De deur ging open en daar stond hij. Zwarte haren waren langer. Ik verweet hem terecht. "Uw thee staat klaar. Zal ik een croissantje opwarmen?" Croissantje in de magnetron. Zijn verbaasde gezicht. Mijn wenkbrauwen lieten ongewenst emotie blijken. Ik ging naar buiten. "Sam wacht, Wat doe je allemaal? Ik snap dat je boos bent en…"
"Boos?” belachelijk, ”Geen reden voor." Ik liep door. Hoofd draaien en vriendelijk lachen. Zo vaak geoefend maar nog steeds lastig.
"Wil je niet weten waar ik was?!"
"Niet mijn zaken."
Zijn armen, brokken in mijn keel, kin op mijn schouder. Geen lucht.
"Ik miste je, Sam." Ik voelde woorden langs mijn nek.
"Oh."
"Ik was in Spanje met vrienden."
"Oh."
"Ze hadden een zwembad met bubbels."
"Ik zei toch dat ik het niet hoefde te weten!" Ik liep door.
"Waar ga je heen?" Gekwetst.
"Wandeling maken." Maar hij hoorde het niet.
Achter mij aan rennen. Ik ben belangrijker dan zijn eer. Zegt dat wat?
"Waar ga je heen?"
Zelfde antwoord op andere toon.
"Is er iets gebeurd?"
"Waarom denkt u dat." Geen vraag.
"Sam, ben je boos?"
"Waarom zou ik boos zijn?"
"Ik hoop niet dat je je zorgen gemaakt hebt."
"Nee." Niet overtuigend.
"Echt niet?" Zoete koek. Wat was het een idioot.
"Nee." Mijn gezicht lachte. Ik niet.
Bubbels
- Sabbientje
- Fijnschrijver
- Berichten: 588
- Lid geworden op: 25 nov 2007 09:22
Je vliegt door je verhaal heen als een soort sneltrein.
Probeer wat rustiger te schrijven. Neem de tijd om dingen te beschrijven.
Zo kun je meer omgeving, gevoelens, emoties en dergelijke in je verhalen kwijt en kunnen mensen zich veel beter inleven.
Langer dan wanneer? Wie zijn zwarte haren?
Wat heeft die persoon verder aan?
Wie zegt hetgeen wat gesproken wordt?
Wie doet het croissantje in de magnetron? Ook deze zin is niet goed lopend.
Waarom ga je naar buiten? Is die andere persoon eerst naar buiten gelopen?
In welk deel van het huis speelt dit zich af? Hoe ziet de ruimte eruit?
Ik haal nu gewoon wat punten aan. Vragen die je jezelf kunt stellen als je aan het schrijven bent.
Ik hoop dat je wat aan mijn tips hebt.
Probeer wat rustiger te schrijven. Neem de tijd om dingen te beschrijven.
Zo kun je meer omgeving, gevoelens, emoties en dergelijke in je verhalen kwijt en kunnen mensen zich veel beter inleven.
En zin als "Zwarte haren waren langer" is geen goed lopende zin.De deur ging open en daar stond hij. Zwarte haren waren langer. "Uw thee staat klaar. Zal ik een croissantje opwarmen?" Croissantje in de magnetron. Ik ging naar buiten. "Sam wacht! Wat doe je allemaal? Waarom ben je boos?"
Langer dan wanneer? Wie zijn zwarte haren?
Wat heeft die persoon verder aan?
Wie zegt hetgeen wat gesproken wordt?
Wie doet het croissantje in de magnetron? Ook deze zin is niet goed lopend.
Waarom ga je naar buiten? Is die andere persoon eerst naar buiten gelopen?
In welk deel van het huis speelt dit zich af? Hoe ziet de ruimte eruit?
Ik haal nu gewoon wat punten aan. Vragen die je jezelf kunt stellen als je aan het schrijven bent.
Ik hoop dat je wat aan mijn tips hebt.
Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet
Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.
Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.
Dankjewel voor de tips. Ik kan er niet zoveel mee. Dat het geen kloppende zinnen zijn weet ik. Dat is expres gedaan om alleen een indicatie te geven van wat er gebeurd en de lezer zelf te rest te laten verzinnen. Van wie de haren zijn en wanneer de personages elkaar voor het laatst gezien hebben wordt duidelijk in de rest van het stuk. Dit is bedoeld om de interesse en nieuwsgierigheid te wekken.
