.
Hij ademde even in, en blies er toen in om het schoon te maken. Fo keek verbaasd op, en voelde een vreemd tintelende roes door zijn lichaam gaan.
'toen' is een woord dat je met 'opeens' en varianten daarvan zo min mogelijk moet gebruiken. Het kan een tekst heel samenvattend maken. Nu is dat nog niet het geval, gelukkig^^ maar het is ook vaak een woord dat je weg kunt laten door de zin anders neer te zitten, of door het gewoon weg te laten.
Hier is dat ook het geval. Eigenlijk is het inademen overbodig, dat doe je over het algemeen voordat je blaast.
Dus: Hij blies erin om het schoon te maken.
Fo keek verbaasd op, en voelde een vreemd tintelende roes door zijn lichaam gaan. Terwijl het stof en buskruit in een hoog tempo uit de loop sprong, liet Fo het ornamentele wapen op zijn werkbank vallen en hoestte hij.
De eerste zin klopt niet helemaal qua volgorde. Ik snap namelijk niet waarom Fo verbaasd moet opkijken, zoals je het nu hebt staan is hij verbaasd omdat hij in de loop blaast. TErwijl hij dat gewoon zelf doet :P
Ik zou de zin omdraaien, dus: Een vreemde tinteling schoot door zijn lichaam. Fo keek verbaasd op.
En bij je tweede zin klopt de volgorde ook niet, het komt nu heel langzaam over. Alsof hij eerst verbaasd gaat kijken naar het stof dat uit de loop vliegt, dan besluit dat hij het wapen moet laten vallen en daarna denkt: oja, ik moet ook nog hoesten :P
Ik haal deze zin aan omdat je eigenlijk bij elke zin moet kijken wat de snelheid is waarmee je de handeling wil laten overkomen. Als de handeling niet echt veel snelheid heeft, hoeft het ook geen snelheid in de tekst te hebben. Maar als iets wel snel gebeurd, moet je de zin wat korter maken en door bepaalde woorden en woordvolgorde snelheid meegeven. Ook niet te veel nieuwe details erin zetten, nu heb je bijvoorbeeld 'ornamentele' wat ook de snelheid weghaalt.
Ik zou het zo neerzetten:
Terwijl het stof en buskruit in een hoog tempo uit de loop sprong, liet Fo het wapen hoestend vallen.

Okeee, heel verhaal --' sorry, ik laat me soms meeslepen, hopelijk snap je er nog iets van haha xD
Hij hefde de beker, en nam een grote slok.
hefde=hief
Weer sloeg er bliksem in.
Ik las het eerst dat bliksem in de werkplaats inslaat, ach je weet het nooit met fantasy :P ik zou er: weer sloeg er in de verte bliksem in. van maken, of zoiets^^

En ik snap het nut van het stukje van het schoonmaken niet echt. Je geeft geen redenen waarom Fo het doet, terwijl dat hier wel nodig is. Nu komt het op me over dat je gewoon als schrijver het neergezet hebt om de lezer te laten zien dat Fo vreemde tintelingen heeft. Dat is in principe helemaal geen probleem, als je maar genoeg goede redenen geeft. Bijvoorbeeld dat hij het wapen weer eens moet schoonmaken, anders kan hij het weggooien en dat is niet handig met de aankomende oorlog.
Fo stapte zo elegant mogelijk op de hoog liggende keien, die niet onder plassen water zijn bedolven.
Het viel me op dat je in dit stukje vooral opeens overspringt naar de tegenwoordige tijd. Hier zijn ook maar weer een paar uitzonderingen waar dat mag, maar hou maar in je achterhoofd dat, zodra je in vt schrijft, de rest van de tekst ook in vt moet. Dus zijn=waren
Hij passeerde een aantal somber uitziende huizen, sommige dichtgetimmerd.
volgens mij kunnen huizen niet dichtgetimmerd zijn, ramen en deuren wel, maar bij huizen krijg ik een vreemd beeld haha xD
Hij vond dat als er oorlog komt, hij het recht in de ogen zal moeten aankijken, en zijn land zal beschermen. De musketmaker zet grote stappen om zo snel mogelijk thuis te zijn.
Hier weer een paar tt waar het vt moet zijn ;)
De poort is zoals altijd versierd met twee donkercyane baniers, met goudkleurige bliksemvalken erop.
Hier weet ik het niet zeker. Dit is volgens mij één van de uitzonderingen, omdat er 'altijd' staat. Dus in het verleden, heden, maar ook in de toekomst. En dan mag tt volgens mij weer wel.
Fo trok aan het koord, bij de muur, dat als deurbel diende
Haha, ik vind het grappig^^ de meeste beginnende schrijvers houden niet van komma's en vermijden die zoveel als ze kunnen, maar jij zet er lekker veel neer :P deze kunnen allebei weg.
"Ze zijn niet op komen dagen, vrees ik. Ikzelf denk dat ze gevlucht zijn. Alleen Kiëll is er nog."
Bij 'ikzelf' wachtte ik eigenlijk op een ander die iets anders dacht. Dus Ikzelf denk dat ze gevlucht zijn, maar mijn vader denkt dat ze gedood zijn. Ik zou er gewoon 'ik' van maken ;)
Samen lopen ze over het grindpad dat naar de villa leidt, terwijl de regen nog hard uit de hemel stort.
tumtiedumtiedeum^^
Fo en Sanail zijn bij een verlaging van het grindpad gekomen. Het is een plas water geworden.
Ahum
Fo kreeg opnieuw de tintel van eerder, dit keer door zijn hele lichaam, maar heel kort.
Dit is een beetje een vreemde zin. Ik denk dat je in het laatste deel van de zin 'nu maar' mist.
Dus: Fo kreeg opnieuw de tintel van eerder, dit keer door zijn hele lichaam, maar nu maar heel kort.


Zo, dat was het gezeur dat ik vandaag kon vinden :P deze lijst van foutjes betekent trouwens niet dat ik je verhaal slecht vind, integendeel zelfs! Heel sterk begin, je gebruikt details goed en weet een vloeiende tekst neer te zetten. Af en toe hapert het een beetje, maar goed, je bent pas 15 :P anders heb je niets meer om te oefenen, dat moeten we toch niet hebben haha xD
Je moet wel op je verleden tijd letten, maar goed, ik denk dat, nu je er eenmaal op gewezen bent, het niet vaak meer zult gebruiken.
En zoals Jodie al zei, sterk einde, cliffhangers zijn altijd leuk om te lezen^^ maakt het spannend en lekker nieuwsgierig wat er nu gaat gebeuren. Ik ben trouwens ook benieuwd of je er draken in gaat stoppen, zijn leuke beesten :P
And by the way, everything in life is writable about if you have the outgoing guts to do it, and the imagination to improvise. The worst enemy to creativity is self-doubt ― Sylvia Plath
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

@Saskjezwaard

Bedankt voor de hulp. Dat verleden tijd houden is een van de irritantste dingen die er bestaan en het maakt schrijven op een niet-oplettende manier best lastig. Maar over die dichtgetimmerde huizen moet ik je toch even tegenspreken, denk ik. :P "Dichtgetimmerde huizen" zijn uiteraard geen huizen die volledig bedekt zijn met planken, alleen de ramen en deuren. Dit is dus niet letterlijk. Tegelijkertijd is het ook geen fout, maar een totum pro parte ;). Als je zegt dat de vlag van Amerika 50 sterren bevat, bedoel je niet de vlag van allebei de continenten, van Canada tot Argentinië, maar alleen de Verenigde Staten van Amerika.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Hey!

Mooi geschreven zeg! En je wekt al gelijk wat vragen en mysterie op, dat vind ik erg leuk :D Ik ben benieuwd waar het verhaal heen gaat ^_^
AchedTeacher schreef: bedekt in met een handschoen tegen het beton schuren toen hij langs de muur liep.
Ik zou hier "met" weglaten, zodat er staat "bedekt in een handschoen"

Ga zo door!

Groetjes Maaike
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

't Is een tijdje geleden, maar ik ben toch doorgegaan met schrijven :). Niet zo mega-dump meer.

Hoofdstuk 1 - Truenofitter

Oom Yappah en neef Sanail stonden verdrongen te kijken naar het levenloze lichaam van Fo, die op een marmeren tafel lag. Fo's zusje Mala huilde zachtjes. Sanail draaide zich om en verliet de kamer als eerste. Yappah en Mala volgde gauw. Het dienstmeisje, Kiëll, liep voorzichtig het mortuarium in, iets nadat Fo's familie was vertrokken. Ze knielde bij het lichaam van de smid, en huilde, terwijl ze zijn hoofd tussen haar handen had.

Er klonk een blikseminslag, midden op de dag. Kiëll keek naar de deur met een verbaasd gezicht, maar er was niks te bekennen. Plotseling hoorde ze iemand happen naar adem, en ze keek weer naar Fo. Kiëll kreeg de schrik van haar leven, en liep verbijsterd een aantal stappen naar achteren - de jonge wapensmid leefde weer.

Fo, die voor het eerst in acht uur adem haalde, keek verschrikt om zich heen. Hij zag relikwieën om zich heen, die normaal alleen werden meegegeven aan de doden. Een standbeeld van Notte, de draak van de nacht, duisternis en dood. Hij begreep dat hij in een mortuarium moest liggen. Hij zag een fel licht, en een individu die daarin stond. Langzaam wenden Fo's ogen aan het licht en verhelderde zijn visie.
"Kiëll, ben jij dat?" Vroeg Fo, die nauwelijks kon kijken.
"Nee, n-n-nee! Ik verbeeld me dingen. Je bent dood, Fo, dit kan niet!" Kiëll rende naar de deur, doodsbang.
"Kiëll, ik ben het... Hier, raak mijn arm aan, de brandwonden zitten er nog op!" Fo stroopte zijn wijde witte mouwen en liet de rode huid zien.
Kiëll liep stap voor stap naar Fo, en reikte haar hand uit. Ze voelde de huid, het was levensecht.
"Hoe heb je... Je was dood!" Stamelde ze.
"Vraag het niet aan mij," zei Fo, "ik ben even verbaasd als jij."
Fo stond op.
"Ik neem aan dat dit het mortuarium is?"
Kiëll knikte.
"Het is geen grafheuvel, zoals ik altijd al wilde, en die draken vallen ook tegen, maar het is wel oké," lachte Fo.
Kiëll zei niks, en staarde alleen.
"Ik snap het. Je staat natuurlijk enorm versteld," zei hij, "zullen we dan maar terug naar de villa gaan? Zoiets als dit kun je denk ik het best zo snel mogelijk vertellen."
"N-natuurlijk, helemaal vergeten."
Eindelijk lachte het dienstmeisje, en omhelsde ze Fo.

Samen liepen Fo en Kiëll door de stad, al pratend over wat er gebeurt was. Fo was nog zwak, en Kiëll ondersteunde hem bij het lopen.
"... en toen duwde ik Sanail weg van de plas, want op de een of andere manier begreep ik dat er iets mis was. Het zou iets te maken kunnen hebben gehad met die schokjes die ik daarvoor voelde, ik weet het niet precies," vertelde Fo.
"Ik ben blij dat je weer terug bent, Fo," glimlachte ze.
"Ik ook, om eerlijk te zijn."
Kiëll schaterde.
"Maar hoe was het, dood zijn? Was er... was er iets?"
"Ik weet het niet. Ik weet nieteens of ik wel daadwerkelijk overleden was," zei Fo, "het voelde meer alsof ik gewoon gisteren teveel wijn op had. Op dat gevoel dat bij mijn ontwaken mijn longen bijna explodeerde na, dan."

Fo en Mala arriveerden, en Fo sliep voor 20 uur aaneen.

Uiteindelijk ontwaakte Fo. Na een hevige strijd met zijn oogleden kon hij eindelijk zien waar hij terecht was gekomen. Het grote koperen standbeeld van een valk in een roekeloze houding staat uit tegenover de rest van het interieur. Links stond een nachtkastje, daarop een stoffig blauw pendant met een zigzag patroon erop gegraveerd. Fo herkende het. Dit was zijn slaapkamer. Hij draaide zijn hoofd naar rechts, waar zijn zusje, Mala, in een donkergroene jurk zat te breien. Ze had blijkbaar niet in de gaten dat Fo al wakker was. Fo lachte heimelijk, hij wist dat ze totaal niet kon breien, maar het altijd toch deed, om maar wat te doen te hebben. Sanail deed de slaapkamer deur open en liep voorzichtig binnen.
"O, je bent al wakker," zei Sanail. Mala keek verrast op, en omhelsde haar broer.
"Fo! Het is zo goed te zien dat je in orde bent," snikte het meisje. Fo glimlachte.
"Wat is er gebeurd? Ik kan me niets meer van het thuiskomen herinneren," stamelde Fo.
"Maak je niet druk, Kiëll heeft ons alles verteld," zei Sanail, "je stortte ineen toen je thuiskwam. Niet zo vreemd ook, je lichaam heeft een flinke klap gekregen."
"Dus je was helemaal niet dood?" Vroeg Mala aan Fo. Fo schudde zijn hoofd.
"Het is een wonder dat je nog gewoon kan praten, en nog half kon lopen," stelde Sanail.
"Ik mocht blijkbaar nog niet gaan van de goden," grapte Fo. Plotseling stopte hij, en realiseerde hij wat hij had gezegd. Zijn familie was nou eenmaal erg gelovig, maar het heeft bij Fo nooit echt aangeslagen.

