Ik ben sinds kort aan een nieuw verhaal begonnen.
Het verhaal is eigenlijk ontstaan op school, in de les. Ik was nogal druk en lacherig, en ben over een klasgenootje gaan schrijven die veranderde in een vampier. Daarom is het begin misschien een beetje onrealistisch of snel. Daarna ben ik er wat serieuzer naar gaan kijken, en ik ben er nu nogsteeds mee bezig!
Ik maak wel vaker verhalen, maar een probleem bij mij is dat ik ze (bijna) nooit af maak. Dan heb ik even geen zin meer in het verhaal dat ik dan aan het schrijven ben, begin aan een andere, en kijk nooit meer om naar de oude.
Veel mensen die ik ken zeggen dat het zonde is, en dat ik een keer een verhaal af moet maken. Maar ik ga dat niet doen als het geen nut heeft, natuurlijk.
Hierbij vraag ik jullie dus om tips, (opbouwend)commentaar en tops te geven! En misschien te zeggen of het nut heeft om door te gaan, of niet.
Momenteel ben ik veertien jaar oud, dus ben nog niet ter beschikking over hele moeilijke woorden, dus het zou kunnen dat ik wat minder goed schrijf als de rest op dit forum.
Laten we maar beginnen

Veel leesplezier! Foutjes ook graag melden en graag de verbeterpunten ook laten weten, daar heb ik namelijk wat aan!

***
Proloog:
Wat zal je doen, als je leven nooit meer hetzelfde zal zijn? Iedereen die om je gaf, geeft niet meer om je. Waarom? Dat weet je eerst zelf ook niet. Je weet alleen dat je gevoelens af en toe wat op hol slaan, en je af en toe woedeaanvallen krijgt. Je weet ook dat je het goed verziekt hebt bij je vriendinnen en je familie. Maar waarom dan? Je kan er niks aan doen, niks tegen doen. Iets anders lijkt je op zo'n moment over te nemen. Wanhopig zoek je informatie, maar als je wat vind, ben je ook niet blij. Ben je een.. Nee, je geloofd het niet, het kan gewoon niet. Ze bestaan toch niet? Je heb er zelf nooit in geloofd, maar nu ben je het zelf.. Het kan gewoon niet! Toch hoor je de waarheid nog een hard van iemand, die je wel móet geloven, aangezien hij er alles over lijkt te weten, en het zelf ook lijkt te zijn. Ben je een.. Vampier?!
Hoofdstuk 1
Rustig liep Lobke over straat. Ze had met een paar vrienden en vriendinnen afgesproken in de kroeg: 't Duveltje. Haar dunne wit met zwart gestreepte shirtje bewoog mee met de wind, net als haar dikke blonde haren.
''Hey, Lobke!'', een schelle, zangerige stem doorbrak de stilte op straat. Lobke draaide haar hoofd wat, waarbij haar haren even opwaaide, en aan de verkeerde kant kwamen te zitten. Met een snelle beweging bracht ze de haarpluk weer terug aan de goede kant, en keek ze recht in de ogen van Selina, haar beste vriendin.
''Hey!'', antwoordde Lobke enthousiast. Selina gooide haar zwarte opoefiets tegen een muurtje, en stapte op Lobke af.
''Zijn Kevin, Sandra en Kelly er al?'', vroeg ze, terwijl ze ondertussen doorliepen, het sfeervolle kroegje in.
''Ik weet het niet'', antwoordde Lobke kort. Hoe moest zij dat nou weten? Zij kwam ook maar net aan! In de kroeg namen ze plaats op de houten krukken van de bar. Een van de mannen achter de bar keek ze vragend aan.
''Geef mij maar een biertje'', zei Selina, terwijl ze ritmisch op de hout gelakte bar tikte met haar vingers.