"Echt wel."
"Nee, ik dacht al dat u bij vrienden was."
"Leugenaar." Toch geen idioot.
Hij had zich vast zorgen gemaakt om mijn zorgen.
Wat een onzin.
"Wat doe je raar. Blijf nou staan!" Geïrriteerd.
"Waarom zou ik?" Eindelijk liep hij eens achter mij aan en zijn bezorgdheid voelde prettig.
"Ik wil praten. Ik heb je zes maanden niet gezien. Miste jij me niet dan?" Geen antwoord op die vraag. Een huppel in zijn pas en hij liep naast me.
Langzamer. "Het was rustig hier. Nu ik niet voor u en uw vrienden hoefde te koken. Ik heb wat oude hobby’s opgepakt. Heeft u de nieuwe rozen al gezien?" Kijk hoe onafhankelijk ik ben.
Maar weer lachte onze gezichten. Hij straalde teleurstelling uit. Ik won.
Weer zijn armen. Blijer dan mocht.
Geïrriteerde reactie.
"Zo je bent toch boos?" Soep van beteuterdheid en blijdschap sijpelde over zijn kin en druppelde over mijn schouders.
"Idioot.”U denkt een half jaar te kunnen feesten ergens ver weg zonder ook maar iets te melden en dan terug te kunnen komen alsof er niets aan de hand is? Ik heb iedereen gebeld, het hele huis afgezocht naar een aanwijzing waar u was, u als vermist opgegeven en bij elk treinstation uw foto laten zien. U weet niet half hoe bezorgd ik was!
Als ik dat gezegd zou hebben zou ik wel cool zijn.
Helaas.
Mondhoeken naar boven.
“Je doet raar” te dicht bij. Zijn gezicht, “ik ga naar huis.”
Ik liep mee.
We zeiden niks. Hij voelde zich schuldig en ik vond het geweldig. Lachend in vuistje.
Op dezelfde manier kookte ik rijst en boontjes. Erg stoer. Geen tv. Snel naar bed.
Eigenlijk was het maar koud geweest.
Ik sliep toen ik hem hoorde binnenkomen. Tanden poetsen en pyjama aan. Spleet licht weg.
Sloffen de trap af.
Verwarring.
Na vijf minuten aftellen ging ik beneden een glas water halen.
Toch niet?
Zou tien minuten beter zijn?
Kwartier.
Hij zal nu wel slapen.
Laat maar.
Ik was toch al gewend.
Zon door mijn gordijnen. Waarom opstaan?
Oja. Soep in mijn buik.
Oud croissantje uit de magnetron en twee nieuwe erin.
“Goedemorgen.”
Na de ping zachtjes kauwen.
Zo was het niet bedoeld
Ik weigerde excuses aan te bieden voor een gebroken hart.
Hij wist het en had hetzelfde.
Afwas.
“Rode of blauwe koffie?”
Boodschappen.
Toen ik thuis kwam was hij er niet.
Pas ’s avonds weer.
“Hé Michael.” Kijk hoe blij ik ben.
“Hoi Sam.” Soort glimlach.
“Warm vandaag he?”
“Best wel ja.”
“Ik heb paprika chips meegenomen.”
Blij met het normale gesprek kookte ik wat spruitjes.
Nog een normaal gesprek.
Rare nieuwsberichten.
Beneden was het koud dus ik besloot vroeg naar boven te gaan. Nog kouder dan beneden. Snel slapen, dan merk je het niet zo.
Weer hoorde ik getandenpoets en sloffen naar beneden. Nu echt maar vijf minuten wachten.
“Michael?”
Op de bank.
“Waarom slaapt u hier?” Bedoeld als ongeïnteresseerd maar belangstellend. Het klonk andersom.
“Het grote bed was al bezet.” Ook niet mijn bedoeling.
“Maar op de bank slapen is slecht voor uw rug en we hebben geen dubbel glas beneden. En vroeger sliepen we ook met z’n tweeën in dat bed” Dat laatste erg zachtjes. Zouden nog meer redenen ongeloofwaardig zijn?
