Half Bloed II

Hier vind je alle voltooide fantasieverhalen!
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Oké, het zal nu vooral over de 'oorlog' gaan en ik doe mijn best het niet al te erg te maken. Dus als dit stuk wat te erg is moet je het zeggen, dan pas ik het aan :)
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Een poosje staart iedereen naar het grote kappote raam, maar dan komt Odwin in actie.
“We moeten de leerlingen en als het mogelijk is ook hun ouders, in veiligheid brengen. Wat zijn je orders Pablo?” Maar Pablo heeft alleen maar oog voor zijn vrouw en dochter, dus neemt Odwin het bevel over.
“Lily, jij zorgt er voor dat de ouders die in deze stad wonen hier binnen gebracht worden.”
“Komt voor elkaar.”
“Goed,” Odwin richt zich naar Bob. “ondertussen breng jij de leerlingen naar de schuilkelder.”
“De schuilkelder? Maar dat is dezelfde plaats als de kamers.”
“Weet ik! Het is ook jammer genoeg de enigste veilige plaats in dit gebouw. Haast jullie nu, want ze kunnen ieder moment aanvallen!” Lily en Bob nemen elk een groep met zich mee en beginnen met iedereen naar de ondergrondse kelder te brengen.

Terwijl Odwin alles aan het regelen is, zitten Pablo en Sandra, met Rosalien in Sandra’s armen, op de vloer in de turnzaal.
“Waarom moest dit met onze Rosa gebeuren? Waarom nu net zij?” Pablo kijkt Sandra aan en wenste dat hij iets kon zeggen om haar te troosten, maar zelf zit hij ook met de vragen.
“Wees gerust schat, ze zullen er voor boeten dat ze onze dochter zo iets aangedaan hebben.”
“Nee!” roept Sandra en kijkt Pablo boos aan.
“Dat lost niets op en dat weet je.”
“Maar Sandra...”
“Niets te maar! Denk eens aan hoe de ouders van die leerlingen die jij allemaal zal doden? Hoe denk je dat zij zich gaan voelen als ze te horen te krijgen dat hun kind gedood is?” Daar had Pablo nog niet bij stil gestaan.
“Wat moeten we dan doen?”
“Ik ga proberen Charl te laten stoppen met deze waanzin.”
“Dat gaat nooit lukken, je weet hoe koppig hij is.”
“Ik ga het proberen.” Sandra kijkt naar Rosalien, die nog steeds niet bewogen heeft en kijkt dan naar Pablo.
“Neem jij haar even vast.” Maar wanneer Sandra Roslien aan Pablo wil geven klinkt er een hele zachte kreun van pijn. Ze kijken elkaar met een lichte hoop in hun ogen, aan.
“Hoorde je dat?” Sandra knikt en er verschijnen weer tranen in haar ogen. Pablo neemt Rosalien in zijn armen en staat recht.
“Roep een dokter! Mijn dochter leeft!” brult Pablo met een blij gezicht.

Even later ligt Rosalien in haar bed en krijgt via een infuus bloed.
“Jullie hebben echt geluk, één minuut later en ze was er echt geweest.”
“Denkt u dat ze het zal halen?”
“Ze heeft veel te veel bloed verloren en al wat ik nu kan proberen is haar bloed te geven. Maar maakt u zich niet te veel zorgen, normaal gezien zou iemand die zo veel bloed verloren heeft het nog geen vijf minuten overleeft hebben. Het is een sterke meid.” Pablo en Sandra kijken ietsjes opgelucht naar elkaar.
“Zorg dat ze genoeg rust en bel me als er iets mis is.”
“Zullen we zeker doen.” De dokter verlaat de kamer en Sandra zet zich op een stoel naast Rosaliens bed.
“Alles komt in orde, Rosa. Alles komt in orde.” Fluistert Sandra en er rollen tranen over haar wangen. Pablo omhelst haar en zwijgend blijven ze naast het bed waken.

Wat Odwin had verwacht, gebeurde niet. Een week gaat voorbij, zonder enig spoor van de HB school of de overstappers. Toch was iedereen erg op zijn hoeden, maar wanneer er twee weken later nog niets gebeurde beginnen er steeds meer en meer te denken dat het maar een flauwe grap was. Wanneer Odwin op een dag bij de ondergrondse kelder komt, hoort hij mensen ruzie maken.
“Mevrouw en meneer, we doen dit alleen maar voor jullie veiligheid.”
“Veiligheid? Denkt u echt dat een paar schoolieren ons iets kunnen doen?”
“Wij gaan naar huis, ik ben het beu om hier tussen al dat onbekend volk te zitten.”
“Maar u kunt...”
“Niets te maaren! Wij gaan hier weg!” Odwin haast zich en botst haast tegen de man op.
“Kijk uit waar u loopt!” roept de man boos en wringt zich langs Odwin heen, met de dame en een meisje achter hem aan. Odwin kijkt vragend naar de bewaker die zucht.
“Dit zijn niet de eerste, als dat is wat u wilt weten.”
“Hoeveel zijn er dan al weg?”
“Bijna de helft van de ouders zijn met hun kind vertrokken. Ze denken dat het een grap is.”
“Een grap? Charl maakt nooit zulke grappen...allee, dat denk ik toch...” Odwin moet toe geven dat hij er ook wat aan begint te twijfelen. Odwin schudt zijn hoofd.
Nu is niet de tijd voor twijfels, zeker niet nu ik de leiding heb, moperd hij wat boos op zich zelf. Omdat Pablo en Sandra nog steeds bij Rosalien zitten, heeft Odwin de leiding en ook moet hij keuzens maken die hij niet echt wil maken.
“Wat doen we met hen die vertrokken zijn?” vraagt de bewaker opeend en Odwin haalt zijn schouders op.
“Veel kunnen we er niet aan doen vrees ik. We hebben niet genoeg man om ook nog eens al die huizen te bewaken.” Odwin gaat de kelder in en vraagt voor aandacht.
“Oké, ieder die wil vertrekken mag van mij terug naar huis gaan, maar...” en hij kijkt de kelder rond.
“Jullie zullen buiten de school onbeschermt zijn, hou daar wel rekening mee. Zowel u als uw kind kan ieder moment aangevallen worden en we hebben niet genoeg man om zowel de school als alle huizen te beschermen.” Even blijft het stil, maar dan staan er verschillende recht en verlaten de kelder. Op het einde blijft er nog maar de helft over. Odwin zucht en kijkt de zaal rond.
“Ehm meneer?” twee jongemannen, iets in de twintig, komen op hem af.
“Zeg maar Odwin.”
“Oh ok, Odwin. Als u wilt kunnen ik en mijn broer mee helpen de school te beschermen.”
“Dat is vriendelijk, maar jullie hebben geen idee wat ons...”
“Het is die vampier van vijftien jaar geleden toch? Wij hebben nog een appeltje met hem te schillen.” Odwin weet niet wat te zeggen en kijkt dus vragend naar de jongeman voor hem.
“Ik ben Stijn en mijn broer hier heet Timmy, onze ouders hadden vroeger hier een snoepwinkel. Die vampier heeft onze moeder vermoord en sinds die dag is onze vader niet meer dezelfde.” Even twijfelt Odwin nog, maar wanneer hij denkt aan al de bewakers die overgelopen zijn geeft hij toe.
“Goed, zorgen jullie er voor dat niemand deze kelder binnen komt.”
“Begrepen.” Odwin roept de twee bewakers van de kelder en stuurt ze naar boven, wat net op tijd is.

De volgende dag wordt er op de deur van de school geramt.
“Wie is daar?!” roept een bewaker en meteen staan er drie andere bewakers klaar.
“La..laat me...” even is het stil.
“Je naam?”
“Laat me binnen!” roept opeens de stem en er volgen verschillende kreunen van pijn.
“Geef ons je naam en we laten je binnen.”
“Stev...Steven...” maar verder geraakt de persoon niet en het wordt weer muisstil.
“Wat is er hier aan de hand?” Geschrokken kijken de bewakers naar rechts en zien Pablo naar hen toe komen.
“Iemand ramde op de deur en vroeg of we hem binnen wilde laten.”
“Hebben jullie naar zijn naam gevraagd?”
“Ja, maar al wat hij zei was Steven. Daarna werd het stil.” Pablo denkt even na en zijn ogen worden groter als hij de naam herkent.
“Open die deur!” roept hij en snel openen de bewakers de deur, waar ze een jongen op de grond zien liggen.
“Snel, breng hem naar de ziekenboeg!”