''Ik wil Safari'', zei Lobke er meteen achteraan. De man knikte even en begon bier te tappen en Safari in te schenken. Niet veel later kwam Kevin binnen. Hij schoof ook aan, en begroette Lobke en Selina. Hij bestelde ook een biertje.
Rond vijf uur s'ochtends nam het groepje, wat uit Selina, Kelly, Sandra, Kevin en John bestond, afscheid, en namen ze allemaal een eigen weg naar huis. Lobke liep het eerste stuk nog samen met Sandra, maar bij een kruispunt gingen ze allebei een andere kant op. ''Doeg!'', riep Lobke nog naar Sandra, terwijl ze rechtsaf ging. Ze hield haar handen ontspannen in haar broekzakken, en liep door een steeg.
Op de daken naast de steeg klonk wat gekraak en gestommel, alsof er iemand overheen liep. Of eerder, rende. Automatisch versnelde Lobke haar pas, en keek ze wat schichtig om haar heen. Pas later drong het tot haar door wat ze deed. Ze grinnikte even om haar eigen reactie, en vertraagde haar pas weer wat. Waar was ze bang voor? Misschien was het wel een doodnormale kat die over het dak liep. Want wie zou er nou, s'nachts, over het dak lopen? Ze was al weer wat gerust gesteld door die gedachten. Maar toen ze een raar geluid hoorde, wat op gegrom leek, verstijfde ze weer en stond ze met een ruk stil. Wat was dit voor 'iets'? Even was het doodstil. Een rilling liep over Lobke's rug. Maar al snel werd die stilte doorbroken door voetstappen op het dak, en een onaangenaam gegrom.
''W-Wie is d-daar?'', vroeg Lobke hakkelig. Nog een 'grom' klonk, gevolgd door een ongeveer twintig jarige jongen die van de daken naar beneden sprong, en vlak voor Lobke neerkwam. Hij groette haar niet, en keek haar alleen maar kil, en emotieloos aan.
''Uhm.. Hallo?'' stamelde Lobke wat angstig terwijl ze naar achter deinsde. Minuten lang bleef de jongen doodstil stilstaan, maar opeens, uit het niets, sprong hij naar voren, en duwde hij Lobke tegen de muur. Voor een moment werd al het lucht uit haar longen geperst, en haalde ze happend naar zuurstof adem.
''Moest dat nou?'', vroeg Lobke wat boos, toen ze weer op adem was. Als reactie kreeg ze alleen wat gegrom, en toen een harde vuist in haar gezicht. Bloed liep uit haar neus, en wat angstig keek ze naar de jongen. Wat had hij?! Zijn ogen kleurde pikzwart bij het zien van haar bloed, en supersnel sprong hij naar voren. Een stekende pijn kwam op in haar nek, en ze schreeuwde het uit van de pijn. De tanden van de jongen boorde zich door haar vlees, en bloed sijpelde langs haar nek naar beneden. Langzaam zakte ze door haar knieën, en leek ze helemaal slap te worden.
Hoofdstuk 2
Langzaam opende ze haar ogen. Waar was ze? Haar gezicht zag wit, maar ze voelde zich niet slecht. Tenminste, misschien wat raar, maar niet ziek. Voorzichtig keek ze rond in de kamer waar ze lag. Ze zag de jongen van gisteren weer, en alles schoot haar weer te binnen. Snel schoot ze overeind, en stond ze op. De jongen had haar aangevallen, maar waarom?! Schichtig keek ze om zich heen. Waar was de deur? Ze wilde hier weg. Weg bij die jongen! Ietwat angstig keek ze naar hem.
''W-Wie ben jij, en w-wat moet je van me?'' vroeg ze vijandig, maar toch voorzichtig.
''Ik ben Michael, en ik moet niets van je'', mompelde hij terug, terwijl hij haar rustig aankeek. Wat verbaasd keek Lobke nu naar hem.
''Je moet niks van me, en toch viel je me aan, gister?'', haar woorden klonken spottend, maar dat leek Michael niks te doen. Hij haalde kort zijn schouders op, en keek weer even weg.