De deur van Fo's slaapkamer opende, en het klonk als de "goddelijke" verlossing voor die pijnlijke stilte. De ietwat forse, maar goedhartige oom Yappah stapte binnen, met een boek onder zijn arm.
"Fo, goed je wakker te zien. Hoe voel je je?"
"Niet verkeerd. Ik had verwacht meer pijn te hebben," zei Fo.
"Ik ga even de stad in," zei Mala, "Kiëll kan wel wat hulp gebruiken in de markt."
Vlug volgde haar neef: "De plicht roept. Ik moet trainen." Met een conflict op de deurmat werden alle mannen en jongens tussen de 18 en 27 die valide waren om te vechten opgeroepen om deel te nemen in het leger, als reservetroepen. Sanail was net 19 geworden, en valt in deze categorie. Yappah was niet dienstplichtig, maar was een beroepsmilitair. Hij vocht het Imperiale Leger, de elite van het Zuidelijke Keizerrijk, als een gerespecteerd generaal. Fo zou met zijn 23 jaar van goede leeftijd zijn om in het leger te werken, hij werkte zelfs in het Keizerlijke Leger. Maar in een trainingsongeval werd Fo's lichaam lichtelijk kreupel, en is het lastig om te rennen. Inplaats van vechten op het front maakt en repareert hij dus wapens voor het leger.
"Dat is goed nieuws. Maar de dokter noch priester Tinake konden het verklaren," zei de verwarde oom.
"De priester niet? Waarom zei hij niet gewoon dat ik gezegend was door de goden, of dat het een wonder was?"
"Natuurlijk zei hij dat, maar geloof je dat zelf? Waarom zouden de goden je dan in de eerste plaats strijken met bliksem?" Vroeg Yappah verontwaardigd.
"Hé, het is jouw sprookjesboek, niet de mijne," zei Fo met een lach, "maar wat is dat boek, dat je vasthoudt?"
"Dit is het Boek der Krachten, Fo. Negen eeuwen geleden, toen de jaartelling begon, scheen er een man te zijn geweest, die volgens de legende Trunofitar, of Truenofitter heette."
"Truenofitter? Bliksemstrijder?" Vroeg Fo.
"Ja. De legende vertelt ons dat Trunofitar een zeer religieus persoon was. Hij was een soort monnik, die iedere dag een reis van vier uur maakte naar een heilige plek, de plek waar Heinest, de oppergod in zijn geloof, vermoedelijk zijn voet in het begin der tijden heeft geplaatst. Bij de voetafdruk bad hij dan voor een tijd, en ging weer terug naar zijn dorp. Maar hij leefde in een tijd van vernieuwing. Bogen werden verplaatst met kruisbogen, het riet van de daken werd verplaatst met houten planken of steen, kanonnen werden ingezet en paarden werden vanaf nu gebruikt om sneller te reizen. Door al deze veranderingen kwam er veel welvaart, maar dat betekende niet altijd veel goeds. Vóór de telling leefde ieder dorpje op zichzelf. Er waren amper oorlogen, want iedereen kon zich verdedigen tegen wat weinige wapens de ander had. Maar met de revolutie, hadden sommige dorpjes nieuwe uitvindingen, en andere zaten vast met oude gebruiken. De modernere dorpen konden dus gemakkelijk oorlogen winnen van de zwakkere ouderwetse dorpjes. Zo ontstonden de eerste naties en rijken. Nu over die voetafdruk van eerder. De prent is vlakbij de grens tussen Noord en Zuid, bij Mikalo wel te verstaan. Toen er uiteindelijk een primitieve vorm van een Noordelijk Koninkrijk en een Zuidelijk Keizerrijk waren, ontstond er al gauw een oorlog tussen de twee rivalen. Toen een kanonschot uiteindelijk de voetafdruk van Heinest vernielde, was Trunofitar razend. Hij vroeg de goden om hulp. Heinest antwoordde dat hij hier niks aan kon doen, en dat oorlog een natuurlijk proces is. De zoon van Heinest, Vacura, de god van de vulkanen, gaf hem hetzelfde antwoord. Evenals zijn andere twee zonen, Draqane, de god van de draken en drakenadem, en Aglius, de god van de bliksemvalken en bliksem in het algemeen. De radeloze Trunofitar werd uiteindelijk verrast door een godin genaamd Maegea. Maegea was nog een relatief jonge godheid, en had nog geen doel als godin. Toen ze van Trunofitar en zijn probleem hoorde, bedacht ze iets, samen met haar zoon, Braena, die later de god van de slimheid zou worden. Het idee was een kracht die slechts enkele bezaten. Ze noemde deze kracht magie, naar haar naam. Magiërs zouden als de ultieme rechtsmannen of -vrouwen moeten dienen. Maegea stelde het idee voor aan Heinest en zijn zoons, die er allemaal wel iets in zagen. Er werden drie vormen van magie gemaakt, de drakenmagie, bliksemmagie en vulkaanmagie, ieder van de elementen van de broers werden erin verwerkt. Tenslotte was het Heinest die genoeg kracht had om het plan werkelijkheid te maken. Trunofitar was alle drie de vormen van magie gegeven, om de oorlog tussen Noord en Zuid te stoppen. Hij vocht met de draken- en valkenmagie tegen beide legers, maar hij zag hoe zwaar het was en dat het ook geen nut had om simpelweg alle soldaten te doden. Hij besloot een muur te maken tussen Noord en Zuid, door er duizenden vulkanen te zetten. Sindsdien is dit min of meer de grens geweest van Noord en Zuid."
"Maar die vulkanen zijn allang niet meer actief, veel doen ze niet meer tegen legers," zei Fo.
"Dat is waar. De legende zegt dat Trunofitar heel zijn leven de vulkanen actief hield met zijn kracht. Maar uiteindelijk bleek de verantwoordelijkheid en de kracht hem teveel. Hij begon te hallicuneren en verdacht bijvoorbeeld een onschuldig dorp van allerlei misdaden, en verbrandde toen de hele populatie levend. Na honderden jaren te hebben geleefd door zijn magische krachten, pleegde hij hoogstwaarschijnlijk zelfmoord door in een van de actieve vulkanen te springen. De zes goden besloten dat de vulkanenmagie nooit meer zal worden toegestaan, het was te krachtig en vernietigend om goed te kunnen doen. De andere twee vormen bleven bestaan en vuurmagiërs werden Draken genoemd, terwijl bliksemmagiërs Bliksemvalken werden genoemd. Het lijkt me dat deze theorie later is vervormd tot religie. Wij aanbidden bliksemvalken, en jij bent getroffen door bliksem. Het is toch wel heel toevallig," zei Yappah.
"Oom, je gelooft toch niet echt in die onzin?" Vroeg Fo verstomd.
"Misschien wel, eigenlijk."
"Ach, als je gelooft dat goden kunnen goochelen, waarom mensen ook niet?" Merkte Fo cynisch op.
Yappah lachte en zag er de humor wel van in.
Laatst gewijzigd door AchedTeacher op 23 aug 2012 21:32, 3 keer totaal gewijzigd.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Altijd leuk om te lezen dat een schrijver weer verder gaat met zijn verhaal :D En het is een mooi verhaal :) Wat apart dat Fo ondanks de voltreffer van de bliksem toch nog leeft. Ik ben benieuwd of daar een reden achter zit.

Een tip; doe alsjeblieft geen mega-dumps meer :P Het schrikt 90% van je lezers af. Zeker als je nog niet ver met je verhaal bent, en ze zien opeens vier hoofdstukken in één post, dan stoppen ze vaak. Dus als ik jou was, zou ik hoofdstuk 2 tot 4 even uit je vorige post halen (Via het knopje edit). En dan hoofdstuk 2 nu plaatsen, hoofdstuk 3 over een paar dagen en zo verder. Dan kan iedereen het bijbenen en wellicht krijg je reacties, iedereen blij :D

Ga zo door!

ps als je niet je hoofdstukken splits, zeg het dan even want ik moet 2 tot 4 nog lezen :P
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Klopt, ik weet niet wat me bezielde. :lol: dan maar goed gesplitst.

----

Hoofdstuk 2 - Hakenzwaarden

Fo werd wakker van het zonlicht dat in zijn kamer scheen. Hij hield zijn hand voor zijn ogen, tegen de felle stralen. Toen Fo's ogen een beetje gewend waren aan het licht, verscheen een silhouette. Het was Sanail, turend uit het slaapkamerraam. Het was een week sinds het ongeval, en Fo's verwondingen waren vreemd genoeg bijna allemaal verdwenen. Hij kon zelfs al zelfstandig lopen.
"Goedemorgen," kreunde een slaperige Fo.
"Eindelijk, je bent wakker. Yappah zei dat je wel wat beweging kon gebruiken. Een handelaarsgilde uit de oostelijke archipel is eergisteren aangekomen in Torael. Ze kwamen aanzeilen met een vloot van minstens zes schepen, vol met goederen, je had er bij moeten zijn," zei Sanail enthousiast.
"Wat voor goederen?" Vroeg Fo, die langzaam op de rand van zijn bed ging zitten.
"Van alles, maar het interessantste leek me de wapenhandel. Er waren honderden verschillende wapens, waar ons arsenaal nergens bij voorstelt," zei Sanail, "kom, je moet het zelf meemaken."

Het was een warme dag, in tegenstelling tot de buiige nacht van de blikseminslag. In plaats van zijn majestueuze bontjas droeg Fo wat nuchtere kleding, geschikt voor dit soort weer. Zijn handen en voeten waren nogsteeds beschadigd, en zaten verpakt in nauwkeurig door de dokter gebonden verband.

Ook was het druk in de stad, veel drukker dan voorheen.

Na een paar minuten was er een bekend beeld in zicht. Achter de massa mensen kon hij zijn eigen, vertrouwde smederij zien. Fo keek naar Sanail en wees er wat verstomd naar, maar Sanail schudde zijn hoofd.
"Maak je geen zorgen. Je winkel is goed op slot, en we waren hier voor de markt, niet om te werken."
Het werd drukker en drukker om de twee neven heen, en eindelijk bereikten Fo en Sanail hun bestemming; zes grote geankerde schepen. Ze waren erg simpel, geen graveringen of andere acessoiris waren op de galjoenen aangebracht. Dit was strict tegen de cultuur van het Rijk, waar alles pracht en praal moest zijn.

Sanail leidde Fo naar het schip dat volgens hem de wapens bevatte. Op de kust stond een brede, gespierde man. Hij keek niet naar Fo en Sanail toen ze de loopplank opliepen, en bleef zijn lege staar in de verte houden. Een paar meter verder vertelde Sanail dat dit de bewaker van het schip was. Winkeldieven zouden geen schijn van kans hebben op deze manier. Aan boord van het schip, werd Fo meteen lastiggevallen door een enthousiaste verkoper.
"Ah, iemand van adel, zie ik. Ik zal me even voorstellen, de naam is Zafuhr, ik ben groot aandeelhouder in de Archipel Compagnie de eigenaar van dit schip."
"Ik ben Fo, van het Huis van Simal, en dit is Sanail, mijn neef."
"We waren op zoek naar uw bekende wapencollectie. Zijn we daarvoor op de juiste plaats?" Vroeg Sanail.
"Jazeker," lachte de man, "kom maar!"
Hij pakte Sanails arm en trok hem in de richting van zijn goederen.
"Sinds kort zijn ook wij oosterlingen geïntroduceerd aan dit technologische wonder," vertelde Zafuhr, die voorzichtig een klein musket uit een kist pakte.
"En nu al," zo vervolgde hij, "zijn wij jullie een stapje voor," lachte de man. "Aanschouw! Het dubbelloopse musket!"
Fo pakte het aan en keek er verwonderd naar.
"Dus je hoeft maar één keer per twee schoten te herladen?" Vroeg Fo verbaasd. De man knikte trots.
"Hoeveel kost het?" Vroeg Fo, die van nature geïnteresseerd is in technologische hoogstandjes op het gebied van wapens.
"Dit is het neusje van de zalm, vriend. Voor jou, 900 taleinen." Fo schrok van het hoge bedrag, die niet meer dan zevenentwintig munten op zijn naam had staan.
"Zo veel?" Vroeg hij wanhopig.
"Zoals ik al zei," vertelde de verkoper, "dit wapen is amper een jaar op de markt, je moet geen lage prijs verwachten. Kijk anders even rond bij de andere waren."

Een paar minuten later maakte Sanail zijn keuze, en liet een kleine dolk zien.
"Een klassieker, moet ik zeggen. Niet bedoeld voor man-op-man gevechten, maar je kunt het wel gebruiken als sluipwapen of om een aanvaller van je af te slaan, en vervolgens te ontkomen. Vier taleinen en één denat," zei Zafuhr.
"Dit wordt het," zei Sanail zelfverzekerd. Hij pakte vier zilveren munten en één bronzen munt, lijkend op een ring, uit zijn buidel en Zafuhr gaf hem een met fluweel belegen kistje om het mes in te doen.
"Ik hoor dat jullie imperialen alles altijd mooi willen hebben."
"Dat is niet nodig," zei Sanail lachend, "ik heb hem graag dicht bij me."
"Ben je klaar, Fo?" Vroeg de neef toen.
Fo was klaar met het doorzoeken van de laatste doos, maar Fo zag er niet zo veel in.
"Ik sla ditmaal over, ik kan niets vinden dat bij me past," zei Fo.

Op het moment dat ze het schip wilden verlaten, voelde Fo een tintel, in zijn linkerarm. Hij stopte in één ogenblik met lopen. En keek links van zich. Daar zag hij, in de schaduw, een oude ton staan. Zonder dat hij het doorhad liep hij erheen, en pakte de inhoud ervan. In het eerste opzicht leek het op keukengerei, maar het werd snel duidelijk dat dit een bepaald soort wapen was. Hij riep de verkoper naar zich toe.
"Wat is dit?" Vroeg hij.
"O, die. Het zijn hakenzwaarden, erg antieke wapens. Ze zijn van puur metaal, zelfs de handvaten. Ze zijn niet enorm handig als wapen en werden ook alleen gebruikt een paar honderd jaar geleden. Tegenwoordig worden ze bijna niet meer verkocht. Als je echt interesse hebt, mag je ze wel hebben voor drie taleinen per stuk, ze liggen daar toch maar te rotten."
"Ik neem ze," zei Fo, en betaalde Zafuhr zes taleinen.
"Prettig zaken met je te doen, Fo. Voor ik het vergeet, ik had hier ook nog uitleg voor, dacht ik."
Zafuhr graaide snel door een krat een paar meter verderop, en pakte er een perkamentrol uit. Hij liep weer naar Fo en gaf het. Fo rolde het open. Het was gevuld met afbeeldingen van het wapen en hoe het vastgehouden moest worden. Fo's oog viel op een vreemd symbool dat op de rol stond afgebeeld. Het was een lichtblauwe zigzag, lijkend op een bliksemschicht.

Fo en Sanail namen de snellere weg naar de villa, door een paar rustige zijstraten.
"Geweldig, die oosterlingen. Altijd goede waren," zei Sanail tevreden.
"Niet altijd, blijkbaar," zei Fo wijzend naar twee piraten aan de andere kant van de straat die een oude man overvielen.
"Hé," roept Sanail, "laat hem met rust!" En hij rende naar ze toe.
"Kijk eens aan," zei de magere van de twee, "een echte edelman. Jij moet vast veel geld hebben, hè?"
De grote piraat zei niets en trok zijn kromsabel, die hij vervolgens naar Sanail wees. Fo greep snel in en ontscheed zijn nieuw verkregen hakenzwaarden. Hij rende naar zijn neef, maar de magere piraat trok in zijn respons zíjn kromsabel, en wees het naar Fo.
"Gaan jullie het geld netjes geven of moeten we erom vechten?" Vroeg de magere piraat. Sanail keek gestresst naar zijn neef.
"Laat die mooie wapens maar vallen, jongen," zei de bandiet, "je hebt ze vast nog nooit gebruikt."
De twee piraten lachten hard.
Sanail, die veel dichter bij de grote piraat stond dan Fo bij de kleine piraat, kreeg een snee in zijn wang van de sabel.
"Stop!" Riep Fo terwijl hij zich overgaf.
"Laat hem gaan."
"Mooi zo," vervolgde de piraat, "en nu, je geld."
Fo pakte zijn buidel, en gooide het op de grond. Toen schoof hij het naar de piraat toe met zijn voet. De niet-pratende piraat greep Sanails buidel maar Sanail deinsde terug en stak zijn mes in zijn torso. De man had blijkbaar meer ervaring met verwondingen want de steek deed hem niets. Hij was woedend en stak zijn sabel recht door Sanails schouder, die snel op de grond viel.
"Sanail!" Riep Fo, maar Sanails lichaam bewoog niet. Een woedende Fo greep zijn hakenzwaarden goed vast en plotseling, nadat er een paar vonkjes afsprongen, ontlaadden de wapens met bliksem. Beide piraten werden getroffen en vielen neer. Fo keek verbaasd naar zijn hakenzwaarden, en rende toen snel naar Sanail.
"Sanail, kan je me horen?" Vroeg Fo, die radeloos was. Fo's neef opende zijn ogen voor een stukje, en probeerde tegen hem te praten. In plaats van woorden stroomde er bloed uit zijn mond.
"Sanail, Sanail. Alsjeblieft," Fo begon te huilen.