In de ziekenboeg leggen ze Steven, zo voor zichtig mogelijk, op een matras en wanneer Pablo hem onderzoekt staat zijn gezicht vol verschrikking.
“Wat is er met je gebeurt?”
“Mijn ouders, ze wilden terug naar huis...” even krimt de jongen in elkaar van de pijn. Wanneer de pijn weer weg ebt gaat Steven verder.
“Er was niets aan de hand, tot een paar minuten...geleden.”
“Wie heeft dit gedaan?”
“Kon ze... niet zien.Waren te snel,” er rollen tranen over Stevens gezicht. “Directeur, ze hebben mijn ouders...”
Even slikt Steven en kijkt dan Pablo recht aan.
“Ze hebben hen vermoord. Daarna grepen ze mij.”
“Hoe ben je ontsnapt?”
“Iemand duwde me weg, weet niet wie...Die persoon zijn kreet, ik hoor het nog.”
Pablo probeert de wond te verzorgen, maar wat hij ook doet het blijft bloeden.
“Directeur...”
“Stil maar, spaar je krachten.”
“Ik...wil... niet... sterv...” Pablo kijkt hulpeloos toe hoe Stevens lichaam verslapt. Een bewaker pakt een deken en legt het over Stevens lichaam. Op dat moment komt Odwin de zaal binnen.
“Ik heb gehoord dat Steven aangevallen is. Hoe gaat het met...”
“Het is te laat.” Odwin verstijft ter plekken en kijkt naar de matras waar Steven op ligt.
“Dat meen je niet...”
“Jammer genoeg wel, slachtoffer één is gevallen.” Odwin blijft nog even naar de matras kijken, maar stapt dan naar de muur en slaat met zijn vuist er kei hard tegen.
“Ik had ze nog zo gewaarschuwt dat we ze niet konden beschermen! Waarom wilden ze persee naar huis?”
“Rustig Odwin, dit is niet jou schuld.”
“Dat is het wel...” fluistert Odwin. “Ik kon ze niet tegen houden.” Pablo stapt naar Odwin en legt zijn hand op zijn schouder.
“Kom, we hebben een paar moordenaars op te ruimen.” Odwin kijkt naar Pablo en ziet voor het eerst Pablo zo hatelijk, bijna moordlustig, kijken. Hij herpakt zich en knikt.
“Ja, we gaan op jacht. Vampierenjacht.”
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Steven was het startsein, want die zelfde dag nog werden twee andere familie’s dood aangetroffen in hun huis. Odwin zoekt heel het huis voor enige sporen van de daders, maar tot zijn grote frustratie kan hij niets vinden.
“Ze zijn slimmer dan dat Odwin, dat weet je.” Lacht Pablo bitter, na dat Odwin zijn verslag gedaan heeft bij hem in het bureau.
“Het zijn maar kinderen! Hoe kunnen die nu slimmer zijn dan een volwassen jager?”
“Vergeet dat ze kinderen zijn, ze denken als volwassenen.”
“Kom op Pablo, geef je ze nu niet wat te veel krediet? Ze zijn kinderen, punt uit. Ze kunnen doen als of ze volwassen zijn, maar ooit maakt één van hen een fout.” Pablo schud zijn hoofd en kijkt Odwin aan.
“Als er eentje een fout maakt zal die snel verbeterd worden door de anderen.”
“Voor ze dat kunnen verbeteren heb ik ze al lang te pakken.” Grijnst Odwin en verlaat het bureau. Pablo kijkt hem, met een ongeruste blik, na.

In het begin worden alleen maar de familie’s van leerlingen aangevallen, maar al snel hebben de HB leerlingen de smaak te pakken en is niemand in de stad meer veilig. Het leger grijpt na een poos in en de school wordt het hoofdgebouw, want dat is de enigste plaats die tegen vampieren aanvallen kan.

Twee maanden zijn voorbij en een groep van vier man, twee jagers en twee soldaten, speuren de stad af naar eventuele overlevende. Niet iedereen wilde de school in en een groot deel bleef in zijn eigen huis of verzamelde in de kerk.
Overal is het muisstil, zelfs geen vogel fluit. Iedereen is gewoon gestopt met wat hij of zij deed toen twee weken geleden één grote aanval was. De mensen werden langs alle kanten besprongen door vampiers en wie gepakt werd was ten doden op geschreven.
De vier stappen zo voor zichtig mogelijk door de straten.
“Waar gaan we eigenlijk heen?” vraagt de jongste soldaat, Maarten, hij was nog niet zo lang bij het leger en heeft geen idee van wat er precies aan de hand is.
“We hebben bericht gekregen dat er een deel van de mensen zich in de kerk verbergen.”
“Waarom daar?”
“Die stommelingen geloven dat hun god hen daar zal beschermen.” Lacht Frank, de tweede soldaat, maar hij krijgt meteen kwade blikken van de jagers.
“Wat? Jullie geloven toch niet dat er ook maar één god is?”
“Ik niet, maar daar om moet je die mensen nog niet stom noemen. Zij hebben te minsten hoop en dat zijn momenteel de meeste mensen aan het verliezen.” Frank doet zijn mond open, maar sluit hem weer. Want hij moet de jagers wel gelijk geven. In de voorbije twee maanden zijn er veel mensen dood gegaan en zitten ze vast in die school. Ook boeken ze geen vooruit gang met de tegenstanders te vinden. Ze komen en gaan als dieven in de nacht, zonder ook maar een spoor achter te laten.

Even later komen ze aan bij de kerk en klopt één van de jagers op de grote deur. Ze horen geschuifel en een paar stemmen, maar dan is het weer muisstil. De jager klopt weer en deze keer horen ze niets.
“Volgens mij zijn ze zich gaan verstoppen.”
“Doe open!” Het blijft muisstil en Frank wordt ongeduldig. Met zijn vuist ramt hij op de deur.
“Dit is een bevel! Open die deur nu meteen!” buldert hij boos.
“Ssst! Ben je zot of zo?”
“We hebben geen idee of er hier HB’s zitten.”
“Ha, die doen ons niets. We zijn gewapend.”
“Dat denk je maar, wapens doen niets. Tenzij er speciale kogels in zitten.” De soldaten kijken de jagers wat vreemd aan.
“Waar vechten we eigenlijk tegen?” vraagt Frank opeens, waar op de jagers zuchten.
“Hebben ze je dan niets uitgelegd?”
“Bedoel je die vampier uitleg?”
“Ja.”
“Wie gelooft er nu zo iets? Vampiers zijn een fabel, die bestaan niet. Volgens mij zijn het gewoon speciaal getrainde ninja’s of zo.”
“Ninja’s?” de jagers kijken hem dood serieus aan.
“Dit zijn geen ninja’s, het zijn echte vampiers. Je hebt toch de doden gezien? Elk heeft twee diepe wonden en ze zijn bloedloos.”
“Dat kan een truc zijn.” Frank ramt weer op de deur, die deze keer piepend open gaat. Zo stil mogelijk, met wapens klaar, gaan ze de kerk binnen.

Het is een oude kerk, met mooie gekleurde ramen en stenen beelden van de heiligen. Normaal gezien zou de kerk die dag vol zitten en zou de priester de dienst leiden, maar nu was er geen kat te bezien. Al wat ze horen zijn de ego’s van hun eigen voetstappen.
“Ik hou hier wacht, gaan jullie maar verder zoeken.” Zegt één van de jagers en de anderen gaan verder het gebouw in. Na een poosje zoeken hebben ze nog niemand gevonden.
“Zeker weten dat die mensen hier zijn?”
“Volgens de informatie wel.”
“Wat als die informatie niet klopt?”
“We hoorde daar straks toch stemmen? Dus ze moeten hier ergens zijn.” Opeens heeft Maarten een idee.
“Eén van de soldaten op de basis vertelde over een oorlog die hij meemaakte.”
“Ja en?”
“Hij zei dat de kerk daar had ondergrondse gangen en zalen. Wie weet heeft deze dat ook.” De jager glimlacht tevreden naar Maarten.
“Jij bent slim, toch slimmer dan sommige anderen onder ons.”
“Wat bedoel je daar mee?” vraagt Frank wat verontwaardigd, maar de jager geeft geen antwoord en gaat op zoek naar een luik in de grond. Even later wandelen ze door verschillende gangen en komen ze uit in een grote zaal met allemaal mensen.
“Ze zijn er!” gilt iemand angstig en meteen ontstaat er paniek.
“Rustig! We zijn geen vijanden!”
“Dat zeggen ze allemaal!”
“Broeders en zusters, volgens mij hebben ze gelijk.” Ze kijken naar de priester die iedereen weer doet kalmeren. Hij stapt op hen af en glimlacht vriendelijk.
“Welkom broeders.”
“Broeders? Ik ben helemaal geen broeder van jou.”
“Oh maar wij zijn allemaal broeders en zusters van elkaar onder God.”
“Daar gaan we, al dat gezever over liefde en Gods kracht. Weet wat je er mee kunt doen? Steek het van mijn part...” De jager geeft Frank een klop in zijn maag en Frank slaat dubbel. Wanneer de pijn wat weg is kijkt hij woedend naar de jager.
“Waar was dat voor?” De jager negeert hem en buigt voor de priester.
“Neemt u hem niet kwalijk.”
“Maak je geen zorgen, ik heb al wat erger gehoort. Maar laat ik me eerst voorstellen.” Hij steekt zijn hand uit en kijkt de jager aan.
“Priester Petrus.
“Odwin.” Hij wijst naar de twee soldaten. “Dit zijn Maarten en Frank.”
“Waarmee kan ik jullie helpen?”
“We zijn hier om jullie in veiligheid te brengen.” Priester Petrus glimlacht.
“Er is geen veiliger plaats dan in Gods huis.”
“Ik snap dat u hier wilt blijven, maar tegen deze monsters kunt u niets beginnen.”
“Niets kan ons hier raken, zolang we hier blijven zijn we onder Gods vleugels.”
“Ach vergeet het! Ik ga mijn leven niet riskeren voor deze zotten.” Odwin kijkt kwaad naar Frank.
“Ik ben naar hier gekomen omdat het moest, maar deze man is zo koppig als een ezel.”
“Als je dit niet doet negeer je een bevel.”
“Wat is daar nu mis mee? Ik heb wel vaker een bevel negeerd, maar enkel wanneer er geen kans van slagen was.”
“Zo lang we ze hier niet weg hebben blijf je hier.”
“Wie heeft er eigenlijk gezegd dat jij leiding bent van ons?” Odwin zucht.
“Dit is niet de moment.”
“Oh jawel, dit is het juiste...” op dat moment horen ze angstig geroep.
“Odwin!!!!” Ze herkennen meteen de stem.
“Dat is Toby! We moeten hem gaan helpen.” En zo snel als ze kunnen rennen ze naar boven, waar ze zien hoe Toby besprongen wordt door vier jongens in zwarte kleren.
“Odwin!!! Help me!!” krijst Toby.
“Zorg dat die stil is!” moppert één van de jongens en een andere geeft Toby zo een harde mep tegen het hoofd dat hij het bewustzijn verliest. Meteen kleuren de jongens hun ogen bloedrood en zetten ze hun tanden in Toby.
“We moeten aanvallen.” Fluistert Frank, maar Odwin houdt hem tegen.
“We kunnen niets meer doen voor hem.”
“Dat meen je niet. Hij is toch een vriend van je?”
“Ja, maar we hebben geen schijn van kans tegen hen.”
“Het zijn maar kinderen.”
“Het zijn vampiers, Frank! Die zijn twee keer zo sterk als een mens als ze bloed gedronken hebben.”
“Dan doe ik het wel zelf!”
“Nee Frank!” Maar het is al te laat, Frank stormt op de vier jongens af en begint op hen te schieten. Ze krijgen elk de volle lading en vallen op de grond neer. Frank draait zich om naa Odwin en grijnst.
“Noem je dat vampiers? Ze zijn zo dood als een pier!” Frank lacht, maar zijn lach stopt wanneer hij de angst op Maartens gezich ziet toe nemen.
“Wat?” vraagt Frank en ziet dat Maarten naar iets wijst. Met een ruk draait Frank zich om en ziet hoe de vier gewoon weer recht staan.
“Wat krijgen we...” Tot zijn ongeloof ziet hij hoe één van de jongens verdwijnt en achter hem te voorschijn komt. Frank wil schieten, maar hij is te traag. Het wapen wordt uit zijn handen geslagen en hij kijkt de jongen aan.
“Jullie zijn niet menselijk.”
“Klopt, wij zijn vampiers.” Grijnst de jongen en zijn ogen kleuren bloedrood. Maarten sluit zijn oren en ogen, maar Odwin kijkt, met ogen vol haat en verdriet, toe hoe de jongens zich op de schreeuwende Frank storten.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

