Ik heb ook een verhaal proberen te schrijven hoop dat het wat geworden is
Snel terug
‘Denk je dat ze het gaat doen?’ Vraagt Eva aan Lars die op het station zitten te wachten op de trein. Het is dinsdagmiddag en Eva en Lars zijn vrij van hun stage. Zij lopen stage in een instelling voor mensen met een geestelijke stoornis en dan vooral met mensen met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis.
‘Wat gaat doen?’ vraagt Lars.
‘Voor de trein springen,’ zegt Eva.
‘Nee dat was een grapje van haar, natuurlijk wil ze niet voor de trein springen. Waarom zou zij zelfmoord willen plegen je hebt haar toch verteld dat niet nodig is en ze heeft het je beloofd?’
‘Ja dat wel maar toch ik weet het niet het leek net of ze het echt meende,’ zegt Eva. ‘En ik vond ook dat ze echt heel verdrietig keek.
‘Eva ze heeft borderline, dus is de kans groot dat zij dit niet gaat doen. Je weet toch dat zulke mensen het vaak wel zeggen maar het uiteindelijk niet gaan doen.’
‘Ja dat weet ik wel, maar toch ik ben er niet gerust over. Misschien moeten we terug gaan naar de instelling om te kijken hoe het met haar gaat.’
‘Eva we zijn nu vrij er zijn nu anderen die voor haar zorgen, dat is voor vandaag onze zorg niet meer.’
‘Nou dat vind ik wel Lars, dus ik ga terug dus kies er zelf maar voor of je meegaat of dat je naar huis gaat.’ Zegt Eva geïrriteerd. Eva staat op van het bankje en loopt weer terug naar de instelling. Ze kijkt nog achterom of Lars achter haar aan komt, maar hij blijft zitten. Wanneer Eva de bocht om is hoort ze iemand aan komen rennen het is Lars.
‘Ik ga toch maar met je mee,’ zegt Lars.
‘Oké.’ Eva en Lars lopen terug naar de instelling waar ze stage lopen.
Eerder die dag
‘Miriam kom eens hier!’ zegt Eva streng.
‘Nee ik kom niet!’ Schreeuw Miriam boos terug.
‘Jawel jij komt wel, ik wil even met jou praten.’
‘Maar dat wil ik niet.’
‘Miriam wil jij alsjeblieft hier komen, ik wil graag weten waar je zo boos om bent,’
‘Wat is hier allemaal aan de hand?’ Vraagt Lars die uit een kamer komt lopen.
‘Miriam is boos en ze wil niet met mij daarover praten,’ antwoord Eva.
‘Zal ik het eens proberen?’ Stelt Lars voor.
‘Ja doe je best ik krijg het echt niet voor elkaar,’
‘Miriam waarom ben jij zou boos?’ Zegt Lars terwijl hij langzaam de kant van Miriam op loopt.,
‘Gaat je niets aan!’ Snauwt Miriam Lars af terwijl zij zich omdraait en weg loopt. Lars begint harder te lopen achter haar aan. Eva loopt weer achter Lars aan. Miriam gaat haar kamer binnen en gooit de deur dicht.
‘En nu?’ Vraagt Eva tegen Lars. Lars antwoord niet, maar klopt op de deur van de kamer van Miriam
‘Ga weg!’ schreeuwt Miriam.
‘Miriam, Eva en ik willen graag even met jou praten waarom je zo boos bent.’
‘Nee!’
‘Miriam ik doe zo de deur van jou kamer open en dan gaan wij even rustig praten is dat goed?’
‘Nee!’ zegt Miriam. Lars trekt zich hier niets van aan en opent langzaam de deur van Miriam haar kamer. Miriam zit in een hoekje van haar kamer te huilen. Lars weet even niet wat hij moet doen. Eva wel die loopt naar Miriam toe en gaat naast haar op de grond zitten.
‘Wat is er aan de hand Miriam, waarom ben jij zo boos?’ vraagt Eva.
‘Gaat je niets aan!’ zegt Miriam snikkend.
‘Miriam zo net in gezamenlijke ruimte was je nog zo vrolijk, wat is daar gebeurt dat jij nu zo boos bent?’
‘Niets.’
‘Dus er is geen reden dat je boos bent?’ Vraagt Eva. Dit keer blijft Miriam stil. Eva blijft vijf minuten rustig zonder iets te zeggen bij Miriam zitten en vraagt dan opnieuw waarom zij boos is.
‘Miriam waarom ben jij nou zo boos?’
‘Ik ben niet boos ik ben verdrietig, ik voel mij zo alleen,’
‘Maar jij was niet alleen er waren meer mensen in de gezamenlijke ruimte,’
‘Ja, maar zij deden net of ik er niet was,’ zegt Miriam en begint nu hartstochtelijk te huilen.
‘En toen dacht je ik ga naar mijn kamer en toen je mij zag en ik met jou wou praten werd je boos.’
