Mama's valse klanken

Hier kun je verhalen vinden waar langer dan een half jaar niet aan geschreven is of op gereageerd. De verwachting is dat deze verhalen niet meer afgemaakt worden. Staat jouw verhaal hier en wil je verder schrijven? Neem dan even contact op met één van de moderators, dan wordt je verhaal teruggezet.
Gesloten
IMissMe
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 9
Lid geworden op: 28 dec 2009 11:58

Oké, mijn eerste verhaal. Het gaat over een gezin bestaande uit een moeder, een zoon en een dochter. De moeder adoreert als het ware haar zoon en de dochter staat daarom enigszins buitenspel, wat zich uiteindelijk ontwikkelt tot een gevecht om de liefde van de zoon tussen moeder en dochter. De proloog kan wat vaag overkomen! Hopelijk is het wat!

_____________________________

Proloog

Hij zweerde dat hij het hoorde. Iedere noot die kwam bij het indrukken van iedere toets. Hij voelde het. Hij voelde dat het zijn moeder was die speelde. Ze speelde voor hem, ze wilde hem laten dansen. De toetsen die ze indrukte wekten droefenis en heimwee. Droefenis vanwege de mislukking die haar leven was. En heimwee naar vroeger, naar de tijd dat de piano nog als nieuw klonk, de klok nog tikte en de spiegel de waarheid nog liet zien. Ja, wist hij. Ze speelde voor hem, om hem te laten dansen. De klanken kwamen met de wind. Ze waaiden langs hem heen, langs iedereen heen. Maar hij was de enige die ze hoorde. Hij was de enige die open stond voor haar klanken, haar klagen. Ze hield immers van hem.
,,Dans met me,'' huilde de wind. Ze blies om hem heen, raakte hem overal aan.
,,Nee,'' stribbelde hij tegen. Hij deed een stap naar voren. Hij greep met zijn handen de koude, stalen reling vast. Het staal bevroor zijn handen. Er was geen houvast.
Sorry...
De zee kolkte onder hem. Een leeg, zwart gat waar nooit een einde aankwam. Woeste golven sloegen om zich heen. Zoals de wind met hem wilde dansen, danste ze met het water. Druppels spatten op en vielen weer neer. Het wateroppervlak veranderde constant. Dan waren de heuvels hier, en dan weer daar. Langzaam walsten ze langs elkaar heen.
...mijn liefde...
Het was koud. Als stoom blies hij zijn adem uit. Maar algauw zorgde de wind ervoor dat de wolkjes verdwenen. Hij was van haar, en niemand anders zou vanavond met hem dansen. Vanavond zou niemand hem beminnen behalve zij. De muziek leek harder te klinken, dwong hem tot zijn dans.
,,Dans met me!'' klaagde de wind.
...Vergeef me, mijn zusje...
Hij hield van haar. En ja, hij wilde dansen. Hij wilde dansen op zijn moeders klanken. Met pirouettes de eeuwigheid in. Maar hij danste alleen. Niet met de wind. Zoals altijd. Hij wilde springen. Een eenzame sprong in het duister, de diepte in. Met een eenzame sprong de leegte tegemoet. Zijn voeten verlieten het dek, tastten naar het niets om zich heen.
...Het spijt me, moeder...
,,Dans met mij!'' drong de wind aan. Maar nee. Hij danste niet met haar. Hij danste alleen, alleen en met zichzelf. Hij hoefde haar hulp niet. Druppels spatten op toen hij viel, de wind schreeuwde en krijste. Maar hij? Hij maakte zich één met de wals van het water. Hij draaide duizenden keren. Het water had hem geaccepteerd, het water wilde ook één met hem zijn. Het mengde zich met zijn kleren, met zijn haar en met alles wat hij was. Hij was een druppel, een druppel water. Hij was een sneeuwvlok, als die van een witte deken. Hij was een ster, een lichtpunt aan de hemel. Hij was de jammerende wind, de klagende muziek. Hij was zijn liefde, zijn zus, zijn moeder. Hij was de stilte en het lawaai en het licht en het duister. Hij? Hij was de dans.
Vaarwel...
En toen was het stil.
...Maarten
Debating life from God's point of view:

Nobody is God.
So,
who's nobody?
IMissMe
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 9
Lid geworden op: 28 dec 2009 11:58