“Maarten, we moeten hier nu weg.” Fluisterd Odwin en samen sluipen ze zo zacht mogelijk naar de ondergrondse zaal. De priester komt wat ongerust naar hen toe.
“Waar is Frank?”
“Hij is net als Toby in de handen van die monsters gevallen. U en de anderen moeten hier meteen weg.”
“Maar...”
“Als u wilt blijven leven en deze mensen wilt beschermen komt u nu met ons mee naar de school. Ze weten nu dat er hier mensen zijn en het zal niet lang meer duren of er staan er hier straks nog meer.” Even aarzelt de priester, maar dan knikt hij en richt zich tot de mensen in de zaal.
“Broeders en zusters! Deze mannen zijn hier gekomen om ons naar een plaats te brengen waar we veilig zijn.”
“Maar we zijn hier toch veilig?”
“Ja, niemand heeft ons tot nu toe gevonden.”
“Jammer genoeg nu wel en twee van mijn groep zijn al dood.” Zegt Odwin en kijkt de zaal rond.
“Ik kan jullie niet dwingen, maar weet dat binnen een paar minuten het hier vol zal zitten met die kleine monsters.” Even aarzelen de mensen, maar stil aan beginnen ze hun gerief in te pakken.
“Odwin, er is een andere uitweg.” Zegt de priester, duwt op een steen en de muur gaat open.
“Als jullie deze gang volgen komen jullie vanzelf boven gronds.” Maarten gaat de groep voor en Odwin wacht tot iedereen de gang in is.

“Nu u nog.” De priester glimlacht en schud zijn hoofd.
“Nee mijn zoon, mijn plaats is hier.”
“Ze zullen u doden.”
“Weet ik, maar ik kan ze afleiden tot jullie ver genoeg zijn.” Odwin wil nog tegen sputteren, maar de priester verlaat de zaal al. Even blijft Odwin nog staan, zucht en haast zich de tunnel in.
Boven in de kerk zelf knielt de priester voor het altaar en buigt zijn hoofd. Er lijken wel uren voorbij gegaan te zijn wanneer de priester eindelijk voetstappen hoort. Hij staat recht en draait zich om, met zijn gezicht naar de deur, en kijkt toe hoe er een hele groep jongeren met een zwart uniform, de kerk binnen stapt.
“Verlaat deze heilige plaats nu meteen jullie monsters van hel!” roept de priester. Even blijft het stil, maar dan begint de groep te lachen.
“Verdwijn!” Eén van de jongens stapt naar voren en kijkt de priester aan.
“Ik ben niet doof, dus zo roepen hoeft niet.” De priester begint een tekst in het latijns op te zeggen en de jongen zucht.
“Verwacht dat mens nu echt dat dit helpt?”
“Blijkbaar.” De jongen begint langzaam op de priester af te stappen, die de tekst maar blijft herhalen. Pas wanneer de jongen vlak voor hem staat stopt de priester en kijkt de jongen recht in de ogen.
“Als jij denkt mij angst aan te jagen heb je het mis. Dood me als je wilt, ik heb geen schrik voor de dood.” Tot de priesters verbazing grijnst de jongen en kijkt hem hooghartig aan.
“Denk je nu echt dat ik iemand als jou wil hebben? Ik weet dat er hier twee jagers waren, waar van we er al eentje hebben uitgeschakelt. Vertel me waar de andere is en wie weet laat ik je gaan.”
“Nooit!”
“Nooit? Je moet weten dat ik al de tijd heb, maar mijn groep is niet zo geduldig.” De priester kijkt van de jongen naar de groep en ziet dat ieders ogen bloedrood zijn.
“Ik zei al dat ik geen schrik heb, want dit is het huis van mijn vader en...”
“Jaja, we kennen dat praatje al. Je maakt een grote fout om geen schrik van ons te hebben, net als je collega in die andere kerk.”
“Wat heb je met hem gedaan?”
“Hij weigerde om te spreken en zei dat hij liever dood ging dan iets te zeggen, maar op het einde smeekte hij voor genade. Dus of je bent zo dom als die andere of je zult wensen dat je ons nooit gezien hebt.” De jongens geeft een paar tekens en een deel van de groep gaat verder de kerk in.
“Het is verboden om verder te gaan voor personen die niet ingewijd zijn.”
“Ik zou me maar over iets anders zorgen maken.” Grijnst de jongen en hij gaat aan de kant voor de groep die op de priester af komen.

Even later staat de groep buiten de kerk.
“Zeker weten?”
“Heel zeker, het spoor leid naar de school.”
“Goed, verwittig de anderen.” De groep gaat uit elkaar, elk flinzt een andere kant op. Alleen de jongen blijft achter en kijkt naar het kerk gebouw.
“Dit waren de laatste, nu kan het echt beginnen.” En ook hij flinzt weg.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

In de school zijn ze druk bezig met de nieuwe mensen een plaats te geven. Pablo kijkt wat ongerust toe.
“Wat scheelt er Pablo?” vraagt Odwin.
“Het verbaasd me dat ze jullie gewoon hebben laten gaan.”
“Zo als ik al zei waren die vier te druk bezig met Toby en Frank, waardoor ik en Maarten weg konden sluipen.”
“Dat is niet hun gewoonte. Er zit hier meer achter, ik weet het gewoon.”
“Je zoekt er te veel achter, wees nu gewoon blij dat we deze mensen in veiligheid hebben kunnen brengen.” Dan klinkt er gebonk op de voordeur.
“Of juist in gevaar gebracht.” Zegt Pablo wat angstig en ze haasten zich naar de voordeur.
“Wie is daar!” roept één van de bewakers.
“Doe open mens, ik heb een bericht voor de twee verraders!” antwoordt een jongens stem. Odwin kijkt verrast naar Pablo.
“Ik had het kunnen weten....” mompelt die en pakt de klink vast.
“Wat ga je doen?”
“De deur open doen natuurlijk.”
“Het is een valstrik.” Pablo negeert hem en opent de deur, waar een jongen in de HB uniform voor staat.
“Wat is het bericht?”
“Jullie zitten in de val, er is geen uitweg.” De jongen zucht en bekijkt Pablo van kop tot teen met een minachtige blik.
“Ik weet niet waarom ze dit willen, maar ze geven jullie nog een kans om je over te geven.”
“Wat gebeurt er dan met ons?”
“De vampiers worden gestraft, maar uiteindelijk blijven ze leven.”
“En de mensen?” De jongen grijnst.
“Daar moet ik geen antwoord op geven denk ik.” Pablo zucht en knikt.
“Goed, ik ben weg van hier. Het stinkt naar jagers.”
“Tot wanneer hebben we kans om te overleggen?”
“Pablo! Je gaat er toch niet echt over na denken?” roept Odwin vol ongeloof van achter hem.
“Tot wanneer?”
“Morgen avond sta ik hier weer. Als het antwoord hen niet aanstaat vallen we aan.” Na die woorden flinzt de jongen weg. Even blijft Pablo naar de lege plek staren voor dat hij weer naar binnen gaat.
“Pablo...”
“Roep het stadsbestuur bij elkaar.”
“Dit meen je niet! Dat voorstel trekt op niets, dat weet je net zo goed als ik.”
“Ik wil dat iedereen het weet, punt uit.” Tegen zijn goesting geeft Odwin orders om iedereen bij elkaar te krijgen.

