Pagina 2 van 3
18A
Geplaatst: 07 apr 2014 18:28
door Jablan
18 Op weg naar huis
Vooraan het lokaal staat een man van middelbare leeftijd met het uiterlijk van iemand, die al veertig jaar lesgeeft. Doffe, blauwe ogen vertellen van een leven, waarin niet alles is gelopen, zoals de man graag had gewild.
„Goedemorgen.”
De begroeting is koel. De klas antwoordt unisono en daarna is het weer stil. Het is, dat Florian er zelf bij is, anders zou hij dit niet geloven. Hier in München zijn de scholieren werkelijk braaf en goed afgericht, willen blijkbaar allemaal cum laude slagen en door naar een eliteopleiding. Naast hem bijt Alex met een versteend gezicht op zijn tanden. Wat heeft Florian gemist? Zelfs Toms houding, met de armen afwijzend over elkaar, is compleet anders. Is de man vooraan een tovenaar, die iedereen bij het begin van de les in een standbeeld verandert? In zo’n sfeer steek je veel op. De docent haalt een stapel papier tevoorschijn uit een oude aktetas, leunt met beide handen op zijn tafel en de kleine ogen onder het grijze haar dwalen door het lokaal.
„Zo... een nieuw schooljaar en tot mijn grote plezier bent u er allemaal weer. Hoe lang nog is een ander punt. Zoals u weet, is dit het laatste volledige jaar voor het eindexamen. De eisen, waaraan u moet voldoen, zijn hoger dan in voorgaande jaren en omdat wij weten, dat enkelen onder u het laatste schooljaar alleen met hakken over de sloot hebben gehaald, zouden een aantal van u alvast kunnen nadenken over hoe u in de toekomst het vereiste niveau wilt halen. Ik kan u alvast beloven, dat niet iedereen hier een diploma zal halen. Voor sommigen van u is nadenken over alternatieven wellicht een betere tijdsbesteding dan hier aanwezig te zijn. U zal niets cadeau krijgen.”
Niemand beweegt, niemand reageert op deze motiverende opening. Iedereen staart recht voor zich uit. Tom steekt een hand op, de zoekende ogen van de man komen iets later bij Tom tot stilstand.
„Meneer Krause, wie ook anders, wat heeft u ons voor enorme belangrijke informatie te vertellen?”
„Meneer Hofer, zouden wij dit uur niet onze klassenleraar hebben? Zo staat het in ons rooster.”
De man vooraan probeert een glimlach, die zijn ogen niet bereikt.
„Meneer Stein heeft een bespreking en mij gevraagd hem te vervangen. Ik hoop, dat u daarmee akkoord gaat?”
„Natuurlijk,” fluit Tom brutaal. Het zachte gelach van anderen leidt tot een giftige reactie van Hofer.
„In uw positie zou ik voorzichtig zijn. U leeft al te lang in de veronderstelling, dat u zich alles kan permitteren, maar helaas is dat niet zo en op een dag zal ook u begrijpen, wat uw werkelijke positie is. Ik vrees alleen, dat het dan te laat is.”
Tom is niet onder de indruk en blijft de man met zijn vrolijke gezicht aankijken. Florian bewondert hem. Zelf wordt hij zenuwachtig van de obscure docent. Hofer wil zich omdraaien, als de man Florian ontdekt, die acuut het gevoel krijgt onder een scanner in het ziekenhuis te liggen. Dat wil hij niet. De inhoud van zijn brein is privé.
„Krone, als ik het goed heb onthouden. U bent nieuw hier ... en de broer van meneer Wanninger.”
Met een korte blik op Alex weet de man met zijn stem de lucht in plakjes te snijden. Florian knikt.
„Waar komt u vandaan?”
Florian schraapt zijn keel, „Hamburg.”
„Hamburg? Goed ... heeft uw broer u al uitgelegd welk hoog niveau wij hier nastreven?”
Florian twijfelt met een blik op Alex, die nog steeds Hofer trakteert op zijn onderkoelde blik.
„Eh ...”
„Niet. Dat heeft uw broer dan verzuimd.”
De docent heeft een nijdige glimlach voor Alex over.