1

We woonden afgelegen, ergens verstopt tussen de duinen van Vlieland. Een echt strandhuis, zoals mijn moeder het altijd graag noemde. Het stond net niet op het strand en we hadden een prachtig uitzicht op de zee. Het knusse huis, dat eigenlijk te groot voor ons drieën was, was precies als mijn moeder. De kalme sfeer die er hing was onbewust door haar zelf gecreëerd. En niet alleen door het interieur, zoals bijvoorbeeld de schommelstoel bij de kachel, de antieke, staande klok en het ronde kleed op de vloer. En dan was er nog de rechthoekige keukentafel waaraan vier stoelen stonden, wachtend en uitnodigend. Een groot deel van het leven vond plaats aan deze keukentafel. Het ontbijt, het middageten en het avondeten, maar ook wanneer ik of Maarten hielp bij het koken, wanneer we de het bestek oppoetsten of wanneer we ons huiswerk maken. De keuken was als onze woonkamer, gevuld met het ouderwetse, maar nog goed functionerende fornuis en de manier waarop mijn moeder het keukengerei opborg: pannen, spatels, opscheplepels en allerlei andere gebruiksvoorwerpen voor bij het koken hingen aan de muur boven het fornuis.
,,Kastjes zijn voor het opbergen van breekbare en waardevolle dingen,'' zei mijn moeder altijd. En ondanks dat ze de daad erg goed bij haar woorden wist te voegen, was het nooit een rotzooi in het huis. Glazen waren altijd opgeborgen bovenin de kast met de glazen deurtjes, in de woonkamer. Het was een houten meubelstuk met een kast onderin, een lege ruimte daarboven, en een tweede kast bovenin, leunend op twee houten zuiltjes. Het bestek werd opgeruimd in een ouderwetse bestekdoos, nadat we het hadden gepoetst totdat het blonk en onze vingers gevoelloos waren van het wrijven. Het was een onnodige, maar gezellige bezigheid. Ook was het een oplossing: we deden de afwas altijd met z'n drieën. Iemand spoelde en waste de vaat af, een ander droogde alles af, en de derde poetste het bestek op om het daarna in de bestekdoos op te bergen. Verscheidene klussen deden we zo met z'n drieën. Het wasgoed, de schoonmaak en zelfs het huiswerk dat ik of Maarten had opgekregen.
Mijn moeder gaf het huis ook haar prachtige melodieën. Van het indrukken van de eerste toets tot het loslaten van de laatste vulden de klanken van de piano het huis met niets anders dan haar liefde en troost. Maarten en ik luisterden er altijd naar, zittend op de bank of op de schommelstoel en starend naar het knapperende vuur achter het glas van de kachel. Soms dansten we met z'n tweeën op de muziek die mijn moeder maakte.
Sommige van mijn moeders muziekstukken waren prachtig, met niets anders te bieden dan geluk. Anderen waren somberder, of bevatten een element van troost. Ik vroeg me altijd af hoe mijn moeder zich voelde wanneer ze dergelijke stukken speelde. Ze leek geen ongelukkige vrouw, of iemand die troost nodig had. Ze was altijd erg kalm en zorgzaam. Ondanks dat moest mijn moeder wel ergens wel pijn voelen. Pijn zoals ik, wanneer ik gevallen was. Of pijn zoals Maarten, wanneer iemand hem kwetste. Ook mam moest pijn voelen, na alles wat haar overkomen was. Mijn arme, zorgzame moeder, beschermd achter haar vastberadenheid, doorzettingsvermogen, koppigheid en de wijze uitspraken waarmee ze haar kinderen fascineerde en opvoedde.
,,Wijsheid moet je koesteren,'' zei ze met een dromerige glimlach, terwijl ze, zittend aan tafel, met een doek een lepel oppoetste. Ik en Maarten stonden geconcentreerd aan het aanrecht. Maarten waste af, ik was de glazen aan het afdrogen. Het bestek was al afgewassen, vandaar dat mijn moeder al bezig was aan tafel. ,,Wie niet sterk is moet slim zijn.''
,,En als je nou geen van beiden bent?'' vroeg ik bezorgd. Ik was gestopt met afdrogen en had me omgedraaid. Vragend keek ik mijn moeder aan. Ook Maarten was gestopt. Hij keek met een ernstige uitdrukking naar beneden, naar het schuim dat op het water dreef. Ik kon zijn uitdrukking niet plaatsen. Mijn moeder keek haar onwetende, achtjarige dochter eventjes met een vertederende glimlach aan. Toen wendde ze haar blik weer van me af en keek ze naar haar spiegelbeeld in de lepel die ze zojuist had opgepoetst. Ik kon me heel erg duidelijk voorstellen wat ze zou moeten zien in de lepel. Ze zou haar ontroerde gezicht zien. De bruine ogen en haar bruine, haar, dat ze had opgestoken met kammetjes en knipjes en waarvan enkele bruine lokken in sierlijke krullen langs haar gezicht heen vielen om net niet haar schouders aan te raken. Ze zag haar kleine neus en haar lange wimpers. Ze zag haar schoonheid aan het oppervlak.
,,Ach Laura...'' zei ze zachtjes. Er volgde een lange stilte. Het afwaswater had Maarten nog steeds in zijn greep, zijn ogen staarden glazig naar beneden. Zoals ik mijn broer zo bespiedde vanuit mijn ooghoeken, besefte ik dat hij langer haar had dan alle andere jongens die ik kende. Maartens haar viel net niet in zijn ogen, maar dat was ook vanwege het feit dat hij het altijd wat naar rechts droeg. Van achteren kwam zijn haar tot halverwege zijn nek en het bedekte zijn oren en maakte het bijna onmogelijk om vanaf de zijkant zijn ogen te zien. Maarten had mijn moeders haar- en oogkleur geërfd. Mijn vader had hem de sproeten gegeven die zijn gelaat altijd zo jeugdig hadden gehouden: de sproeten waren in geringe mate aanwezig en konden, als je goed keek, gevonden worden naast en op zijn neus. Het was alsof iedere sproet op zijn gezicht betoogde van perfectie. Ik kreeg er kippenvel van.
,,In dat geval moet je maar knap zijn,'' besloot mam kalm. Ik draaide me voorzichtig om en merkte Maartens gerustgestelde glimlach op. Dat was het correcte antwoord, beaamde die jongensachtige glimlach. Maarten en mijn moeder begrepen elkaar altijd perfect. Af en toe had ik het gevoel dat ik buiten boord viel, dan had ik geen flauw benul waar de twee het over hadden. Dat voelde alsof ik het vijfde wiel aan de wagen was. Of in dit geval het derde wiel aan de fiets. Zo voelde dat nu ook.
,,Ik begrijp het niet,'' mopperde ik ontevreden. Ik begrijp jullie niet. Ik nam een glas aan dat Maarten me aanreikte. Het glas was warm van het afwaswater en het sop gleed er gestaag van af. Ik lette er niet op en enkele druppen vielen op de houten keukenvloer.
,,Je leert het vanzelf begrijpen,'' zei mijn moeder, net als altijd. ,,begrip komt met de tijd. Maak je maar geen zorgen lieverd,'' vervolgde ze liefkozend. Terwijl ze dat zei hield ik Maarten in de gaten. Hij zou nu moeten lachen, net als net. Één van zijn lieve glimlachen zou nu zijn lippen omhoog moeten krullen, zodat ik zeker wist dat hij mijn moeders woorden kon beamen, dat hij ooit met hetzelfde probleem had gezeten als ik nu. Maar er was geen glimlach die om zijn lippen speelde. Hij keek nog steeds naar het afwaswater, gefocust op het afwassen van een bord. Mijn moeder was klaar met het poetsen van het bestek en ruimde alles op in de bestekdoos. De messen, vorken en lepels allemaal apart in een eigen vak van de antieke doos. Vervolgens stond ze op en zette ze de doos in een lade van een keukenkastje. Veel waarde aan het bestek hechtte mijn moeder niet. En breekbaar was het zeker niet. Toch verdiende het een plek in het keukenkastje. De bestekdoos was immers antiek en alles wat antiek was, had waarde voor mijn moeder.
Ook Maarten was klaar en begon met het opruimen van de afgedroogde borden. Mijn moeder nam de glazen om die in de kast in de woonkamer te zetten. Ik droogde het laatste bord af en gaf het aan Maarten, waarna hij het in de kast zette. Borden en glazen mochten in de kast. Die waren immers breekbaar.
,,Dus, wat zal ik voor jullie spelen?'' vroeg mijn moeder met een glimlach. Ze opende de lade van de kast en haalde daar een map met partituren uit. Partituren bevatten de muziek die ze met zoveel passie speelde. De papieren hadden waarde voor haar.
Blij dat de afwas klaar was en we even bevrijd zouden worden door de muziek van de piano haastten Maarten en ik ons naar de woonkamer. Mijn moeder liet ons de partituren bestuderen. Ik en Maarten hadden de map al zo vaak doorgebladerd dat we inmiddels precies wisten welke melodie bij welke noten hoorde. Met z'n tweetjes kwamen we al snel tot een overeenkomst en glimlachend beoordeelde onze moeder de keuze die we gemaakt hadden. Eigenlijk zei haar glimlach ons al genoeg. Terwijl ze plaats nam achter de piano was het stil. De stilte, waarin alleen mijn en Maartens ademhaling zacht te horen was, werd toen op de meest elegantie manier doorbroken door de prachtige melodie die de piano produceerde. Iedere keer dat mijn moeder een toets indrukte, werd ik overvallen door een vlaag van bewondering en geluk. Ik was toen nog maar jong. Ik zou niets anders gekend hebben dan bewondering en geluk voor mijn moeder. Maar zodra ik ouder zou worden zou dat veranderen. Ik weet nu dat ik als achtjarige bijna bij het moment was gekomen waar de ommekeer in onze levens inzette met zware, droevige noten. Ik denk dat zelfs mijn moeder die onheilspellende ondertoon in haar muziek haar niet was opgevallen.
Laatst gewijzigd door IMissMe op 30 dec 2009 16:55, 2 keer totaal gewijzigd.
Debating life from God's point of view:

Nobody is God.
So,
who's nobody?
Gebruikersavatar
Sabbientje
Fijnschrijver
Fijnschrijver
Berichten: 588
Lid geworden op: 25 nov 2007 09:22

Je proloog is heel mooi geschreven. Uitnodigend en met spanning erin.
Het trok mij helemaal mee. Super gedaan.

