@ Mooonie: Hahah, zo snel zou ik het niet doen

jullie pesten is daar veel te leuk voor xD
@ NeleVanHol: Yes, is het in ieder geval bij één iemand gelukt

En Aneirin is indd een lelijk mannetje, maar ik vind hem zo leuk^^
@ Romy: Ghehehe, daar zul je snel genoeg achterkomen^^ hoewel... hm, dat duurt nog wel een tijdje xD
@ Maaike: Hahaha, geweldig xD Ik hou ervan gemeen te zijn tegen jullie

@ Jodie: Ik doe mijn best om je zo min mogelijk te laten lezen, bij dit stukje ken je alleen de laatste alinea, goed he! Ik denk dat dat indd een veel beter verhaal wordt haha xD En Rose, jaa, ik ook! Ik denk dat het gewoon een stuk was waar ze doorheen moest, die angst. Maar volgens mij zou zo ongeveer elk personage dat hebben. En bedoel je zo'n aardreus?

Hhaahha, dat is wel een heel verknipt beeld dan xD
-------------------------------------------------------------------------------------------------
“Daar ben je!”
Dillan keek verrast op bij het horen van Rose’ stem. Ze voelde iets van haar woede vervliegen bij het zien van zijn gezicht. Er zaten allemaal vegen aarde op, wat hem iets schattigs gaf. Hij kwam overeind en streek zijn haar van zijn voorhoofd, zodat daar ook zand in kwam te zitten.
“Je weet dat je jezelf nu helemaal vies maakt?” vroeg ze en bleef voor hem stilstaan.
Hij volgde verward de blik die ze op zijn handen wierp en trok zijn wenkbrauwen op bij het zien van alle viezigheid. “Oh!”
Zonder al te veel resultaat veegde hij ze af aan zijn broek, waar al meer bruine vlekken opzaten. Achter hem lag een opengewoeld bloembed, met aan de zijkant een hoopje onkruid. Sinds hij de binnentuin had ontdekt, was hij de hele tijd bezig om erin te werken. Ze wist niet of hij er echt talent voor had, terwijl ze om zich heenkeek zag ze alleen maar hopen zand en uitgetrokken planten. Er was niks meer over van de netheid die de tuin eerst had.
“Waarom keek je net zo boos toen je aan kwam stormen?” Dillan gaf zijn pogingen op om zijn handen schoon te maken en besteedde zijn aandacht weer aan haar.
“Oja.” Ze voelde haar gezicht betrekken. “Aneirin is een egoïstische, machtsbeluste klootzak! De grootste eikel die ooit op Aeron heeft rondgelopen! Als ik hem in mijn handen kon krijgen, dan zou ik hem in stukjes scheuren en hem voeren aan de honden, hoewel… daar worden de honden vast ziek van. Van mij mag ie van die lange wenteltrap afflikkeren en zijn nek breken. Of iets met meer pijn, zoals-”
Dillan grinnikte. “Ik wist al dat je hem niet mocht, maar is dit niet een beetje overdreven?”
Ze vertelde hem wat ze af had weten te luisteren. Bij ieder woord dat ze sprak voelde ze de woede beetje bij beetje weer opbouwen, totdat ze in staat was om Aneirin iets aan te doen als hij op dit moment naar hen toe zou komen.
Dillans groene ogen waren wijd opengesperd en zijn gezicht was nog bleker als anders. “Weet je zeker dat je het goed hebt verstaan?”
Ze knikte en begon uit pure frustratie rondjes om hem heen te lopen. “Ik kan niet geloven dat hij zo egoïstisch is! Jonathan heeft tientallen belangrijke Lys gedood, heeft mij een levensgroot trauma bezorgd en dan wil Aneirin hem zomaar vrijlaten omdat hem dat beter uitkomt?”
Een huivering liep over haar rug bij de gedachte alleen al. Dadelijk kwam Jonathan weer achter haar aan. Ze zou niemand meer kunnen vertrouwen, bij elke vreemdeling met blauwe ogen zou ze bang zijn dat hij het was. De woede vervloog en werd overgenomen door angst. Ze bleef zo abrupt stilstaan dat het Dillan opviel.
Hij legde zijn hand voorzichtig op haar schouder. “Gaat het?”
Ze moest op haar lip bijten om de tranen binnen te houden. Verdomme, ze wilde niet huilen! De laatste keer was al zoveel dagen geleden. Sterke, onafhankelijke vrouwen huilden niet, die konden alles aan zonder een spier te verrekken.