''Je bent nu anders dan de rest. Je zal niet meer alles kunnen wat je vroeger wel kon. Ik had je kunnen vermoordden, wat ik meestal doe bij mensen, maar om een of andere reden deed ik het niet. Ik heb je laten leven, en nu ben je net als mij, een v-'', hij kon zijn zin niet afmaken of Lobke praatte er alweer doorheen.
''Dus je wilt me wijs maken dat ik geen mens ben? Wat ben ik dan wel? Weet je, ik heb geen zin in dit gedoe, grapjas!'', siste ze geïrriteerd, terwijl ze weer naar de deur zocht. Dit keer zag ze hem eerder, en stapte ze eropaf.
''Als je hulp of informatie nodig hebt, mag je terugkomen!'', riep Michael haar nog na. Met grote passen stapte ze de deur uit, naar buiten. Terug komen? Dat mocht hij willen!
Toen ze buiten stond keek ze even om zich heen. Waar ze was wist ze niet, maar haar gevoel stuurde haar een kant op. Al snel begon ze te rennen. Ze merkte wel dat ze veel meer uithoudingsvermogen had dan anders, en ze leek veel sneller. Maar daar zocht ze niet veel achter.
Binnen no-time stond ze voor de deur van haar huis. Of eigenlijk, het huis van haar ouders, waar ze woonde. Ze haalde de sleutel uit haar broekzak, die er gelukkig nog in had gezeten, en opende de deur zachtjes. Iedereen sliep nog, of was iedergeval nog boven. Met 'iedereen' werd haar moeder Celesta, haar vader Ben, en haar broer Dean bedoeld.
Zacht sloot ze de deur weer, en liep ze de woonkamer in. Met een plof liet ze zich op de bank vallen, en zette ze de tv aan. Er was een weerbericht, en de rest was allemaal nog saaier. Verveeld keek ze ernaar. Het zou vandaag erg warm worden. Dat bracht haar op een idee! Iets leuks zou haar goed doen! Ze kon misschien wel met Selina en Kelly naar het strand! Meteen pakte ze haar mobiel uit haar zak, en begon ze te sms'en.
''Heej Kell, zullen we vandaag naar het strand gaan? Met z'n drieën, jij, Selina en ik. xx Lobke'', ze stuurde het sms'je, en begon toen Selina te sms'en. Het sms'je voor Selina zag er ongeveer hetzelfde uit als die voor Kelly. Lobke zuchtte even, en zapte nog wat, maar voor ze iets kon vinden kreeg ze alweer een sms terug.
''Lobkeeee! Natuurlijk willen we dat! En Selina is bij mij, vandaar wé. Maar, hoelaat spreken we af? Half 1? xx Kelly en Selina'', Lobke las de sms snel door, en keek daarna automatisch naar de klok aan de muur. Het was nu half 12. Dat redde ze wel. Snel sms'te ze nog even terug dat het goed was, en liep daarna naar boven, om haar bikini en handdoek te pakken.
''Mam!'', riep ze hard, terwijl ze de kamer van haar ouders in liep.
''Ja?'', hoorde ze haar moeder vragen. Ze zat aan haar kaptafel.
''Ik ga met Selina en Kelly naar het strand'', zei Lobke, en voor haar moeder er tegenin kon gaan, liep ze met haar gevulde tas naar beneden.
Een tijd later kwam Lobke aan op het strand. Ze zette haar fiets tegen een stalen hekje en verdween tussen de mensenmassa op het strand.
Een raar, onbekend gevoel gierde door haar lichaam. Dit gevoel had ze in de kamer van haar ouders ook gehad, maar dan minder erg als nu. Het leek op dorst, maar dan anders. En haar keel voelde branderig. Wat had ze toch?!
“Lobke! We zijn hier!”
Lobke draaide zich een kwartslag om en zag Kelly en Selina al liggen- languit op de handdoeken.