Het eerste hoofdstuk is dan weer iets minder.
Dit komt omdat ik er wat moeilijk doorheen kom. Iets meer enters zou de leesbaarheid kunnen bevorderen, want het is echt zonde. Je schrijft heel mooi.

Ik vond een paar puntjes die mij opvielen:

Deze zin loopt niet zo lekker:
Dan was er de rechthoekige keukentafel waaraan vier stoelen stonden
En dan was er nog…..

Let ook op dat je niet iedere keer hetzelfde woord in een zin gebruikt, dat is zonde:
maar ook wanneer ik of Maarten hielp bij het koken, wanneer we de het bestek oppoetsten of wanneer we ons huiswerk maken.
Maar ook wanneer ik of maarten hielp met koken, we het bestek oppoetsten of ons huiswerk maakten.

Je kan de andere wanneers gewoon weg laten.
,,kastjes zijn voor het opbergen van breekbare en waardevolle dingen,'' zei mijn moeder altijd.
Kastjes met een hoofdletter
En ondanks dat ze de daad erg goed bij haar woorden wist te voegen was het nooit een rotzooi in het huis.
Tussen voegen en was een komma. (deze twee werkwoorden voegen 2 zinnen aan elkaar)
Maarten en ik luisterden er altijd naar. zittend op de bank of op de schommelstoel
De punt tussen naar en zittend moet een komma zijn ;)
Het afwaswater had Maarten nog steeds in zijn greep, en zijn ogen staarden glazig naar beneden
Het woordje en is al een voegwoord op zich. De komma is dus overbodig.
Zoals ik mijn broer zo bespiedde vanuit mijn ooghoeken besefte ik dat hij langer haar had dan alle andere jongens die ik kende.
Volgens mij moet er een komma tussen ooghoeken en besefte.
De bestekdoos was immers antiek, en alles wat antiek was, had waarde voor mijn moeder.
de komma voor de “en” is niet nodig.
Iedere keer dat mijn moeder een toets indrukte werd ik overvallen door een vlaag van bewondering en geluk.
Komma tussen indrukte en werd.


Verder wil ik nog wel even zeggen dat je echt heel goed omschrijft en dat mij spelfouten niet opgevallen zijn.
Het einde van je hoofdstuk vraagt naar meer. Het wekt vragen op bij de lezer. Als lezer wil je graag verder lezen in het volgende hoofdstuk.
Oftewel, ik ben benieuwd hoe je verder gaat.


(Overigens weet je szeker dat dit je eerste verhaal is? :P)
Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet

Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.
IMissMe
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 9
Lid geworden op: 28 dec 2009 11:58

@Sabbientje: Bedankt voor je reactie! Ik zal alles nog even overkijken en het op de punten die jij aangaf verbeteren. Ik snap wat je bedoelt wat betreft de leesbaarheid, als ik het zelf lees dan heb ik hetzelfde probleem.
En het is niet het eerste verhaal dat ik geschreven heb. Wel het eerste dat ik hier post ;-)

_____________________________

2

Mijn ogen werden moe. Ze volgden pas na pas, draai na draai. De piano stopte met spelen en Maarten bleef staan. Geen enkele beweging vervuilde zijn pose. Ik hield mijn adem in.
Mam niet. Zij blies het op dit moment juist allemaal uit. Mijn hand lag in haar warme handen gevouwen. Bij iedere pas die Maarten zette, iedere beweging die hij maakte voelde ik het. Ik voelde dat de hand van mijn moeder zich dichter om mijn hand omsloot, me bijna kneep. Mam hapte naar lucht en de muziek ging weer verder. Maarten zette een pas, maakte een sprong, een draai in de lucht, een perfecte landing. Jacqueline zette het laatste akkoord met kracht in. Nog even was Maarten één en al beweging en energie. Toen stond hij stil.
Enkele seconden zei niemand wat. De gymzaal was gehuld in stille bewondering. Jacqueline had haar ogen dichtgedaan en glimlachte breed. Mam zat naast mij op de houten banken aan de randen van het zaaltje. Vragend keek haar aan. Haar ogen straalden. De drie meiden, aan de andere kant van de zaal, zwegen. Al maakte hun zwijgen geen geluid, het klonk jaloers.
,,Bravo!'' brak Jacqueline toen de stilte door. Ze glimlachte breed en klapte in haar handen. ,,Dat was buitengewoon goed, Maarten! Buitengewoon goed!''
Mam, ik en de drie meiden applaudisseerden ook. Maarten bloosde en maakte een bescheiden buiging.
,,Jullie kunnen gaan!'' zei Jacqueline toen. Ze gaf Maarten een schouderklopje en sprak toen nog met één van de drie meiden.
Jacqueline gaf balletlessen. Al had ze maar vier leerlingen, ze gaf zo gepassioneerd les dat je je af begon te vragen waarom ze niet elders lessen ging verzorgen. Ergens waar er meer animo was. Wellicht vertrok ze niet vanwege Maarten. Ze was dol op Maarten.
,,Die jongen van jou kan heel ver komen,'' zei Jacqueline tegen mam. Haar leerlingen waren in de kleedkamers en ze was bij ons komen staan.
,,Dat zie ik,'' zei mam. Ze lachte geflatteerd.
,,Misschien moet je eens overwegen om hem naar een balletschool te sturen,'' ging Jacqueline verder. ,,Aan wal, bedoel ik dan. Heus waar, veel getalenteerde kinderen beginnen op zijn leeftijd al met een professionele opleiding. En tja, je kan niet ontkennen dat Maarten geen talent heeft.''
,,Ik zal er over nadenken,'' zei mam. Haar woorden klonken oprecht. ,,Eerlijk waar.''
Maar ik kende mijn moeder. Ik kende haar nuchtere manier van denken, haar ideeën over het behouden van dat wat goed is. Het behouden van bijvoorbeeld het antiek in haar woonkamer. Het behouden van het geluk dat heerste tussen mam zelf, mij en Maarten. Het behouden van het genot dat Maarten voortbracht met zijn ballet. En ik wist dat mam dat genot nog even voor zichzelf wilde houden. Het was veel te vroeg voor haar om Maarten naar een school aan wal te sturen. Ze vond het veel te vroeg voor Maarten om in aanraking te komen met de vreemdelingen aan de andere kant van het water.
,,Mooi zo!'' zei Jacqueline enthousiast. Ze stapte bij ons weg en klapte de piano dicht. Terwijl mam, met mijn hand nog steeds in de hare, naar de deur liep, deed Jacqueline het licht in de zaal uit. ,,Dan hoor ik het snel!''
Mam knikte vriendelijk naar haar.
,,Tot ziens!'' ze opende de deur en loodste mij naar buiten. We wachtten even op Maarten. Toen hij omgekleed en wel uit de kleedkamer kwam, pakte mam ook zijn hand en liepen we samen naar buiten, waar onze fietsen stonden.