„Goed. U moet weten, dat ik achternamen onbelangrijk vind.”
Wat bedoelt deze merkwaardige man? Zijn ze nummers?
„Het kan mij niet schelen of uw vader nu bankdirecteur, hartchirurg of hoogleraar literatuur is. Alleen uw eigen prestaties tellen hier en als u hier niets presteert, bent u op de verkeerde school. Zo eenvoudig is dat.”
De man kijkt Florian lang aan, probeert recht in zijn ogen te kijken. Florian voelt zijn handen klam worden, zijn wangen warm. Wat wil die man van hem?
„Heeft u dit begrepen?”
De stem lijkt van alle kanten te komen. Florian knikt.
„Goed.”
Hij draait zich om naar het bord. Voor Florian is dit nieuw. Hij heeft de laatste jaren alleen les gehad met schermen en computers. Evengoed haalt hij opgelucht adem en realiseert zich onzeker te worden van deze onaangename docent. Hij heeft er een hekel aan geïntimideerd te worden.
„Wilt u allemaal de data van de komende wiskundetentamens noteren? Ik schrijf ze hier op het bord. Ik weet dat u normaal gewend bent om alles op papier te krijgen, maar dit zal u hopelijk niet teveel uitputten.”
Florian kijkt om zich heen en ontdekt, dat iedereen met pen en papier werkt. Zelf voegt hij de data toe aan zijn planner en is sneller klaar dan zijn buurvrouw. Rechts van hem zoekt iemand nog iets in zijn tas. Hij kijkt iets opzij en ontdekt Alex, die een bril tevoorschijn haalt. De bril staat hem goed. Florian grinnikt een beetje om het nieuwe beeld, wat voor hem verrassend komt. Alex voelt zich uitgelachen, valt hem op.
„Meneer Krone?”
Hofer staat ineens dreigend voor zijn tafel. De geur, die de man meebrengt, vindt Florian nog erger dan Celines parfum.
„U schijnt zich te amuseren. Heeft u het hier in München zo naar uw zin?”
De man sist en Florian merkt, dat iedereen nu op hem let. Hij slikt even, voordat hij zacht antwoordt.
„Totaal niet.”
De anderen lachen, zacht.
„Stilte,” schreeuwt de man, maar het lukt hem niet om de opkomende onrust in de kiem te smoren en herhaalt zijn opdracht nog twee keer. Florian wil zijn oren laten testen na dit gebrul.
„Wat is dit?”
Hofer wijst op zijn tablet. Florians onzekerheid slaat om in ergernis, waardoor hij meer moed krijgt.
„Een tablet.”
„Waarom heeft u dit meegenomen?”
„Eh ... Op mijn vorige school was alles digitaal.”
„Goed, hier niet. Volgende keer werkt u met pen en papier. Spelletjesapparaten zijn niet toegestaan.”
„Eh ... deze is alleen voor school.”
„Bent u komiek?”
Florian zakt de moed weer in de schoenen onder de getergde blikken van de man.
„Eh ... nee, ik ben serieus.”
Er wordt weer gelachen in het lokaal.
„Stilte!”
Hofer kijkt woedend rond en buigt zich dan voorover.
„Meneer Hofer? Het derde tentamen staat op vrijdag direct na een feestdag. Die datum kan onmogelijk kloppen, want het wordt lastig om een tentamen te maken op een vrije dag. Ik ben bang, dat u zich daar heeft vergist.”
Hofer kijkt opzij naar Alex en zwijgt. Alex kijkt de man zonder een spoor van angst aan. Toch merkt Florian aan Alex’ houding, dat Alex een hekel heeft aan deze docent. Hofer gaat terug naar voren.
„U let ook zo goed op, meneer Wanninger. U merkt elke fout op, laat staan dat u er een maakt. We mogen ons gelukkig prijzen met uw aanwezigheid. Dank u wel.”
Het druipende sarcasme vergiftigt de sfeer in het lokaal volledig.
„En wat u betreft, meneer Krone, ik ben nieuwsgierig naar uw resultaten voor wiskunde.”