Plots verscheen de oude man, die oorspronkelijk werd overvallen, achter Fo.
Fo hoorde de man al: "Verdwijn, en zorg dat je niet meer in dit soort afgelegen plekken komt."
"Mijnheer, ik kan uw vriend helpen, als u het toestaat," zei de man ongerust. Fo stond op, en stapte opzij.
"Doe je best," zei een compleet hopeloze Fo.
Uit zijn tas haalde hij twee kleine metalen handvaten. Deze hield hij bij het lichaam van Sanail, waardoor deze kleine vonkjes afgaven. Vreemd genoeg ging de wond op bijna magische wijze dicht.

Sanail opende zijn ogen en zag Fo over zich heen kijken.
"Sanail! Je leeft nog!" Riep Fo verward, "hoe deed je dat? Hoe genas je hem?"
Fo keek op en zag dat de oude myserieuze man verdwenen was. Fo was teleurgesteld, want hij had nog zoveel willen vragen, maar hij was tevreden met wat de man had gedaan. Sanail keek naar zijn schouder, nogsteeds bebloed, maar het bevatte geen steekwond meer.
"Fo? Ik dacht dat ik dood was!"
"Het belangrijke is dat jij er nog bent. Laten we ons geld pakken en hier snel weggaan, voor ze deze lichamen vinden."
"Wat? De piraten... zijn ze... dood?"
Fo knikte in schaamte.
"Ik had geen keus," zei hij stil.
Laatst gewijzigd door AchedTeacher op 23 aug 2012 21:33, 2 keer totaal gewijzigd.
artikel
Computer
Computer
Berichten: 2659
Lid geworden op: 16 sep 2011 16:45

Een spannend verhaal met een leuke wending. Tevens is het verhaal erg makkelijk geschreven waardoor ik het snel weg las. Erg fijne schrijfstijl heeft u ook. Het idee erachter is wel erg leuk, en ik hoop dat je het goed gaat uitwerken want dan gaan ook meer mensen het lezen :D
Ergens had ik nog paar fouten gezien maar ik kan ze nu zo snel niet terug vinden, ooh wacht wel 1tje heb ik terug gevonden:
Toen Fo's ogen een beetje gewonnen waren aan het licht, verscheen een silhouette.
Gewonnen betekent dat je van iemand won, maar wat jij bedoelt is gewend. Gewend betekent namelijk dat je ogen er al aan wennen.

Ik hoop dat je wat hebt aan die ene tip en misschien volgen er nog meerdere, als ik de fouten weer heb terug gevonden :D

Veel succes met het verder schrijven!
It's okey to be afraid!
Ellie Goulding
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Hartelijk dank voor je feedback :)

---


Hoofdstuk 3 - Waar vuur is, is geen bliksem

"Kom op! Probeer het nog eens!" riep Sanail.
Fo concentreerde zich diep. Na een luide strijdkreet stak Fo zijn hakenzwaarden in de lucht. Geen effect.
Hij plofte neer naast zijn neef.
"Het lukt gewoon niet. Hoe hard ik het ook probeer, ik blijf maar falen."
"Er moet een oplossing zijn. Misschien had het iets te maken met de oude man?"
Fo stond op, somber.
"En misschien was het gewoon toeval. Misschien sloeg er precies bliksem in waar ik stond, misschien was het allemaal wel mijn verbeelding. Ik bedoel, het klinkt nogal vreemd, vind je niet?"
"Een beetje wel, ja," zei Sanail verbeten.

Fo lag languit op het gazon voor de villa. Hij omarmde de zon boven hem, en liet de grassprieten om zich heen een bed voor zich vormen.
Hij keek hoe de wolken zich vormen naast de gloeiende zon. Hij zag hoe één van de wolken van een kruik naar een beer veranderde. En die andere, dat was een boom.
"Hm," zegt Fo in zichzelf, "een zwarte wolk?"
Na een enorme knal achter zich ontwaakte Fo onmiddelijk uit zijn halve roes en was hij klaar wakker. Hij stond op, en draaide zich om.
Fo werd bleek van schrik toen hij het gat in het dak van de villa zag. Fo dacht nergens anders aan, dan naar binnen te rennen.
"Mala! Kiëll! Oom Yappah?" riep Fo hopeloos.
"Ik ben hier!" klonk het achter Fo. Een uitgeputte Yappah, met een minstens zo bleek gezicht als die van Fo, verscheen. "Ik zag het van veraf, ik ben meteen komen rennen. Zijn er nog mensen binnen?"
Fo antwoordde niet, en rende onmiddelijk naar binnen. Hij bevond zich in de hal, prachtige gedecoreerd met porseleinen potten en gouden kandelaars. Niet dat dat veel uitmaakte, nu het hele gebouw afbrandde.

Rechts van hem zag Fo een plafond trillen. Kleine stukjes steen begonnen zich los te wrikken, en niet veel later stortte dat deel van het plafond op de grond.
Fo zette een sprintje naar de trap, en beklom deze alsof zijn leven ervan afhing. Eenmaal boven kon hij zeer weinig zien door al de rook, maar hij hoorde een zachte schreeuw om hulp. Kiëll!
"Kiëll? Waar ben je? Ik ben het, Fo, blijf praten, zodat ik weet waar je bent!"
"Ik ben in de..." Kiëll's zin wordt onderbroken door een pijnlijke hoest, "in mijn slaapkamer..."
"Oké! Houd vol!"
Fo zette een stap richting de slaapkamer, maar onmiddelijk daarna zakte de vloer onder zijn voeten in. Het moest nu enorm zwak zijn door de hitte en het andere puin dat er op is gevallen. Rennen is niet meer een mogelijkheid als Fo ooit nog uit de villa wilde komen.
Met lichte stapjes probeerde Fo verder te lopen, maar dat werkte evenmin. Opeens onthield Fo een les dat hij had geleerd van Yappah toen hij op het ijs was gevallen, jaren geleden. Je moest over het ijs kruipen, zodat het gewicht verdeeld is over een groter oppervlak.
Fo kroop zo snel als hij kon door de villa, terwijl hij over ingestortte stukken puin klom.

Eindelijk bij de slaapkamer aangekomen, probeerde hij de deur open te doen.
"De deur is geblokkeerd door puin!" riep Kiëll.
In diepe paniek probeerde Fo een oplossing te vinden. Hij keek richting zijn heupen, waar hij zijn twee hakenzwaarden aan had geklemd.
"Op hoop van zege dan maar." Hij greep zijn wapens vast en hield ze naar voren, gericht tegen de muur van de slaapkamer. Niets. Hij schreeuwde luidkeels en deed hetzelfde. Alweer niets.
"Nee, nee, nee! Kom op!" Hij herhaalde het proces minstens elf keer.
"Fo..." Kiëll hoestte weer. Dit maal klonk het erger. "Het is... oké. Red jezelf, zorg voor je zus. Familie is het allerbelangrijkste.
"Nee! Ik zal niet opgeven!" Fo schreeuwde met al zijn kracht, en probeerde zich zo goed mogelijk te concentreren. Een vonk. Ja! Een vonk! En nog een, en... Fo opende zijn ogen en zag een enorme bliksemschicht zijn wapen verlaten. Hetzelfde gebeurde met zijn andere hakenzwaard.
Hij keek hoe de muur voor zich smeltte van de bliksem hitte.
De bliksem stopte, en er was een redelijk gat in de muur. Fo trapte er een aantal keer tegenaan, en maakte zo een groot genoeg gat om naar binnen te kruipen. Hij zag Kiëll aan het einde van haar kamer. Ze kon niet bewegen omdat er twee balken op haar lagen.
Fo, nu ook zeer verzwakt, gebruikte zijn hakenzwaarden als gereedschap om de balken op te tillen. Ze waren zwaar, maar nu dat hij die bliksem had geschoten had Fo het gevoel alsof hij alles aankon.
Kiëll was onder de balken verwijderd, en Fo hielp haar op haar hurken.
"Dank je! Fo, ik..." Kiëll hoestte opnieuw.
Fo legde zijn vinger op haar lippen, "Niet praten, je hebt je kracht goed nodig."

Fo ondersteunde Kiëll naar het einde van de slaapkamer, maar voor ze het hadden bereikt zakte de vloer voor hen in.
Fo draaide zich om. Het raam, het is de enige uitweg.
"We moeten springen. Uit het raam. Lukt dat, denk je?"
"Ik heb niet veel keus, hè?" riep de uitgeputte werkster.
"Tenzij je zin hebt om te sterven, niet echt."

Fo pakte Kiëll beet zodat ze allebei dezelfde kant op keken.
"Wat er ook gebeurt, als we op deze manier vallen breek ik je val," zei Fo. Het klonk als een grap, maar het was de waarheid.
Fo keek uit het raam. Hij zag niets dan zwarte rook. Het werd dus een blinde val.
Zittend in het raamkozijn liet Fo zich naar achteren vallen.

Het zwart van de rook veranderde langzaam in het lichtblauw van de lucht, en als snel werd alles weer zwart. Fo opende zijn ogen. Het leek alsof hij was gevallen, maar het deed zeer weinig pijn.
"Ben ik dood?"
"Integendeel!" klonk de stem van zijn zus.
Fo lag nogsteeds op de grond, en keek naar waar hij de stem hoorde.
"Mala! Oh, wat ben ik blij dat je ongedeerd bent."
"Met mij is alles goed, en met jullie gaat het ook aardig. Je viel recht in de berg met rozenblaadjes." zei Mala.
Fo rolde uit de rode, zachte berg. "We kunnen maar beter maken dat we wegkomen, straks stort het gebouw nog in."
Mala en haar broer hielpen hun voormalig dienstmeisje omhoog. Mala begon het allemaal uit te leggen: "Het zijn Noorderlingen. Ze hebben de stad aangevallen. Een schot van een katapult belandde precies op ons dak."
"Die vuile Royalisten," zei Fo in zichzelf. "37 jaar vrede, en nu dit!"
Laatst gewijzigd door AchedTeacher op 23 aug 2012 21:36, 1 keer totaal gewijzigd.
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Dubbelpost.
artikel
Computer
Computer
Berichten: 2659
Lid geworden op: 16 sep 2011 16:45

Ooh wat een spannend stukje. Erg mooi beschreven en het voelde net alsof alles echt was gebeurt. Erg mooi gedaan. Fo is voor Kiëll vast en zeker een echte held :P, ben benieuwd..
Je hebt alles mooi beschreven en dat zorgde ervoor dat ik maar wou blijven lezen, mooi werk :p

Veel succes met het schrijven :D
It's okey to be afraid!
Ellie Goulding
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk vervolg! Wat ik erg goed vind is dat je het betaalmiddel een aparte naam hebt gegeven, Taleinen. Dat klinkt heel fantasie-achtig! :D

Hm, die Fo heeft rare krachten gekregen sinds hij door de bliksem is geraakt. En Sanail ook. Ik ben benieuwd waar dat heen gaat. Zeker nu ze worden aangevallen door de Noorderlingen. Slim dat je benadrukt dat het 37 jaar vrede is geweest, want het kwam behoorlijk uit het niets. Al is die zus van Fo niet echt in paniek..
AchedTeacher schreef:Plots verscheen de oude man, die oorspronkelijk werd overvallen, achter Fo.
Fo hoorde de man al: "Verdwijn, en zorg dat je niet meer in dit soort afgelegen plekken komt."
"Mijnheer, ik kan uw vriend helpen, als u het toestaat," zei de man ongerust. Fo stond op, en stapte opzij.
Ik vond dit een beetje een verwarrend stukje uit hoofdstuk twee. Eerst hoort Fo de man iets roepen, dat hij daar weg moet gaan. En daarna vraagt de man of hij kan helpen. Dat spreekt elkaar een beetje tegen. Of bedoel je over te brengen dat Fo in gedachte de man al kan horen? Omdat het meestal de gang van zaken is?

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Ik vond dit een beetje een verwarrend stukje uit hoofdstuk twee. Eerst hoort Fo de man iets roepen, dat hij daar weg moet gaan. En daarna vraagt de man of hij kan helpen. Dat spreekt elkaar een beetje tegen. Of bedoel je over te brengen dat Fo in gedachte de man al kan horen? Omdat het meestal de gang van zaken is?
Volgens mij bedoelde ik daar horen als in lopen, iets anders doen, etc.. Niet per se praten. Het was wellicht niet het duidelijkste om neer te zetten maar volgens mij is het goed genoeg :P

Hoofdstuk 4 - De bestorming

Fo en Mala legden Kiëll neer, ze zag er zwak uit. Fo ging naast haar zitten. De drie zaten voor de villa, kijkend hoe hun thuis langzaam vervaagde naar rook, as en nog meer as.
"Waar is Sanail?" vroeg Kiëll, hoestend, vlak nadat Yappah aan kwam lopen.
De haren in Fo's nek sprongen overeind. Zonder iets te zeggen rende hij de straat op. Hij zag rennende mensen, gillende moeders en huilende kinderen.
Veel huizen hadden hetzelfde lot als de villa. Aan het einde van de straat zag hij het uniform van de Torael-stadswacht. De quasisoldaten hadden altijd opvallende blauwgekleurde jassen, een groot schild en een korte speer. Ze waren bedoeld voor crowd control, maar de onverwachte inval vanuit het noorden promoveerden deze mannen tot de hoofdverdediging van de stad, aangezien de stad geen muur had.
De stadswachten werden in een hoog tempo door de professionele royale soldaten door de hele stad gedrukt, steeds verder naar het achteren. Fo was stomverbaasd te zien dat Sanail de zondagssoldaten dapper te hulp stond tegen de Noorderlingen. Erg goed was hij nooit in man-op-man gevechten, maar de chaos van de aanval op de stad vormde een perfecte dekmantel voor hem. Fo zag hoe Sanail vrij eenvoudig een stuk of vier royale soldaten naar achteren trok en de keel doorsneed.
"Sanail, waar ben je aan begonnen?" Fo schudde zijn hoofd en begon de straat door te rennen. Links en rechts zag hij mensen die tevergeefs hun huizen probeerden te blussen met emmers. Hoe erg hij ook aarzelde, Fo was vastberaden om zijn neef te helpen. Hij zag hoe Sanail werd ontdekt door een aantal soldaten, en hoe zij hem flankeerden. Fo concentreerde zich diep, filterde alle beelden en geluiden, geuren zelfs, uit zijn gedachten en liet de energie door zijn armen vloeien. Fo opende zijn ogen. Geen bliksem, niks...
"Dan maar zonder," zei hij in zichzelf, "ik ga niet op moeder natuur zitten te wachten."
Hij vloerde, met de haken aan zijn zwaarden, de twee soldaten die vlak voor Sanail stonden. De derde greep hij met zijn rechterhaak bij de nek, en de scherpe punt aan zijn zwaard zakte in de keel van de Noorderling. Fo merkte er niets van totdat hij het bloed dat op de muur spoot zag. Het voelde alsof hij een mes in een pot gestolde honing had gestopt. Het begin is wat stroef, maar als je dieper naar binnen gaat wordt het eenvoudiger. Fo keek met diepe verbijstering naar de 'honing' op de muur. Hij zag een schaduw achter zich verschijnen. Snel zette Fo een stap opzij en sloeg de enorme soldaat, die op hem af was gelopen met een enorme moker, met de stompe kant van zijn hakenzwaard op zijn achterhoofd.
"Fo!" riep Sanail terwijl hij met moeite een soldaat van zich afhield, "gezellig feestje, of niet?"
"Een beetje eenzijdig," riep Fo terug, nadat hij een pijl had ontweken, "Wat ben je aan het doen? Dit is doodsgevaarlijk!"
"Niet veel minder gevaarlijk dan wat jij nu doet. Achter je!"
Fo draaide zich om, en maakte een kruis van zijn zwaarden om de inkomende aanval te blokkeren. Hij ontwapende de soldaat en duwde hem op zijn knieën. Daarna trapte hij in zijn gezicht.
"Dat moet genoeg zijn om 'm eventjes in slaap te houden," zei Fo, kijkend naar het bewusteloze lichaam.