Om de één of andere reden vond mijn moeder het geweldig dat Maarten aan ballet en dansen deed. Ze moedigde hem dan ook aan om het te blijven doen. Niet dat dat nodig was, Maarten leek nergens meer plezier in te hebben dan in zijn balletlessen. Hij beoefende het al zo lang als ik me kon heugen. Destijds, als tienjarig jochie, was de dans zijn passie en mijn moeders ontroering. Het was mijn fascinatie. Maarten fascineerde me. Hoe meer ik hem zag dansen, hoe gewoner het voor mij was. Mam en ik hadden bewondering voor hem en plezier door hem. En andersom was dat ook zo: mams aanmoediging en mijn fascinatie maakten dat hij plezier had in het dansen. Het maakte ons alle drie gelukkig. We hadden een ijzersterke band gecreëerd zoals we daar zo afgezonderd woonden in ons strandhuis.
Die ijzersterke band was nodig om onze levens buitenshuis te compenseren. Maarten viel niet echt in de smaak bij zijn mannelijke leeftijdsgenootjes. Ze vonden het meisjesachtig dat hij balletlessen volgde. Hij was hun 'ballerina'. Als ze zich verveelden dan lieten ze hem gewoon dansen. Dat kon ik niet begrijpen. Zelf deden die jongetjes allemaal aan voetbal. Dat was tenminste een echte sport voor mannen, vonden ze.
De meisjes in de klas van mijn broer vonden hem daarentegen wel interessant. De blos op zijn wangen als ze naar hem floten of op een andere manier duidelijk maakten dat ze hem wel zagen zitten deed ze giechelen. Het feit dat die meiden dit deden maakte mijn broer nog minder geliefd bij de jongens. En mede dankzij de reputatie van mijn broer was mijn schooltijd op de basisschool van het eiland ook niet geweldig.
,,Hee!'' riep een meisje op mijn eerste schooldag. Mam had mij en Maarten naar school gebracht op de fiets. Ik was toen nog maar vijf jaar oud. Ik had geknipperd met mijn ogen en het meisje een beetje onnozel aangekeken. Ik was niet zo verlegen als mijn broer, maar toch heb ik nooit meer wat gezegd tegen haar na wat ze me vroeg. Ik merkte namelijk al snel dat ze niet op een vriendschap met me uit was. ,,Jouw broer doet aan ballet, of niet?''
En terwijl ik binnensmonds prevelde dat dat zo was draaide het meisje zich om naar een giechelende meute meiden. Ik wist niet of ze me nou uitlachten of dat ze giechelden om het feit dat ze gecharmeerd waren door mijn broer. In de periode daarna kwam ik er achter dat het het eerste betrof. Ik zocht mijn contacten dus maar bij de jongens. Zo begon ik vanzelf waardering te krijgen voor dingen als bijvoorbeeld voetbal. En toch. Diezelfde jongens gaven me zo nu en dan een onbehagelijk gevoel.
,,Waarom zijn ze zo?'' vroeg ik op een keer aan mam, haar wijzend op de lachende jongetjes die zo vaak om Maarten heen dwarrelden. Ze stonden buiten, hun blikken staarden dwars door het glas van de gymzaal heen. Ze lachten. Het klonk koud. Ze gaven niet om hoe Maarten zich voelde, of om hoe ik me voelde. Dat interesseerde hen helemaal niets. Het waren monstertjes. Nu al.
,,Ach Laura,'' zuchtte ze vertederd. Weinig van haar zinnen die tot mij gericht waren begonnen met wat anders dan die twee woorden. Mijn moeder keek me niet aan. Haar glimlach drukte dromerigheid en zachtheid uit. ,,Sommige mensen kunnen het niet waarderen als je je... anders opstelt dan dat ze gewend zijn.''
Het was niet aan Maartens glimlach om dit antwoord correct te verklaren. Het was niet aan hem om me gerust te stellen met zijn glimlach. Zijn glimlach die alles kon beamen, hoe absurd het ook was. Hij verzekerde me van de goedheid van het antwoord op al mijn vragen. Vragen die er meer dan eens zomaar uit floepten en inhakten op de idyllische omstandigheden waar we ons met z'n drieën in verkeerden.
Dit keer was het aan mijn moeder zelf om de juistheid van haar antwoord te bevestigen. Haar mondhoeken waren naar beneden gekruld en haar ogen naar de grond gericht. Ze straalde een diepe melancholiek uit die ik niet kon begrijpen.
,,Waarom zit Maarten dan op ballet, mam? Als de mensen het niet waarderen?''
En daar ging ik weer. Het floepte er zomaar uit. Een stomme, ondoordachte vraag die ik hoogstwaarschijnlijk ook wel voor mezelf had kunnen beantwoorden bij het zien van mijn moeders sombere gelaat. Het antwoord betrof iets diepers. Iets dat ver van mij af stond. Het antwoord betrof mijn vader.
,,Omdat hij het leuk vindt,'' loog ze. Ze veranderde van onderwerp. ,,wat dacht je van pannenkoeken vanavond?''

Ook mam schitterde niet buiten ons huis zoals ze binnen ons huis schitterde. Mijn moeder verkocht antiek. Daarvoor had ze een klein pand aan kunnen schaffen waarin ze het antieke spul tentoonstelde aan eventuele kopers. Die waren zeldzaam. Het was traag geld verdienen voor mijn moeder. Desondanks wist ze de centen binnen te halen. Wanneer er iets verkocht werd, verdiende ze er ook goed aan.
Vrienden had ze niet. Niemand voelde er wat voor om bevriend te zijn met die rare vrouw die met haar kinderen in een huis in de duinen woonde, buiten het dorp. Niemand voelde er wat voor om rekening te houden met mams gevoelens.
Debating life from God's point of view:

Nobody is God.
So,
who's nobody?
IMissMe
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 9
Lid geworden op: 28 dec 2009 11:58

3

Vanaf dat moment bestudeerde ik mijn moeder. Ik keek hoe ze het eten kookte. Ik analyseerde haar verschillende gezichtsuitdrukkingen. Haar dromerigheid, medeleven en vertedering. Ik probeerde haar te doorzien, ik probeerde de melancholiek van die dag in de gymzaal te zien. Ik durfde die somberheid niet weer op te roepen. Ik wist niet waarom, maar om de één of andere reden had ik het gevoel dat er iets op het spel stond. Alsof ik iets dierbaars kon verliezen. Iets kostbaars, of iets breekbaars. Mijn gedachten brachten me meteen naar alle spullen die de kastjes in ons huis bevatten. Maar niets van dat alles bracht me op conclusies.
Telkens wist mam me weer te verbazen. De geduldigheid die ze toonde als ze Maarten met zijn huiswerk hielp en de manier waarop ze het huishouden met ons deed. De melancholiek in haar pianospel bleef nog hetzelfde als voorheen, doch, hoe melancholiek de muziek ook mocht zijn, mams humeur vertoonde geen verandering zoals ze die toen vertoonde, in de gymzaal.
Er waren al twee weken gepasseerd sinds die dag. Binnenkort zou de zomervakantie aanvangen en zou Maarten voor een geringe tijd geen balletlessen volgen. Beiden keken we uit naar een hele zomer vrij van de monstertjes die onze levens zo terroriseerden met hun gepest.
Het was een arrogante gedachte, maar ik nam mezelf altijd voor dat Maarten meer last had van het pesten en dat het zijn schuld was dat de meiden uit mijn klas mij niet mochten. Ik was namelijk het zusje van de “Ballerina”, zoals mijn broer nu bekend stond bij alle leerlingen van de school. Bovendien giechelden de meiden naar me wanneer ik me aansloot bij het voetbalspel dat de jongens speelden op een grasveldje naast de school. En dat terwijl, in de gymzaal daar vlakbij, Maarten pirouettes maakte.
,,Wie is nou het zusje en wie is nou de broer?'' vroegen de andere moeders zich spottend af. Mam gaf echter geen kick. Ze wist best dat haar kinderen niet bepaald populair waren. Misschien realiseerde zij zich dat nog wel beter dan dat wij dat deden. Misschien dat ze daarom altijd veel liever op ons over kwam dan dat ze werkelijk was.