“Hey,” begroette Lobke de meiden nog, waarna ze haar roze, grote handdoek naast de gele van Kelly legde.
“Het is echt heerlijk weer!” riep Kelly vrolijk uit. Kelly draaide zich om en ging op haar buik liggen. Ze ondersteunde haar hoofd met haar armen.
“Zeker wel!” reageerde Selina. Selina’s ogen waren gesloten en ze lag op haar rug.
Lobke glimlachte waterig en trok haar korte rokje en dunne shirtje uit, waarna ze zich liet neerploffen op haar handdoek.
De zon brandde op haar spierwitte huid, die nog witter leek dan het normaal altijd al was.
De zon voelde anders aan als normaal. Het leek meer te branden.
“Ben je niet lekker?” vroeg Kelly plotseling, terwijl ze met opgetrokken wenkbrauwen naar Lobke keek.
“Voel me een beetje.. Raar, wat dan?” antwoordde Lobke luchtig.
De stem van Lobke leek zelfs anders dan normaal. Killer. Zonder emotie. Onmenselijk gewoon.
Ook Selina keek nu verbaasd op.
“Je ziet nogal bleek,” zei Kelly twijfelend, met nogsteeds diezelfde verbaasde blik.
“En je stem is.. Super weird..” plakte Selina er nog achteraan.
“Hm- Ik voel me niet echt ziek,” zei Lobke peinzend. “Maar wel raar. Misschien gewoon een verkoudheid. Of een of ander virus.”
Kelly bracht haar hand naar het voorhoofd van Lobke en legde het er tegen aan.
“Dit is echt vreemd!” riep ze uit. “Je voelt ijskoud!”
Ook Selina voelde even en keek daarna net zo verbaasd als Kelly.
“Misschien word ik wat warmer door de zon,” zei Lobke, om de aandacht van haar af te schuiven. Selina en Kelly knikten even en gingen ook weer lekker liggen.
Na een paar minuten kon Lobke het niet meer aan. Een pijnlijke, onmenselijke kreun verliet haar mond. De zon gaf haar een brandend gevoel. Het voelde vreselijk.
“Gaat het wel?” vroeg Selina, die de gedempte kreun van Lobke waarschijnlijk gehoord had.
“Nee, dat zie je toch!” reageerde Lobke aangebrand, voor ze het zelf echt door had. “Sorry, ik bedoelde het niet zo. Ik weet niet wat mij bezield. Maar ik heb het warm, ik ga denk ik even zwemmen.”
Ze sprong zonder op antwoord te wachten op en rende naar het koele zeewater. Meteen rende ze door naar het diepe water, waar ze zich met een plons in liet zakken. Genietend ging ze kopje onder. Toen ze weer bovenkwam drong er een onbekende, maar zeer verleidelijke geur haar neus binnen. Bloed.
Ze schrok van haar eigen gedachten. Waarom dacht ze aan bloed?! Wat bezielde haar? Was dit een nachtmerrie of zo?
Ze speurde met haar ogen het strand af en liet haar blik hangen op een meisje, dat duidelijk haar hoofd gestoten had of iets op haar hoofd had gekregen. Bloed liep over haar voorhoofd, onder haar donkerbruine haren vandaan.
Door het zien van het bloed leek Lobke volledig te veranderen. Haar handen begonnen te trillen, haar ogen werden groter en killer, en kregen een vuurrode kleur.
Ze schoot het water razendsnel uit en rende super snel op het meisje af.
“Lobke! Wat doe je?” riep Selina Lobke verbaasd na, die zag hoe haar vriendin ineens keihard wegrende.
Lobke reageerde niet. De stem van haar beste vriendin leek niet tot haar door te dringen. Ze sprong op het gewonde meisje af en greep de schouders vast. Ze voelde hoe de spieren van het meisje aanspande, door de schrik. Maar voor het meisje weg kon komen had Lobke haar scherpe hoektanden al in de nek van het meisje geduwd. De tanden boorde zich door het vlees en Lobke sloot haar ogen genietend.
