Het heeft even geduurt jongelui, maar ik was op introductiekamp en vandaag moest ik gelijk weer de hele dag op school zitten om wat extra informatie over mijn nieuwe studie te krijgen.
En, awwwwwh, ik mis de middelbare school zo erg *snik snik* maar gelukkig vind ik mijn studie wel interessant ;]
@Jodie: gelukkig is niemand die 'toen' opgevallen ='] Ik snap, DENK IK, wat je bedoelt en ik ga proberen er verandering in te krijgen (+ I'm working on the details). Yay, je zit in het verhaal, dat is PERFECHT en GEWELDIG samen op een stokje =D
@Sask: oegh.. wacht, die 'g' hoorde er niet tussen. *repeat* Oeh... ik ben te laat met een stukje posten. Slecht, slecht, slecht. Het spijt mij zeer, almachtige, maar ik had echt geen tijd

(dat is mijn zielige blik). Fijn dat de details iets beter zijn! *zet feesthoedje op*, hopelijk is het in dit stukkie ook goed. En omdat het zo lang geleden is, heb ik een extra groot stuk!
@Maaike: dank u voor deine reaction ;] Gelukkig, ik heb toen dus toch niet héél vaak gebruikt. Da's fijn, da's fijn. ^^
@Jojolientje: Het komt er binnenkort aan (het magische fantasie element), misschien merk je in dit stukje ook wel een tintje. Het begint met Paris en Ciel, dat kan ik je in elk geval vertellen. Maar wát ze zijn en wat ze daar doen en waarom en hoe en zo... Dat zeg ik niet!
* * * * *
“O…” Bladeren ritselden. Een vogel vloot. Er zat iets niet goed. “We moeten hier weg,” siste ik. “We moeten ons verstoppen. Straks is het toch een Leviathaan!”
“Nee, dat geloof ik niet,” zei Jason tot mijn verbazing. Hij klonk veel rustiger. “Het voelt goed aan. Ik geloof niet dat het iets slechts is. Ben jij nog bang eigenlijk?”
“Hoe bedoel je het voelt goed? We moeten hier gewoon weg. We weten niet eens wát het is.” Ik wist dat ik hem niet mee had moeten nemen. Als ik alleen was geweest dan was ik in een boom geklommen of had ik me achter een struik verstopt, maar ik kon Jason hier niet gewoon achterlaten, ook al haalde hij driekwart van de dag het bloed onder mijn nagels vandaan. Hij was en bleef mijn broer.
“Geef eerlijk antwoord. Ben je echt nog steeds bang,” vroeg hij weer.
In plaats van te antwoordden begon ik hem met me mee te trekken. Voorzichtig, met één hand voor me uit, zocht ik mijn weg naar een grote struik of een dikke boom. Jason maakte het me niet makkelijk, maar hij stribbelde ook niet tegen. Het voelde alsof ik een enorme zak aardappelen met me mee sleurde. Tandenknarsend hield ik mijn mond. Iets of iemand veroorzaakte dat licht, als ik ook nog eens zou gaan vloeken –wat ik heel graag wilde- zou ik net zo goed met een groot knipperend bord kunnen staan zwaaien in het donker.
“Saìra…”
“Wát?” Woest draaide ik me om. Kon hij dan nooit eens doen wat ik vroe-
“Boe!” riep er een stem vrolijk vlak voor mijn neus. Een jongensgezicht was uit het niets voor me verschenen. Van schrik tuimelde ik achterover. Met een klap werd alle lucht uit mijn longen gedwongen en in een reflex graaiden mijn handen in de aarde. Ik hapte naar adem en stikte bijna door de hoeveelheid zand dat in mijn verkeerde keelgat schoot. “Oeps, dat was niet de bedoeling.”
“Paris,” zei er een ander vermanend.
“Wat? Deed ik soms iets verkeerd? Ik wist toch ook niet dat ze om zou vallen. Kijk, de jongen staat er nog.” Hij begon te lachen. Het was geen verontschuldigende lach, maar meer een lach van iemand die zojuist een hele goede mop had gehoord. Een hele, hele goede mop blijkbaar, want hij bleef maar lachen.