,,Hee, ballerina!'' gilde een brutaal joch op één van de laatste schooldagen. Ik voelde dat Maartens greep verstevigde; hij had mijn hand vast en samen liepen we haastig het schoolplein af, naar de fietsenstalling waar onze fietsen stonden. Het was bijna alsof we vluchtten. Had ik om me heen gekeken, dan had ik de medelijdende gezichten van de moeders gezien. Moeders die aan de rand van het schoolplein wachtten totdat hun kinderen kwamen om hen alvast in te leiden op het verhaal dat ze over hun geweldige schooldag gingen vertellen.
De schoolbel was vijf minuten geleden gegaan en Maarten en ik moesten vandaag alleen naar huis fietsen. Mam had 'dingen te doen'. Waarschijnlijk werken in de antiekwinkel. Maarten pikte me zo snel mogelijk uit de massa van kinderen zodat we snel naar huis konden gaan. Geen van ons tweeën had er een goed gevoel bij om nog even rond te hangen op het schoolplein. En dus, tenzij Maarten balletles had, waren we bijna altijd de eersten die zich uit de voeten maakten. Dit keer zorgde een jongen uit Maartens klas er echter voor dat dat niet zo zou zijn.
,,Hee!'' riep het jochie weer eens. ,,Ballerina!''
Maarten liep stug door. Hij liep met zo'n vaart dat hij me bijna achter zich aan sleurde. Ik holde dan ook wat achter hem aan terwijl ik hoogte probeerde te krijgen van zijn gezichtsuitdrukking.
Het jochie gaf het niet op.
,,Hee, mietje!''
Ik kon het niet verdragen op deze manier. Dat mijn broer niet voor zichzelf op kwam vond ik verschrikkelijk. Waarom deed hij niets? Hij kon toch op z'n minst een klein beetje verzet tonen? Verontwaardiging en woede smolten in me samen en ik verloste mezelf uit Maartens greep. Ik draaide me om en keek het kind woedend aan.
,,Hou eens op!'' gilde ik boos. Het jochie keek me allereerst verbouwereerd aan, maar al gauw lachte hij gemeen.
,,De ballerina laat nu ook al zijn zusje voor hem opkomen!'' merkte hij op. Een aantal andere kinderen grinnikte. Sommigen binnensmonds en zo verborgen mogelijk, anderen luid en duidelijk. Er was geen ouder of leerkracht die aandacht schonk aan het incident. En dat zou ook niet langer hoeven.
,,Laat maar, Laura,'' mompelde Maarten. Verontwaardigd schoten mijn ogen van het jochie naar mijn broer toe. Het was zijn gezichtsuitdrukking die me nog het meest dwars zat. Niets van de woede die ik dacht te voelen toen hij mijn hand zo stevig had vastgepakt kon ik terug vinden. Hij keek me geruststellend aan. Bovendien waren zijn lippen omhoog gekruld. Het beaamde zijn woorden. Zijn gelijk. ,,Het maakt niet uit.''
,,Jawel,'' zei ik, tegen beter weten in. ,,Niemand mag jou zo noemen!''
,,Alsof het wat uitmaakt,'' zei Maarten met een onverschilligheid die ik niet kende. Hij glimlachte. ,,Wat weet hij nou?''
Voorzichtig pakte hij mijn hand weer vast en hij zorgde ervoor dat we onze rug naar de jongen keerden. Net als mam, besefte ik. Zij keerde haar rug ook om naar alle dingen die haar teleurstelden. Alles wat haar dwars zat. Ze negeerde het gewoon. En Maarten negeerde het ook. Alsof dat hun leven beter maakte! Alsof de negativiteit zou verdwijnen als je er gewoon geen aandacht aan schonk! Dat was niet zo! Stug liepen we door, naar de fietsenstalling. Mijn blik terneergeslagen. De bakstenen vingen mijn blik en ik volgde de lijntjes die de stenen van elkaar scheidden. Hier en daar groeide wat gras tussen de lijnen.
Wat dat betreft was de stoep niet veel anders dan wijzelf. Iedere steen lag op zijn eigen plek en werd gescheiden van een andere steen door een lijntje met zand en wat gras. Maar uiteindelijk waren alle stenen toch hetzelfde. Grijs en hard.
Plotseling stonden de geruite gympen waarop Maarten liep stil. Even was het stil en hij leek na te denken.
,,Laura?''
,,Wat?'' bitste ik, misschien een tikkeltje kwaad en teleurgesteld. ik keek niet op.
,,Zullen we lopend naar huis gaan?''
,,...Lopend...?
,,Ja. Langs het strand?''
,,Maar dat is toch... heel ver?''
,,Juist leuk toch?''
Ik dacht even na. Eigenlijk vond ik z'n plan helemaal niet zo slecht. Het verschafte me meer tijd met hem en het was eens wat anders. Door de duinen fietsen was bovendien zwaar. Je ging telkens duin op en duin af. Als je gewoon langs het strand zeulde had je daar in ieder geval geen last van. Ik woog de voordelen nog even tegen de nadelen op en kwam toen tot een besluit.
,,En de fietsen dan?''
,,Die laten we staan,'' zei Maarten resoluut. Dat was vreemd voor hem, vond ik. Maarten was nooit zo resoluut. Niet zo spontaan met zulk soort ideeën. Ik keek hem even bedachtzaam aan toen hij er met glimlach bijvoegde: ,,Op slot.''
,,Oké,'' mompelde ik. Niet enthousiast of juist met tegenzin. Gewoon, onverschillig. Het moest net zo overkomen als dat Maarten zojuist op mij over was gekomen. Een onverschillige, zeldzame houding.