Om haar heen klonk gegil en geschreeuw. Van alle kanten. Maar het leek Lobke niets te doen. Het leek niet tot haar door te dringen.
Gulzig dronk ze van het bloed. Ze voelde het meisje alsmaar slapper worden. Toen ze eenmaal het meisje losliet en haar tanden teruggetrokken had, zakte het lichaam bewegingloos neer op de grond. Met een doffe plof kwam het lichaam terecht in het doffe, warme zand.
Lobke haalde haar hand langs haar mond om de restjes bloed die bij haar mondhoeken zaten weg te vegen. Mensen keken haar verstijfd van angst aan.
Ook Selina en Kelly. Selina stond ongeveer tien meter van haar af, met grote, verbaasde ogen.
Kelly stond dichterbij, en keek net zo verbaasd en geschrokken. Ze leken beide niet te weten hoe ze moesten reageren.
“Oh my god.. L-Lobke..” stamelde Kelly zacht.
Lobke keek langzaam op en haalde toen, uit het niets, keihard uit met haar vuist.
Zonder nog een geluid te maken klapte Kelly achterover en viel ze ook in het zand. Opnieuw klonk er gegil.
Lobke keek verwilderd om haar heen en begon toen te rennen. Keihard. Niemand zou haar bij kunnen houden. Geen mens.
Eenmaal diep in de stad nam ze vaart terug. Ze liet zich hijgend op een bankje zakken en liet haar hoofd in haar handen zakken. Ze zuchtte en dacht geschrokken na. Wat had ze gedaan? Ze wist het wel, maar ze geloofde het niet. Het kon gewoon niet.
Ineens verscheen Michael. Zomaar- uit het niets.
Lobke keek schichtig op en keek hem toen iets nijdig aan.
“Ik heb alles maar voor je opgeruimd, aangezien je dat zelf niet deed,” mompelde Michael uitdrukkingloos.
Lobke kantelde haar hoofd iets en wilde vragen wat haar bezielde, maar ze kreeg de woorden niet over haar lippen.
“Het is beter als je met mij mee komt,” zei Michael.
Lobke keek verbaasd op en schudde haar hoofd toen vastbesloten.
“Waarom zou ik meegaan? Ik heb een eigen huis!”
Michael haalde zijn schouders even kort op en neer en zuchtte.
“Je moet het zelf weten. Het was maar een tip.”
Lobke knikte kort, bijna onzichtbaar en stond toen op.
“Doeg, Michael,” zei ze nogsteeds wat nijdig, terwijl ze begon te lopen.
“Doei, Ehm-“
“Lobke,” hielp Lobke de jongen nog. Daarna versnelde ze haar tempo en haastte ze zich naar haar huis.
Al snel stond Lobke voor de deur van haar huis. Ze had hard gelopen, en hijgde niet eens. Hoe kon haar conditie toch plotseling zo goed geworden zijn?
Ze opende de deur, die krakend meegaf, en sloeg de deur weer hard dicht. Harder dan bedoeld.
“Hallo, liefje,” begroette Lobke’s vader haar vrolijk.
“Hm,” reageerde Lobke afwezig. Ze was niet echt in een vrolijke stemming, en de vrolijkheid van haar vader leek haar alleen maar te irriteren en haar nog bozer te maken.
Zonder nog wat te zeggen liep ze voorbij hem en ging ze de trap op. Een raar tintelend gevoel ging door haar heen en haar keel brandde.
“Lobke, lieverd, is er wat?”
Lobke snoof en draaide zich een kwartslag om.
“Nee.”
Ze stampte verder de trap op en kwam nu haar moeder tegen op de overloop. Voor haar moeder iets kon zeggen gromde ze: “Laat mij met rust!”
Haar stem klonk angstaanjagend kil en leek wel zonder enige emotie te zijn.