“Paris, kom op,” zei de ander weer, dit keer met een vermoeiende zucht er achteraan. “Ze was waarschijnlijk echt bang, iets wat ik haar niet kwalijk kan nemen en nu lach je haar ook nog uit?”
Ik had het te druk met hoesten om hun verdere woordenwisseling te kunnen horen en het om het allemaal nog een beetje erger te maken begonnen mijn ogen ook nog eens te tranen. Woest begon ik in mijn ogen te wrijven.
“W-wie zijn jullie,” vroeg Jason stotterend nadat hij zijn stem weer had terug gevonden.
Ik kon ondertussen weer redelijk kijken. Een breedgeschouderde man met kort bruin haar stond bezorgd naar zijn metgezel te kijken. Paris. Zo heette de ander, dat wist ik omdat ik blond haar had gezien voor ik viel. Paris was vreemd. Meer kwam er op dat moment niet in mij op. Mannen hadden over het algemeen kort haar in Arias. Het kwam wel eens voor dat een jongen in zijn puberale fase zijn haar tot net iets over zijn schouders liet groeien, maar niet verder dan dat. Paris had lang, blond haar dat tot zijn middel kwam. Het was nog langer dan mijn haar.
Goed dan, het lag niet alleen aan zijn haar. Hij was gewoon vreemd. Al was hij geen Leviathaan, Leviathanen hadden puntige oren die naar de zijkant uitstaken en verticale pupillen. Hij had gewoon ronde oren en ronde pupillen, dacht ik. Afgezien van zijn haar zag hij er eigenlijk uit als een doodnormale jongen van een jaar of zestien.
“Vrienden natuurlijk,” riep Paris vrolijk op Jasons vraag. Hij bewoog veel. Even dacht ik dat hij een pirouette ging draaien, maar dat bleek uiteindelijk niet zo te zijn, al had het niet veel gescheeld. “Is het niet, Ciel?”
“Zo zou je het kunnen noemen, ja,” bevestigde Ciel onbewogen. “Gaat het weer een beetje,” vroeg hij aan mij. Hij boog zich wat voorover en zag eruit alsof hij me een hand wilde toesteken, maar niet zeker wist of ik dat wel wilde. Ciel zag eruit als een soldaat, nou ja, hoe ik me een soldaat inbeeldde dan. Breedgeschouderd, veel spieren, afgemeten manier van praten en de hele tijd op zijn hoede. Het zou me niet verbazen als hij ook nog eens doordringende ogen bleek te hebben. Paris was haast zijn tegenpool met zijn slanke figuur, prachtige haar en kinderlijke manier van praten en bewegen.
“Hé,” zei Jason plots. “Ik kan weer zien!” Hij draaide zich opgetogen om naar mij. “Het is niet donker meer! Een moment geleden was het nog pikkedonker en nu kunnen we weer zien. Het is net magie,” voegde hij er dromerig aan toe.
Ik had het gehad. Magie? Wat voor een nonsens kraamde hij nu weer uit? Met een ruk stond ik op en klopte het zand van mijn kleding. “We gaan,” deelde ik kortaf mee en ik greep Jasons shirt vast. “Mam en pap zijn vast ongerust.” Toen mijn blik op Paris viel zag ik dat hij geamuseerd stond te grijnzen. “Het was geen leuke grap,” deelde ik hem nog snel mee voor ik wegliep en Jason met me meetrok. “Goedenavond.”
Het verassende was dat ik totaal niet bang voor ze was geweest. Een normaal mens zou niet zo rustig kunnen praten met zulke gekken. Ze waren het…li… wat waren ze ook alweer geweest? Ik kon het me niet meer herinneren. Ze waren er gewoon opeens. Uit het niets. Ik pijnigde mijn hersens terwijl ik met grote stappen naar huis liep. Ik wist niet meer hoe we ze ontmoet hadden. Dat kon toch niet waar zijn. Hoe… Hadden ze soms iets met ons gedaan? Nee, dat kon niet. Ik was al die tijd wakker geweest. Alles, ik wist alles nog, behalve hoe ze naar ons toe waren gekomen en waarom ze er ineens waren.