Hij probeerde zijn gezicht zo min mogelijk te veranderen. “Hm oke dan.”
Anders. Maar het kusje was beter dan eer. Lijkt op vroeger. Toch verdrietig. De kamer was donker en warm.
Als het donker is zie je niet of iemand huilt of lacht.
“Slaap lekker Sam.”
“hm.”
Slapen ging beter.
Ik werd wakker van iemand veel te dicht bij. Oja. Niet kunnen kiezen of ik hem zou terugduwen met risico van wakker maken of zou laten liggen. Ik overleefde het laatste prima.
Zwart haar onder mijn kin. Ik rook rum in zijn pyjama. Gatver. Het komt goed. Waar is de rest eigenlijk? Ik hoopte in Spanje.
---
Ook zijn gezicht lachte."Echt wel."
"Nee, ik dacht al dat u bij vrienden was."
"Leugenaar." Toch geen idioot.
Hij had zich vast zorgen gemaakt om mijn zorgen.
Wat een onzin.
"Wat doe je raar. Blijf nou staan!" Geïrriteerd.
"Waarom zou ik?" Eindelijk liep hij eens achter mij aan en zijn bezorgdheid voelde prettig.
"Ik wil praten. Ik heb je zes maanden niet gezien. Miste jij me niet dan?" Geen antwoord op die vraag. Een huppel in zijn pas en hij liep naast me.
Langzamer. "Het was rustig hier. Nu ik niet voor u en uw vrienden hoefde te koken. Ik heb wat oude hobby’s opgepakt. Heeft u de nieuwe rozen al gezien?" Kijk hoe onafhankelijk ik ben.
Maar weer lachte onze gezichten. Hij straalde teleurstelling uit. Ik won.
Weer zijn armen. Blijer dan mocht.
Geïrriteerde reactie.
"Zo je bent toch boos?" Soep van beteuterdheid en blijdschap sijpelde over zijn kin en druppelde over mijn schouders.
"Idioot.”U denkt een half jaar te kunnen feesten ergens ver weg zonder ook maar iets te melden en dan terug te kunnen komen alsof er niets aan de hand is? Ik heb iedereen gebeld, het hele huis afgezocht naar een aanwijzing waar u was, u als vermist opgegeven en bij elk treinstation uw foto laten zien. U weet niet half hoe bezorgd ik was!
Als ik dat gezegd zou hebben zou ik wel cool zijn.
Helaas.
Mondhoeken naar boven.
“Je doet raar” te dicht bij. Zijn gezicht, “ik ga naar huis.”
Ik liep mee.
We zeiden niks. Hij voelde zich schuldig en ik vond het geweldig. Lachend in vuistje.
Op dezelfde manier kookte ik rijst en boontjes. Erg stoer. Geen tv. Snel naar bed.
Eigenlijk was het maar koud geweest.
Ik sliep toen ik hem hoorde binnenkomen. Tanden poetsen en pyjama aan. Spleet licht weg.
Sloffen de trap af.
Verwarring.
Na vijf minuten aftellen ging ik beneden een glas water halen.
Toch niet?
Zou tien minuten beter zijn?
Kwartier.
Hij zal nu wel slapen.
Laat maar.
Ik was toch al gewend.
Zon door mijn gordijnen. Waarom opstaan?
Oja. Soep in mijn buik.
Oud croissantje uit de magnetron en twee nieuwe erin.
“Goedemorgen.”
Na de ping zachtjes kauwen.
Zo was het niet bedoeld
Ik weigerde excuses aan te bieden voor een gebroken hart.
Hij wist het en had hetzelfde.
Afwas.
“Rode of blauwe koffie?”
Boodschappen.
Toen ik thuis kwam was hij er niet.
Pas ’s avonds weer.
“Hé Michael.” Kijk hoe blij ik ben.
“Hoi Sam.” Soort glimlach.
“Warm vandaag he?”
“Best wel ja.”
“Ik heb paprika chips meegenomen.”
Blij met het normale gesprek kookte ik wat spruitjes.
Nog een normaal gesprek.
Rare nieuwsberichten.
Beneden was het koud dus ik besloot vroeg naar boven te gaan. Nog kouder dan beneden. Snel slapen, dan merk je het niet zo.