Ze wist het verdriet weg te duwen en draaide zich naar hem om. “Niks aan de hand. Wat vind je dat ik moet doen, Dillan? Aneirin nu meteen confronteren met wat ik gehoord heb of er twee dagen mee wachten?”
“Eh… ik zou twee dagen wachten, dan weet je zeker dat de verrader dood is en kan Aneirin hem niet meer voor z’n karretje spannen.”
“Dan doe ik dat. Twee dagen wachten lukt me wel.”
Ondanks de vastberadenheid waarmee ze het zei, voelde ze haar borst verkrampen. Dat betekende nooit een antwoord op haar vragen. Het was een kleine prijs die ze moest betalen voor haar veiligheid, liever dit dan eeuwig om haar schouder moeten kijken. Als ze moest kiezen, dan-
“Wat hebben jullie met de tuin gedaan?” riep iemand met overslaande stem.
Ze draaiden zich geschrokken om naar de man die op hen af kwam stormen. Hij had kort, bruin haar wat zijn puntige oren goed liet zien en had het spitse gezicht dat ze met elfen was gaan associëren. Hij droeg het uniform waaraan je de bedienden kon herkennen, alleen had hij om zijn heupen een zwart schort gebonden, waar allemaal tuingereedschap uit de zakken puilde.
“Oh kak,” mompelde Dillan naast haar.
De man bleef voor hen stilstaan en keek hen één voor één aan. Zijn gezicht was een mengeling van woede en wanhoop. “Nou, wie van jullie heeft die arme planten vermoord?”
“Ik probeerde alleen maar te helpen,” zei Dillan verontschuldigend.
De elf stapte dichter naar Dillan toe en stak een trillende vinger naar hem uit, die bijna in Dillans neus belandde. “Als je ook maar enig respect voor moeder natuur hebt, dan raak je nooit meer een plant in deze tuin aan! Je hebt duidelijk geen groene vingers!”
“Maar-”
“Ksst,” zei de man zo abrupt dat Rose ervan schrok. “Geen woord. Je gaat nu weg voordat je nog meer schade aanricht.” Tranen welden op in zijn ogen terwijl hij naar de puinhoop om zich heen keek. “Mijn arme schatjes… vernietigd! Kan ik dit ooit nog herstellen?”
Hij liet zich op de omgewoelde grond zakken en streek teder over de knollen die Dillan opgegraven had. “Idioot,” mompelde hij, “weet niet eens het verschil tussen onkruid en de planten die hier horen te staan. Als heer Aneirin hiervan hoort…”
Dillan bleef verstijfd naar de tuinman kijken. Op zijn normaal expressieve gezicht was niets af te lezen, wat Rose zorgen baarde. Ze greep zijn hand en leidde hem voorzichtig de tuin uit.
“Gaat het?” vroeg ze toen ze weer door de marmeren gangen liepen.
“Ik probeerde alleen maar te helpen,” mompelde hij zachtjes.
Ze glimlachte naar hem, maar hij bleef voor zich uit staren. “Dat weet ik. Misschien moet je de volgende keer iets kleiner beginnen, met een bloempot of zo.”
“Misschien.”
Hij sloot zich voor haar af. Het deed pijn. Zij had zich helemaal aan hem overgegeven door haar verhaal te vertellen, ook de details waarvan ze eigenlijk niet wilde dat iemand ze wist, en nu kwam ze erachter dat hij haar kennelijk niet genoeg vertrouwde om zijn zwakheden te laten zien.
“Als er iets is waar je over wilt praten, je kunt altijd bij mij terecht. Ik vind niks gek,” probeerde ze het toch nog een keer.
“Hmhm,” was het afstandelijke antwoord dat ze kreeg.
Bijtend op haar lip keek ze naar hem, niet wetend wat ze moest zeggen om hem beter te laten voelen. Hij had zijn gezicht van haar afgewend en staarde naar de wandschilderingen waar ze langs liepen alsof dat het interessantste was dat hij ooit had gezien.
Een ongemakkelijke stilte daalde tussen hen in, dezelfde stilte als toen ze haar verhaal voor het eerst had verteld. Ze probeerde wanhopig iets te bedenken om tegen hem te zeggen, maar er kwam niks in haar op. Dus liepen ze zwijgend langs elkaar op weg naar de salon.
Edit: aangepast na Abels feedback