Het was chaos. Talloze lichamen, vertrapt. Talloze gewonden, verminkt. Er konden niet meer dan dertig Toraelse soldaten over zijn. Meer dan de helft was al gevlucht, maar daadwerkelijke aantallen waren lastig te benoemen. Wat wel te zeggen was, was dat het Royale leger sterk in de overmacht was.
"We moeten gaan, Sanail! Dit is een verloren strijd!"
Sanail knikte en samen schudden ze een aantal royale soldaten af. In een donker steegje klom Sanail een stapel kratten op, en beklom een laaggelegen dak. Hij stak zijn hand uit naar Fo om hetzelfde te doen.
"Zo hebben we meer overzicht over wat er gebeurt."
Fo pakte de hand van zijn neef aan en krabbelde het dak op. Samen zetten ze het op een lopen over het dak. Sanail had gelijk, je kon veel zien vanaf het dak. Maar of je dat ook zou willen... Fo keek in afgrijs hoe royale soldaten een huilende vrouw opzij duwde en haar huis binnenvielen. Ook zag hij hoe een man die met een knuppel zijn huis verdedigde, werd neergestoken. Fo concentreerde zich op het dak onder zijn voeten.
Fo verstijfde toen hij Sanail met een rare beweging opzij viel. Een kruisboogschutter had Sanail recht door zijn bovenbeen geraakt. Fo probeerde zijn neef tegen te houden, maar in plaats daarvan vielen ze beide van het dak af.

Een groepje van vijf Noorderlingen liepen op Fo en Sanail af, met duidelijke bedoeling om ze af te maken. Fo reek naar zijn hakenzwaard, maar één van de soldaten schoof het weg met zijn voet, waarna hij geniepig lachtte. Hij hield zijn zwaard tegen Fo's keel. En maakte het duidelijk dat ze op hun knieën moesten gaan zitten. Na veel moeite lukte dat Sanail, die vrijwel lam was geworden door het projectiel in zijn been.
Twee bekende metalen objecten verschenen naast het hoofd van één van de soldaten, en de handen die ze vasthielden drukten de genezende ijzeren handvaten tegen het hoofd van de royale soldaat. Na een enorme ontlading viel de soldaat op de grond en daar stond hij: de mysterieuze oude man.
Binnen een fractie van een seconde draaiden de overige soldaten zich om, en Fo greep zijn vertrouwde wapens. Zonder erbij na te denken stak hij de metalen punten door de ruggen van twee soldaten. Na een kort verassingsgevecht met de laatste twee soldaten, hielp de oude man Sanail omhoog.
"Duizend maal dank voor het genezen van mijn neef. Maar wie bent u?"
"Mijn naam is Cyrus. Zoals je gezien heb, ben ik ook een Valk als jij," zei de man.
"Een Valk?" vroeg Fo.
"Ja, ik dacht dat je daar al van had gehoord," Cyrus praatte door terwijl hij het been van Sanail onderzocht, "Valk is de codenaam voor ons, de bliksemmagiërs. Zoals je zag kan ik mensen genezen met mijn ijzeren chuli. Ik ben een Chulize, ook wel heler. Houd zijn been even stil, wil je?" Cyrus rukt de pijl uit Sanail's been, die schreeuwt, "Jij bent een zeldzame versie van bliksemmagiër die we hard nodig zullen hebben in de toekomst. Jij bent een Zansi, een ware bliksemkrijger. Jouw bliksem is van onvoorstelbare kracht. Het zal moeilijk je kracht onder controle te houden, of deze zelfs te gebruiken, maar als je een goede meester hebt, komt het vast goed."
"En u bent die meester?"
Cyrus knikte, "De Valkenraad van Aglius wees mij aan om jou te vinden, volgens vele ben jij bent de eerste Zansi die geboren is in meer dan zestig jaar," Cyrus gebruikte zijn chuli om de wond in Sanail's been te genezen. Het ging vrij eenvoudig.
"En ik neem aan dat de Valkenraad een groep 'wijze magiërs' is, die door allerlei vizioenen weten hoe ze de wereld moeten beschermen?"
"Eh, nou... Min of meer," de oude man krabbelde aan zijn hoofd, "hoe dan ook... De Valkenraad is nu onbelangrijk, we moeten de stad uit zien te komen. Dan vertel ik je meer over je gave. Zoek me op bij de oostelijke poort, ik zorg voor transport voor jou en je familie. Wees er binnen een half uur, ik ga intussen zoveel mogelijk gewonden helpen."
Sanail stond op, wankelde een beetje, maar stabiliseerde al gauw en er leek niets meer aan de hand te zijn.
"Bedankt, eh, Cyrus? Mijn naam is Sanail."
"Geen probleem, Sanail. Voortaan wel wat voorzichtiger zijn, hè? Dit is al de tweede keer dat ik je moet genezen. Ik ben weg, levens staan op het spel."

Sanail en Fo renden terug naar de villa. Onderweg stopte Fo. Hij zag hoe een noorderling een vrouw vermoordde, en haar geldbuidel pakte. Naast het lichaam van de vrouw lag een lichaam van een man. Een klein meisje verscheen van achter de schaduw. Ze kon niet meer dan een jaar of 9 zijn.
"Mama? Papa?" ze keek met een verbleekt gezicht naar de twee levenloze lichamen. De soldaat zette een paar stappen naar het meisje. Dit kon niet veel goeds betekenen. De man hief zijn zwaard. Fo zag dat hij er nooit op tijd heen kon rennen. Hij concentreerde zich, zwaaide zijn armen één, twee keer, en hij gooide zijn hakenzwaard naar de soldaat. Hij raakte de soldaat met perfecte precizie, en liep naar het meisje toe. Ze was duidelijk bang voor Fo.
"Het komt goed, kom maar. Ik wil je geen pijn doen," zei Sanail. Het kind weigerde nogsteeds.
"Wat is je naam?" vroeg Fo voorzichtig.
"Nuhai," stamelde ze.
"Oké, goed zo, Nuhai, mijn naam is Fo, en dit is mijn neef Sanail. Wij gaan je naar een veilige plek brengen,"
"Ik wil bij mijn ouders blijven..." zei ze stil.
"Nuhai... Ik denk dat je ouders zouden willen dat je met ons mee gaat," in de verte liep een peleton royale soldaten. Fo werd ongeduldig: "Zal ik je een geheimpje verklappen?" Fo fluisterde in Nuhai's oor. "Ik ben een tovenaar," Fo knikte naar het meisje, wiens ogen nu groot waren, "maar ik weet eigenlijk nog niet hoe, dus moet ik het leren. Wil jij me helpen?"
Het meisje knikte, nadat ze omkeek naar haar ouders. Fo pakte het meisje beet en ze maakten zich uit de voeten.

De poort stond nog open. De groep was weer compleet, met Nuhai als nieuweling.
Fo vertelde Yappah, Mala en Kiëll alles, en voor de groep zat er niets anders op dan naar de oostelijke poort te gaan. Niemand leek het erg te vinden dat Nuhai meekwam, en Kiëll raakte al heel snel bevriend met haar. Fo zag altijd al iets moederlijks in Kiëll, maar nu is het alsof Fo naar een daadwerkelijke moeder keek.
Laatst gewijzigd door AchedTeacher op 23 aug 2012 21:37, 2 keer totaal gewijzigd.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Ik vroeg me al af wanneer de perfecte strijd van Fo en Sanail zou ophouden, aangezien alles goed ging in hun gevecht. Iedere Noorderling maken ze met gemak af en ze worden zelfs nergens door geraakt, totdat Sanail van het dak valt vanwege de pijl. Misschien een tip voor de volgende strijd, het is geloofwaardiger als het tweetal ook wat overkomt in plaats van dat ze altijd geluk hebben, ook al zijn ze nog zo goed ;)

Het gevecht heb je wel heel goed beschreven. Het was duidelijk te volgen wat wanneer gebeurde! En dat terwijl het heel snel ging met vele gebeurtenissen achter elkaar, goed beschreven!
AchedTeacher schreef:Wil je mee?
Ik denk dat het overtuigender is als Fo vraagt of het meisje hem wil helpen, dan dat hij alleen vraagt of ze mee wil met een jonge tovenaar ;)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
glenovic
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 667
Lid geworden op: 18 aug 2012 00:32
Locatie: Rotterdam

Goed verhaal! en mooi geschreven maar zoals Maaike hierboven al aangaf vind ik het een klein beetje jammer dat ze zo weinig moeite hebben met een doorsnee soldaat ^^. Zelfs in the Lord of the Rings ging Gandalf dood (ook al moet ik toe geven dat het een foutje was van Tolkien) misschien kan je hun fysieke strijd wat moeilijker maken ;)

Ga zo door met schrijven

Met vriendelijke groet,

Glenn IJntema.
My ego is to big for a conversation so thats the reason I write because writing is the best way to talk without being interrupted.
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Bedankt voor de reacties :)
Nu ik erop terug kijk vind ik dat laatste hoofdstuk erg gebrekkig, en het volgende hoofdstuk (dat al klaar is) heeft ook een paar aandachtspuntjes. Meestal overleg ik dit met Marijn op Skype, maar volgens mij is ie op vakantie ofzo :P. Ik weet soms ook niet echt hoe realistisch of donker ik het moet maken. Bijvoorbeeld, uiteindelijk werd voor dat hoofdstuk oorlogsverkrachting afgeschreven, leek me iets te veel van het.. goede?

Ik wacht voorlopig even met posten en zie wat ik aan het vorige hoofdstuk kan veranderen.

Hoofdstuk 5 - Gebr

De evacuatie was inmiddels aan de gang. Fo stond in de achterhoede, terwijl Sanail vooruit verkende en Yappah vooral bij de rest bleef. Yappah wist een kruisboog van een gesneuvelde Noorderling buit te maken. De man was voor dit al een raadsman voor de baron van Torael, maar vechten was hem niet vreemd. Hij was een veteraan van de Grote Oorlog van 905-910, maar hij pensioneerde al van het militaire leven in 911.

Sanail gluurde om het hoekje van het huis. Hij draaide zijn hoofd om naar zijn vader, en tikte twee keer tegen de muur. Fo bracht de rest van de groep naar veiligheid in een nabij steegje, en na een verwarringsaanval op de drie patrouillerende soldaten van Sanail, kwam Yappah uit zijn dekking en raakte hij één van de soldaten recht door het achterhoofd. De tweede werd ontarmt door Sanail, die hem neerstak en de laatste werd met een enorme klap van Yappah's kruisboog bewusteloos geslagen.
Zo ging dat minstens vier keer, de hele stad door. Er waren zat mensen die een oorlog verwachtten, maar niemand had dit gedacht toen ze vanmorgen wakker werden. Meter bij meter naderde de groep de oostelijke poort. Cyrus was zo te zien een intelligente man; dit was duidelijk één van de minst verdedigde poort van de stad. Vergeleken met de rest van de uitdaging, was het verlaten van de stad simpel. Er was niemand, behalve de zes vluchtelingen. Alles wat Fo kon horen was stilte. En hij hoopte dat dat geen stilte voor de storm was.

Eenmaal buiten de stad, omarmde Fo de frisse lucht - die hier overigens niet veel beter was - en de kalmte van het al. Een zacht fluitje irriteerde Fo's linkeroor. Opnieuw dat gesis. Hij draaide zich om en zag Cyrus met zijn paard en wagen, zoals beloofd.

Het was stil tijdens de reis. Nuhai was zichtbaar in de war door alle verandering in haar nog korte leventje, en niemand wist hoe met haar moest worden omgegaan. Mala had haar al geprobeerd op te vrolijken, maar daar was het zo te zien nog geen tijd voor. Het was een ongemakkelijke situatie voor iedereen. Fo probeerde zijn aandacht er even van weg te halen.
"Waar gaan we heen? Noordelingen zullen zich vast vanuit Torael gaan verspreiden."
"Mijn plan was oorspronkelijk om jullie direct naar de Raad te brengen, diep in Mobius," vertelde Cyrus, "Maar door de uitbraak van de oorlog lijkt het me beter om nu zuidoost te gaan door de vlaktes van Ricardo. Dat is voorlopig natuurlijk nog neutraal gebied. Daarnaast is het het enige land dat we snel kunnen bereiken zonder waterlichamen te hoeven oversteken."
Geen van de vier Keizerlijke landen waren eigenlijk neutraal; als één van de vier werd aangevallen door een buitenliggende bron, is het hun imperiale plicht om dat land op iedere manier mogelijk te steunen.
"Hoe snel is snel?" vroeg Sanail vervolgens.
"Het moet te doen zijn binnen een week, met wat geluk."
Iedereen snapte dat er nog van alles kon gebeuren. De Royale Soldaten zagen er voorbereid uit, wellicht volgt er zelfs een navale campagne om Mikalo direct vanuit het zuiden in te nemen. Maar men bleef hopen op de beste resultaten.

De reis voelde lang aan, na twee uur was Fo zijn oriëntatie van tijd al verloren. Het moest minstens een reis van tien uur zijn geweest, maar op de komst van de avond kwam de groep aan in een klein dorpje. Fo herkende het van vroeger, het was het dorp waar hijzelf geboren was. Gebr was de naam. Fo glimlachte. Het was een sprankje van het vertrouwde op het moment dat alles hem vreemd leek.
Het bruine paard trok de kar braaf voort, tot hij tot een halt werd gebracht door Cyrus. Een onbekende man en vrouw snelden ietwat verbaasd naar het voertuig. De man begon.
"Wat is er aan de hand? Veel reizigers trekken vaak niet door dit dorp."
"Oorlog is aangebroken," zei Yappah bitter, "we zijn vluchtelingen uit Torael, het is overgenomen door troepen uit het noorden."
"Oorlog?" de vrouw leek een brok in haar keel te hebben. Ze zag er bleek uit. De man draaide zich naar haar toe en troostte haar. Een paar tellen later begon hij:
"Onze zoon zit in de militie van Torael. O, Heinest, wees bij hem."
"Het spijt me enorm voor jullie... Ik weet niet wat ik zou moeten zeggen," zei Fo met een pijnlijke expressie.
Na een nog langere stilte zuchtte de vrouw, en zei: "Jullie hebben vast honger. We kunnen jullie een slaapplaats en wat eten geven."
Het paar leidde de huifkar het dorpje in. Het was zeker niet groot, veel minder groot dan wat Fo zich kon herrineren als kind. Hij zag enkele dorpelingen hun ramen uitgluren onder kaarslicht. Wantrouwen, bedenken, nieuwsgierigheid. Al die dingen en meer waren te zien in hun ogen. Ze kwamen langs een klein pleintje, omringd door een stuk of zes huisjes. Fo speelde hier als kind vaak. Er stonden vroeger altijd een aantal marktkraampjes waar Fo en zijn vrienden tussendoor renden. De man en vrouw stopten. Ze wezen het huis tegenover hun aan. Fo en de rest van de vluchtelingen sprongen de wagen uit.
"Jullie kunnen hier overnachten. Er woont al jaren niemand meer. Blijf maar zo lang als jullie willen."
Fo zag Mala met grote ogen kijken naar het huis waar ze vroeger met hun ouders in woonden. Fo's gedachten ratelden aan één stuk door. Aan de ene kant was zijn nieuwsgierigheid, aan de andere kant zijn angst wat hij zich zou kunnen herrineren. Langzaam zette hij een aantal stappen voort, en reikte naar de deur. De metalen deurknop voelde koud in Fo's handen. Fo hoorde stemmen in de achtergrond. Waarschijnlijk die van één van de groep, die het paar bedankten. Maar Fo's hoofd was te druk bezig om daar op te letten. Het moest nu zeventien jaar geleden zijn geweest. Achter de deur vond Fo niet meer dan een stoffige kamer. Links, de keuken, rechts, de simpele traptreden die naar de twee slaapkamers leidden. Fo knielde voor de oude schoorsteen, en concentreerde zich diep.
Maar er gebeurde niets. Fo kon zich geen moment van de tijd met zijn ouders herrineren.