Weer hoorde ik getandenpoets en sloffen naar beneden. Nu echt maar vijf minuten wachten.
“Michael?”
Op de bank.
“Waarom slaapt u hier?” Bedoeld als ongeïnteresseerd maar belangstellend. Het klonk andersom.
“Het grote bed was al bezet.” Ook niet mijn bedoeling.
“Maar op de bank slapen is slecht voor uw rug en we hebben geen dubbel glas beneden. En vroeger sliepen we ook met z’n tweeën in dat bed” Dat laatste erg zachtjes. Zouden nog meer redenen ongeloofwaardig zijn?
Hij probeerde zijn gezicht zo min mogelijk te veranderen. “Hm oke dan.”
Anders. Maar het kusje was beter dan eer. Lijkt op vroeger. Toch verdrietig. De kamer was donker en warm.
Als het donker is zie je niet of iemand huilt of lacht.
“Slaap lekker Sam.”
“hm.”
Slapen ging beter.
Ik werd wakker van iemand veel te dicht bij. Oja. Niet kunnen kiezen of ik hem zou terugduwen met risico van wakker maken of zou laten liggen. Ik overleefde het laatste prima.
Zwart haar onder mijn kin. Ik rook rum in zijn pyjama. Gatver. Het komt goed. Waar is de rest eigenlijk? Ik hoopte in Spanje.
Laatst gewijzigd door Patrick op 18 sep 2009 16:39, 1 keer totaal gewijzigd.
Reden: Wil je de volgende keer a.u.b. niet dubbelposten. Kleine berichten kun je ook bovenaan je nieuwe post (van je verhaal) zetten. Dan houd je je topic mooi overzichtelijk. Alvast bedankt.
Reden: Wil je de volgende keer a.u.b. niet dubbelposten. Kleine berichten kun je ook bovenaan je nieuwe post (van je verhaal) zetten. Dan houd je je topic mooi overzichtelijk. Alvast bedankt.
Het is voor mij heel onduidelijk wie de personage's zijn, ik heb het eerste deel gelezen.
Geef aan hoe sam eruit ziet, en vergelijk dat met jou uiterlijk.
Zoals : Sam's haar was pikzwart en bijna langer dan het mijne.
ik weet dus echt niet wie sam is en wie ik, in het eerste stukje moet je de tijd nemen om te vertellen wie, wie is.
ik weet niet eens of sam een jongen of een meisje is.
groetjes,
Geef aan hoe sam eruit ziet, en vergelijk dat met jou uiterlijk.
Zoals : Sam's haar was pikzwart en bijna langer dan het mijne.
ik weet dus echt niet wie sam is en wie ik, in het eerste stukje moet je de tijd nemen om te vertellen wie, wie is.
ik weet niet eens of sam een jongen of een meisje is.
groetjes,
Het leven word aangevallen door dromen.
Waarom zou je moeten weten welk geslacht Sam heeft? Ik post een nieuwe versie.
De laatste afwas stond weer in de kast en ik ging zitten in de zachte, groene stoel naast het raam. Buiten was het nog licht maar er was geen zon te zien. Ik stond nog even op om de rode bloemen op de vensterbank water te geven en thee te zetten. Het was nog te licht om de openhaard aan te steken. Het was daarnaast ook nog helemaal niet koud.
Toen ik de gieter gevuld had en opkeek van de bloemen zag ik een blauwe auto stoppen. Ik heb een goed geheugen voor auto’s maar deze herkende ik niet.
In de lichte schermering zag ik de bestuurder naar de man op de passagiersstoel buigen en een kus op zijn mond drukken. Uit duizenden. De man die ik zoveel verweten had. Na zijn vertrek zes weken geleden heb ik niet geslapen, de vissen zijn overleden en mijn hart is gebroken. Toen hij zei dat hij wel van me hield geloofde ik hem. Nu niet meer. Waar hij geweest was kon ik wel raden, zijn vrienden hadden een huis in Spanje, maar de onzekerheid had pijn gedaan maar dat mocht hij niet weten. Nu stond hij daar zijn tassen uit de kofferbak te halen. Het viel op hoe veranderd hij was. Zijn gezicht was vetter dan normaal, evenals zijn zwarte haar wat nu tot over zijn oren kwam.