Miriam knikt.
‘Misschien kan ik maar beter voor de trein springen, dan voel ik me ook niet meer alleen en heb ik geen last van al dit gezeur,’ Eva schrikt ze kijkt op naar Lars en ziet ook dat hij hier van geschrokken is. Eva weet even niet wat ze moet zeggen.
‘Miriam meen je dat of maak je nu een grapje?’
‘Ik maak geen grapjes,’ zegt Miriam en Eva zit aan haar gezicht dat zij het meent.
‘Miriam, voor een trein springen is geen oplossing. Je kunt er beter over praten met iemand die je vertrouwd. En misschien is het wel een idee om met de hele groep in gesprek te gaan zodat jij je verhaal kunt vertellen,’ zegt Eva en kijkt naar Lars, die knikt. Miriam is even stil
‘Misschien is dat wel een beter idee,’
‘Beloof je aan mij dat je niet voor een trein zult springen,’
‘Ja, ik zal niet voor een trein springen,’
‘Oké,’ zegt Eva maar zij is er nog niet gerust over, maar laat het hier eerst maar bij zitten. Ze blijft nog even bij Miriam en gebaart naar Lars dat ze zich nu wel redt.
‘Vind je het goed dat ik nu weer weg ga of wil je dat ik nog even blijf zitten?’
‘Ga maar weg, ik wil even nadenken,’ antwoord Miriam.
‘Oké en als er wat is ga jij dan direct naar iemand toe?’
‘Ja.’
‘Oké,’ zegt Eva en staat op. Eva loopt de kamer van Miriam uit en doet de deur dicht. In het dossier van Miriam schrijft zij dat Miriam suïcidale gedachten heeft.
‘wat doen jullie hier nou?’ vraagt een collega aan Eva en Lars. ‘Jullie waren toch vrij?’
‘Ja klopt, maar wij zijn wat vergeten,’ antwoord Eva.
‘Wat dan?’ vraagt de collega, maar Eva en Lars horen het al niet meer en lopen door naar de kamer van Miriam.
‘Ik hoop dat ze er nog is,’ zegt Eva tegen Lars, terwijl Eva op de deur klopt. Er komt geen antwoord. Eva klopt nog een keer op de deur en weer komt er geen antwoord.
‘Ik vrees het ergste,’ zegt Lars.
‘Ik ook,’ zegt Eva terwijl ze de duurklink naar beneden drukt en langzaam de deur opendoet.
‘Miriam ben je hier?’ Geen antwoord. Eva en Lars lopen de kamer in, het is leeg.
‘Oh nee,’ zegt Eva en kijkt Lars aan.
‘Misschien zit ze in de gezamenlijke ruimte,’ zegt Lars in de hoop dat ze daar inderdaad is.
‘Laten we gauw gaan kijken dan.’ Eva en Lars lopen naar de gezamenlijke kamer. Er zijn veel patiënten, maar ze zien Miriam niet zitten.
‘Hier is ze dus ook niet,’ zegt Eva met paniek in haar stem.
‘Rustig Eva we vinden haar wel,’ probeert Lars haar gerust te stellen terwijl hij zelf ook het ergste vreest.
‘Laten we in de personeelskamer kijken of daar iemand is om te vragen waar Miriam is,’ zegt Lars.
‘Inderdaad dat ze daar misschien wat weten,’ zegt Eva en loopt richting de personeelskamer.
‘Hallo,’ zegt Eva tegen een aantal collega’s die in de personeelskamer zitten. ‘Weten jullie waar Miriam is, ze is namelijk niet in haar kamer?’
‘Ja,’ zegt één van de collega’s ‘Ze is naar buiten ze wou even alleen in de tuin zijn in alle rust.’ Eva schrikt en ze ziet ook de schrik op het gezicht van Lars staan.
‘Jullie hebben haar naar buiten laten gaan.’ Zegt Lars.
‘Ja, is daar een probleem mee?’
‘Ja, ze had het eerder op de dag over voor de trein te gaan springen,’ zegt Lars.
‘Kom Eva we gaan kijken of ze in de tuin is,’ Lars loopt de personeelskamer uit en loopt richting de achterdeur naar de tuin. Eva loopt achter hem aan. Ze kijken goed in de tuin ze kijken in de schuur. Eva en Lars kijken overal waar Miriam zou kunnen zijn, maar ze is er niet.
‘Lars het zou toch niet waar zijn?’ vraagt Eva helemaal in paniek.