Florian schrikt. Hij is niet zo goed in dat vak en als deze man daarin les geeft, mag hij zich nu al zorgen gaan maken over zijn eindexamen. Hofer besteedt de resterende tijd aan herhalingsopgaven. De man wil weten wat is blijven hangen van de stof van vorig jaar en laat Florian verder met rust, in elk geval vandaag. De bel komt als een echte bevrijding.
„Je had mij gerust kunnen waarschuwen,” merkt Florian op, terwijl hij met Sandra naar een koffieautomaat wandelt.
„Sorry, daar heb niet meer aan gedacht. Ik wist ook niet, dat hij Stein vervangt.”
„Wie is dat?”
„Onze docent Duits. Hij is geweldig. Hij ...”
Achter hen roept iemand hun namen, waarop ze wachten op een stralende Tom, die een chagrijnig kijkende Alex op sleeptouw heeft. Er zijn duidelijk meer mensen op het idee gekomen om koffie te halen en zo bij te komen van het voorbije blok. Tom pakt Sandra bij haar hand en wandelt met haar door naar de automaat, laat Alex bij Florian achter, die nog ergens mee zit.
„Het spijt mij, ik wilde niet lachen.”
„Geen probleem, een jongen met een bril is toch om je dood te lachen.”
„Doe niet zo vervelend. Ik heb je niet uitgelachen, alleen om jou gelachen.”
„Ik heb nergens over gelachen,” komt er met ingehouden woede uit.
„Je weet hoe ik het bedoel.”
Hier is iemand helemaal niet eigenwijs. Als een hele kleine deuk in zijn ego dit al oproept... Bij de automaat geeft Sandra hem koffie en Florian neemt een slok. Smerig.
„Voordat ik het vergeet, de koffie uit de automaten hier is verschrikkelijk,” lacht Tom, als hij Florians gezicht ziet. Ze wandelen alweer terug met de koffie in hun handen.
„Bedankt voor de info. Gaat dit de rest van de dag zo verder met elk blok een nieuwe verrassing?”
„Nee, je hebt nu alles gehad. De koffie is slecht en Hofer een sadist.”, lacht Sandra.
„Aan de smaak van het ene wen je wel, aan de geur van de ander nooit”, grijnst Tom.
„Wat voor probleem heeft die man?”
„Ik denk dat hij een probleem met zijn spijsvertering heeft. De laatste tien jaar verstopping of zo,” meldt Tom redelijk serieus. Sandra’s afkeer is duidelijker, „Dit is iemand, die alleen docent is geworden om kinderen te treiteren en een zielige machtsfantasie uit te leven.”
„Ongetrouwd, geen familie en weinig of geen vrienden, kijkt ’s avonds beslist porno,” meent Tom en gooit zijn lege koffiebeker in een vuilnisbak.
Alex is nog steeds chagrijnig. Florian wil hem vrolijker zien, „Wat heeft Hofer tegen jou?”
„Hij heeft een hekel aan brildragers,” komt er direct nuchter terug.
„Alex, het is goed met jou,” houdt Florian voet bij stuk. Hoe kan iemand zo rancuneus zijn?
„Toon een beetje begrip, Florian. Je hebt onze Alex enorm laten schrikken. Hij denkt nu, dat jij hem niet meer leuk vindt,” reageert Tom met zijn brutale grijns. Florian houdt Alex’ hand tegen, want de blonde jongen zou zijn beste vriend maar al te graag nu ergens willen raken.
„Tom...”, gromt Alex met een dreigend gezicht.
„Ja,” komt er onschuldig terug, maar Tom zoekt zekerheidshalve dekking bij Sandra, die in lachen is uitgebarsten. De twee lopen lachend door en laten Florian met een boze Alex achter.
„Heb jij haar iets verteld?”, blaft Alex. Florian is er niet van onder de indruk.
„Sandra denkt zelf na, Alex. Bovendien zijn het niet mijn vrienden, die veel te hard praten. Hou mij daar niet verantwoordelijk voor.”
Florian praat opvallend rustig. Alex briest nog wat, maar ontwijkt ook zijn blik. Het is voor lastig praten met iemand, die zo snel zich afsluit.