Hij zwaaide nog even naar de bestuurder, duwde met zijn knie het tuinhek open en sleepte de zware tassen mee over het tuinpad. Het hek sloeg terug en maakte een tikkend geluid. Toen zag hij me. Hij zwaaide met een rode tas in zijn rechterhand en deed alsof hij lachte.
Ik deed de deur voor hem open. “Welkom thuis Michael”. Mijn lach was breed. Ik nam een tas van hem aan.
“Hee Sam” Hij klonk onzeker, net alsof hij niet vrolijk mocht zijn van mij.
“Wilt u thee?” Ik schonk wat in en liep daarna naar buiten. Daar was ik vaak genoeg om niet op te vallen.
Mis. “Sam wacht, wat doe je allemaal? Ik snap dat je boos bent en dat…”
“Boos? Nee hoor.” Ik draaide mijn hoofd zijn richting op en lachte vriendelijk.
Michael keek minder blij. “Wil je niet weten waar ik geweest ben?”
“Niet mijn zaken.”
“Ik was in Spanje met vrienden.” Weer had hij die vreemde onzekerheid.
“Oh.”
“Ze hadden een zwembad met bubbels. Je kent Pablo toch?”
“Ik zei toch dat ik het niet hoefde te weten!” Hoewel de wind door mijn vest blies liep ik door.
“Waar ga je heen?” Hij klonk gekwetst. Misschien was dat ook wel mijn bedoeling.
“Wandeling maken.” Hij hoorde me niet en rende achter mij aan. Heeft die jongen geen eer? In iedergeval ben ik belangrijker dan die eer. Ik wist niet zeker hoeveel dat betekende.
“Waar ga je heen?”
“Wandeling maken.”
“Waarom klink je zo boos? Je hebt je toch geen zorgen gemaakt om mij?” Het klonk bijna alsof hij het antwoord niet wist.
“Ik ben niet boos. Weet u, de vissen zijn overleden vorige week.” Ik glimlachte triest naar hem.
“Was dat het? Wat naar Sam, je was zo gehecht aan die beesten.” Hij knuffelde me onverwachts. Zijn zwarte shirt rook naar alcohol en er prikte een hard randje in mijn wang. Wat het was wilde ik liever niet weten.
“We kopen wel nieuwe vissen Sam.” Hij wilde mijn hand of arm pakken en naar huis gaan.
Ik dacht het niet. Ik liep door. Hij liep achter mij aan.
“Het zijn niet de vissen eh?” Na twee stappen rennen liep hij naast me.. Ik draaide mijn gezicht weg, hopend dat hij het niet zou zien. Verdrietig, ja natuurlijk was ik verdrietig. Hoe durfde hij zes weken te feesten in Spanje, mij alleen achterlatend en niet eens vertellen waar hij was. Maar nu hij zo bezorgd achter mij aanliep voelde ik me beter. Eindelijk.
“Sam,” Hij begon een aarzelende vraag, “heb je me gemist?”
Hij was vast heel dronken om zo iets te vragen. En alsof ik daar een eerlijk antwoord op ging geven. “Het was wel rustig hier, ik heb wat nieuwe rozen geplant en oude vrienden bezocht.”
“Oh.” Een soepje van teleurstelling en blijdschap rolde over zijn gezicht.
De laatste afwas stond weer in de kast en ik ging zitten in de zachte, groene stoel naast het raam. Buiten was het nog licht maar er was geen zon te zien. Ik stond nog even op om de rode bloemen op de vensterbank water te geven en thee te zetten. Het was nog te licht om de openhaard aan te steken. Het was daarnaast ook nog helemaal niet koud.
Toen ik de gieter gevuld had en opkeek van de bloemen zag ik een blauwe auto stoppen. Ik heb een goed geheugen voor auto’s maar deze herkende ik niet.