Haar moeder was overduidelijk geschrokken en toen Lobke haar nog met een doordringende blik aangekeken had verdween haar moeder de trap af naar beneden.
Lobke liep haar eigen kamer binnen en liet zich met een doffe plof neervallen op haar bed. Ze drukte haar gezicht in het kussen. Wat had ze toch, de laatste tijd? Wat mankeerde haar? Ze leek de zon niet meer lekker te vinden, ze leek het bloed van de mensen horen stromen door de aderen, ze leek het bloed te ruiken. Haar lichaam voelde koud en haar gezicht zag witter dan normaal. De rare geur van bloed drong constant haar neus binnen en ze moest moeite doen om het te negeren. Wat had ze? Wat was er mis met haar?!
Uit het niets sprong ze weer op en greep ze haar laptop. Misschien kon ze wat vinden over haar rare gedrag. Bij de zoekmachine typte ze de opvallendste kenmerken in die ze nu had. Ze klikte een aantal site’s aan en haar ogen gleden over de teksten. Elke tekst ging over hetzelfde onderwerp. Alles kwam daarop uit. Lobke schudde haar hoofd verward. Het kon niet. Echt niet. Het bestond niet. En toch had ze alle kenmerken die er beschreven werden. Ze slikte even moeilijk en las de teksten nog een keer. Ze bracht haar licht trillende hand naar haar nek en streelde zachtjes over de twee kleine wondjes.
Helemaal verward klopte Lobke op de blauwe deur van Michael’s huis. Ze had vreselijke ruzie met haar ouders gehad, en er waren zelfs klappen gevallen.
Nogmaals klopte Lobke op de deur. Weer werd er niet open gedaan. Een nerveus gevoel ging door haar heen.
“Michael?” vroeg ze, terwijl ze nog een keer aanklopte. Weer geen reactie. Waar was hij toch?
Plotseling voelde ze een zware, koude hand op haar schouder rusten. Een rilling trok langs haar ruggengraat en ze draaide haar met een ruk om.
Michael stond voor haar neus. Lobke zuchtte even opgelucht en ontspande weer.
“Je liet mij schrikken..” zei Lobke en er vormde een kleine glimlach op haar gezicht.
“Sorry,” verontschuldigde Michael zich. “Ik zal je niet meer laten schrikken.” Ook hij glimlachte.
Lobke beet even op haar onderlip en wist niet hoe ze moest beginnen. Moest ze hem gewoon vertellen wat er gebeurd was?
“Laat mij raden..” begon Michael plotseling al. “Je kon je niet meer houden en bent door het lint gegaan?”
Lobke keek hem aan en haar glimlach verdween. Ze dacht even terug aan de ruzie met haar ouders. Het was niet niks geweest.
“Ehm- Ja. Je heb gelijk. Ik kreeg ruzie.. Kon mijzelf niet meer houden..”
Michael zuchtte even en knikte kort, waarna hij de deur van het slot haalde en naar binnen liep. Lobke volgde hem rustig.
Michael liep door naar de keuken, terwijl Lobke naar de bank en haar liet neerzakken. Ze zuchtte even en steunde met haar handen onder haar hoofd. Waarom was het leven soms nou zo moeilijk?!
“Bloed uit zakjes, niet echt heel lekker, maar ik kan niet zo even aan vers bloed komen,” legde Michael uit. Hij zette de glazen op het kleine tafeltje bij de bank en ging zelf ook op de bank zitten.
Lobke keek even lichtelijk verbaasd naar het rode spul in de glazen. Bloed. Kon je bloed kopen, in zakjes? Haar wenkbrauwen schoten iets omhoog.
“Ik koop het bij een vriend van mij, ook een vampier,” verklaarde Michael, alsof hij Lobke’s gedachten las. Lobke keek hem aan en knikte kort. “Oké.”