„Je wilde mij net vertellen, welk probleem jij met Hofer hebt of Hofer met jou.”
„Wilde ik dat?”
„Alex...”
„Goed,” de jongen zucht, „Sinds we deze man voor wiskunde hebben, staan we al op voet van oorlog. Hij heeft een hekel aan ons. Wij laten het niet toe, dat hij iemand eruit pikt en probeert te vernederen en we laten ons niet bang maken. Kortweg is hij machteloos omdat wij ons als een man opstellen tegenover hem en daarom gedraagt hij zich wat gefrustreerd. Ik heb er nooit over nagedacht, waarom hij aan mij een hekel heeft ... misschien omdat ik al jaren klassenvertegenwoordiger ben en daarom ook namens de groep optreedt.”
18B
Geplaatst: 07 apr 2014 18:29
door Jablan
Florian herkauwt Alex’ woorden nog een keer en komt tot de conclusie, dat Alex veel verantwoordelijkheid draagt. De anderen vertrouwen hem, geloven in hem, hopen op zijn steun en iedereen vindt dit volstrekt vanzelfsprekend. Alex legt een hand op zijn schouder om hem mee te nemen terug het lokaal in, maar Florian wil nog iets kwijt.
„Alex? Ook met bril zie je er leuk uit.”
Het komt er niet helemaal lekker uit – hij fluistert en begint te blozen, vlucht daarom zo snel mogelijk naar zijn plek. Zodra hij zit, tikt Sandra hem aan.
„Waarover ging dat?”
„Niets.”
„Duidelijk ... jij bloost en hij heeft een glimlach over zijn hele gezicht.”
Alex grijnst? Nou ja, dat kan twee dingen betekenen. Of hij vond het compliment prettig of hij lacht over Florians openhartigheid. Alex staat momenteel met zijn rug naar Florian met zijn kleine fanclub om zich heen. Dirk, Jan, Tom, Melanie, Celine.
„Een goedemorgen. Het is vandaag mooi weer, niet?”
Het algemene geroezemoes wordt overstemd door een vriendelijke bariton.
„Ah, Stein is er.”
Sandra verheugt zich ... Oh. Florian kijkt naar voren en ziet alles, wat hij niet had verwacht. De docent is beslist jonger dan dertig, goed gebouwd, goed gekleed en zou zomaar een broer kunnen hebben, die professioneel voetbalt en bijklust als ondergoedmodel. Florian raakt enthousiast.
„Goed om iedereen weer te zien. Ik hoop dat jullie een mooie vakantie hadden en een klein beetje zin hebben in dit jaar. Ik vind het in elk geval leuk om de komende twee jaar met jullie te werken. Het zal soms druk worden, maar ik ben ervan overtuigd, dat het allemaal zal lukken. Net zoals vorig jaar geldt ook dit jaar, dat jullie met vragen en problemen bij mij terecht kunnen.”
Florian kijkt zijn ogen uit. Het is net alsof hij in een totaal andere groep zit. De gezichten staan vrolijker, iedereen reageert op de woorden van de man. Tom heeft zijn hand alweer omhoog.
„Ja, Tom?”
De man kijkt hem nieuwsgierig, open aan.
„Ik heb twee problemen, meneer Stein.”
„Wilt u onder vier ogen daarover spreken?”
„Nee, dit mag iedereen horen. Ik ben bang, dat ik allergisch reageer op meneer Hofer en ik weet niet, of mijn gezondheid het nog langer toelaat bij wiskunde aanwezig te zijn.”
Tom negeert met een serieus gezicht het algemene gelach, Stein knikt begripvol.
„Had u vorig jaar al niet een vergelijkbaar probleem?”
„Ja, maar het wordt erger. De allergie leidt niet alleen tot uitslag, maar ook tot maagkramp en braakneigingen.”
Nu lacht iedereen. Alleen de docent probeert zijn lach nog te verbergen, vraagt om stilte en richt zich tot de hele groep.
„Ik weet van jullie moeilijkheden met de heer Hofer, maar ik moet jullie desondanks vragen om verstandig te blijven. Jullie diploma, jullie toekomst is belangrijker dan wat persoonlijke tegenstellingen. Zo onderhand zijn jullie allemaal volwassen mensen. Probeer er volwassen mee om te gaan.”
