
Dit is het verhaal wat ik voor de nanowrimo wedstrijd voor dit jaar heb geschreven, het is nu volledig bij gewerkt, en klaar om te plaatsen ☺ Het verhaal is in opzichten al helemaal af, alleen de details enz.. moeten nog verbeterd worden.
Eerst wil ik jullie een klein beetje vertellen hoe deze wereld eruit ziet, omdat het anders misschien te verwarrend is.
Het verhaal speelt zich op aarde af, maar in een periode lang naar onze eigen tijd.
Er bestaan nog mensen, maar ze zijn sterk in de minderheid van andere wezens die zijn opgerezen.
De wereld is een soort van mengeling tussen, middeleeuwen tijd en extreem modern.
Mensen kennen hoge technologieën in dit verhaal. Vooral de steden worden door technologie in stand gehouden. Maar buiten de steden leven de mensen als horige uit de middeleeuwen, met vrijwel niets van technologie of vuurwapens. Er zijn ook veel minder steden dan wat we nu kennen, hierdoor zijn er weinig grote geasfalteerde wegen gemaakt, en is het meeste van het land nog ondoordringbaar wild.
Ik hoop dat ik jullie een beetje een beeld heb gegeven over deze wereld, zodat jullie me straks niet raar aankijken als ik de ene keer zwaard gevechten heb en een andere keer met vuurwapens werk, of er ineens hoge technologie in voorkomt terwijl je net van een soort Middeleeuwen heb gelezen ☺

Een plaatje van de wereld hoe hij er nu ong.. uitziet ☺ zoals je ziet *-) afrika is een beetje uit elkaar gevallen. De lichtte lijnen geeft een beeld van hoe de wereld was ( nu dus,) maar het is zo niet heel duidelijk te zien.
Zo naar al die informatie zullen we maar beginnen hè