Wat later zitten ze in een grote ruimte, wat eigenlijk de vergaderzaal voor de leerkrachten was.
“Goed dames en heren, neemt u allemaal plaats.” Stoelen worden verschoven en iedereen neemt plaats. Rond de tafel zitten ze ongeveer met een tiental man, zowel mensen als vampiers.
“Waarvoor is deze vergadering?” is de eerste vraag die gesteld wordt als iedereen zit. Odwin is er nog steeds niet mee eens, dat ziet iedereen aan zijn nors gezicht, dus neemt pablo het woord.
“Daar net stond er een jongen van onze tegen standers voor de deur.”
“U hebt hem toch gevangen genomen hoop ik.” Wanneer Pablo nee schud klinken er afkeurend gekreun.
“U hebt hem gewoon laten gaan?”
“Hij was maar een soort bode, hij kwam een bericht brengen. En mijn vermoedens kloppen dus.”
“Uw vermoedens?”
“Toen Odwin de laatste mensen uit de kerk hier bracht vertelde hij me hoe het gegaan was.”
“Wat heeft dat hier mee te maken?”
“Veel meer dan je denkt. Odwin vertelde dat twee van zijn groep gepakt waren, Toby was wacht aan het houden en riep opeens voor hulp. Toen ze daar aankwamen zagen ze vier jongens in HB uniform. Frank stormde er op af en schoot hen neer, wat zo als iedereen ondertussen moet weten niet werkt. Ook hij werd aangevallen, wat te verwachten was. Maar dan klopt er iets niet. Terwijl ze met vier man bezig waren met Frank, die ondertussen al lang dood was, konden Odwin en Maarten weg sluipen en ook nog eens al de mensen uit de kerk krijgen.” De mensen aan tafel kijken niet begrijpend naar de verbaasde gezichten van de vampiers.
“Ze zouden normaal gezien twee van hen achter hun aan moeten sturen.”
“Inderdaad, maar dat deden ze niet. Waarom?”
“kunt u eens uitleggen waarom dit vreemd voor hen is?” vraagt een vrouw van het stadsbestuur.
“Op de HB school leren ze om hun tegenstanders uit te schakkelen, maar als er meer mensen aanwezig zijn in dat gebouw moeten ze er alles aan doen om hen niet te laten ontsnappen. In die situatie hadden ze zonder probleem Odwin en Maarten uit geschakkeld hebben en de mensen hun ontsnappings weg afsluiten, maar dat deden ze niet.” Pablo kijkt naar Odwin, die nu ook wat verbaasd kijkt.
“Ze lieten ons gewoon gaan.” Iedereen stopt met praten en kijkt naar Odwin.
“Ja Odwin, dat wist ik meteen toen jij het me vertelde.”
“Maar waarom?”
“Zodat ze ons op één plaats hebben en ons in één keer uit kunnen roeien.”
“Waarvoor is die boodschap dan nog nodig?”
“Welke boodschap?” Pablo kucht en wend zich weer naar iedereen aan de tafel.
“De jongen vertelde dit: Jullie zitten in de val, er is geen uitweg. Jullie krijgen nog één kans om je over te geven. De vampiers worden gestraft, maar mogen blijven leven. De mensen worden allemaal uitgeroeid.” Er ontstaat groot lawaai wanneer ieder zijn eigen mening begint te roepen. Even laat Pablo hen begaan, maar al snel wordt het Odwin te veel. Hij slaat met zijn twee handen op de tafel.
“Stilte!”

Iedereen is meteen stil.
“Ze willen ons tegen elkaar opsteken met dat bericht. Snap dat toch. Als dit bericht uitlekt gaan er zeker vampiers overlopen.”
“Wat?!” roept een vampier boos.
“Denk je echt zo laag over ons? Niemand zou dat doen, het schaad onze eer.”
“Hoe zit dat dan met al die andere overlopers die met Dolf enzo mee gegaan zijn?”
“Ja, wie weet zitten er nog meer bij. Wie weet zijn zitten er hier wel spionen en geven al onze plannen door.” De vampier springt recht op, waar door de stoel op de grond valt.
“Verdenk je me nu van een spion te zijn?”
“Wie weet. Ik vertrouw jullie soort eerlijk gezecht niet en zeker niet nu ik dit allemaal hoor.” De andere vampiers springen ook recht.
“Bied je exscusens aan mens!”
“Oh jullie gaan zo beginnen!” en ook de mensen staan nu recht.
“Stop dit onozel gedoe!” roept Odwin, maar wat hij ook probeert, ze kalmeren niet. Pablo kijkt zwijgend toe en weet eigenlijk niet wat hij moet doen. De woorden van de stadsbestuurder hebben hem best wel geraakt.
Na al die jaren vertouwen ze ons nog niet, wie weet heeft Charl toch gelijk, denkt Pablo, wat hem doet schrikken. Dat hij nog steeds zo denkt na al die jaren!
“Pablo! Doe iets!” roept Odwin en Pablo ziet nu hoe al een paar vampieren en mensen elkaar bij de kraag vast hebben. Het maakt hem boos en ook hij slaat met zijn handen op de tafel, die door zijn kracht in twee breekt. Iedereen staart geschrokken naar de tafel.
“Is het gedaan ja! Odwin heeft gelijk, ze willen gewoon dat dit gebeurt zodat wanneer ze ons aanvallen we machteloos staan. Samen staan we sterker en dat weten ze, vandaar dat ze dit doen. De vergadering is hier bij afgesloten en ik wil hier niets meer over horen!” Pablo staat recht en iedereen kijkt zwijgend toe hoe hij en Odwin de zaal verlaten.

Zo als ze al vreesde onstond er wantrouw onder de mensen en vampiers. Al snel weigerde mensen geholpen te worden door de vampiers en eisde ze menselijke bewakers. Odwin en Pablo zitten wat te drinken in de refter.
“Is het al wat gekalmeerd?”
“Ja, we hebben de mensen apart gezet en ze hebben nu mensen die hun bewaken. Gelukkig blijven de meeste ouders van de leerlingen bij elkaar.” Pablo kijkt wat geschrokken naar Odwin.
“Dat is vreeselijk! Hoe kunnen ze hun eigen partner en kind nu niet meer vertrouwen?”
“Weet ik, maar veel kunnen we er niet aan doen. Laten we hopen dat het hier bij blijft.” Pablo knikt en even is er een stilte tussen hen. Elk zit met zijn gedachten bij die avond, wanneer ze hun antwoord moeten geven aan de HB school. Odwin is de eerste die de stilte verbreekt.
“Hoe gaat het nu met haar?” Pablo zucht.
“Niet goed. Sinds de dokter haar bloed laat bij geven heeft ze nog geen teken van leven gegeven.”
“Zit Sandra nog steeds bij haar?”
“Ze weigert om weg te gaan. Ze eet zelfs daar.”
“Rosa is sterk, ze komt er wel door.”
“Weet ik, maar het is nu al bijna drie maand dat ze zo ligt. De dokter zei niets deze ochtend, maar ik zag gewoon in zijn ogen dat hij haar al opgegeven heeft.”
“Wie weet moet je...” Verontwaardigd staat Pablo recht en kijkt woedend naar Odwin.
“Nooit! Hoor je me? Nooit geef ik haar op! Al moet ik al mijn bloed geven om haar te redden!”
“Rustig Pablo. Het spijt me, ik zal het niet meer voorstellen.” Odwin kijkt Pablo na en zucht.

Woedend stapt Pablo door de school.
Hoe kan hij nu zo iets zeggen! Mijn eigen dochter op geven terwijl we weten dat ze nog leeft! Typies voor een mens... Pablo blijft met een ruk staan. Daar gaat hij weer, zijn gedachten zijn sinds de vergadering vol met haat tegen over de mensen. Hij had gehoopt dat die gevoelens al lang weg waren gegaan in die vijftien jaar, maar blijkbaar niet.
‘Maar let op mijn woorden: je zult naar ons terug keren, wat je ook doet.’ De woorden van Charlie galmen in zijn hoofd. Pablo schudt zijn hoofd wild heen en weer.
Ik keer nooit terug naar die... die...Pablo kan niets bedenken hoe hij Charlie moet noemen. Als hij eerlijk moet zijn kan hij hem niet echt haten, hij was als een vader voor hem geweest. Pablo leunt tegen de muur en zakt op de grond.
“Wat moet ik doen?” mompeld hij en blijft daar zitten.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Spannend einde! :D En heftig hoe die oorlog stand houdt, ben heel benieuwd welke keuze Pablo gaat maken :)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Terwijl Pablo daar zit moet hij denken aan zijn vrouw en dochter. Wat als hij nu accoord gaat met het bericht en zich overgeeft? Dan worden Sandra en Rosalien gered. Meteen komt de gedachten aan al de mensen die dan gedood gaan worden, wat Pablo helemaal niet wil. Of wel? Pablo weet het helemaal niet meer en stil aan begint zijn haat weer boven te komen. Als de mensen er niet waren geweest had hij zich kunnen overgeven en dan had hij eindelijk een rustig leven kunnen beginnen met Sandra en Rosalien.
Hoe lang hij daar al zit weet Pablo niet, maar hij wordt opeens uit zijn gedachten gehaald door Odwin.
“Gaat het Pablo?” Pablo knikt en staat recht.
“Was even wat aan het na denken.”
“Zeker weten? Je ziet er erg moe uit.”
“Ik zal deze avond op tijd gaan slapen dan.” Odwin is nog niet helemaal overtuigd, dus glimlacht Pablo en probeert wat opgewekter te kijken.
“Waar voor zocht je me?”
“Het is bijna tijd voor ons antwoord.”
“Oh.”
“Je gaat er toch niet mee accoord?”
“Natuurlijk niet!” Maar diep van binnen fluisterd iets dat Pablo het wel moet doen.
“Dat is een opluchting, laten we het nieuws door geven aan de mensen.” Zegt Odwin opgelucht en haast zich naar de anderen. Pablo blijft nog even staan en staart wat voor zich.
Pablo weet dit het beste voor iedereen is, maar waarom blijft die twijfel er? Opeens hoort hij geroep en ziet hij bewakers dezelfde kant op rennen waar Odwin heen was gegaan. Zo snel als hij kan rent Pablo er heen en gelooft zijn ogen niet. Aan de ene kant staan de mensen en aan de andere kant staan de vampiers.
“Die monsters moeten hier nu meteen weg!”
“Ze gaan ons overleveren zodat ze zelf vredig kunnen leven!”
“Niet als we ze hier meteen doden.”
“Denk jullie echt dat jullie een kans hebben mens?”
“We zijn veel sterker dan jullie!”
“We hadden nooit met hen een afspraak moeten maken, ze haten ons.”
Er wordt van alles naar elkaar geroepen en Pablo vreest als het zo door gaat dat het niet lang meer duurt voordat ze elkaar aanvallen.
“Is dit nu gedaan!” roept er opeens een vrouwen stem, maar niemand luistert.
“Als ze niet luisteren moeten ze voelen.” En tot ieders verbazing beginnen er in de twee groepen personen zomaar op de grond te vallen.
“Gaan jullie nu eindelijk stoppen met dat kinderachtig gedoe?” Ze kijken allemaal verbaasd naar Sandra die tussen de twee groepen in staat.
“Sandra, wat doe jij hier?”
“Ik hoorde hoe het er hier aantoe ging dus heb ik even iemand anders op Rosalien laten passen.” Ze kijkt kwaad van de ene groep naar de andere.
“Jullie zijn net als een stel kinders, elkaar beschuldigen en niet luisteren naar wat er besloten is.”
“Besloten?”
“Zie je wel, ze gaan ons...”
“Zwijg!” Roept Pablo nu ook kwaad.
“Ik kwam hier zeggen dat we besloten hadden jullie niet over te geven en dat we zouden vechten als één groep, maar zo te zien maakt dat jullie niets meer uit.” Het is meteen muisstil, niemand weet wat te zeggen. Ze zijn opgelucht over het nieuws, maar de haatblikken blijven er.
“Ik ga binnen vijf minuten naar buiten om het de jongen te vertellen en ik hoop dat we daarna als één groep samen kunnen vechten. Zo niet zal het niet lang duren voor ze ons verslachen hebben. Dus denk er goed over na voor je nog eens tegen elkaar gaat vechten.” Pablo draait zich om en verlaat samen met Sandra de zaal.