Er vliegen nog wat voorbeelden van de sadistische lesmethoden door het lokaal.
„Alsjeblieft, jullie maken geen goede indruk op jullie nieuwe klasgenoot.”
„Ja, meneer Stein, dat is het andere probleem. Onze nieuwe klasgenoot werkt digitaal en meneer Hofer wil nog alles met pen en papier. Kunt u bemiddelen?”
Florian is verrast door Toms vraag en kijkt behoorlijk verrast opzij, terwijl de docent met een glimlach al naar hem toe komt.
„Natuurlijk. Maar vandaag is het onze eerste dag en zijn er leukere dingen om over te praten. U bent Florian?”
De jongen knikt alleen en schudt de uitgestoken, warme hand.
„Voorstellen zal niet nodig zijn,” de man kijkt opgewekt naar Alex, „Daarom blijft er voor mij alleen een hartelijk welkom over en ik hoop, dat u zich hier snel op uw gemak voelt.”
De groene ogen van de man flitsen even op om daarna weer de vriendelijke uitdrukking van eerder te laten zien. Florian verliest zich in een korte dagdroom over de docent, waar een handklap van Stein hem weer uithaalt. De man staat ondertussen voorin het lokaal.
„Nu alle formele zaken zijn afgehandeld, wil ik met jullie het programma voor de komende twee jaar doorlopen ...,” een zucht gaat door het lokaal, „... en het valt allemaal reuze mee. Ik heb een paar boeken meegenomen voor het onderdeel literatuur.”
De man wijst op een stapel en Dirk kreunt, „Zoveel?”
„Dirk, rustig aan, ik wil u geen stress aandoen. We richten het zo in, dat u nooit twee boeken tegelijk moet lezen en ook nog genoeg tijd voor de andere vakken overhoudt.”
Met een knipoog voor Dirk, die inmiddels rood aanloopt, gaat Stein verder. Florian heeft geen enkele moeite om de man te volgen. Jammer, dat deze man geen wiskunde geeft.
„Hij is leuk, niet?”
Sandra fluistert. Florian knikt alleen, omdat hij niets wil missen.
„Let alleen op, dat je niemand verwaarloost.”
Nu is hij wel afgeleid en kijkt naar zijn buurvrouw.
„Wat bedoel je?”
„Alex.”
Florian draait zich langzaam om en merkt nu pas, dat Alex hem zo onopvallend mogelijk in de gaten houdt. Als ze elkaar even aankijken, is Alex’ ongenoegen duidelijk zichtbaar voor Florian.
„Wat heb ik nu weer gedaan?”
Alex is vooral vermoeiend vandaag.
„Hij is jaloers”, laat Sandra met een zachte lach weten.
„Op wie of wat?”
Florian houdt zich met opzet op de vlakte, hoewel hij ervan overtuigd is, dat Sandra allang heeft geraden hoe het tussen hem en Alex zit. Verteld heeft hij niets. Sandra is wat geërgerd.
„Op wie. Waarschijnlijk denkt hij, dat jij liever Stein als broer hebt,” waarna ze met iets grotere ogen verder gaat, „Man, ik ben niet blind en Toms onopvallende opmerkingen begrijpt zelfs een dove.”
Het is voor Florian genoeg om zich af te vragen, wat Sandra precies weet. Hoewel, zoveel valt er niet te weten. De situatie tussen hem en Alex is vergelijkbaar met een film, die met een status quo eindigt. Prompt ziet hij Alex en zichzelf over een rode loper wandelen bij de première. De premièreavond eindigt dan in een hotel om verder te gaan, waar de film is geëindigd. Of toch niet? Zoals Alex op dit moment kijkt, de jongen zou wat vaker kunnen lachen, eindigt de première waarschijnlijk op een politiebureau.
Ondertussen heeft Stein de klas in zijn ban getrokken. Met zijn levendige stem leest hij een passage uit het werk van Hans Jakob Christoffel von Grimmelshausen voor. Bijna iedereen luist vol aandacht. Alleen Alex krabbelt gedachteloos op zijn schrijfblok. Een paar minuten voor de bel, vindt Stein het voldoende voor vandaag en vraagt Florian nog even te blijven. Bij de deur wachten Sandra, Alex en Tom op hem.