‘Ik ben bang van wel,’ zegt Lars die nu ook lichtjes in paniek raakt. ‘Kom we moeten de anderen vertellen dat Miriam weg is en dat we langs het spoor moeten gaan zoeken voor het te laat is.’ Eva en Lars lopen weer naar binnen en vertellen gauw wat er aan de hand is. Een aantal collega’s en Eva en Lars gaan zoeken naar Miriam. Iedereen heeft zich in groepjes verdeeld. Eva en Lars gaan samen zoeken. Eva en Lars lopen via het bos die achter de instelling ligt naar het spoor. Ondertussen kijken ze goed of Miriam misschien in de bosjes of achter een boom zit, maar ze vinden haar niet in het bos. Ze lopen het bos uit en komen op een weiland terecht. Ze lopen door naar het spoor.
‘Ze is hier niet Lars,’ zegt Eva.
‘Wacht even Eva, volgens mij zie ik daar verderop wat,’ zegt Lars en wijst rechts van hem.
‘Zou dat haar zijn,’ zegt Eva en begint te rennen die kant op die Lars aanwijst. Lars rent achter haar aan. In de verte horen ze de trein al aankomen. Eva gaat nog harder rennen. Ze is nog tweehonderd meter verwijderd van de persoon die daar staat. Ze weet inmiddels zeker dat het Miriam is.
‘Het is Miriam,’ zegt Eva hijgend tegen Lars. De trein nadert steeds sneller. Nog honderd meter. Eva gaat nog harder rennen en Lars rent achter haar aan.
‘Miriam,’ schreeuw Eva ‘ga weg van het spoor’ Miriam stapt het spoor op terwijl de trein op nog geen vijfhonderd meter van haar verwijderd is. Eva bereikt Miriam en pakt haar arm en trekt eraan.
‘Kom Miriam, dit wil je niet,’ zegt Eva.
‘Nee laat me, dit is wat ik wil,’ zegt Miriam. De trein is inmiddels twintig seconden van haar verwijderd. Lars is er inmiddels ook en pakt Miriam om haar middel en trekt haar van het spoor. Ze vallen op het gras in het weiland. Op dat moment raast de trein voorbij. Dan is het stil. Miriam ligt in de armen van Lars en Eva laat zich ernaast neervallen. Ze zijn allemaal even stil.
‘Dat was op het nippertje,’ zegt Eva dan.
‘Waarom hebben jullie dat gedaan, had met gewoon laten gaan,’ zegt Miriam.
‘Nee Miriam dat is niet wat je wil,’ zegt Lars.
‘Jawel, dat is wel wat ik wil,’ zegt Miriam terwijl te zich los probeert te krijgen uit de greep van Lars, maar het lukt haar niet Lars is veel te sterk.
‘Kom Miriam we gaan weer terug,’ zegt Eva zo kalm mogelijk.
‘Nee!’ schreeuwt Eva boos.
‘Jawel.’
‘Kom Miriam,’ zegt Lars terwijl haar opstaat, maar ondertussen Miriam blijft vast houden. ‘We gaan.’
Eva, Lars en Miriam beginnen terug te lopen richting de instelling. Miriam blijf de hele weg tegenstribbelen en het lukt haar één keer om los te komen maar dat is voor korte duur, want Lars heeft haar zo weer te pakken. Daar wordt het tegenstribbelen minder.
Een uurtje later is iedereen weer terug in de instelling en ligt Miriam in haar kamer te slapen. Ze is uitgeput van de dag die ze had.
‘Eva en Lars,’ zegt een collega. ‘Het is maar goed dat jullie terug zijn gekomen, anders was dit niet goed afgelopen. Dan waren we er veel te laat achter gekomen dat Miriam verdwenen was met het idee dat ze had.
‘Eigenlijk was het Eva haar idee om terug te komen,’ zegt Lars terwijl haar naar Eva kijkt. ‘Ik had echt verwacht dat ze een grapje had gemaakt, maar nu ben ik blij dat ik toch mee teruggegaan ben, want anders was dit echt niet goed gegaan.
‘Gaan jullie nu maar naar huis, het was een lange dag voor jullie,’ zegt een collega. ‘Blijf morgen maar een dagje thuis om bij te komen en dan zie ik jullie overmorgen weer.’
‘Dank je,’ zegt Eva en staat op. Lars staat ook op.
‘Praten jullie morgen met Miriam?’ vraagt Eva terwijl ze hun jas aantrekken.
‘Ja komt goed,’ zegt een college. ‘Ga nu maar naar huis en dan zien we jullie overmorgen weer,’
‘Tot morgen,’ zeggen Eva en Lars tegelijk. Eva en Lars lopen naar het station waar ze op de trein wachten. Als ze in de trein begint Eva te huilen. Lars slaat een arm om Eva heen en zegt niets. Zo blijven ze een tijdje stil zitten. Dan begint Eva te praten.
‘Voor hetzelfde geld Lars hadden we vanmiddag in de trein gezeten, in de trein waar Miriam voor wou springen,
‘Gelukkig was dat niet het geval en wou je terug anders was het verkeerd gegaan, maar jij hebt dat voorkomen,’
‘Gelukkig wel,’ zegt Eva en valt dan in de armen van Lars in slaap.