"Dit is ons oude huis, toch?" Mala's stem klonk zacht achter Fo.
Fo knikte.
"Dus dit is het huis waar..."
Fo knikte weer.
Mala knielde naast haar broer neer, en sloeg een arm om hem heen. Even was het stil, en toen vervolgde Mala:
"Kan je... kan je nog iets onthouden? Van onze ouders, bedoel ik."
Fo schudde zijn hoofd, en liet zijn gezicht in zijn handen vallen.
Weer was het stil.

Fo stond vroeg in de ochtend op. Buiten het huis stond Cyrus hem al op te wachten.
"Ah, je bent wakker. Zin om wat te trainen?"
"Waarom ook niet?"
Fo gaapte en pakte zijn wapens vast. Cyrus schudde zijn hoofd.
"Om bliksem te beheersen als een ware Zansi is innerlijke vrede en balans nodig. Het lijkt misschien onbelangrijk, maar de geest is minstens zo belangrijk als het lichaam."
"Hoe krijg ik die innerlijke vrede dan?" Fo krabbelde aan zijn achterhoofd en was nogal cynisch.
"Je gelooft me niet. Dat is al de eerste stap naar innerlijke vrede. Door dit te doen laat je zien dat je er in ieder geval minimale interesse in toont." de oude magiër glimlachte.
"Wat 'blokkeert' je magie?" vroeg hij.
Fo wist hier geen antwoord op.
"Waar maak je je op dit moment het meeste zorgen om?"
Fo schudde zijn hoofd, maar begon uiteindelijk toch: "Mijn ouders... Ze woonden in dit huis. Ik... lang geleden, ik was misschien nog net vier of vijf jaar, zijn mijn ouders hier omgekomen. Oom Yappah en Sanail, die toen denk ik net tien was, waren met Mala op stap. Mijn ouders hadden het druk met twee kinderen, dus dat was weer een beetje rust voor hen. Ik bleef thuis, waarom weet ik niet precies. Die dag gebeurde er iets enorm, maar wat precies weet ik niet. Er waren kleine hoeveelheden brandjes bij terugkomst van mijn oom, maar ze waren hoe dan ook niet overleden aan een huisbrand. Sinds ik hier weer ben denk ik steeds maar dat ik iets zou moeten weten van de dood van mijn ouders, maar er komt gewoon niets op."
"Dit is een natuurlijke reactie. Ook al vindt je hoofd dat je niets meer weet, je hárt vindt juist van wel. Magiërs schijnen dicht bij het Lot te staan, volgens sommigen. Misschien is het belangrijk te weten hoe je ouders zijn gestorven."
"En hoe doe ik dat?" vroeg Fo.
"Daar kan ik je moeilijk bij helpen. Je was vijf, zei je? In dat geval moet je je in elk geval beelden herinneren. Omdat je dat blijkbaar niet kan, moet je het hebben weggeduwd uit je onderbewustzijn. Wat je had meegemaakt was natuurlijk erg traumatisch."

Na weinig succes ging Fo terug naar de slaapkamer. Hij keek de kamer rond. Kiëll was al in de keuken, terwijl Nuhai dicht bij Mala lag. Sanail en Yappah waren blijkbaar al langer wakker, want hun bedden waren leeg. Een moment voordat Fo besloot weer naar buiten te gaan, viel zijn blik op een bestofte kist. Hij hurkte ervoor neer, en hief de kist open.
Het was een kleine metalen draaidoos. Was dit Fo's draaidoos? Het simpele mechanisme maakte een deuntje. Fo was verbijsterd. Hij herinnerde zich de draaidoos. Zijn vader, Useng, gaf het aan hem. Hij gaf het aan hem op de dag dat hij samen met zijn vrouw omkwamen. Alles wordt langzaam duidelijk voor Fo.

De kleine Fo was dolblij met zijn kado. Hij draaide eraan voor minstens tien minuten aaneen. Plots verschenen er vonken met iedere draai die Fo maakte. Steeds meer en meer vonken. Fo's moeder was eerst verbaasd, maar besloot snel veiligheid boven alles te zetten. Ze probeerde de draaidoos van Fo af te pakken, maar de vonken bleven er maar afkaatsen. Toen ze het vastpakte, ontlaadde de metalen doos zich. Fo zag hoe zijn moeder, de belangrijkste vrouw van zijn leven, werd geëlectrocuteerd. Fo was in staat van verwarring toen ook zijn vader plots naar beneden rende. Nog vóór hij Fo kon bereiken, verliet een grote straal bliksem de draaidoos. Deze raakte hem recht in zijn borst.
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Hoofdstuk 6 - Voor het keizerrijk

Fo voelde de warme steen onder zijn handpalm. Hij zag hoe er telkens een golf tegen zijn voeten brak. Er begonnen vonken van zijn handen af te schieten. Uit woede gooide hij zijn hakenzwaarden zo hard als hij kon de rivier in.
Mala verscheen achter hem, en begon: "Fo, ik weet dat je je rot voelt. Maar dit is niet jouw schuld. Je kunt er niets aan doen," ze sloeg een arm om haar broer.

Niet veel later hoorde Fo gesuis. Het begon harder te suizen en harder. Drie pijlen sloegen het zand in. Fo keek naar zijn zus, en zag dat een andere pijl haar schouder had doorboord. Meer pijlen vlogen de twee om hun oren. De boogschutters op het aanvarende schip bleven maar schieten. Fo hielp Mala omhoog en ze schuilden achter een rots.
Fo legde Mala voorzichtig neer, en keek paniekerig rond.
"Hoe ziet het er uit?" vroeg Mala hoestend.
"Het," Fo slikte, "het valt wel mee. Ik breng je naar Cyrus en hij zal je helpen."
Mala glimlachte, en zei met pijn in haar ogen: "Nee, Fo. Er is geen tijd. Red jezelf."
"Mala... Je bent de enige die ik nog heb. Ik... ik..."
"Ga, Fo!"
Fo kuste het voorhoofd van zijn zus. Hij gluurde langs de steen. Er liepen zo'n tien soldaten, die net van de boot af waren. Hij besloot de andere kant op te rennen. Daar liep hij recht in de voeten van een andere groep soldaten. Hij werd op de knieën gedwongen door één van de soldaten. Niet veel later werd Mala gevonden en naast Fo gebracht.
Een magere man met een rode mantel liep naar voren.
"De jongen zal als krijgsgevangene dienen. Het meisje... daar hebben we nu niet veel meer aan. Maak haar af!"
"Ja, generaal Saii!" riep één van de soldaten, terwijl hij zijn bijl goed vastgreep.
"Nee!" riep Fo, die zich tevergeefs probeerde los te wrikken.
"Het is oké, Fo. Dit is ook niet jouw schuld. Maar je kunt er wel iets aan doen. Neem..." Mala's woorden werden bruut gestopt door de bijl die haar nek doorboorde. Ze werd net niet onthoofd, maar er was geen teken van leven in haar lichaam meer.
"Jij..." Fo keek woest naar de royale generaal.
Fo werd door een knuppel bewusteloos geslagen. Hij viel met zijn gezicht in het drassige zand.

Fo's visie werd langzaam helder. Hij lag nogsteeds languit op het strand. Hij keek rond, en zag een klein vuurtje. Drie soldaten zaten eromheen, te lachen. Ze hadden al Fo's kleding gestolen, op zijn broek na. Fo probeerde omhoog te krabbelen, maar één van de soldaten was te snel. Hij trapte in Fo's gezicht, waardoor hij een paar meter verder rolde.
Fo keek verward om zich heen, en zag een object in het zand glinsteren. Zo onopmerkelijk als mogelijk graafde hij het stukje bij beetje uit, wat geen makkelijke taak was met zijn handen gebonden. Een paar minuten later zag Fo dat hij zijn hakenzwaard had opgegraven.
Fo sneed zo snel mogelijk het touw om zijn armen af, en pakte het scherpe wapen op. De soldaten stonden meteen op, maar Fo wist twee van de soldaten al snel uit te schakelen. De laatste soldaat riep om versterking voordat Fo hem bewusteloos sloeg. Veel rust was Fo niet gegund, want de versterking, zo'n zes soldaten, waren al bijna meteen ter plaatse. Hij liep behendig op de knieën van één van zijn tegenstanders en schopte hem in het gezicht. Terwijl dat gebeurde schaafde hij het gezicht van een andere royalist met zijn hakenzwaard. Het was Saii, de generaal. Toen de soldaat waar Fo op stond eindelijk flauwviel wankelde Fo wat, en Saii trok zijn pistool. De andere vier soldaten gingen om hem heen staan.
"Dus, de jongen kan vechten?" vroeg Saii. "En nog aardig ook. Dat is dubbel zonde. Sorry, Fo." Saii richtte zijn pistool op Fo, en... Fo zag hoe Cyrus vanuit een verassingsaanval zijn twee chuli op Saii's hoofd plaatste, wat hem verlamde. Daarna stak Sanail zijn dolk door de rug van een andere soldaat. De derde soldaat werd door Yappah door het hoofd geschoten. De vierde soldaat was de man die Mala onthoofdde. Fo stond op, en pakte Saii's pistool. Hij mikte recht voor zijn voorhoofd en schoot. Hij draaide zich om om hetzelfde te doen bij Saii, maar terwijl hij dat deed zag hij een groter schip aankomen. Toen begon Saii te lachen.
"Je dacht toch niet dat ons schip, met nog geen vijftien man de complete operatie was, toch? Wij waren slechts de verkenners!"
Fo trapte met woede in Saii's gezicht, die toen zand uithoestend doorlachte.
"We moeten gaan, Fo!" riep Cyrus.
Fo aarzelde, maar rende toen met zijn neef, mentor en oom het bos in. Onderweg kwam Fo lichamen van royalisten tegen.
"We hebben flink wat soldaten uitgeschakeld om naar jou te komen. Waarom was je bij de rivier?"
"Het... Ik zou het niet weten, eigenlijk."
"Mala is nog niet gevonden, zou jij weten waar ze kan zijn?"
"Ze... ze was gedood op orde van de generaal. Ze was eerder al geraakt door een pijl, en ze zou al doodbloeden voordat ze nuttig kon zijn voor de noorderlingen."
Het was stil. Alles wat je kon horen waren de bladeren en takken waar Fo en zijn vrienden op renden.
"Het spijt me, Fo... Mala was als een zus voor me. We hadden eerder moeten zijn," zei Sanail plots.
"Nee. Het was niemands fout. Maar we kunnen er wel wat tegen doen. Zorgen dat dit niet meer gebeurt voor anderen. We moeten een rebellenleger maken, die bereid is te vechten tegen de royalisten."
"Daar ben ik het mee eens. We mogen dan wel twee magiërs in onze groep hebben, maar een leger hebben we nog niet," zei Yappah.
"Laten we naar vluchtelingenkampen op zoek gaan. Daar zijn vast vrijwilligers die goede reden hebben om tegen de noorderlingen te vechten," stelde Sanail voor.
De vier stopten even.
"Goed plan," zei Cyrus, en hij stak zijn hand vooruit.
Fo, Sanail en Yappah legden hun handen er bovenop.
"Voor het keizerrijk," zei Cyrus dapper.
"Voor het keizerrijk!" riep de rest.
yociame
Balpen
Balpen
Berichten: 197
Lid geworden op: 03 apr 2011 17:16

Ik heb nu proloog en hoofdstuk een gelezen en tot nu toe spreekt het me zeker aan.
Enkel ik heb twee aanmerkingen bliksem klinkt niet je ziet het, een donderslag hoor je.
daarnaast vond ik die tussenregel ' ze arriveerden en fo sliep voor 20 uur'
wel heel erg kort gezien de rest van het verhaal, zou een beschrijving van zijn instorten niet beter passen?
caprys
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 16
Lid geworden op: 31 aug 2012 21:54

AchedTeacher schreef: Wat die fouten betreft, bedankt, ik heb alles in kladblok geschreven, want ik ben te arm om Word te kopen, lol. En bedankt voor de support :D
Heb je hotmail? Bij mijn hotmail staat er een programma op. Het noemd skydrive. Je vind het in je hotmailaccount vanboven naast 'hotmail' en 'messenger'. Ik weet niet of dat op elk hotmail account is, maar ik ga er van uit dat het wel zo is. Daar kan je Word bestanden in maken. Ik gebruik het om mijn verhalen te schrijven. Ik ben ook te arm om Word zelf te kopen ;).
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Je hebt een goede poging gedaan om het gevecht wat realistischer te laten verlopen.
Maar, in het gevecht zelf, komen de heren er zonder kleerscheuren af. En ik vind het natuurlijk heel erg jammer dat juist Mala nu al het verhaal uit is :(

Het stuk waar Fo gevangen wordt genomen vond ik erg goed. De ruwheid van de soldaten was erg herkenbaar en sprekend.Typisch van die mannen die graag geweld gebruiken :)

Ik ben benieuwd of ze in het vluchtelingenkamp mensen vinden voor het rebellenleger :)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
artikel
Computer
Computer
Berichten: 2659
Lid geworden op: 16 sep 2011 16:45

Ben weer helemaal bijgelezen. Wat is er opeens veel gebeurt :o Echt zielig dat Fo niet echt veel gezinsleden nog heeft, zijn ouders zijn dood en nu ook Mala. Ik hoop dat de rest van zijn leven wat makkelijker afgaat.
Het verhaal zelf vind ik erg mooi geschreven en makkelijk te volgen. Je gebruikt kleine details waardoor het verhaal nog mooier is en nog realistischer, erg mooi! Ook, zoals Maaike al heeft gezegd, beschrijf je goed de ruwheid van de soldaten.
Ben benieuwd naar hoe het verder gaat en of ze hulp gaan krijgen van andere, ook hoop ik dat Nuhai nog lang bij de groep mag blijven want ik vind het wel schattig als er een klein meisje tussen grote, heldhaftige jongens is. En Kiëll vind ik ook erg leuk beschreven!