“Dit is vreeslijk, als ze door blijven vechten kunnen we net zo goed ons overgeven.” Zucht Pablo.
“Zeg dat nu niet schat. Ze hebben gewoon schrik, dat is alles.”
“Ja, maar die schrik zal nog onze ondergang zijn.”
“Wat ben negatief vandaag zeg.”
“Ik ben niet negatief, ik zeg gewoon de waarheid. Ook al zijn ze nu veilig, het moment dat ik met die jongen gesproken heb worden we aangevallen. We hebben geen schein van kans tegen hen als ze zo door blijven gaan met elkaar te wantrouwen.”
“Laten we dan hopen dat alles goed zal gaan.” Sandra geeft hem een zoen en Pablo vertrekt naar de voordeur. Wanneer hij die open doet blijft hij versteend staan, want in plaats van de jongen staat Charl er.
“Ben je zo verrast om je oude vriend te zien?” lacht Charl en even doet hij Pablo aan de oude Charl denken.
“Waarom ben je hier?”
“Ik dacht dat je me wel zou missen, dus ben ik in de plaats van dat joch gekomen.”
“Ik jou missen?”
“Kom op, geef toe dat je me toch een heel klein beetje mis. Net als die tijd die vroeger samen beleeft hebben. We hadden zo veel plezier met de andere jongens.”
“Klopt, maar het is allemaal verleden tijd.”
“Oh maar we kunnen het weer op nieuw doen. Herinner je je Brent en Steven nog? Die zijn samen met nog drie anderen van onze groep mij gevolgt. Ze staan al te popelen om weer uit te gaan. Het is zo saai daar in de HB school, altijd maar verstoppen en zorgen dat niemand ons ziet.” Pablo kijkt als of het hem niet interessert, maar eigenlijk zou hij niets liever willen dan weer bij Charl en de groep te zijn.
“Trouwens, wat dat antwoord betreft, ik weet al dat je er niet mee accoord gaat.”
“Hoe?”
“Ik ken je, vroeger was je ook al zo. Maar denk eens na, zijn ze echt zo dankbaar voor je keuze?” Pablo zucht, hij had kunnen weten dat Charl daar over zou beginnen.
“Die mensen wantrouwen jullie en het zal me niet verbazen dat wanneer er gevochten moet worden dat ze zich tegen jullie zullen keren.”
“Dat doen ze niet.”
“Kun je recht in mijn ogen kijken en dat nog eens zeggen?” Pablo kijkt in Charls ogen en doet zijn mond open, maar schudt dan zijn hoofd.
“Dacht ik het niet. Mensen zijn niet te vertrouwen, dat weet je net zo goed als ik.” Pablo’s twijfels over de mensen beginnen stil aan te winnen, wat Charl merkt en hij glimlacht.
“Kom terug bij me en je kunt net als Sandra en je dochter rustig leven. Wie weet kan ik je dochter wel redden.” Met een ruk kijkt Pablo Charl aan.
“Echt?”
“Oom Charlie is oud en wijs genoeg. Hij weet veel meer over onze soort dan wij, dus het zal me niet verbazen dat hij een mannier weet. Die dokter van je heeft haar al lang op gegeven.”
Charl rijkt zijn hand uit naar Pablo.
“Dus wat zeg je?” Even twijfelt Pablo, maar neemt dan een besluit en wil Charls hand vast pakken, wanneer er voetstappen achter hem klinkken.
“Stop Pablo!” Pablo draait zich om en ziet Odwin in de deur opening staan.
“Wie we daar hebben. Het jagerswelp Odwin is op gegroeid tot een echte jager.” Odwin wendt hem een hatelijke blik toe en kijkt dan naar Pablo.
“Geloof hem niet, je weet dat het allemaal leugens zijn.” Charl lacht.
“En wat jij zegt zijn geen leugens of zo?”
“Pablo is mijn vriend, ik zou nooit tegen hem liegen.”
“Echt? Heb je hem dan verteld over wat je de dokter hebt laten doen?” Odwin kijkt naar Charl en weet niet wat te zeggen.
“Blijkbaar niet.”
“Wat bedoel je?”
“De dokter vertelde dat het enigste wat Rosalien zou helpen was een mengeling van vampieren en mensen bloed. Zonder het vampieren bloed zal ze het niet redden.” Pablo kijkt geschrokken naar Odwin.
“Daar weet ik niets van. Waarom heb je niets tegen me gezegd?”
“Ik wilde Rosalien een kans geven om als gewoon mens te leven. Dat is alles.”
“Maar Rosalien is goed zo als ze was.”
“Denk eens na Pablo, Rosalien werdt gepest en vermeden door de mensen omdat ze half vampier was. De enigste reden dat het gestopt werd was omdat jij en Sandra de schoolhoofden waren. Rosalien zou een beter leven hebben zonder dat slecht bloed.”
“Slecht bloed?!” Odwin slaat zijn hand voor zijn mond.
“Ik bedoel het niet zo.” Charl moet lachen.
“Zie je Pablo, zelfs je beste vriend haat je.”
“Dat is niet waar.” Pablo is zo geschokt door wat Odwin net zei en stil aan komt de boosheid van vijftien jaar geleden weer boven.
“Toe nou Pablo.”
“Zwijg! Ik wil het niet meer horen. Bijkbaar heb ik me erg vergist in je Odwin.” Pablo wendt zich naar Charl.
“Geef me even de tijd om Sandra en Rosalien te halen.”
“Goed, ik wacht hier.”
“Pablo!” maar Pablo loopt Odwin straal voorbij. Odwin kijkt met een haatelijke blik naar Charl die tevreden staat te grijnzen.
“Hier zal je voor boeten.”
“Haha, mij maak je niet bang jagertje.” En ook Odwin haast zich naar binnen.

“Luister toch naar me! Pablo!” Sandra draait zich geschrokken om wanneer de deur van de slaapkamer open gaat en er een woedende Pablo binnen stormt, met Odwin op zijn hielen.
“We zijn uitgesproken.”
“Je weet drommels goed dat ik het niet zo bedoelde!”
“Geef Rosalien dan wat ze nodig heeft om gezond te worden!”
“Dat...” Odwin kijkt naar het bed waar Rosalien nog steeds levenloos op ligt.
“Dat kan ik niet Pablo, als ze dit overleeft kan ze leven als een volledig mens.”
“Zie je wel? Ons bloed is slecht bloed en je wilt zelfs mijn eigen dochter tegen me op zetten.”
“Leugens! Ik heb goede bedoelingen.”
“Ha, en ik moet dat geloven.” Sandra volgt zwijgend het gesprek.
“Jij bent gewoon blind voor de mogelijke oplossing om mens te worden.”
“Ik sterf nog liever dan volledig mens te worden!” Er klinkt gekuch en tegelijk kijken Odwin en Pablo naar Sandra, die hen vragend aankijkt.
“Goed dat je hier bent Sandra. Vertel Pablo alstublieft dat wat hij gaat doen slecht is.”
“Wat bedoelt Odwin daarmee?” Pablo zucht en laat zich op een stoel ploffen.
“Er stond geen jongen op me te wachten.”
“Hoe zit dat dan met het bericht?”
“Oh, ons antwoord hebben ze gehad. Het was alleen maar die broer van je.” Gromt Odwin. Sandra kijkt wat ongerust van Odwin naar Pablo.
“Als wij drie nu met hem mee gaan kan hij Rosalien redden.”
“Hoezo redden? De dokter zei dat we gewoon geduld moeten hebben.”
“De dokter liegt! Hij heeft Rosalien al lang opgegeven en zolang we niets doen gaat ze dood.”
“Dat weet je niet, wie weet...”
“Zwijg Odwin! Waarom vertel je Sandra niet wat je achter onze rug gedaan hebt?” even hangt er een zware stilte in de kamer.
“Odwin?” Odwin kijkt in de vriendelijke ogen van Sandra, maar lang kan hij het niet volhouden. Hij kijkt naar de grond en zucht.
“Rosalien krijgt enkel mensen bloed, maar om volledig te genezen moet ze ook vampieren bloed krijgen.”
“Waarom geef je haar dan niet?”
“Ik dacht dat als ze enkel mensen bloed zou krijgen dat ze als een volledig mens kon leven.”
“Hij is bezig met onze dochter te vermoorden!” roept Pablo woedend.
“Dat is niet waar, geloof me Sandra. Ik deed het om Rosalien een goed leven te geven.” Sandra weet niet goed wat ze moet denken en kijkt twijfelend naar Rosalien.
“Je zegt dat Charl ons kan helpen?”
“Ja, we gaan met hem mee en hij zal ons laten leven. Als we nu inpakken kunnen we nog voor het gevecht weg zijn.” Tot Odwins ongeloof knikt Sandra.
“Sandra...” smeekt Odwin, maar het lijkt wel als of hij lucht is voor hen. Kwaad en teleurgesteld verlaat Odwin de kamer.