Er stond een vrij harde maar toch verdraagzame wind. De zee bracht water met kleine golfjes naar de kust, om het vervolgens weer hebberig terug te nemen. Met de duinen links en de zee rechts, de wind in onze haren en hand in hand, als twee onafscheidelijke geliefden, waren we halverwege onze wandeling. Vanaf de basisschool waren we een zandpad opgegaan en gingen we in oostelijke richting lopen. We liepen het zandpad helemaal uit totdat we bij de haven, op de zuidoostelijke hoek van het eiland, waren gekomen. Vanaf daar waren we het strand opgegaan.
Van de drie kilometer hadden we er nu zo'n twee gehad. En langs het strand wandelen was het leukste deel van de wandeling. Binnen een half uur vanaf dat moment zouden we op z'n minst thuis moeten kunnen komen. Zou het langer duren dan zou mam ongerust worden. Als ze thuis was tenminste.
,,Ik hou van het strand,'' zei Maarten. Ik keek hem aan, knikte.
,,Ik ook.''
We zwegen een poosje. De enige geluiden waren te verwijten aan de natuur. Zo hoorden we het typische geluid van de wind en het geluid dat de zee maakte. Ook konden we boven alles uit de meeuwen horen. Er cirkelden enkele meeuwen boven ons en het strand. Ik schonk geen aandacht aan de vogels. Ik keek verwachtingsvol naar Maarten, wachtend totdat hij wat zou gaan zeggen. Hij keek echter strak vooruit. Zijn lippen krulden omhoog.
,,Laten we door de branding lopen,'' zei hij uit het niets. Glimlachend keek hij me aan. Voordat ik kon tegenstribbelen had hij zijn geruite gympen uitgetrokken, zijn sokken uitgedaan en in de schoenen gepropt, zijn broekspijpen omhoog gekruld en was hij richting de zee gelopen. Algauw stond hij met blote voeten in het water. Hij zwaaide naar me met zijn ene hand. In de andere hand hield hij zijn schoenen vast. ,,Kom je ook?''
Ik aarzelde even. Niet omdat er vervelende consequenties aan de kwestie zaten, maar vooral vanwege Maartens gedrag. Hij leek niet zichzelf. De Maarten die ik kende was niet zo impulsief. De Maarten die ik kende zou nooit zijn fiets achterlaten om over het strand te gaan lopen en dan, als klap op de vuurpijl, op blote voeten door het water willen wandelen. Maar toch, ik stemde in met zijn nieuwe plan. Ik trok ook mijn schoenen en sokken uit en hees ook mijn broekspijpen op. Toen voegde ik me zo snel als ik kon bij hem. Weliswaar iets nerveuzer en voorzichtiger als hij. Ik moest nog steeds wennen aan zijn nieuwe manier van doen. Misschien kwam dit gedrag tot stand door het ontbreken van mijn moeders aanwezigheid.
Mijn gezicht vertrok bij het aanraken van het koude water.
,,Koud?'' grinnikte Maarten. Ik glimlachte naar hem, ter bevestiging. Toen ik mijn ogen weer op mijn voeten richtte pakte hij mijn hand vast en begonnen we te lopen als voorheen. De hele situatie bezorgde me een vreemd gevoel. Alsof ik alle zorgen kon laten varen en alsof dit moment eeuwig mocht duren. Maar ik liet alle zorgen niet varen, ik bleef voorzichtig. Bovendien was ik me er heel bewust van dat het moment niet eeuwig zou duren. We zouden binnen een half uur echt thuis moeten zijn.
En net toen ik dacht dat het niet vreemder kon worden liet Maarten m'n hand los, zette wat stappen naar voren, bukte zich voorover en begon met zijn handen water over me heen te spetteren. Terwijl ik verontwaardigd een gilletje slaakte en me beschermde met mijn armen hoorde ik Maartens ondeugende lach door de wind heen.
Hij kwam tot leven.
,,Hou op!'' riep ik, lachend en gefrustreerd tegelijkertijd. Ik rende van hem af, de branding uit en het strand op.
,,Ah, kom op!'' riep Maarten pedant, nog steeds lachend. Hij ging weer overeind staan en haalde een natte hand door zijn haar heen. Toen draaide hij zich om, met zijn blik gericht Terschelling, dat vanaf hier goed te zien was. Vervolgens draaide hij zich om en keek me weer schalks aan. ,,Ik ga zwemmen.''
Verbaasd keek ik toe hoe hij zijn t-shirt uitdeed en het op het droge gedeelte van het strand neer legde. Hij zette zijn schoenen en zijn schooltas er naast. Hij krulde de pijpen van zijn spijkerbroek nog iets verder op, glimlachte nog eens naar mij en rende op de zee af. Ik huiverde toen ik zijn lichaam zag verdwijnen in de koude golven van de zee. Gelukkig bleef zijn hoofd zichtbaar boven water.
Het was mij wel duidelijk dat hij wou dat ik er ook in kwam. Maar ik wou niet. Ik ging vlakbij de spullen van Maarten zitten en zette mijn eigen schoenen en schooltas ook neer. Ik trok m'n knieën tot aan mijn kin en legde mijn armen om mijn knieën heen terwijl ik Maarten waakzaam in de gaten hield. Hij zwom een behoorlijk eind richting Terschelling. Uiteindelijk kwam hij terug en dook hij nog een aantal keer in het ondiepe water. Met zijn doordrenkte spijkerbroek en het water dat via zijn haar naar beneden drupte keek hij me schalks aan.
,,Waarom kom je ook niet?'' vroeg hij.
,,Het is te koud om te zwemmen,'' prevelde ik met een blos op mijn wangen. Twee jaar geleden, op mijn zesde, had ik mijn zwemdiploma gehaald. Sindsdien had ik het water niet meer aangeraakt. Ik vond zwemmen verschrikkelijk. Gelukkig was het dan ook werkelijk te koud om te gaan zwemmen. Met zijn glimlach beaamde hij dat, zoals hij altijd deed. Hij kwam naast me zitten in dezelfde houding.
,,Worden je kleren zo niet vies?'' vroeg ik aan hem. Hij haalde zijn schouders op.
,,Die worden vanzelf wel weer schoon.''
,,Wordt mama dan niet boos?''
,,Ik verzin wel wat,'' zei hij toen nonchalant. Hij keek de andere kant op toen ik mam als gespreksonderwerp aanhaalde. Ik wist dat hij niet wat zou verzinnen. Maarten was niet het type om zo tegen mam te liegen of smoesjes op te sommen. ,,Wil je eens wat zien?''
Ik keek naar hem terwijl hij weer in de benen kwam. Hij klopte het zand van zijn broek, dat daaraan kleefde omdat het nog nat was. Ook veegde hij het vanaf zijn knieën en alles daaronder af. Hij had zijn broek immers tot aan zijn knieën op gekruld. Hij ademde even in en uit, dichtte zijn ogen, hief zijn armen omhoog en bracht zijn vingers iets naar elkaar, zette zijn voeten vlakbij elkaar neer en zakte wat door zijn knieën. Hij had mijn aandacht. Hij fascineerde me.
,,Adem in en uit,'' mompelde hij geconcentreerd. Hij bewoog zijn handen nu voor zijn borst.
,,Hier?'' vroeg ik. ,,In het zand?''
Hij antwoordde niet.
,,Straks ga je door je enkel!''
Hij opende zijn ogen en liet een vertederde glimlach zien.
,,Maak je toch niet zoveel zorgen,'' zei hij in een poging mij gerust te stellen. Vervolgens dichtte hij zijn ogen weer en maakte hij voorzichtig een pirouette van me af. Een tweede en een derde volgden, en toen kwam hij weer met drie pirouettes op me af. Ik kwam van mijn positie af en deinsde achteruit omdat ik dacht dat hij over me heen zou gaan op deze manier. Maar na de drie pirouettes richting mij maakte hij weer rechtsomkeert en herhaalde nu, op een iets sneller tempo, exact dezelfde handeling, drie heen en drie terug. Vervolgens, nog op een sneller tempo, weer drie heen en drie terug. Gespannen keek ik toe. Hij ging zo snel en de bewegingen die hij maakten weken geen millimeter af van de pirouettes die hij als eerste gemaakt had. Hij maakte het nog moeilijker voor hem zelf: tussen de pirouettes door maakte hij nu kleine, elegante sprongetjes. Zijn benen gingen dan iets uit elkaar en zijn armen zwaaiden om zijn lichaam heen. Na een aantal keer het tempo te hebben versneld, stopte hij. Met plof liet hij zich vermoeid in het zand neervallen. Vol bewondering keek ik hem aan en hij keek met een glimlach terug terwijl hij een aantal zuchten van vermoeidheid uit slaakte.
,,Dat was prachtig...'' zei ik, nadat we elkaar enkele minuten zwijgend hadden aangekeken.
,,Dankje,'' zei Maarten. ,,Het kostte een hoop inspanning.''
,,Je bent er zo goed in...'' zuchtte ik. Ik wendde me van hem af, richtte mijn blik op de zee. ,,Ik snap niet dat ze je pesten. Daar is toch helemaal geen reden voor? Ze zouden juist aardig moeten doen. Ik denk dat als je ze dit laat zien ze wel een toontje lager zullen zingen...''
Hij keek me niet aan. Hij keek naar de voetsporen die we in het zand achter hadden gelaten. Het waren de enige voetsporen die vandaag op het strand waren gezet. Het water spoelde ze al gedeeltelijk weg. Maar toch was het nog heel duidelijk dat er twee mensen hadden gelopen. Er stonden overal vier kindervoeten in het zand gedrukt. Twee linker en twee rechter voeten. Het ene paar voeten had een iets groter formaat dan het andere paar. Bij het andere paar stonden de voeten iets naar binnen.
,,Je bent lief,'' zei Maarten zachtjes. Hij wendde zich weer tot mij. Geluidloos stond hij op, kwam bij me zitten en drukte een kus op mijn wang. Hij sloeg een arm om me heen. Verbouwereerd keek ik naar de blos op zijn gezicht. ,,Te lief, en je zal altijd mijn kleine zusje zijn. Je moet je niet zoveel zorgen over mij maken. Ik zou jou juist moeten beschermen.''
,,...Oh... oké...'' prevelde ik verlegen. Op mijn gezicht verscheen ook een blos. Maarten keek me trots aan. Met zijn hand wees hij van de linkerkant van het strand naar de rechterkant.
,,Vanaf nu is dit onze plek. Ons eigen stukje strand. Alle schelpen die hier aanspoelen zijn van ons, en alle meeuwen die boven dit stuk strand heen vliegen moeten weg als wij dat willen. En als je me kwijt bent, beloof me dan om hier eerst te gaan kijken. Afgesproken?''
,,Ja, is goed,'' zei ik. Daar voegde ik nog aan toe:,,Dan geldt dat ook voor mij!''
,,Natuurlijk!'' beaamde Maarten. We grinnikten even. ,,Maar ik denk dat we nu maar beter kunnen gaan. Mam begint vast ongerust te worden.''
Ik stemde maar al te graag in met die gedachte. We trokken beiden onze schoenen weer aan en Maarten zijn t-shirt. De rest van de weg probeerden we zo snel mogelijk af te leggen door te rennen. En als ik af en toe aangaf dat ik te moe werd moedigde Maarten me aan om gewoon verder te gaan. Hij ging dan naast me rennen en pakte mijn arm beet.