Veel succes met het verder schrijven!
It's okey to be afraid!
Ellie Goulding
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

-Maaike- schreef:En ik vind het natuurlijk heel erg jammer dat juist Mala nu al het verhaal uit is :(
Dat was inderdaad best ruw. Maar alles heeft natuurlijk zijn reden, en ik had zeker meer van plan toen ik het schreef. Wat geschreven is geschied, ik ga het natuurlijk niet veranderen.Ja uhm. Binnenkort schrijf ik nog wel een hoofdstuk..Call me a slacker.

Als iemand dit nog bekijkt, wat zouden jullie willen zien? Meer realistisch of af en toe wat semi-bizarre evenementen?
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Ik lees nog steeds mee :)
Semi-bizarre dingen kunnen op zich wel, gezien dat er ook bliksem uit de handen van Fo kwam. Zolang het maar geloofwaardig blijft.
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Het voelde verkeerd om dit te laten zoals het is. Misschien is dit weer een eens in de twee jaar bump, maar ik voel alsof ik nu weet waar dit heen moet.
Geen idee of er regels tegen necromancing zoals dit is. Ik ga ervan uit van niet.

Tip: ik heb wat extra achtergrondinformatie gegeven in de eerste post.


Hoofdstuk 7

De groep was haastig uit Gebr gevlucht. Er was geen tijd om de huifkar te vullen met benodigdheden.
Zoals altijd kon je de kleine grindsteentjes onder de wielen horen knarsen.
Fo keek recht voor zich uit, concentrerend op het niets.
Hij dacht veel na, over Mala's dood, over wat hij met Saii zou doen als hij hem ooit in zijn handen kreeg, over zijn ouders.

Hij onderzocht het gestolen pistool van Saii.
"Hm..." zei hij met een studerend oog. "Dit is een pistool met twee lopen... Hoe komt het koninkrijk zo vroeg aan deze technologie?"
Yappah keek hem aan met een ongerust gezicht. "We wisten dat ze voorbereid waren, maar ik had nooit kunnen denken dat ze wetenschap uit het archipel hadden... Laten we hopen dat voetsoldaten dit nog niet hebben en het in elk geval nog een zeldzaam voorval is."

Cyrus begon: "Ik ben bang dat dubbelloopse vuurwapens niet het grootste gevaar zijn."
"Hoe bedoelt u?" vroeg Sanail.
"Volgens de Raad is er een moderne noordelijke beweging op komst die een groot leger wilt bijeenbrengen... Dit is één van de belangrijkste redenen waarom we jou nodig hebben, Fo. Alleen een ware zansi kan op tegen andere magiërs."
Fo verstijfde. "Ik moet een leger verslaan... Ik... ik moet een leger verslaan?"
"Een leger dat waarschijnlijk geleid word door een elite groep magiërs," voegde Cyrus toe, waarna Kiëll hem boos aankeek.
"Fo, wij zullen je altijd bijstaan. Je bent niet alleen," zei ze.
Fo glimlachte, en vroeg Cyrus waar ze heen gingen.
"We moeten zo snel mogelijk naar de Raad zien te komen. Daar is de laatste volleerde zansi. Hij zal je de stappen van de bliksemmagie leren. Dat is op dit moment belangrijker dan een oppositie te beginnen."

Cyrus leidde de wagen oostwaards, naar de kust. Het leek een logische stap, sinds de zuidelijke grens naar Riccardo en de westelijke grens naar Mobius zonder twijfel zouden zijn afgesloten. Deze redenering was uiteraard gebrekig, omdat de kust al evengoed bemand kon zijn. Echter, het was de enige uitweg die nog deels logisch in de oren klonk. Riccardo was in tweeën gedeeld door de rivier met dezelfde naam. Het noordelijke gedeelte was ooit deel van het grote Torrische Rijk, terwijl het zuidelijk gedeelte van Riccardo puur woestijn was, enkel bewoond door Pabu-nomaden. Het was door die rivier, de Riccardo, dat ze heen moesten varen om in de Kolpische Zee terecht te komen vanuit de oostkust. Daarna konden ze, in theorie, recht op de Valkenraad af zeilen.

Tegen middernacht zetten de vluchtelingen opnieuw kamp op. Nuhai sliep al snel. Fo en Kiëll zaten bij het vuur, terwijl de rest verderop op wacht stond.
Fo porde wat in het kampvuur, en keek naar de jonge wees.
"Dit is geen plek voor haar," zei Fo zacht.
Kiëll knikte. "Ze kan zeker niet mee op zee."
Even was het stil.
"Ik... ik heb haar niet eens kunnen begraven," zei Fo met een bitter gezicht.
"Ik heb ook familie verloren," begon ze, "Mijn vader was een dronkaard, en zette op een nacht het huis in de brand. Eén of andere ruzie, met mijn moeder. Ook mijn kleine broertje verbrandde levend. Mijn vader, hij overleefde het. Ik bracht hem naar een ziekenboeg, betaalde de dokters wat ik had, en vertrok naar het oosten..."
Fo keek haar met grote ogen aan. "Het spijt me, dat is verschrikkelijk."
"Fo, toen ik in de brandende villa vastzat, dacht ik dat het mijn verdiende straf was. Ik had mijn vader... ik had hem ter plekke dood moeten laten gaan."
Fo sloeg een arm om Kiëll heen. "Wraak is nooit het antwoord."
"Nam jij geen wraak voor Mala?"
"Ik doodde de soldaat die haar onthoofdde," zei hij terwijl hij het gestolen pistool vastkneep, "Maar de man die het bevel gaf ademt nog. Ik snap je punt, maar wraak is nog steeds niet het antwoord. De leegte die ik voelde toen hij mijn zus wegnam, zorgde voor een waas in mijn hoofd. Wat ik deed was fout, het was fout. Ik deed het niet uit zelfverdediging, uit dwang, of zelfs bevelen. Ik deed het voor mezelf. Maar als ik het opnieuw zou moeten doen, zou ik precies hetzelfde hebben gedaan."
"Dit wapen... het herinnert me dat ik nog niet klaar ben."

De volgende morgen werd Kiëll wakker van een hard bonkend geluid. Nuhai staarde naar een boom verderop.
"Hij is al een tijdje bezig," zegt ze met grote ogen.
Kiëll zag hoe Fo woedend tegen het schors aansloeg.
"Waar ben je mee bezig?" vroeg ze nadat ze naar hem toe was gelopen.
"Geen tijd te verspillen. Ik moet in mijn uiterste conditie zijn."
Kiëll legde haar hand op Fo's schouder.
"Je handen, Fo."
Fo zag eruit alsof hij uit een droom werd wakkergeschud, en zag zijn rode, glimmende handen.
"Heb je wel geslapen?"
"Nee." Fo keek naar Nuhai in de verte. Ze liep naar Sanail. "Wat als er iets gebeurt?" Zijn blik draaide naar Kiëll, die haar hand op zijn nek legde. Ze lachte.
"Waarom lach je?"
"Je hoeft niet zo serieus te zijn. Rust wat uit."
"Het is niet dat ik niet wil slapen, meer dat ik niet... kan."
"Help me dan met fruit zoeken. Daar zijn je handen ten minste veilig."
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Hoofdstuk 8

En zo reisden de helden langzaam maar zeker naar de oostelijke kust. Het duurde zes dagen voordat er ander leven te zien was.
"Dit moet het vissersdorp Zada zijn. Ik was er de gouverneur van voor een paar jaar."
"U was gouverneur van dit dorp, en u bent er nooit geweest?" vroeg Sanail aan zijn vader.
"Ik kreeg bevoegdheid over een groot aantal dorpen, ik ben er slechts in een paar persoonlijk geweest."

De volgende ochtend was Sanail vroeg uit bed, en hij herinnerde zich dat ze in een herberg hadden overnacht.
Slaperig liep hij de krakende trap af, en de deur door bleek de herberg al actief te zijn. Muziek in het ene oor, gelach in het andere oor.
Hij greep in zijn buidel en voelde slechts een munt. De rest moet hij hebben betaald voor de overnachting, want hij kon het zich niet meer herinneren.
Sanail legde de koperen munt op de bar, en schoof het naar de waard van de herberg toe.
"Koopt dit me wat Riccardaanse wijn?"
De man begon te lachen.
"Jazeker, maar niet hier. U bent vast van adel."
"Min of meer, ja. Maar..."
"Riccardaanse wijn is de beste van de beste wijn die er is. In een simpel vissersdorpje als dit zal je het niet vinden."
"Doe dan maar..."
"We hebben helemaal geen wijn, nu ik erover na denk."
"Aha," zei Sanail bedenkend. Na een paar seconden begon hij opnieuw: "Geef maar wat je in huis hebt."
Een scheve lach van de herbergier volgde en hij zette een grote mok neer.
Sanail keek met een schuin hoofd naar de bruine drank, maar greep het toen vast en nam een grote slok.

"En?"
"Smaakt... goed." zei hij voor hij in hoesten uitbarstte.
Een bezweette Fo werd de herberg in gevolgd door Cyrus, stoïsch als altijd.
"Zo vroeg al aan het trainen?"
Fo knikte. "O, ga je dat nog opdrinken?" vroeg hij, wijzend naar de grog.
"Nee, en jij ook niet. Geloof me, water zal je beter doen."

Gedesoriënteerd liep Sanail de herberg uit. Hij greep één van de houten steunbalken vast. Alles dat hij kon zien was een paar leren laarzen.
"Nieuw hier?"
"Excuus, mijn h..."
Langzaam verschoof zijn blik omhoog. Wat hij zag was een vrouw, tot zijn verbazing. Ze had rood krullend haar, blauwe ogen en verder erg mannelijke kleding.
Als gewoonte pakte hij zijn scheefstaande baret van zijn hoofd, en hield het voor zijn borst terwijl hij een kleine buiging door zijn knieën maakte.
"Mejuffrouw, Sanail is de naam."
Met een grijns schudde ze haar hoofd. "Dat hoeft niet. Zulke begroetingen zijn alleen voor dames."
De vrouw ging zitten op de houten veranda, waar Sanail sindsdien op zijn knieën heeft gezeten. "Laat me raden. Dat was je eerste slok Zadaanse gerstebier."
"Hoe kan je dit drinken?" vroeg hij terwijl hij naar zijn maag greep.
"Je went eraan. Het is het enige drinkbare met een smaak. Dat, en zeewater."
Sanail hoorde een bekende stem in de verte.
"Rey'il, stop die zuiplappen te bevrienden en help eens mee!" Sanail probeerde op te kijken naar de man die riep, maar het was alsof zijn maag hem tegenhield.
De vrouw stond op, en gaf hem een lichte stomp tegen zijn schouder. "Het gevoel in je maag zou in een dag voorbij moeten zijn."
Lachend liep ze weg, even mysterieus als dat ze langskwam.
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Hoofdstuk 9

Ver van Fo, Cyrus en hun oorlog, minstens drie oceanen verder, lag het eiland dat Vilånd genoemd werd. De Vilånders waren een simpel volk. De meesten werkten hard.
In de mijnen van de Goudgeboren werkten veel mijnwerkers, in de steden van de Landzoekers werden boten gebouwd om nieuwe landen te ontdekken, en in het zuidelijkste puntje van het eiland leefden de IJzertanden, gevreesde zeerovers.
Naast een kleine vete eens in de paar jaar, leefden de Vilånders vreedzaam samen. Volgens legendes waren het de Landzoekers die langs de rivieren van het licht bevolkte Noordland veel dorpen stichtten. Het is daarom, dat veel Vilåndes lachen om de naam "Noordlingen", en zichzelf vaak "Ware Noordlingen" noemen.
De Vilånders vertellen nogsteeds hoe honderden jaren geleden hun voorouders, onder leiding van Hoogkoning Ragnar IJzertand, het Torrische Rijk plunderden en uiteindelijk lieten uiteenvallen.
Hierna vestigden veel van deze legers zich in het warmere, welvarendere westen van het Torrische Rijk. Enkele hielden Torrische opvolgersstaten, maar veel hiervan waren van korte levensduur.
Ragnar IJzertand had vijf zonen. Op zijn sterfbed vroegen zijn adviseurs wat er met zijn land moest gebeuren. Zijn oudste zoon, Ulfar, was sterk en zou zijn zuidelijke landen en zijn leger erven. Zijn tweede zoon, Gudmund, was avontuurlijk zou zijn westelijke landen en vloot verdienen. Zijn derde zoon, Falki, was opgeleid tot rentmeester en zou zijn schatkist en noordelijke landen (met daarin goudmijnen) erven.
Zijn vierde zoon, Jomhard, was vaak ver van huis en de koning besloot om hem zijn overzeese territoria te gunnen. Toen de adviseurs de stervende Ragnar erop wezen dat hij niets meer over had om aan zijn jongste zoon te schenken, gromde hij: "Als Sitander iets wil, dan moet hij het zelf nemen, zoals ik!"
Met deze woorden stierf de koning, en met zijn land verdeelt in vier stukken, leek vrede verscheurd.

Ulfar de Verschrikkelijke kroonde zichzelf tot koning van Vilånd, zijn vaders opvolger, maar zijn broers Gudmund, Falki en Jomhard maakten zichzelf ook tot koning, respectievelijk werden ze: Koning Gudmund de Landzoeker, Koning Falki Goudgeboren en Koning Jomhard de Vreemdeling. De eerste twee zouden later de Landzoekers en Goudgeboren lijnen vormen, die tot op de dag van vandaag hun respectievelijke landen nog leiden.
Ulfar liet dit niet toe, en twintig jaar van oorlog volgde.

Om een vierde koning te voorkomen, verbande hij zijn jongste broer Sitander om op zee te sterven. Een schip voer honderd mijl naar het westen, en gooide hem daar overboord. Hij werd gevonden en gered door een schip dat van koers was geraakt, dat bleek geleid te zijn door zijn broer Gudmund.
Gudmund stierf een dag later op zee in een gevecht tegen Ulfar, nadat hij als eerste om het Noordland heen was gevaren.

Sitander vluchtte naar het noorden van het eiland, waar zijn broer Falki hem barmhartig verwelkomde met een groots maal.
Falki stierf in de belegering van zijn stad, volgens velen terwijl hij zijn kluis vol goud tegen Ulfar's troepen persoonlijk verdedigde.

Weer wist Sitander Ulfar's toorn te ontsnappen, dit maal door zijn broer Jomhard, die hem liet onderduiken in zijn overzeese koninkrijk.
Uiteindelijk stierf zelfs Jomhard, die Sitander liet ontsnappen door Ulfar's mannen tegen te houden.

Volgens Ulfar waren nu al zijn broers dood, Vilånd was van hem, en Jomhards overzees koninkrijk was het houden niet waard, vond hij.
Maar zijn jongste broer, Sitander, was nog in leven, en samen met de zoons en dochters van Gudmund, Falki en Jomhard riep hij een leger bijeen. Van Jomhard had hij geleerd hoe met mensen van andere culturen om te gaan, van Falki had hij geleerd hoe hij met geld en provisies om moest gaan, en van Gudmund leerde hij hoe hij kon zeilen.