Ondertussen staat Charl nog steeds voor de school te wachten.
“Ze doen er lang over. Zeker weten dat die Pablo terug keert?” Charl zucht en draait zich om. “Jullie moesten je verstoppen tot ik het teken gaf.”
“Weten we, maar is dit niet een goede kans om aan te vallen? Ze denken dat we pas veel later zouden aanvallen en wie weet dat we dan niet eens tot de voordeur geraken. Negen op de tien kansen dat ze zelfs het schoolhek gaan bewaken.”
“Eduward heeft gelijk, als we nu aanvallen hebben we meer kans om te winnen.” Charl kijkt de drie jongens één voor één aan en moet glimlachen. Zijn zoon en de twee anderen, Dolf en Eduward, doen hem heel erg denken aan zich zelf vroeger.
“Ach negeer je pa toch, laten we gewoon naar binnen gaan en ze angst aanjagen.” Zegt Dolf en zijn ogen schitteren van plezier.
“Ik sta nog steeds hier, Rudolf Blood.”
“Weet ik, maar wat maakt het uit? Ik ben het beu om nog langer te wachten. Of je het nu goed keurt of niet, ik ga naar binnen.” En Dolf stapt naar de voordeur, waar hij aanklopt.
“Wie is daar?”
“Doe gewoon open!”
“geef ons je naam en dan zien we wel of we je binnen laten.” Dolf draait met zijn ogen.
“Dan op de andere mannier.” Dolf pakt de klink vast en trekt er met al zijn macht aan. Eerst lijkt er niets te gebeuren, maar dan horen ze binnen gekraak en even later trekt Dolf gewoon heel de deur er uit. De bewakers kijken met grote ogen naar Dolf en weten even niet wat te doen. Eén van hen snelt zich naar de meur en drukt op de alarm knop, wat de anderen uit hun verwarring schudt. Eduward en Tjesto kijken elkaar aan en stappen dan naar Dolf. Achter hen schudt Charl zijn hoofd, met een brede glimlach rondt zijn mond.
“Dolf, Eduward en Tjesto! Zaai paniek waar je kan, binnen een paar uurtjes komt de rest!” Dolf draait zich om, maar Charl is al weg.
“Wel dan, laten we beginnen.” Zegt Tjesto en samen kijken ze toe hoe er meer en meer bewakers naar hen toe komen gerend.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Het alarm klinkt door heel het schoolgebouw en iedereen die kan vechten stelt zich klaar voor de komende vijanden. Wanneer ze bij de hoofingang zien dat het maar drie jongens zijn weten ze niet goed hoe ze moeten reageren, dus neemt Odwin meteen de leiding.
“Laat ze niet door! Als ze een stap verder zetten, schiet op ze!” Dolf kijkt lachend naar Tjesto.
“Bedoelt die jager dit?” Hij zet één stap vooruit en moet meteen uitwijken voor een kogel. Kwaad kijkt Eduward naar Odwin, die zijn wapen op Dolf gericht heeft.
“Het is een zilvere kogel, dus wees maar op je hoede.” Grijnst Odwin gemeen.
“Wie is er nu bang van zilvere kogels. Niets kan ons doden jager!” lacht Dolf, maar Tjesto trekt hem naar zich toe.
“Domkop, zilvere kogels kunnen ons erg verzwakken en zelfs doden als ze ons goed raken.” Fluisterd hij kwaad.
“Weet ik ook wel, maar dan komen we zo zwak over. Ze hopen dat we terug trekken vanwegen hun zilvere wapens, maar als we doen als of het ons niet kan schelen gaan ze twijfelen en fouten maken.” Dolf keert zich weer naar Odwin en grijnst breed.
“Jij bent van mij jager!” Dolf flinzt tot vlak voor Odwins gezicht, die achteruit dijnst en net op tijd Dolfs aanval kan ontwijken. Tjesto en Eduward kijken elkaar aan en zuchten.
“Laten we dan ook maar zien zeker?” En ook zij flinzen weg.

“Laat ze niet ontsnappen!” roept Odwin, terwijl hij Dolf ontwijkt. Buiten staat Charl gewoon toe te kijken en moet toch wel glimlachen. Zijn plan was om Pablo mee te krijgen, maar dit kan ook werken. Hij neemt een besluit en fluit scherp. Nog geen minuut later staan Brent en Steven naast hem.
“Verandering van plan: we vallen nu aan.”
“Begrepen.” En weg zijn ze. Niet veel later vullen de straten zich met vampiers in het zwarte HB uniform, die allemaal onderweg zijn naar de school.

Pablo is druk bezig met pakken wanneer er een bewaker het bureau binnen stormt.
“Ooit gehoord van kloppen?”
“Ze komen!”
“Wie?”
“De aanval is begonnen. We doen onze best om de drie bij de hoofdingang tegen te houden, maar er is net nieuws binnen gekomen dat een hele groep in zwarte uniforms onderweg zijn naar hier.” Pablo kijkt hem met grote ogen aan.
“Maar ik dacht dat...” ja, wat had hij eigenlijk gedacht? Dat Charl de aanval zou uitstellen tot dat hij en Sandra zich hadden overgegeven? Pablo kan zich wel zelf slaan, dat hij zo stom was om in Charls plan te trappen. Hat was allemaal een list, net als Odwin had gezegt. Charls wist dat hij er alles aan zou doen om Rosalien te genezen, al moest hij iedereen daar voor overleveren.
“Waar is Odwin?”
“Die is druk bezig met één van de jongens, die het blijkbaar alleen op hem gemunt heeft.”
Dolf schiet er door Pablo’s hoofd. Als dat zo is dan weet Pablo ook al wie de ander twee zijn.
“Ga jij maar al vast, ik kom er aan.” Pablo haast zich naar Sandra, die nog steeds bij Rosalien is. Zo snel mogelijk legt hij alles uit aan haar en snelt dan ook naar de hoofdingang. Daar ziet hij net hoe HB leerlingen de school binnen dringen. Al snel heel de hele school gevult met vechtende mensen en vampiers. Pablo probeert Odwin te zoeken, maar wordt tegen gehouden door Charl.

“Pablo toch, vergeet deze mensen. Pak je gerief en je kan hier weg gaan.”
“Het was een list, Odwin had gelijk.”
“Een list? Denk je echt dat ik me daar mee bezig ga houden terwijl ik elk moment de school gewoon binnen kon gaan, wanneer ik maar wilde?”
“Als dat zo is had je dat al lang kunnen doen.”
“Ik wou jou een kans geven Pablo, maar zo te zien heeft die zus van me je geest verziekt met het idee dat mens en vampier samen kan leven.”
“Sandra heeft hier niets mee te maken.” Charl kijkt Pablo recht in de ogen aan.
“Toch wel Pablo, toch wel. Zij is de eerste verraadster, dit is allemaal haar schuldt. Jammer genoeg moest jij je er bij aansluiten. Ze heeft je in haar macht, net als die jager.” Pablo is het beu en wil Charl recht in het gezicht slaan, maar Charl is sneller en staat al achter Pablo.
“Hoe lang is het geleden dat je nog bloed gedronken hebt?” Charl duwt tegen Pablo’s rug en hij valt met een harde smak op de grond.
“Je bent slap, een zwakkeling. Denk je echt dat je zo kunt winnen?” Pablo wil recht gaan staan, maar Charl zet zijn voet op hem en duwt Pablo terug op de grond. Pablo probeert uit alle macht Charls voet van hem af te krijgen, maar door dat Charl bloed gedronken heeft is hij veel sterker dan Pablo. Charl ziet hoe veel moeite Pablo heeft en moet lachen.
“En ik dacht dat we een echt gevecht zouden hebben! Je bent zo slap als een HB beginneling!” Charl bukt tot zijn gezicht bij Pablo’s oor is.
“Nadat ik jou opgeruimd heb zijn Sandra en je dochter aan de beurt.” Pablo wordt rood van woede.
“Rosa heeft je nooit iets mis daan!”
“Wat maakt dat uit? Ze is een kind van twee verraders, dat is al genoeg voor mij om haar te doden.” Pablo verzamelt al zijn kracht en tot Charls verbazing verdwijnt Pablo opeens. Halverwegen de inkomhal komt Pablo weer te voorschijn en ook hij is verbaasd dat het hem gelukt is om weg te flinzen. Vlak voor hem ligt het lichaam van een bewaker en Pablo slikt. Hij had de belofte gemaakt dat hij nooit meer mensen bloed zou drinken, maar in zijn toestand kan hij nooit winnen van Charl. Pablo knielt, pakt de man en slikt even. Na wat aarzelen brengt hij zijn mond bij de nek en zet zijn tanden er in. Wanneer hij de eerste slok neemt voelt hij meteen de kracht door zich vloeien en zijn slokken worden steeds gulzigere en groter. Even vergeet hij waar hij is en geraakt hij in een roes, maar al snel wordt hij wakker geschud door Charl.
“Wel wel wel, ik wist wel dat je het niet vol zou kunnen houden!” roept Charl en kijkt Pablo met zijn zilver grijze ogen aan. Pablo zet zich klaar voor aan te vallen.
“Kom maar op Halfling, eens zien of je je kunt meten met een puurvampier.” Even blijven ze staan, maar dan vallen ze elkaar aan en gaan ze op in het grote gevecht in de school.