In de lichte schermering zag ik de bestuurder naar de man op de passagiersstoel buigen en een kus op zijn mond drukken. Uit duizenden. De man die ik zoveel verweten had. Na zijn vertrek zes weken geleden heb ik niet geslapen, de vissen zijn overleden en mijn hart is gebroken. Toen hij zei dat hij wel van me hield geloofde ik hem. Nu niet meer. Waar hij geweest was kon ik wel raden, zijn vrienden hadden een huis in Spanje, maar de onzekerheid had pijn gedaan maar dat mocht hij niet weten. Nu stond hij daar zijn tassen uit de kofferbak te halen. Het viel op hoe veranderd hij was. Zijn gezicht was vetter dan normaal, evenals zijn zwarte haar wat nu tot over zijn oren kwam.
Hij zwaaide nog even naar de bestuurder, duwde met zijn knie het tuinhek open en sleepte de zware tassen mee over het tuinpad. Het hek sloeg terug en maakte een tikkend geluid. Toen zag hij me. Hij zwaaide met een rode tas in zijn rechterhand en deed alsof hij lachte.
Ik deed de deur voor hem open. “Welkom thuis Michael”. Mijn lach was breed. Ik nam een tas van hem aan.
“Hee Sam” Hij klonk onzeker, net alsof hij niet vrolijk mocht zijn van mij.
“Wilt u thee?” Ik schonk wat in en liep daarna naar buiten. Daar was ik vaak genoeg om niet op te vallen.
Mis. “Sam wacht, wat doe je allemaal? Ik snap dat je boos bent en dat…”
“Boos? Nee hoor.” Ik draaide mijn hoofd zijn richting op en lachte vriendelijk.
Michael keek minder blij. “Wil je niet weten waar ik geweest ben?”
“Niet mijn zaken.”
“Ik was in Spanje met vrienden.” Weer had hij die vreemde onzekerheid.
“Oh.”
“Ze hadden een zwembad met bubbels. Je kent Pablo toch?”
“Ik zei toch dat ik het niet hoefde te weten!” Hoewel de wind door mijn vest blies liep ik door.
“Waar ga je heen?” Hij klonk gekwetst. Misschien was dat ook wel mijn bedoeling.
“Wandeling maken.” Hij hoorde me niet en rende achter mij aan. Heeft die jongen geen eer? In iedergeval ben ik belangrijker dan die eer. Ik wist niet zeker hoeveel dat betekende.
“Waar ga je heen?”
“Wandeling maken.”
“Waarom klink je zo boos? Je hebt je toch geen zorgen gemaakt om mij?” Het klonk bijna alsof hij het antwoord niet wist.
“Ik ben niet boos. Weet u, de vissen zijn overleden vorige week.” Ik glimlachte triest naar hem.
“Was dat het? Wat naar Sam, je was zo gehecht aan die beesten.” Hij knuffelde me onverwachts. Zijn zwarte shirt rook naar alcohol en er prikte een hard randje in mijn wang. Wat het was wilde ik liever niet weten.
“We kopen wel nieuwe vissen Sam.” Hij wilde mijn hand of arm pakken en naar huis gaan.
Ik dacht het niet. Ik liep door. Hij liep achter mij aan.
“Het zijn niet de vissen eh?” Na twee stappen rennen liep hij naast me.. Ik draaide mijn gezicht weg, hopend dat hij het niet zou zien. Verdrietig, ja natuurlijk was ik verdrietig. Hoe durfde hij zes weken te feesten in Spanje, mij alleen achterlatend en niet eens vertellen waar hij was. Maar nu hij zo bezorgd achter mij aanliep voelde ik me beter. Eindelijk.
“Sam,” Hij begon een aarzelende vraag, “heb je me gemist?”
Hij was vast heel dronken om zo iets te vragen. En alsof ik daar een eerlijk antwoord op ging geven. “Het was wel rustig hier, ik heb wat nieuwe rozen geplant en oude vrienden bezocht.”
“Oh.” Een soepje van teleurstelling en blijdschap rolde over zijn gezicht.
Wouw, dit stukje is voor mij veel duidelijker.
Mooi geschreven, ik begrijp het nu veel beter.
het maakt niet echt uit wat het geslacht is maar het is wel handig
Mooi geschreven, ik begrijp het nu veel beter.
het maakt niet echt uit wat het geslacht is maar het is wel handig

Laatst gewijzigd door 15lila op 26 okt 2009 16:28, 1 keer totaal gewijzigd.
Het leven word aangevallen door dromen.