Ze pakte het glas vast en bleef naar de rode vloeistof kijken, terwijl ze begon te praten.
“Ik ben een vampier, toch?” vroeg ze zacht. Haar stem klonk lichtelijk hees.
Michael keek op en keek recht in haar groenblauwe ogen. Van zijn blik was niet echt iets af te lezen.
“Yep..” zei hij uiteindelijk, met een korte knik. “En helaas geen doorsnede vampier..” Michael sloeg zijn blik neer en zuchtte even.
Lobke keek hem ietwat verbaasd aan en wachtte tot hij verder zou gaan met praten, maar toen hij dat niet deed vroeg ze er zelf om.
“Wat bedoel je precies?”
“Zoals ik het zeg,” zei Michael kort. “Je bent geen doorsnede vampier.”
Lobke bleef hem verbaasd aankijken. Haar ogen op zijn ogen gericht. Haar ogen stonden fel. Ze wilde weten wat er nu weer anders aan haar was.
“Je heb normale vampieren,” begon Michael. Voorzichtig keek hij Lobke weer aan. “Maar dat zijn wij niet. Wij zijn.. Anders.”
Lobke bleef hem strak aankijken.
“Aangezien ik een Zoeker ben, en ik jou gebeten heb, ben jij dus ook een Zoeker..”
“Wat is een Zoeker?”
“Een Zoeker is ook een vampier, maar dan zijn ze zegmaar feller. Ze voelen elkaar aan en kunnen de geur en het bloed van de mensen moeilijker weerstaan dan ‘normale vampieren’. En Zoekers zijn sterker.” De stem van Michael klonk redelijk rustig en ontspannen.
Lobke keek hem met grote ogen aan en wist haar blik niet los te krijgen. Dat ze vampier was, was al raar en moest even tot haar doordringen, maar dit verhaal maakte het allemaal nog een tikkeltje erger. Hoe moest ze zo doorleven? Was het op te lossen? Selina en Kelly wilden haar al niet meer zien en met haar ouders had ze ook al barstende ruzie gehad.
“Hoe.. Hoe moet het nou verder?” vroeg ze zacht, met een overslaande stem. “Ik bedoel.. Bij m’n vriendinnen ben ik niet meer welkom, en thuis heb ik ook ruzie..”
Michael glimlachte lichtjes. “Je kan bij mij blijven wonen, ik vang wel vaker nieuwe vampieren op.”
Lobke keek even opgelucht, maar daarna toch weer ietwat nerveus.
“En mijn ouders dan..? Ik kan toch zeker niet zomaar voor altijd wegblijven!” riep ze uit.
Michael haalde zijn schouders op. “Je moet de keuze zelf maken, maar als je er niet op zit te wachten om je eigen ouders te vermoorden en andere massamoorden te plegen, zou ik hier blijven.”
Lobke keek wanhopig naar de grond en nam toen een grote slok van de rode vloeistof in het glas.
“Je kan altijd nog even terug om afscheid te nemen en om te zeggen dat je uit huis gaat. Maar dat lijkt mij nu niet handig, op dit moment,” zei Michael. Zijn stem klonk warm en vriendelijk.
Lobke knikte even. Ze wilde hem bedanken, voor alle tips en informatie, en voor het onderdak en de steun die ze kreeg, maar ze kon het niet. Hij was namelijk wel degene die ervoor had gezorgd dat ze vampier was geworden. Zoeker nog wel.
“Waarom heb je mij laten leven?” vroeg ze opeens, uit het niets. De vraag had al een tijdje in haar hoofd gezeten.
Michael beet op de binnenkant van zijn wang en leek even moeilijk te slikken.
“Ik weet het niet.. Normaal bijt ik iedereen dood. Iets hield mij tegen. Ik kon je niet vermoorden. Al had ik dat beter wel kunnen doen denk ik..”
Hoofdstuk 3 staat al op papier geschreven, maar moet ik nog overtypen op mijn laptop!