Dolf loopt door de gangen en doet elke deur met een grote zwaai open. Hij had moeten winnen, maar Odwin was hem te slim afgeweest en was gevlucht in één van de gangen. Normaal gezien zou iemand anders daar kwaad om geworden zijn, maar Dolf ziet het als een spel.
“Je kunt je niet voor altijd verstoppen jager!” roept Dolf en zijn ogen schitteren van plezier. Na lang veel deuren open gesmeten te hebben komt hij in een gang waar hij een bekende geur riekt. Hoe verder hij de gang in gaat, hoe sterker te geur wordt. Bij de laatste deur stopt hij en snuift de lucht op.
“Rosalien.” Fluisterd hij en doet de deur gewoon open. Binnen kijkt Sandra geschrokken op en wil recht springen, maar Dolf heeft enkel oog voor het bed waar Rosalien in ligt.
“Waarom ligt ze hier? Ze is dood.”
“Nee.” Met een ruk kijkt Dolf Sandra aan. Sandra kijkt hem recht in de ogen aan en haalt diep adem.
“Rosalien is niet dood.” Ze ziet de verwaring in Dolfs ogen en ze stelt zich recht.
“Ze heeft veel bloed verloren, maar ze leeft nog.”
“Is dit een list?”
“Nee Dolf, dit is de waarheid.” Dolf kijkt zwijgend naar Rosalien.
“Geef haar dan bloed.”
“Wat?”
“Je zei net dat ze bloed verloren heeft, dus geef haar gewoon nieuw bloed.”
“Dat proberen we ook, maar er is wat mis gegaan.” Dolf kijkt Sandra vragend aan.
“Tot nu toe gaven we haar mensen bloed, maar blijkbaar heeft ze ook vampieren bloed nodig.”
“Waarom geef je haar dan enkel mensen bloed?”
“Ik heb het nog maar net gehoord van Odwin. Blijkbaar wilde hij haar volledig mens maken door enkel mensen bloed te geven.”
“Die jager! Ik vermoord hem! Rosalien moet vampier blijven.”
“Waarom?”
“Dat gaat jou niets aan.”
“Oh jawel, Rosa is mijn dochter. Wat als ik nu zeg dat ik haar volledig mens wil maken?” Dolfs ogen staan meteen weer hard.
“Dan vermoord ik jou ook.” Sandra weet niet goed wat ze er van moet denken. Dolf is een vijand, maar toch is er iets anders aan hem. Normaal moet hij haar en Rosalien doden, waarom doet hij het dan niet?
“Dus die jager wil haar mens maken?” Sandra kijkt geschrokken naar Dolf, die nu op de rand van Rosaliens bed zit.
“Wat ga je doen?”
“Iets wat die jager niet graag gaat zien.” Grijnst Dolf en tot Sandra’s ongeloof zet Dolf zijn tanden in de nek van Rosalien.

Op dat moment bevind Odwin zich net in de gang. Wanneer hij Sandra opeens hoord schreeuwen rend hij zo snel als hij kan naar de kamer. Met een ruk duwt hij de deur open en gaat bij Sandra staan.
“Sandra! Wat is er?” Sandra kijkt hem met grote ogen aan en wijst naar het bed, waar tot zijn schrik Dolf zit.
“Blijf uit haar buurt!” roept Odwin en grijpt zijn wapen, maar wanneer Dolf hem aankijkt gelooft Odwin zijn ogen niet.
“Wel? Wat vindt je er van?” grijnst Dolf en wijst naar zijn ogen die nu zilver grijs zijn.
“Hoe...”
“Een puurbloed ontwaakt pas wanneer hij het bloed van een halfbloed drinkt.” Het duurt een paar seconden voor het tot Odwin doordringt.
“Je hebt Rosaliens bloed gedronken!”
“Wees gerust, ik heb niet enkel genomen.” Op dat moment kreunt Rosalien. Meteen rend Sandra naar het bed en Dolf flinzt tot aan de deur. Met zijn wapen nog steeds op Dolf kijkt Odwin naar Sandra en Rosalien.
“Wat is er gebeurt?” vraagt Rosalien met een schorre stem.
“Oh schat! We dachten dat je nooit zou ontwaken.” Zegt Sandra en er rollen tranen van blijdschap over haar wangen.
“Wat heb je gedaan?” vraagt Odwin aan Dolf, die zijn schouders ophaalt.
“Ik haar gegeven wat ze nodig had.”
“Niets kon haar helpen, we hebben alles geprobeert.”
“Alles? Ik heb gehoord dat dat niet waar is.”
“Ik vraag het nog één keer: Wat heb je haar gegeven?” Op dat moment slaakt Sandra een kreet.
“Wat is er?”
“Haar ogen...” Verbaasd kijkt Rosalien van haar moeder naar Odwin, die naar adem hapt.
“Jij monster!” tiert Odwin en woest grijpt hij Dolf bij de kraag.
“Hahaha! Ik wist dat dit je dol zou maken.”
“Hoe kon je! Na al mijn werk om haar mens te maken!” Rosalien kijkt verbaasd naar Odwin.
“Waarom zou ik dat willen?”
“Ik weet dat je gepest werd Rosa, enkel omdat je ouders de baas waren is het gestopt.”
“Wat heeft dat er mee te maken?”
“Ik wou alleen maar dat je een rustig leven kon leiden, zonder dat mensen je uitsloten vanwegen je vampierbloed.” Rosalien schudt haar hoofd.
“Dan zou ik me alleen maar slechter gevoeld hebben.”
“Wat zeg je nu Rosa?”
“Door mijn vampieren bloed is de erfenis van mijn ouders en ik heb daardoor een goede vriend gemaakt.” Ze glimlacht naar Dolf, wat Odwin nog woester maakt.
“Je bent niet snik! Dit monster is geen vriend van je, hij wilde je alleen maar in palmen zodat je je tegen ons zou keren.”
“Is dat zo?” vraagt Rosalien aan Dolf, die zucht.
“In het begin wel, maar daar kwam al snel verandering in.” Tot hun verbazing begint Odwin te lachen.
“Dit is echt de bete grap die ik ooit gehoord heb, jij die verlieft ben geworden op Rosa. Dat gelooft toch niemand?” Hij kijkt vragend van Dolf naar Rosalien en Sandra. Al snel verdwijnt de glimlach van zijn gezicht, want hij ziet dat Rosalien en Sandra het geloven. Een hele tijd blijft het stil en beweegt niemand, maar dan zucht Odwin en richt tot Sandra’s schrik zijn wapen op Rosalien.
“Wat ga je doen Odwin?”
“Het spijt me Sandra, maar ik kan haar niet laten leven.”
“Waarom niet? Ze is nog steeds Rosalien!”
“Ze is een puurbloed geworden! Ze is een gevaar voor ons allen!” Sandra gelooft haar ogen en oren niet. Al die tijd had ze Odwin gezien als een goede vriend en nu staat hij op punt haar dochter neer te schieten omdat ze een puurbloed geworden is.
“Doe niet zo dom Odwin!”
“Het spijt me.” Zegt Odwin en haalt de trekker over.
“Rosa!”
“Rosalien!”
In de gang klinkt er een gedempte schot.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

“Wat heb je gedaan!” Odwin laat zijn wapen op de grond vallen en zakt op de grond.
“Waarom? Waarom sprong je er tussen?” stamelt Odwin en kijkt naar Sandra die op de grond ligt.
“Had je dan gedacht dat ik toe ging kijken terwijl je mijn dochter neer schiet?” Odwin weet niet meer wat hij had gedacht, maar dit was het in ieder geval niet. Hij wil Sandra helpen met recht staan, maar wordt opeens geduwd en vliegt aan de andere kant van de kamer tegen de muur.
“Raak haar niet aan!” roept Rosalien woedend en knielt neer bij haar moeder.
“Rustig maar Rosa, hij wou alleen maar goed doen.”
“Daar geloof ik niets van! Hij is net zo erg als die van de HB school.” Sandra probeert recht te zitten, maar krimpt in elkaar van de pijn.
“Niet bewegen mam, laat me kijken waar hij je geraakt heeft.” Sandra knikt en verliest het bewustzijn. Terwijl Rosalien haar onderzoekt komt Dolf naast haar zitten. Wanneer ze de plek gevonden hebben zucht Dolf.
“Wat?”
“Ze gaat het niet halen.”
“Hoe weet jij dat nu? Als we de dokter halen zal die haar kunnen helpen en dan geneest het wel.” Dolf kijkt haar serieus aan en schudt zijn hoofd.
“Het is een zilveren kogel, die verzwakken ons. Het heeft je moeder op een gevaarlijke plek geraakt en door dat ze al jaren geen bloed gedronken heeft is ze veel te zwak. Ze gaat het nooit halen.”
“Nee nee nee!” Rosalien springt recht en wil naar de deur gaan, maar Dolf houdt haar tegen.
“Laat me los! Ik moet de dokter halen.”
“Rosa...” Ze draaien zich om naar Sandra. Rosalien knielt naast haar op de grond.
“Rustig maar mam, ik ga de dokter halen en dan komt alles goed.” Maar Sandra schudt haar hoofd.
“Het is te laat. Ik ben te zwak om deze wond te genezen.”
“Drink dan mijn bloed.” Smeekt Rosalien. Sandra glimlacht zwakjes naar haar en streelt over Rosaliens wang.
“Je moet sterk zijn Rosa.”
“Mam...” er rollen nu tranen over Rosaliens wangen.
“Vergeef Odwin voor wat hij gedaan heeft.”
“Nooit!”
“Rosa! Hij dacht dat hij het goede deed. Het was ik die er tussen sprong.” Sandra kijkt naar Dolf en wenkt hem.
“Zorg goed voor haar.”
“Natuurlijk.”
“Je bent nog niet zo slecht als je je voordoet Dolf.” Sandra zucht en kijkt weer naar Rosalien.
“Als je je vader ziet, zeg hem...zeg hem dat...ik hem...graag...” haar laatste woorden verstaan ze niet, maar ze weten wat Sandra bedoelde. Rosalien laat zich op Sandra’s lichaam vallen en huilt nu hard. Dolf blijft er gewoon bij zitten en kijkt naar Sandra’s gezicht. Hij moet toe geven dat ze niet zo slecht was. Ze had hem heel de tijd kunnen aanvallen, maar in plaats van dat liet ze hem gewoon doen. Stilaan begint hij een woede te voelen, een woede die hij niet goed kan beschrijven. Wanneer hij opeens Odwin hoort kreunen laait de woede nog meer op. Nog voor Odwin iets kan doen wordt hij bij de keel gegrepen en tegen de muur geduwd door Dolf.
“Jij! Jij hebt haar vermoord!” Odwin probeert zich los te wringen.
“Het was niet mijn bedoeling!”
“Kan me niet schelen! Je zult hier voor boeten jager!” Dolf duwt harder en Odwin snakt naar adem. Rosalien kijkt van bij Sandra toe, maar doet niets. Ook al zei haar moeder dat ze Odwin moest vergeven kan ze het niet. Nee, het is niet van kunnen, het is van niet willen. Ze vertikt het om Odwin te vergeven, daarom dat ze gewoon toe kijkt hoe Dolf hem tegen de muur houdt en hoe hij naar adem snakt.
“Zelfs de dood is te goed voor je.” Zucht Dolf opeens en laat Odwin los. Hij valt op de grond, maar veel tijd om op adem te komen heeft hij niet, want meteen voelt hij hoe Dolf zijn tanden in zijn nek zet. Even spartelt Odwin nog tegen, maar al snel is hij te zwak.