---------------------------------------------------------------------------------------------------
Proloog
De profetie
Een man, oud en met de tijd gerijpt, keek in de dansende vlammen. Zijn witte haren, lang en warrig, vielen over zijn doorschijnende huid. De vlammen lieten diepe schaduwen over zijn ingevallen gezicht vallen. Jukbeenderen die te ver afstaken, grijze ogen die diep in hun kassen vielen. Zijn aangezicht was bijna afschrikkend, maar toch staarde alle gelige ogen in de kring naar deze oude filosoof. De wezens hadden zich om hem heen geplaatst, terwijl de vlammen in hun midden danste. Het waren nomaden van het woud, Nirvomen. Grijzige wezens, met spitse oren, en grote weidde ogen. Hun slanke lijven werden gesierd in zilveren strepen. In de schaduwen kon je ze voor mensen aanzien, maar zodra het licht op hun huid viel zag je de waarheid.
Ze zaten allemaal gespannen, je kon ze zien trillen in anticipatie. De oude man trok eindelijk zijn mond open. Een grauw raspend geluid klonk door de stilte. Dit is waarvoor ze allemaal hier kwamen, waarom ze zich allemaal in een kring om de man hadden geplaatst. Om hem te horen spreken.
‘Onze kalender telt duizend jaar,’ De oude man kuchte tussendoor, dat was het enige geluid wat naast zijn stem te horen was.
‘1000 jaar geleden begon onze wereld. Maar...’ De man hield seconde stil, het dramatische effect was meteen te zien.
‘De planten,’ zijn benige vingers gleden over de bladen van de planten. ‘Het water,’ Onbewust spitste alle wezens zich op de geluiden van het kabbelende beekje verderop.
‘Deze aarde,’ Zijn vingers streken vol affectie door de zwarte grond waar ze op zaten.
‘Bestaat al zoveel langer. 12.000 jaar voor onze jaartelling, werden deze gronden al bewoond. Al overheerst door wezens die nu zijn onderdrukt.’ De nomaden hun hersens begonnen op volle toeren te draaien.
‘Mensen,’ Je kon duidelijk horen hoe er naar adem werd gehapt. Vrouwen drukte hun kinderen dichter tegen zich aan terwijl de mannelijke krijgers sissende geluiden maakte. De oude man liet de nomaden kalmeren voor hij verder sprak.
‘Maar zelfs voor die 12.000 jaar. Bestond dit alles al.’ Zijn armen spreidde zich dramatisch weidt.
‘Onder een naam die jullie allemaal kennen. Het paradijs!’ Gele katten ogen spreidde zich vol ongeloof. Het paradijs dat was maar een legende! Een sprookje om kinderen hoop te geven. Het was allemaal verzonnen toch?
De man zijn vinger ging de lucht in, zijn ogen vernauwde zich.
‘Ik weet wat jullie denken.’ Sprak hij streng toe.
‘Jullie denken dat het paradijs niet meer is dan een legende, maar bedenk dit alle legendes ontstaan uit een klein beetje waarheid.’ Hij hield zijn vingertoppen dicht bij elkaar, het kleine beetje aangevend. ‘En het werd bevolkt door wezens van grote intelligentie.’ De filosoof pauzeerde weer, hij liet iedereen de informatie tot zich nemen.
Een diepen ademteug in zich nemend sprak hij verder.
‘Die wezens waren Elven.’ De reactie was erger dan toen het over mensen ging. Blazen, sissen, grauwende geluiden sneden door de nacht. Nomaden stonden grommend op, verklarend dat de man leugens vertelde, dat hij een bedrieger was. Elven, zij zijn de meest vreselijke wezens. Corrupt en alleen uit naar macht.
De wijze man wachtte rustig, zijn lippen omgekruld in een wetende glimlach. Toen het eindelijk rustiger werd praatte hij al kuchend weer verder.
‘Jullie hebben gelijk, de elven van nu zijn bedorven. Ze zouden nooit zoiets puurs als het paradijs kunnen leiden, maar hun voorouders konden het wel.’ De aandacht werd weer naar de wijze gericht, de woede ebde weg in de vlammen.
‘Deze oude elven wisten dat hun lot gedoemd was. Daarom lieten ze een ding achter. Een profetie. De profetie over het paradijs zonder tijd. Een land gelegen tussen de rivieren van het begin, verscholen voor het verderf van deze wereld. En alleen de uitverkorenen kan het lot van het paradijs bepalen.’ De nomaden kropen dichter bij, verdronken in de raspende woorden.
‘ De elven spraken over het licht en het duister samenbrengen om een perfect balans te creëren. En wanneer de robijnrode maan zal schijnen, zal de uitverkorenen geboren worden. Puur als wit, met de blik van koninkrijkbloed. Het kind zou het licht van het lot bij zich dragen en zich een weg banen naar het begin. Daar wacht de duisternis haar op en samen creëren ze het paradijs.’
Glimlachen verspreidden zich over de gezichten van de wezens. Een vredige wereld zal weer gecreëerd worden. Hun kinderen zullen in geluk kunnen opgroeien.
‘Maar!’ De stem van de oude man werd verheven, de man richtte zich op tot dat zijn fragiele lijf boven de rest uittorende. Alle wezens keken hem in spanning aan, hun ogen een lichte wanhoop werpend op de blik van de man.
‘De robijnrode maan zal eerst zijn bloed over de wereld verspreidde. Haat zal de harten van de mensen vullen.’
Hij stopte met praten, met krakende botten ging hij weer zitten. Iedereen wachtten tot dat hij weer sprak. seconde, minuten gingen voorbij maar er kwam geen geluid. kwam geen geluid. Alleen de hijgende ademhaling van de man klonk door.
‘Dat was mijn verhaal,’ mompelde hij uiteindelijk, zijn ogen dichtvallend van de uitputting.
De hoop van de wezens was de grond in geboord. Met hun gezichten gedoopt in verdriet kwamen ze een voor een overeind. Kinderen werden door hun moeders weg getild terwijl de mannen hun plaatsen in namen als wakers.
Ze lieten de man alleen achter in het woud. En niemand nam de moeite behalve de oude man om hun blik op de hemel te werpen.
Geen van hen zou zien hoe de wolken langzaam wegdreven, en gloeiend rode stralen de nachtelijke grond bedekte.
----------------------------------------------------------------------------------------------------
Zo dat was de proloog

Ik hoop dat jullie plezier in het lezen hebben gehad,
En het zou natuurlijk super tof zijn als jullie berichtje achterlaten, mag ook als je het niets vind maar onderbouw het dan wel =) alleen maar goed leer ik ook nog eens wat