Mam zat al op ons te wachten. Ongerust had ze op de veranda gestaan, kijkend of we er al aan kwamen fietsen. Ze had gedacht dat er iets naars gebeurd zou zijn. Dolblij nam ze ons in haar armen. Ze schonk niet eens aandacht aan Maartens vuile broek en ze glimlachte alleen maar opgelucht toen ze ons verhaal aanhoorde. Uiteindelijk had ik gelijk: Maarten ging niet liegen over de gebeurtenissen. Maar hij leek wel weer terug te vallen op zijn oude ik. Hij was weer stil, verlegen en lang niet zo impulsief als die middag.

Tijdens het avondeten betrapte ik me erop dat ik Maarten af en toe met een blos op mijn wangen bestudeerde. Gelukkig scheen hij, noch mam, het door te hebben.
Het was mijn beurt om het bestek te poetsen en ik luisterde zwijgend naar het gesprek dat mijn moeder met Maarten aan probeerde te knopen, over hoe zijn schooldag was. Maarten antwoordde dat het wel goed ging, en daarmee was het gesprek al weer beëindigd. Mij vroeg ze niet hoe het gegaan was. Ze verhaalde rustig en vertederd over haar eigen dag, die geweldig was verlopen omdat ze behoorlijk wat geld had verdiend aan één of andere antieke klok. Ik luisterde aandachtig naar het getik in onze woonkamer, om te horen of onze eigen klok wel in de kamer stond. Tot mijn opluchting stond die er nog.
Fanatiek ging ik door met poetsen terwijl ik jaloers naar mijn moeder keek. Zij had immers alle aandacht van mijn broer voor zichzelf. Had ik die aandacht maar gehad. Zoals ik het diezelfde middag had gehad. Ik dwong me zelf geen verwijten te maken.
Na de afwas speelde mam een rustige melodie voor ons. Ik bestudeerde haar gezicht, op zoek naar de melancholie die ik eerder had gevonden. Mijn moeder glimlachte slechts dromerig, als altijd. Ik besloot er voor nu maar even geen aandacht aan te schenken, te denken aan andere dingen.
Ik zat samen met Maarten op de bank, onze handen verstrengeld en onze gezichten verguld met een bescheiden glimlach. Nu had ik zijn aandacht.
De muziek was prachtig tot op de laatste noot, waarna mam ons naar bed bracht. Mam verwachtte dat we wel lekker zouden slapen na ons avontuurtje aan het strand. Maarten had naar me geglimlacht en ik had als reactie ondeugend terug gegrinnikt. We zeiden elkaar gedag en verdwenen toen ieder in eigen slaapkamer. Mam stopte eerst Maarten in en prevelde nog wat woorden voor het slapen gaan. Daarna kwam ze bij mij. Ze stopte ook mij in en wenste me welterusten.
,,Nou lekker gaan slapen,'' mompelde ze. Ik knikte, en drukte mijn oogleden stevig op elkaar om aan te tonen dat ik zou doen zoals zij me opdroeg te doen. ,,Welterusten!''
Ik opende mijn ogen weer. Met een glimlach keken we elkaar aan toen mijn moeder het licht uitknipte.

,,Je hoeft niet bang te zijn voor het donker,'' zei mam wel eens toen ik kleiner was. ,,Je hoeft het niet eng te vinden. Het donker is alleen eng als je het zelf eng maakt. En je hoeft het niet eng te maken. Duisternis is niet per definitie een slecht iets.''
Nee absoluut niet. Ze creëerde het duister en nam het licht met zich mee, om van het licht, diezelfde nacht nog, ook duisternis te maken. Want mijn moeder was inderdaad niet bang voor het donker. Het donker was waar ze zich aan vast hield.
Je hoefde 's nachts alleen maar wakker te zijn om daar een bevestiging van te krijgen.
Debating life from God's point of view:

Nobody is God.
So,
who's nobody?
IMissMe
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 9
Lid geworden op: 28 dec 2009 11:58