Even later laat Dolf Odwins levenloos lichaam op de grond vallen en zet hij zich naast Rosalien op de grond.
“Wat nu?” vraagt ze en Dolf haalt zijn schouders op.
“Deze oorlog gaat niet lang meer duren, jullie leger is te zwak.” Daar moet Rosalien hem, jammer genoeg, gelijk in geven.
“Dus jullie winnen de oorlog en alle mensen zullen gedood worden.” Even is het stil en Dolf bekijkt Rosalien eens goed. Hij was hier gekomen voor iedereen uit te roeien, niet om haar te redden en dan haar kant te kiezen. Waarom is dan blij dat ze leeft?
"Waarom wil je deze oorlog eigenlijk? We waren eindelijk goed vrienden aan het worden."
"Die jagers hebben je aangevallen." sist Dolf en wordt weer boos als hij er aan terug denkt.
"Jagers?"
"Ja, er had er eentje in de turnzaal gejaagd en heeft je dan gedood."
"Wie heeft je die leugen verteld, ik werd in een donkere kamer getrokken en werdt toen door een vampier gebeten." Dolf kijkt haar wantrouwig aan.
"Het is de waarheid Dolf. Hoe kan ik anders zo veel bloed verliezen?"
"Maar wie..." Dolf maakt zijn vraag niet af, want hij weet al wie er achter zat.
"Oh als ik ze in mijn handen krijg." gromt Dolf.
"Ik draai ze de nek om."
"Tjesto en Eduward?" Dolf knikt.
"Waarschijnlijk wilde ze je tegen me beschermen."
"Ik had zo mijn twijfels over ons plan, tot dat voorval met jou. Eerlijk gezegd wil ik niet dat ze winnen.” Rosalien kijkt Dolf verbaasd aan.
“Als ze winnen gaan ze alle mensen van dit lang doden, maar wanneer die dood zijn willen ze meer. Ze gaan naar het volgend land en dit hele gedoe start weer opnieuw. Het zou me ook niet verbazen als de mensen iets uitvinden dat krachtiger is dan die zilveren kogels.”
“Dus een oneindige oorlog.” Dolf knikt.
“Kunnen we er iets aan doen denk je?”
“Het enigste wat we kunnen doen is de twee groepen uit schakelen.”
“Hoe?”
“Met jou en mijn kracht.”
“Kracht?”
“Jij bent nu een puur bloed, net als je moeder en oom Charl. De Fladder familie heeft de kracht om mensen dingen te laten doen wat zij zeggen dat ze moeten doen.”
“Oh die kracht, maar ik ben geen Fladder.”
“Maar je hebt Fladder bloed in je, anders had je nooit een puur bloed kunnen worden. Ik vraag me nog steeds af hoe dat het gebeurd is, ik wilde je gewoon vampiers bloed geven zodat je zou gezond worden.”
“Wat is jou kracht eigenlijk?”
“Weet ik niet.”
“Hoe wil je het dan gebruiken als je het niet weet?”
“ik zoek dat wel uit, ondertussen kan jij al vast beginnen.”
“Wat moet ik dan doen?”
“Zorg dat ze hun eigen kant aanvallen, dat zorgt voor genoeg verwaring.” Dolf merkt dat Rosalien twijfelt.
“Het is de enigste manier om dit te stoppen.”
“Weet ik, maar het idee dat ik vrienden elkaar laat aanvallen maakt me ziek.”
Natuurlijk, zij is het niet gewoon denkt Dolf opeens. Hij had er niet bij stil gestaan dat Rosalien nog geen enkel mens of vampier gedood heeft in haar leven.
“We zoeken wel een andere manier dan.” Zucht hij en staat recht.
“Laten we eerst Charl en je vader zoeken.” Rosalien knikt en ze verlaten samen de kamer.

Overal waar ze komen zijn mensen en vampiers aan het vechten, regelmatig worden Dolf en Rosalien ook aangevallen, maar Dolf kan ze steeds verslaan. Na lang zoeken vinden ze Pablo en Charl bij de hoofingang.
“Papa!”
“Charl!” De twee draaien zich tegelijk om en zien hoe Dolf en Rosalien naar hen toe rennen.
“Rosalien?”
“Mam is dood, Odwin heeft haar neer geschoten.”
“Wat! Wacht maar als ik hem in mijn handen krijg, ik vermoord hem.”
“Kan niet, ik heb hem al gedood.” Pablo kijkt naar Dolf die bij Charl staat.
“Wat moest je met mijn dochter?”
“Ik heb haar mijn bloed gegeven, wat haar blijkbaar puur bloed gemaakt heeft.” Nu pas ziet Pablo de zilver grijze ogen van Rosalien.
“Odwin wilde haar neer schieten omdat ze een gevaar was en Sandra sprong er tussen.” Charl kijkt met een strak gezicht naar Dolf.
“Het is waar Charl, uw zus is dood.”
“Dat is dan één verrader minder.” Zegt Charl, maar Dolf ziet dat Charl het niet meent.
“U liegt.”
“Wat?”
“Je vindt het erg dat Sandra dood is.”
“Ha, waarom zou ik dat erg moeten vinden? Ze was een verraadster, net als die hier.” En Charl wijst naar Pablo.
“Waarom ben je naar hier gekomen Rosa? Het is hier veel te gevaarlijk.”
“Pap, je moet deze oorlog stoppen. Als we hier winnen gaan ze al de vampiers willen uitroeien.”
“Zelfde geldt voor ons. Als we deze mensen kunnen uitroeien gaan we sowieso naar de volgende stad of dorp tot we heel het land in bezit hebben. Er gaat nooit een einde aan komen.” Pablo en Charl kijken elkaar aan en glimlachen.
“Dat zien we dan wel.” Zeggen ze in koor en Dolf kan net op tijd met Rosalien weg flinzen voordat Pablo en Charl elkaar raken.
“Waarom willen ze niet luisteren?”
“Ze zitten in een soort roes, je vader heeft net als Charl te veel bloed gedronken en ze rusten niet voor dat één van hen dood is.” Geschrokken kijkt Rosalien naar Dolf.
“We moeten hier iets aan doen!”
“Al wat we nu nog kunnen doen is de school opblazen.”
“Opblazen! Ben je zot? Dan sterft iedereen.”
“Nee, de mensen in de kelder zullen het overleven.”
"Hoe zit het dan met Tjesto en Eduward?"
"Tjesto is net zo erg als zijn vader en Eduward..." Dolf zwijgt even.
"We kunnen hem overhalen om met ons mee te gaan."
"Eduward is er niet meer."
"Bedoel je..." Dolf knikt.
"Dus veel houdt me niet tegen om het hier te laten ontploffen."
“En mijn vader dan?”
“Je moet kiezen, of wel doen we dat of we wachten tot één van de groepen wint.” Rosalien heeft geen idee wat ze moet doen. Als ze kon zou ze iedereen redden, maar dat is onmogelijk.
“Wil je je de mensheid ruilen voor je vaders leven? Mij best, maar ik denk niet dat je moeder daar erg blij mee geweest zou zijn.”
“Oké, we doen het.” Fluistert ze en Dolf flinzt weg. Na een poosje is hij terug en pakt Rosaliens hand vast.
“Laten we hier weg gaan.”

Beneden in de kelder horen de mensen opeens een heleboel luide knallen. Heel de vloer beeft en mensen beginnen in paniek te roepen. Dan is het opeens muisstil. Even blijven ze wachten, maar dan besluiten een paar mannen naar boven te gaan. Wanneer ze boven komen is er niets van de school meer over. Meteen komen er meer mensen boven en gaan ze op zoek naar overlevende. Na dagen zoeken geven ze het op. Geen mens of vampier heeft het overleeft, dus keren de mensen, na lang wachten, terug naar hun huizen en het leger bewaakt de straten. De ontploffing heeft verschillende huizen naast de school zwaar beschadigt. Niemand weet wat er precies gebeurt is en het kan hen ook niet schelen. De oorlog is voorbij en de opbouw kan beginnen.

Jaren later is het leven weer zo als vroeger. Op de plaats waar de school vroeger stond hebben ze een mooi park gemaakt met een herdenking aan al de slachtoffers. In het begin hadden ze schrik dat er andere vampiers zouden komen, maar met de jaren vergaten de mensen dat het vampiers waren geweest die hen aanvielen en worden ze weer gezien als fantasie. Niemand weet dat Dolf en Rosalien zijn kunnen ontsnappen aan de ontploffing en niemand weet of ze nog leven, maar wat ze wel weten is dat sinds de opbouw er geheimzinnige krachten hun helpen met alles. Dieven worden vlak voor de deur van het politiebureau gevonden, boeren hun oogst is opeens binnen, zakkenrollers struikelen zomaar, enz. verder. Zo ontstaat de legende van de twee stadwakers, een man en vrouw, beide beeldschoon, met zilvergrijze ogen.
Laatst gewijzigd door lisbeth op 08 mei 2013 00:49, 1 keer totaal gewijzigd.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Ik hoop dat jullie het een goed verhaal vonden. Zal mijn best doen om eerst mijn ander verhaal Lucard verder af te maken en zal dan snel weer iets nieuws posten :D
Bedankt voor te lezen en te reageren :D
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Ik vond het een leuk verhaal :D Je hebt het tot het einde spannend gehouden en de personages hebben zich goed door het verhaal heen ontwikkelt :)

Goed geschreven!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Plaats reactie

Terug naar “De Boekenplank”