Na tien jaar wist Sitander zijn thuisland te heroveren van Ulfar, en doodde hem persoonlijk.
"Als je iets wil, moet je het zelf nemen, zoals ik. Je neemt wat je kunt met ijzer," zei hij toen.
Hierna gaf hij zijn neven en nichten hun familieland terug, en nam zelf Ulfar's troon. In plaats van koning van Vilånd, noemde hij zichzelf koning der IJzertanden.

De koning gooide het boek op de grond.
"Dit boek vertelt alleen de geschiedenis van ons land. Wat heb ik hier nou aan?"
"Sire, nieuws van Vilånd. Een groep Landzoekers scheen op ons land te zijn gekomen om daar hout voor hun schepen te halen. Wat is uw antwoord?"
"Geef ze driehonderd boomstammen van onze voorraad, we kunnen het missen."
"Uiteraard, sire."
"Oh, en Rakan? Zorg dat de grens beter verdedigd word. Deze invallen kunnen geen gewoonte worden, en we kunnen niet zwak voorkomen."
"U bent zoals altijd even gul als wijs, mijn heer. U bent waarlijk een afstammeling van Ragnar."
"Koning Norak, uw huskarls zijn klaar om te vertrekken," zei een van de konings commandanten terwijl hij de tent binnenkwam.
"Uitstekend. Bedank de lokale bevolking voor het opzetten van deze tent namens mij. Het heeft me goed gediend.

Norak maakte zich klaar om zijn reis voort te zetten. Hij bevestigde zijn bijl op zijn rug en ging kort daarna door zijn knie. Hij haalde een lok rood haar tevoorschijn, en hield het dicht bij zijn lippen.
"Nog even. Ze namen je van me af, maar spoedig zul je weer bij me zijn."
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Hoofdstuk 10

"Wat denkt u ervan, oom?"
Sanail strompelde de herberg binnen na zijn vreemde ontmoeting met de vrouw, en zag hoe Fo, Yappah en Cyrus hun volgende stap aan het bepalen waren.
"Zana lijkt dus geen boten te hebben. Er is hier geen enkel schip dat ons naar de Kolpische Zee kan brengen."
"Verder zuid, dus?"
"Dat lijkt mij het slimst," antwoordde Cyrus.
Fo zuchtte van wanhoop. "Ik zou alles geven voor een zeilschip," hij keek Sanail aan. "Je weet wel, waar wij toen op waren? Dat handelsschip zou perfect zijn."
Sanail keek verward naar Fo.
"Wat was z'n naam... Zail, Zephil..."
"Zafuhr," zei Sanail stil.
"Zafuhr! Dat was het, ja. Hoe zou het met hem zijn? Waarschijnlijk al terug naar huis," Fo glimlachte bij de gedachte van de vreemde man.
"Nee," zei Sanail. Plots herrinerde hij zich de stem van Zafuhr. Natuurlijk, de kleding van de vrouw zag er vreemd uit. Ze was een matroos. En de man die riep... Het móest Zafuhr wel zijn! Sanail rende de herberg uit alsof zijn leven ervan afhing, en ging direct de kant uit waar hij de roodharige vrouw voor het laatst zag.

Hij stopte bij de kust, en kwam tot adem.
"Excuses, waar is de haven?" vroeg Sanail aan een wandelende man.
"Die hebben we niet."
"Maar dit is een vissersdorp, toch?"
"We vissen niet in boten," zei de man terwijl hij naar de kust wees. Hij telde tientallen hoofden, allemaal gooiden ze hun netten uit in de zee.
"De kust is rijk aan vis dat dicht tegen land zwemt."
"Hebben jullie een oosters schip gezien? Weinig detail, het logo van de Archipel Compagnie voorop. Hij schetste een cirkel met een horizontale streep in de lucht, hopend dat de man het zou herkennen, maar zuchtend schudde hij zijn hoofd.
"We krijgen erg weinig bezoekers. Al helemaal niet van zee. Ik moet nu echt weg."
De man haastte zich van de dok vandaan, en Sanail merkte op dat de haven plots leeg was.
Fo haalde Sanail eindelijk in.
"Sanail. Wat is er aan de hand?"
"Ik denk dat Zafuhr hier is. Ik zag iemand die op een matroos leek."
"Waarom zou hij hier zijn, wat heeft een matroos er nou mee te maken?"
"Ik dacht dat ik hem hoorde."
"Ik zie nergens een ship, Sanail."
Teleurgesteld liet Sanail zijn hoofd vallen. "Laten we maar terug gaan."
Voordat Sanail was omgedraait zag hij Fo's verschrikte gezicht, en viel hij op de harde grond.

"Zeker weten, dat zijn ze. Ze vroegen naar jullie," zei een man.
Sanail opende zijn ogen, en zag niks anders dan een paar donkere schimmen. Hij murmelde wat, maar het bleek dat hij zijn armen niet kon bewegen. Hij was vastgebonden.
"Fo! " zei hij met een verdwaasd gezicht. Hoesttend keek hij om zich heen. Hij zag dat Fo naast nem zat, ook gebonden aan een stoel. Zijn ogen waren gesloten.
"Wat heb je met hem gedaan!" schreeuwde Sanail.
"Hij slaapt. Dat moeten de opiaten zijn. Wonderspul, echt," de vrouwelijke stem klonk bekend.
"Opiaten?"
"Alleen op het oostelijkste eilandje van het Archipel groeit het. De kleine papaverbolletjes kunnen verwerkt worden tot slaap-inducerende stoffen."
"Wat?"
"Het was vrij eenvoudig om jullie uit Zana te smokkelen. We deden alsof jullie jezelf in slaap hadden gedronken, en de bewakers lieten ons er gewoon langs."
Eindelijk werd Sanail’s beeld helder.
"Jij?" zei hij verrast. "Jij bent de matroos! Van Zafuhr bedoel ik! Ik kan dit oplossen, Zafuhr kent ons."
"Zafuhr kent jullie, maar kennen jullie Zafuhr?"
"Waar heb je het over? "

"Hij is niet de slimste van de twee, of wel?" Zafuhr stapte de kamer binnen in zijn bekende groene gewaad, met veel juwelen overal op zijn kleding, "Hoe kan ik dit aardig zeggen... Sanail, je zou het niet zeggen, maar ik ben een man die vooral geeft om bezit."
"Dat zou ik nooit hebben kunnen raden," merkte Sanail sarcastisch op terwijl hij naar Zafuhr’s kleding keek.
"Ik heb niet volledig tegen je gelogen. Ik maak deel uit van de Archipel Compagnie, ik ben een handelaar. Maar anderen vonden van niet. De Raad van Bestuur besloot mijn aandelen in te nemen nadat ik een groot onbewaakt schip van zijn handel ontdeed. Het leidde tot een gewapend conflict tussen de Archipel Compagnie en een ander eiland, en dat was dat. Mijn hele leven, en dat van mijn voorouders, alles is weggenomen."
"Dus je werd een piraat?"
"Een piraat? Nee, ik doe simpelweg wat ik kan om terug te verdienen wat van mij behoord te zijn."
Zafuhr pakte een stoel en ging voor Sanail zitten.
"Weet je hoe dat werkt, zakendoen? Je werkt samen met wie je wat kan opleveren, en je werkt degenen tegen die jou in de weg lopen. Zo simpel is het. Het maakt niet uit of ik de één niet aardig vind en de ander wel, ik werk met wat ik iets verdien."
"En nu ga je me vertellen met wie je werkt?"
Zafuhr lachte nerveus. "Zie je, ik begrijp best hoe je je voelt, maar wij, de raad van bestuur van de Zafuhr Compagnie, bestaande uit ik als enig lid, hebben besloten dat het in onze beste interesse is de co-opereren met de hoogedele Verenigde Despotismen van het Noorden."
"Je bent met het koninkrijk! Je bent een slimme man, je begrijpt toch best dat als je het noorden nu helpt, ze het hele continent in handen hebben en ook het Archipel zullen overnemen?"
"Alsjeblieft zeg, wie denk je dat ik ben? Natuurlijk begrijp ik dat. In het Archipel heb ik niets meer te zoeken. Ik heb mijn ogen gezet op iets veel beters. Zie je, in de jaren hiervoor ben ik naar veel landen geweest. Ik heb vele vormen van bestuur gezien. In het zuiden is er de eeuwenoude monarchie van Riccardo, het Keizerlijke Aartshertogendom van Ankala en zelfs de Vereniging van Republieken van de Kolpische Zee. Maar wat ik in het Noordland zag, dat viel me het meest op. Geen centrale authoriteit, geen vervelende wetten waar je je aan moet houden, en toch een heel sterk systeem, dat voorlopig jullie keizerrijk aan het platstampen is. Het bestaat uit onafhankelijke despotismen, kleine koninkrijken die kunnen doen wat ze willen onderling, of buiten het Noorden. En eens in de zoveel tijd kan er een charismatische en sterke despot zijn die de stem van alle despoten gelijk weet te krijgen. Dat gebeurde een paar jaar geleden, en onder leiding van Despot Vaiasar III is de invasie een paar weken geleden begonnen."
"Je leek een normale handelaar."
"Dank je wel, Sanail. Dat was mijn bedoeling. In de tijd dat ik aan haven lag heb ik het de Noorderlingen makkelijk gemaakt om dat stadje in te nemen. Wat was de naam?"
"Je weet de naam van de stad waar het grootste rijk ooit is begonnen heus wel."
"Torael. Jullie voelen je vast erg machtig als jullie terugdenken aan de goede oude tijd. Maar de despoten zullen alles en iedereen op dit continent innemen."
"En wat krijg jij hieruit?"
"Ik krijg aandelen in de toekomst, zo zou ik het noemen. Ik zal worden gekroond tot Despot Zafuhr, en ik zal regeren over een groots land. Ik zal niet veel land vragen. Wellicht dat kleine stadje, Torael? Dat zou voldoende zijn," Zafuhr lachtte.
"Nu dat je dat weet, wil ik ook wat van jullie weten. Waar zijn jullie verstopt? We weten dat er meer op weg zijn dan alleen jullie twee."
"Denk je dat ik zo makkelijk breek?"
"Oké, tweede vraag. Waarom zijn jullie op reis? En waar gaan jullie heen?"
Sanail keek weg.
"Wie... wie is de bliksemstrijder?" vroeg Zafuhr toen.
"Ik sterf nog liever dan dat ik dat zeg!"
Zafuhr stond op, en liep langs hem heen. Toen hij achter hem stond, begon hij weer te praten.
"Dat zeggen mensen wel vaker. Geen probleem, ik laat je wel even alleen met Rey’il."
De deur sloot, en Fo lag nog steeds buiten westen. Hij zag hoe Rey’il iets van een tafel rechts van Sanail pakte, net buiten zijn visie.
"Waarom doe je dit? Denk aan wat Zafuhr heeft gedaan, en wat hij zal doen!"
"Hij nam wat hij wilde. Ik zie daar niks fout aan," grijnsde ze.
"Misschien heb je gelijk. Ik geef niet zo zeer om de stad, maar wat Zafuhr ongetwijfeld heeft toegestaan is de brute plundering die volgde."
"Oorlog is hel. Dat hoef je niemand wijs te maken, " zei ze terwijl er nog meer geluiden klonken van achter, ze was duidelijk martelgereedschap aan het klaarleggen.
"We hebben een klein meisje opgenomen, ze is erdoor verweesd geraakt," riep Sanail in paniek.
De geluiden van gereedschap stopten abrupt, en Sanail zag het als een sein om door te gaan.
"Alsjeblieft. Je hoeft je nergens voor te verontschuldigen, en doe wat je wil, maar spaar Nuhai."
Plots klonken dezelfde metalen kletteringen weer, en Sanail deed zijn ogen dicht in afwachting.
"Dit gaat me spijten, later," zei Rey’il zuchtend. Ze knipte Sanail’s bindingen door.
Een moment wachtte Sanail in ongeloof, maar stond toen snel op en bedankte haar met een kleine buiging in de nek.
"Je vriend... Ik denk niet dat hij voorlopig wakker wordt. Ik heb hem teveel opium gegeven, denk ik."
"Dus wat is het plan?"
Ze keek rond, en begon: "Ren zo hard als je kan. Je zou één van de uitkijkposten van Zana moeten kunnen zien als je buiten staat, ren daar naartoe. Zorg dat je hier zo snel mogelijk vandaan bent, wacht niet op mij. Ik haal je vriend hier vandaan, ik verzin wel iets."
Sanail knikte, en bedankte de jonge vrouw.
In de verte klonken voetstappen, en Rey’il wees naar een zijdeur. "Snel! "
Buiten wachtte Sanail achter een boom, vlakbij waar de boot was aangemeerd, en net buiten het kleine gebouwtje waar Fo en Sanail vastgehouden werden. Eindelijk zag hij Rey’il.
Wacht, dacht hij. Waar is Fo?
Dit ziet er niet goed uit. Rey’il werden gevolgd door één van Zafuhr’s mannen, een ander had Fo over zijn schouder geslagen. Hulpeloos keek hij rond, maar hij kon niets doen. Hij was ontwapend toen hij was vastgezet.
"Vertel me, hoe is die andere ontsnapt?" vroeg de bewaker die Fo vast heeft.
"Hij was me te slim af. Ach, hij is toch nutteloos!"
Sanail sloeg zijn ogen neer. Ze had hen bedrogen. Ze wisten al lang wie Fo was!
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Dat is lang geleden dat ik dit verhaal heb gelezen :) Niet alles is me helemaal scherp meer, maar het de rode draad weet ik nog wel. Leuk dat je er weer mee verder gaat!

Wat ik vooral mis, is de omgeving. Je vertelt wel wat iedereen zegt, doet en soms ook denkt maar waar zijn ze? Hoe ziet het eruit? Wat doet de omgeving met hen? Ik wil het verhaal kunnen voelen, snap je? ^_^

De ontsnapping in het laatste stuk vond ik een beetje magertjes. Het ging wel heel makkelijk. Als dat de gebruikelijke martelaarster is van die ene meneer, dan zou ze echt niet zo snel hen helpen. Die kickt eerder op mensen pijnigen dan dat ze door een alleen gelaten wees opeens een softie wordt. Ik verwacht eerder iemand die hen wat te eten brengt en hen dan helpt. ;)

Verder vond ik het een leuk vervolg! Ik hoop dat je er mee door gaat, want ik ben benieuwd hoe het afloopt.
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Dank je, er zijn zeker wat fouten in die vorige paar hoofdstukken. Ik heb ze verbeterd, en zal kijken of ik ze morgen hier ook kan verbeteren :)

Dit hoofdstuk begint in medias res, in het midden van het verhaal dus, omdat het een nieuw en mysterieus karakter introduceert die ik graag zo wil houden tot het einde.

Hoofdstuk 11

“Moord!”
“Uit de weg!”
“Laat hem niet ontsnappen!”

Achter hem hoorde hij het gerinkel van bepantserde bewakers. Hij bedacht zich hoe stom het is om bewakers van orde zo immobiel te maken. Twee steegjes links, twee steegjes rechts, dacht hij. Snel sprong hij over een achtergelaten kar, nog vol met handelswaar.
Eenmaal uit de steegjes kwam hij op het stadsplein terecht. Hij probeerde zich te mengen met de mensenmassa daar aanwezig. Hij hoorde hoe de klokkenluider van de tempel acht maal aan de bel trok.
“Het negenjaarlijkse Driegodenfeest is hierbij geopend!” riep een stadsomroeper nadat hij zag hoe de hogepriester een rokende pot omhoog hield voor de mensenmassa.
Met een grijns mompelde hij: “Net op tijd.”