4

Ik opende mijn ogen. Ik verwachtte lichtstralen te zien. Lichtstralen die door de opening tussen de rode gordijnen mijn kamer binnen zouden dringen. Ik verwachtte mijn kamer bij ochtendlicht te zien. De balken die het dak ondersteunden en tevoorschijn kwamen uit het schuin-aflopende dak boven mijn bed. De donkere, houten planken op de vloer die, als je niet voorzichtig liep, kraakten onder je voeten en die in het midden van mijn kamer bedekt waren met een rond, rood kleed. De grote, brede, antieke klerenkast van roodbruin hout die niet de enige van zijn soort in dit huis was: eenzelfde kast maakte deel uit van het meubilair in mijn broers kamer en er was ook een kast in moeders kamer. Ik verwachtte dat het licht van de ochtendzon mijn kamer zou verlichten, in plaats van de manier waarop de lamp dat deed. Een lamp die aan het dak hing en heen en weer kon zwaaien wanneer het echt heel erg hard waaide.
Maar ik keek in een diepe, zwarte duisternis. Het was geen ochtend en mam zou me nog niet uit bed komen halen om me aan te sporen me aan te kleden, te eten, te tandenpoetsen en naar school toe te gaan. Het was nacht. Half drie, gaf de radiowekker aan. Het was stil en donker. Ik kon me niet heugen wanneer ik voor het laatst midden in de nacht wakker was geworden. Waarschijnlijk was dat nooit het geval geweest.
Mijn ogen schoten van links naar rechts en mijn hart klopte in mijn keel. Ik was wakker geworden van een geluid dat ongebruikelijk was voor dit tijdstip.
Het parket van de woonkamer kraakte.
Er was iemand beneden.
Ik bewoog me niet en nam me voor te luisteren. Zachtjes volgde ik het geluid van het kraken. Wie er dan ook beneden rondwaarde, hij of zij bewoog zich voort naar de keuken toe. De verleiding om uit bed te stappen en te gaan kijken wie er beneden was, was erg groot. Maar ik besloot dat het misschien beter was om te blijven liggen. En ik koos dan ook voor die optie.
Toch bleef ik van binnen zoeken naar mogelijkheden. Ik kon namelijk ook mijn moeder wakker maken en haar vragen te gaan kijken. Maar dan nog. Stel dat ik gehoord werd en dat het een inbreker was. Bang van die gedachte bleef ik vijf minuten lang doodstil liggen, starend in de duisternis. In die vijf minuten ving ik geen enkel geluid van beneden op. Had ik het me misschien verbeeld?
Nou en. Ik moest het zeker weten. Ik besloot dat te doen wat ik zojuist nog keihard had afgewezen. Zo zacht mogelijk tilde ik de dekens op en legde ze van me af. Me bewust van iedere stap die ik op de houten vloer zette liep ik naar mijn slaapkamerdeur. Ik legde mijn hand al op de klink maar besloot eerst nog even te luisteren. Nog eens enkele minuten lang stond ik daar als bevroren. Aandachtig luisterend naar alle ongebruikelijke geluiden in het benedenhuis. Er viel echter niets te luisteren. Voorzichtig opende ik de deur.

,,Je hoeft niet volgens de regels te spelen. Zolang anderen er maar geen nadeel van ondervinden,'' zei mijn moeder wel eens. Zoiets gebeurde nu ook. Ik hoefde niet te slapen, zolang ik mam of Maarten maar niet wakker maakte. Maar theoretisch gezien was mams uitspraak erg tegenstrijdig. Regels waren juist opgesteld zodat iedereen gelijke kansen had. In principe zou er altijd wel iemand nadeel van ondervinden wanneer je valsspeelde. Dat was nou juist het hele principe betreffende valsspelen. De omgang in ons gezin was als een spel dat onbewust door ons gespeeld werd. Er waren meestal drie spelers: ik, Maarten en mam. Soms waren het er meer. Maar dat deed er vanavond niet toe. Vanavond was er één valsspeler.
En ik was het niet.

De overloop was al net zo donker als mijn kamer. Gelukkig wenden mijn ogen al snel aan het duister. Stilletjes ging ik na of de deuren van de kamers van mijn broer en moeder dicht waren. Ik kwam tot de conclusie dat geen van beide deuren open stond. Ik tastte naar de leuning van de trap. Toen ik die vond zette ik kalm mijn rechtervoet op de bovenste treden. De trap was van hout en hij zou zeker kraken onder mijn gewicht. Ik moest dus voorzichtig van de trap af om niemand wakker te maken en, stel dat hij of zij er was, geen argwaan te wekken bij degene beneden. Ik was halverwege de trap toen ik merkte dat de deur van de hal naar de woonkamer openstond. Het was veel lichter beneden; de stralen van de maan schenen door het glas van de ramen in de hal en de woonkamer heen.
Toen ik mijn voet op de koude tegels in de gang zette, hoorde ik het. Een zacht, droevig gesnik.
Verstijfd door het aanhoren van dit ongebruikelijke geluid bleef ik staan. Ik was me sterk bewust van mijn ademhaling en ik probeerde zo stil mogelijk in en uit te ademen. Ik wou om de hoek kijken, zien wie of wat dat geluid maakte. Dat geluid dat ik weliswaar kon plaatsen maar niet onder deze omstandigheden in dit huis. De spiegel verraadde het.
In de gang, tegenover de deur naar de woonkamer, hing een antieke, ronde spiegel waarvan de goudkleurige randen versierd waren met kronkels en slangachtige sculpturen. Vanaf waar ik stond kon ik duidelijk door de deur van de woonkamer en de deur van de keuken de eettafel zien. Er brandde geen licht. Een gestalte zat aan tafel met het gezicht richting de spiegel. Algauw onderscheidden mijn ogen de gestalte van de duisternis daaromheen. Het was alsof ik in een dikke mist stond die plotseling verdween waardoor ik alles om me heen weer kon zien. Maar nadat de mist verdwenen was mocht die van mij zo snel als hij verdwenen was weer terugkeren. Want wat ik zag was alles behalve bevredigend.
Mijn moeder, de valsspeler, zat aan tafel. Ze droeg een nachtjapon waarin ze uitzonderlijk mager leek. Ééntje met horizontale streepjes, wit en roze gekleurd. Ze staarde in een kop thee waarvan de damp nog omhoog steeg. Haar ellebogen stonden op tafel en haar handen waren voor haar ogen geslagen. Zachte plonzen waren hoorbaar. Grote tranen biggelden van haar wangen. Geschrokken bekeek ik het tafereel. Plotseling hief ze haar gezicht op, naar de spiegel. Haar glazige, vermoeide ogen bestudeerden het zilver achter glas. En toen kruisten onze blikken in het spookachtige spiegelbeeld. Enkele seconden keken we elkaar aan. Ik was er niet zeker van of het tot mijn moeder doordrong wat ze zag. Verstijfd van angst staarde ik terug.
En toen, na die paar seconden, die wel eeuwig leken te duren, vluchtte ik zo stil mogelijk naar boven. Ik holde de overloop over, ging mijn kamer in en dichtte de deur achter me. Ik kroop zo stil mogelijk in bed, dat plotseling koud aanvoelde, zelfs met de dekens over mijn lichaam heen. En steeds zag ik ze weer voor me. Ze pijnigden mij. Ze ontkenden alles waar ons gezin ooit voor had gestaan. Ze ontkenden ons geluk. Ze betoogden van leugens en verdriet.
die glazige ogen van mijn moeder.
Debating life from God's point of view:

Nobody is God.
So,
who's nobody?
Gesloten

Terug naar “Het Romantische Prieel”