HOOFDSTUK 1
D E - T U N N E L M O O R D
Meneer Dale liep met zijn hondje over het lange fietspad dat kronkelend door de open vlakte, naar het volgende dorpje liep. Hijzelf woonde in Ut, samen met zijn vrouw Mia. Ze waren vandaag een dagje naar zee geweest, daarvan had ze erg genoten. Mia had multiple sclerose, een spierziekte waardoor ze niet zonder haar rolstoel kon. Daardoor moest ze zich vooral binnen behelpen, naar buiten wilde ze zelfs niet. Volgens haar kwam dat niet alleen doordat het moeilijk was om met een rolstoel naar buiten te gaan, maar ook door dat ze was bang voor de jongeren. Ze had in de krant gelezen dat gehandicapten vrouwen vaker aangevallen werden. Ze had toen tegen haar man gezegd: ‘Ik ga niet naar buiten, naar die schoften, ’t zou mijn dood worden. Dat wil je toch niet?’
Vroeger was ze een levenslustige vrouw geweest die veel ondernam, ze had bijvoorbeeld altijd een kaartclubje gehad en was zelfs bij de plaatselijke volleybalclub. Maar de tijden waren veranderd na de constatering van de spierziekte; haar man nam de taak op zich om voor haar te zorgen. Ze was al tijden niet meer buiten geweest. In het begin had ze nog wel eens een korte wandeling, – nou ja, Jan wandelde en duwde haar dan in haar rolstoel voort - maar zelfs dat wilde ze nu al niet meer.
Meneer Dale had haar toch kunnen overhalen om weer eens mee naar zee te gaan, hoe wist hij niet, maar het was hem gelukt.
Zijn kleine, bruine hondje, Funs genaamd, trippelde vrolijk naast hem en keek zijn baasje soms aan. Hij draaide zijn kopje dan alsof hij wilde zeggen: ‘Waar zit jij met je gedachten?’
Meneer Dale wist nog heel goed toen zijn vrouw dertig jaar geleden de ziekte kreeg. Ze had zich wanhopig aan hem vastgeklampt en liet hem in eerste instantie niet meer los. Hij had zich er eigenlijk niet goed bij gevoeld, maar Mia was erg opdringerig geweest. Een paar minuten had ze maar nodig gehad om haar man toch te overtuigen. Maar toch keerde het tij: na jaren niet gewerkt te hebben, van uitkeringen geleefd te hebben en altijd voor haar gezorgd te hebben, had hij haar er van kunnen overtuigen dat haar zus het ook wel zou kunnen doen en dat hij dan geld zou gaan verdienen. Hij bracht inderdaad wel wat geld in het laatje en al snel konden ze een groter huis kopen waarin Mia beter kon bewegen. Het vorige huis was erg klein en ze had er weken aan een stuk over geklaagd. Er was maar één probleem in het nieuwe huis, één kamer was gesloten en de sleutel was zoek. Hoe hard hij ook had gezocht, de sleutel bleef spoorloos. Verder had hij geen pogingen gedaan om in de kamer te komen. Hij had er eigenlijk nog meer echt over gedacht, maar nu hij er weer aan dacht, realiseerde hij zich dat dat een van de weinige dingen was die Mia nooit aan hem had opgedrongen. Vreemd.
Nu tien jaar later hadden ze de dag samen doorgebracht in de zon aan het prachtige strand van Oostende. Ze had het geweldig gevonden om de zee weer eens te zien, om het water weer te zien golven en de meeuwen te zien vliegen en duikvluchten richting de zee te zien maken.
Zoals mevrouw Dale dertig jaar had geleefd, had het hondje vandaag moeten leven. Hij was echter erg braaf geweest en Jan vond dat zijn trouwe viervoeter het had verdiend om een extra ommetje te maken. Het hondje trippelde opgewonden op en neer over het fietspad dat door de met dauwbedekte grasoppervlakte leidde. Af en toe bleef hij bij een lantaarnpaal staan om te snuffelen en zijn territorium af te bakenen.
De maan stond nu hoog aan de met sterrenbezaaide hemel en scheen een mysterieus licht over de grond. Het maanlicht zorgde er voor dat de waterdruppeltjes het licht weerkaatsten en er een heel lichtspel van maakte. De grijze straatlantaarns gaven het overige licht dat ervoor zorgde dat meneer Dale zijn weg prima kon vervolgen. Langzaam naderden ze het tunneltje dat hen onder de drukke autoweg door bracht. Echter was er nu bijna geen voertuig op de weg te bekennen, misschien enkel een verdwaalde Waal of een vrachtwagenchauffeur.
Jan Dale was zo in zijn gedachtes verzonken dat hij plotseling opschrok toen Funs een geweldige ruk aan zijn riem gaf. De viervoeter begon opgewonden te blaffen en trok nog harder. Dale besloot een beetje mee te geven en het hondje te volgen. Hij zal wel iets of iemand geroken hebben, dacht hij. Hoewel er niemand te zien was. Zelfs niet in de flikkerende lichtbron die in het tunneltje aanwezig was. Funs trok steeds maar harder, startte zelfs met blaffen en het arme beestje stikte bijna, omdat Jan hem niet goed kon bijhouden. De hond hield rechtdoor aan en liep het tunneltje binnen, nu een stuk rustiger. Totdat hij zelfs stil ging staan en stopte met blaffen.