Eén. Twee. Drie. Vier. Vijf. Zes. Zeven. Mijn contact zou me na de klok van zeven naderen als ik precies deed wat Dentae me vroeg, dacht hij.

Hij trok zijn vlijmscherpe dolk, en keek naar de bartafel waar hij aan zat. Met kracht en precizie sloeg hij het erin.
“Hé, idioot, wat moet dat met mijn tafels?” riep de barman boos.
Nors keek de zwartgeklede man terug. Hij wrikte het mes uit het hout en aaide de oneffigheden die het veroorzaakt had.
“Verdoe m’n tijd niet, ik wacht op iemand,” zei hij stoïsch.
“Wat?” zei de eigenaar van de kroeg verbaasd.
“Laat me met rust,” antwoordde hij terwijl hij wegkeek.
“Weet je dat zeker? Waar twee zijn, zullen geen kijken.”
Verschrikt keek de man op. Hij onderzocht de professionele biertapper. Langzaam begon hij: “Maar waar er geen kijken, zal er altijd één horen.”
Met een schuine ogen keken ze elkaar aan, en de barman sprak zeer kort: “Het schaakbord zonder koning.”

Knikkend stond de mysterieuze man op.
“Verpruts het niet. Je hebt een uur,” zei de barman terwijl de man zijn kap omhoog haalde, en het geheimzinnig zijn identiteit verborg.

Hij wist precies wat hij met die informatie moest doen. Twee minuten later stond hij voor een bekend huis. Met buitengewone lenigheid beklom hij een muur van minstens tweemaal de hoogte van een volwassen man. Langzaam bewoog hij zich voor door de begroeiing van de voortuin. Het moest nog minstens honderd voet zijn voor hij het gebouw eindelijk binnen kon. Recht voor zich zag hij een bewaker die zijn behoeften aan het doen was tegen een boom. Hij glipte uit de bosjes en probeerde zo snel mogelijk het kleine grindpad over te steken dat de twee struiken onderbrak. Net voor hij weer veilig was, hoorde hij een schreeuw van achter zich.
“Nee, nee!” klonk een stem lachend.
“Kijk, als die priester een zoon had zou het best kunnen toch?”
Hij keek achterom. Het waren twee dronken bewakers die net de poort van het kleine paleis binnen waren gekomen.
“Tio, wat denk jij? Luister naar deze dwaas!” riep één van de bewakers, en tot zijn schrik draaide de urinerende bewaker zich om.

Nog voor de geschrokken bewaker een gil kon geven bewoog de man naar voren en stak hij zijn glimmende dolk door de nek van de hellebaardier. Hij kon hem nu niet in de struiken gooien, dat zou te opvallend zijn. Improviserend stak hij zijn dolk in de rug van de bewaker en hield hij het lijk voorzichtig, niet meer dan een vingerhoogte van de grond. Zo liep hij langzaam naar de twee toe.

“Wat denk jij, Tio?”
De twee moesten het nog niet doorhebben, het is waarschijnlijk te donker, dacht hij.
“Ik... Ik denk het ook,” zei hij met een lage stem.
“Gaat het, Tio?” zei de andere bewaker, “Je stem... Het klinkt erg anders dan gewoon. Verontrust trok de ene bewaker zijn zwaard.
Nu kon hij hun gezichten zien, en met de hulp van een lantaarn konden de twee bewakers ook zien dat Tio al een tijd dood is. Snel trok hij zijn mes uit de rug van het lichaam, en gooide hij zijn vermomming tegen de bewaker die zijn zwaard had getrokken. De andere bewaker had enkel een fles wijn in zijn hand, en keek verschrokken naar de gekapte figuur. Razendsnel, alsof het in een glimps gebeurde, sneed hij de nek van de man horizontaal, links naar rechts. Hij was niet ouder dan twintig, nam hij aan.

Hij nam zijn lichte degen in handen, en schoof het lijk van de laatste levende bewaker af.
“Jij... Maar... Hoe?”
Langzaam gleed hij de degen door zijn kin, tot het werd tegengehouden door iets hards.
“Dat moet je schedel zijn,” zei hij met verrukking in zijn ogen.

Na zijn kleine omweg, en nadat hij de lichamen had opgeborgen, leek de voortuin zonder bewaking. Hij beklom de voorgevel van het huis en klauterde op het balkon. Voorzichtig opende hij de glazen deur.

Tweede deur rechts, wist hij. De koperen deurklink gleed door zijn handen, en hij opende de slaapkamerdeur op vluchtige wijze.

Een dikke, kale man lag op het bed. De dekens had hij opzij geslagen, het was blijkbaar te warm. Hij was alleen.

Voorzichtig liep hij naar het grote bed, en hield zijn vertrouwde dolk in zijn linkerhand. Stevig drukte hij zijn andere hand op de mond van de man, wat hem wakker maakte. Geschrokken keek hij naar het donkere figuur.

“Je vraagt je misschien af of je droomt. Dat doe je zeker niet. Hoewel... Ik ben wel je ergste nachtmerrie. Ik verwijder mijn hand nu van je mond. Als je ook maar één gil geeft, beëindig ik niet alleen jouw leven, maar alle levens van je kinderen.”
Hijgend begon de kale man te stamelen.
“W...wie ben je?”
De man deed zijn kap af.
“Raelyr? Jij van alle mensen?”
“Je weet dat dit moest gebeuren. Het lot had ons gecreëerd. De één moest de ander ooit eindigen, we wisten het allebei diep van binnen, Yudor.”
Yudor sloeg zijn ogen neer, en veegde het zweet van zijn kale, natte hoofd.
“Waarom heb je me wakker gemaakt als je me toch wilt doden?” vroeg hij.
“Niemand verdient het slapend te sterven. Om tot vrede te komen, moet iemand de kans krijgen vrede te maken met zijn eigen einde.”
“En jij, Rae? Zal jij vrede krijgen als het jouw tijd is?”
“Dit is jouw tijd. Waar twee zijn, zullen geen kijken, maar waar geen kijken, zal er altijd één horen,” sprak Raelyr langzaam, terwijl hij zijn dolk door het hart van Yudor stak.

“Maak je vrede, mijn broeder.”
Langzaam trok Raelyr het steekwapen uit de borstkas van zijn broer.

De deurklink bewoog, en plots stond er een dame in de deuropening. Verdomd, dat is zijn vrouw, dacht hij.
Als verwacht, gilde ze het hele gebouw bijeen. “Moordenaar! Heeelp!”
Met bliksemsnelle reflexen sprong hij dwars door het raam naar buiten, en belandde hij aan de rechterkant van de villa, veilig in de struiken. Hij hoorde de bewaking het alarm luiden, en hij hoorde ze verward schreeuwen:

“Moord!”
“Uit de weg!”
“Laat hem niet ontsnappen!”
AchedTeacher
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 25 feb 2012 11:00

Hoofdstuk 12

Gapend zat Raelyr aan de voet van het bed. Hij pakte zijn verfrommelde broek, die hij de nacht daarvoor op de grond had gegooid op, en deed hem behendig aan, terwijl hij amper van het bed afkwam. Hij wreef over zijn gezicht en zijn vingertoppen gleden langzaam door zijn haren. Zo bleef hij zitten, zijn ellebogen rustend op zijn knieën.

Voor een moment schrok hij, maar merkte toen dat de armen die van achter om hem heen sloegen bekend waren. Haar geur was minder roosachtig dan de nacht daarvoor. Misschien herinnerde hij het zich niet meer, verblind door wat er allemaal was gebeurd, verblind door zijn primaire verlangens. Hij voelde het naakte lichaam van het meisje.
Hij zuchtte en draaide zich om. Hij pakte haar vast onder haar dijen, en gooide haar verder op het bed. Zelf kroop hij naar voren op zijn knieën en kuste haar. Haar handen verwamden zijn koude gestoppelde wangen.
Raelyr glimlachte wrang, en schoof haar krullende bruine haren weg. “Hoe heet je?” vroeg hij.
“Wat?” ze lachte de vraag van zich af en zette haar lippen op Raelyr’s rechterschouder. Rustig kuste ze zijn nek, maar hij trok zichzelf weg.
“Dit... Dit was fout,” begon hij, terwijl hij haastig naar zijn zwarte tuniek zocht.

“Ik weet wie u bent, mijn prins.”
Geschokt keek hij naar het jonge meisje.
“Die oneven ogen zie je alleen in de keizerlijke familie.”
Hij hield zijn hand dicht bij zijn oogkassen. Zijn linkeroog was grijs, het rechter ijsblauw.
Ze vervolgde: “Yudor is kaal, prins Rothylt heeft een baard die ver van zijn kin reikt, de keizer is oud én hij is de machtigste man van het land. Hij zou hier nooit komen. Jij bent Raelyr, tweede zoon van Rothylt de Oudere, nietwaar?”
Even schoten allerlei gedachten door Raelyr’s hoofd. Hij kon gewoon liegen. Ook kon hij... Iemand als haar zou niet snel gemist worden, dacht hij. Maar nee, hij schudde het uit zijn hoofd en besloot om een onbekende reden de waarheid naar voren te brengen.
“Dat zal ik moeten zijn,” zei hij terwijl hij zijn hoofd boog, “luister naar me. Niemand kan dit weten. Het is...”
“Het is fout, ja, ja. Je geheimpje is veilig,” zei het meisje lachend terwijl ze haar benen omhoog zwiepte. Hij zag hoe ze de op haar buik op het bed lag. Ze probeerde vrij weinig te verbergen.
“Ik... Iemand is aan me beloofd.”
“Dat weet ik. Iedereen weet van de keizerlijke bruiloft.”
Gefrustreerd draaide Raelyr zich om.
“Na de oorlog, prins Raelyr. Na de oorlog moet je trouwen met je zuster, toch?”
Hij keek in de spiegel die op de lessenaar was geplaatst, en bevestigde zijn zwaard en dolk aan zijn riem.
“Dacht je aan haar vannacht? Aan je lieve zusje?” weer lachte ze.
Woedend draaide hij zich om, en zette hij zijn dolk tegen de keel van het meisje.

“Athos,” zei ze zacht.
“Athos?”
“Mijn naam. Mijn naam is Athos.”
“Waar kom je vandaan?” vroeg de prins, wetend dat de naam buitenlands klonk.
“Isthis,” zei ze en ze zag hoe Raelyr nadenkend omhoog keek.
“De Pilaren,” zei ze, “ik dacht ze ten minste de imperiale familie iets leerde hier,” zei ze terwijl ze eindelijk haar fluwelen badjas aandeed.
“Dit was niets, toch?”
“Vergeet het. Ik vergeet jou, jij vergeet mij,” zei ze nors.
Raelyr knikte en verliet de kamer. Opnieuw zette hij zijn zwarte kap op en hij verloor zichzelf in de eindeloze straten van Lorval.

“Rae!”
Tegenover de straat zag Raelyr Emes staan zwaaien als een idioot. Hij rende de straat over, terwijl hij tegen wat mensen aan botste. Met zijn handen voor zijn ogen wilde hij weglopen, maar Emes hield hem tegen.
“Rae,” hijgend stond Emes voor hem, “ik zag je gisteren.”
“O ja?” zei Raelyr bedenkend.
“Geen probleem, ik vertel het niemand!” zei de man terwijl hij Raelyr een elleboogstoot en knipoog gaf.
Verdomme, dacht hij. Losse eindjes moet ik vastknopen. Als Emes ervan weet, moet hij weg. Het doet er niet toe hoe lang ik hem al ken, hij moet...
“Die griet! Hoeveel heb je haar betaald?”
Verward keek Raelyr op uit zijn gedachten, en liet zijn hand van zijn dolk glijden.
“Wat?”
“Die brunette, Rae!”
“Die bru... Ze was geen courtisane, Emes,” zei hij terwijl hij wegliep.
“Oh,” begon Emes terwijl hij hem haastig achterna liep, “waarom draag je die leren kap?”
“Ik ben de prins, Emes. Stel geen domme vragen. Waarom draag jíj die leren kap?” vroeg hij, terwijl hij wees naar de onderkap die vaak onder een helm werd gedragen als isolatie en stootkussen. “Je ziet er uit als een idioot.”
“Ik dacht dat het er wel stoer uit zag,” zei hij met een grijns.
Hoofd schuddend nam Raelyr de linkerstraat.
“Raelyr... Ik moest je deze brieven geven,” zei Emes terwijl hij door zijn borstzak voelde. Hij haalde twee opgevouwen papieren tevoorschijn, één met een paars zegel, de ander met een zwarte.
“De zwarte is altijd de belangrijke,” merkte Emes op. Onzin, wist Raelyr. De kleur doet er niet toe. Iedereen heeft zijn eigen zegel, en zijn eigen kleur. De paarse was van de imperiale familie, dat wist hij. Hij wist echter niet waar de zwarte vandaan kwam, dus besloot hij die eerder te openen.

Rustig bewogen Rae’s lippen, en hij herlas het korte bericht een tweede keer:
Prins Raelyr,

Bedankt voor het schaakbord. De betaling is onderweg.
“Geen afzender?” vroeg Emes brutaal.
“Nee.”
“Weet je wie het is?”
Raelyr bleef stil.
“Heb je een schaakbord verkocht?”
Weer bleef hij stil.
“Raelyr?”
“Ja, ja. Rustig maar. Ik dacht, wat moet ik ermee? Zo’n Kolpische afgezand vond hem wel mooi,” zei hij met een schuine lach.
“Alles oké, Raelyr?”
Rustig opende Raelyr de imperiale zegel.
Aan Uwe Genade, Prins Raelyr, zoon van Rothylt IV en Orsis,

Het pijnt mij ten zeerste U mee te delen dat Prins Yudor, zoon van Rothylt en Emlest en Beschermheer van het Stedelijk District van onze imperiale hoofdstad Lorval, Uw half-broer en volgende in de lijn van Imperiale Successie na U, heldhaftig is omgekomen. Zijn woning werd onwettig betreden door een inbreker, op zoek naar vlugge rijkdom. Hij vocht de booswicht af in verdediging van de eer van Zijn vrouw en levens van Zijn nageslacht, maar na een lange strijd werd Hij ontwapend en overmacht, toen een tweede delinquent hem in de rug stak.

De Goden zullen Zijn onrechtvaardige dood zonder twijfel niet zonder wraak accepteren, en wij vertrouwen dat Zij een pijnlijke en langzame dood zullen uitdelen.

Per traditie is de jongste zoon of de jongste broer van de heersende Keizer Beschermheer van het Stedelijk District van Lorval. Deze taak bevalt nu op U, indien Uw jongere broer Yudor spijtig is overleden.

Getekend,
Ineilyt, Uw eeuwig loyale Grootvizier, Lastdrager en Imperiale Opzichter


“En?” vroeg Emes gulzig.
“Yudor is dood,” antwoordde hij zo oprecht mogelijk.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk vervolg weer! Spannend einde ook :)
“Die oneven ogen zie je alleen in de keizerlijke familie.”
Mooi zin!

Ga zo door! :)
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Spannend, sommige zinnen lopen wat stroef maar dat mag de pret niet bederven.

Ow en die prins doet me denken aan assasin creed hihi

Ik volg
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”