Dale lachte een beetje binnensmond: gekke hond toch. Hij keek om zich heen en nam het tunneltje in zich op. De muren waren bedekt met witte tegeltjes waartussen de grijze voegen duidelijk zichtbaar waren. De grote lamp met het ijzeren geraamte ervoor die tegen het plafond hing, flikkerde aan en uit, maar gaf voldoende licht om de graffititeksten te kunnen bekijken. De pieces hadden sierlijke, kleurrijke letters en eigenlijk had hij wel respect voor de maker hoewel hij het niet goedkeurde dat het illegaal gebeurde. Hij hoorde iets kraken. Zijn hart maakte overuren en pompte hard. Angst overmeesterde nieuwsgierigheid en hij durfde dan ook niet om te draaien in de hoop dat er niemand zou zijn. Mia’s woorden over de jongeren schoten door zijn hoofd en hij hoopte dat zij het niet zouden zijn. Zijn hondje spitste zijn oren, maar er gebeurde helemaal niets, behalve een kat die miauwend wegrende. Dale haalde opgelucht adem. Met zijn rechterhand veegde hij het zweet van zijn voorhoofd dat plotseling was uitgebroken. Hij besloot terug naar huis te keren, voordat er echt iets zou gebeuren en trok het hondje mee, maar die bleef stokstijf op zijn plaats staan met zijn oren gespitst. Jan rukte nog harder aan de riem maar de hond gaf niet mee en bleef nog steeds staan.
Weer gekraak…
Funs startte met een schel geblaf dat pijn deed aan de oren. Dales hart klopte in zijn keel.
Voetstappen…
Met een misselijk gevoel draaide hij zich heel langzaam om.
Gelach…
Zijn adem stokte terwijl hij het hoorde en nog voor hij zich omgedraaid had, duwde iemand hem hardhandig tegen de vlakte. De aanvaller trapte nog eens op Dale en liep toen naar het hondje, dat hard blafte en zelfs de vreemdeling probeerde aan te vallen door met open bek omhoog te springen. Het had echter geen effect, want met een messteek was het spelletje over en lag de hond op zijn rug terwijl het bloed uit zijn lichaampje sijpelde. Jan probeerde recht te komen toen hij zag wat er met zijn huisdier was gebeurd in de hoop het diertje te kunnen redden en misschien zelf te kunnen ontsnappen, maar de man trapte hem weer tegen de grond. Er rolde een traan over zijn wang: zijn trouwe huisdier was dood en hij zelf zou ook snel de dood vinden of er met erge consequentie van af komen. In een flits zag hij het leven van Funs voor zich: zijn hond als puppy wankelend op zijn pootjes… het wandelen…
Maar de man had al gezien dat zijn slachtoffer probeerde op te staan en duwde hem weer tegen de grond. Een paar simpele meszwiepen zorgde ervoor dat Dale zich niet meer durfde te verzetten, maar hij kon nog wel de man in zich opnemen. De vreemdeling droeg een zwart gewaad dat tot aan zijn enkels reikte en had een zwarte muts over zijn gezicht getrokken – weliswaar met twee gaten voor zijn ogen en een gat voor zijn mond – met daarover een grote capuchon. In zijn rechterhand zag Jan dat de man een botte dolk droeg en hij slikte: hij besefte dat dit wel eens het laatste moment kon zijn, in dit leven, op deze aarde of helemaal het laatste. Maar toch bleef de hoop boven water. Met een langzame buiging kwam de moordenaar dichterbij hem en duwde met zijn hand, gehuld in een zwarte handschoen, meneer Dales hoofd hard tegen de betonnen stoep. Een zwarte waas trok voor zijn ogen, maar de man was nog steeds op zijn netvlies vast gebrand. Toen het mes opnieuw zijn lichaam raakte, kreunde hij van de ondraaglijke pijn. Hij voelde dat de dolk een snijdende beweging maakte, precies op de plaats van zijn hart. Tergend traag probeerde hij zijn hand op te tillen, maar dat lukte niet. Was hij al dood? Maar aan de pijn te voelen, wist hij zeker dat hij dat niet was. Het mes doorboorde zijn lichaam en de aanvaller sneed het hart er zorgvuldig uit. Jan merkte dat zijn leven genomen werd en langzaam uit hem wegsijpelden net als de liters bloed die hij verloor. Alles stroomde zijn lichaam uit. Alles. De liefde, het geluk… Hoop verdween als sneeuw voor de zon en toen de moordenaar het hart verwijderd had, was Dale al overleden. Het laatste wat hij gehoord had, was het knarsende geluid van het botte, bebloede mes dat in zijn borst had gesneden…
Edit: in deze post heb ik een aantal kleine foutjes eruit gehaald.
Edit on 13-01-09: nog een paar foutjes eruit gehaald waar mijn oma mij op wees.