„Florian, weet u wat Tom bedoelde met zijn opmerking?”
„Eh ...”, Florian weet niet hoe hij de man het goed kan uitleggen en pakt zijn tablet om Stein te laten zien, wat op het apparaat een plek heeft. De meeste schoolboeken, zijn agenda en een programma om aantekeningen mee te maken, zijn het belangrijkste voor hem om overzicht te houden. Stein is onder de indruk en belooft met collega Hofer te praten.
„... en ik wil u nog een keer zeggen, dat u met alles bij mij terecht kunt, of het nu privé is of met school te maken heeft. Ik weet, dat een verhuizing altijd tot meer veranderingen leidt. Als er iets is, waarmee ik kan helpen, laat het mij weten. Goed?”
De groene ogen zijn warm, zacht, eerlijk. Florian knikt gehaast.
„Bedankt ... ik zal ervan dromen ... ik bedoel ... ik zal eraan denken, meneer Stein ... eh ... wat zei ik nu weer?”
De man lacht ingehouden en kijkt hem daarna serieus aan.
„Goed, dan is het duidelijk. We zien elkaar ... eh ... woensdag weer.”
Florian weet van schaamte niets meer uit te brengen en wankelt het lokaal uit. Bij de deur vangt Sandra hem op en op de gang krijgt Tom de slappe lach. De hele route naar het kunstlokaal bovenin het gebouw blijft hij lachen. In het lokaal zorgt Florian ervoor met Sandra bij Martin en zijn buurman aan te schuiven. Hij wordt waanzinnig van Toms gelach en Alex’ dodelijke blikken maken het niet beter.
„Nou goed, zeg het maar,” mompelt hij teleurgesteld in zichzelf.
Sandra kijkt hem verbaasd aan, „Wat moet ik zeggen? Zo erg was dat niet bij Stein. Hij is in orde, je hebt toch gezien, hoe hij heeft gereageerd.”
Toch legt ze een hand om zijn middel in een poging hem op te vrolijken. Florian wil zijn frustratie kwijt.
„Het gaat weer lekker vandaag. Eerste dag op een nieuwe school en gelijk misverstanden met de wiskundedocent en flirten met de docent Duits.”
„Oh ... was dat flirten?”
Alex staat naast Florian met zijn handen in zijn broekzakken.
„Wat wil je?”, vraagt Florian vermoeid.
„Ik wilde je alleen vragen of je straks net wilt doen of je Jasmin niet kent.”
„Zal wel lukken. Ik heb namelijk geen idee over wie je het hebt.”
Geërgerd vliegen Alex’ ogen in alle richtingen, als een deur van een nevenruimte opengaat en een aantrekkelijke vrouw binnenkomt. Pas aan haar manier van lopen, herkent Florian de docente. Hij heeft haar ontmoet, toen hij aankwam in München. Goed, hij laat het over zich heen komen. Ze begint professioneel met een welkom, wat weer als een stem door iedereen wordt beantwoordt. Daarna volgt haar welkomstpraatje inclusief de planning tot aan het eindexamen. Op maandag ruimte voor creativiteit en individualiteit, verder staan een paar projecten op het programma. Tijdens haar monoloog dwalen haar blauwe ogen door het lokaal, waarbij ze de glazige blikken van sommige jongens negeert. Florian wordt herkend en verder met rust gelaten. Terwijl het uur wordt gevuld met een documentaire over de abstracte expressionist Jackson Pollock op een antieke televisie, druppelen in Florians brein andere kleuren verf over de gebeurtenissen van vandaag.
Hofer heeft in hem een nieuw doelwit gevonden, Stein zal hem waarschijnlijk voor een beetje gestoord houden en de klas accepteert hem alleen, omdat hij nu eenmaal de broer van Alex is. Vanzelf ziet hij zichzelf weer op zijn oude school in Hamburg, waar alles makkelijker leek, hij met meer zelfvertrouwen rondliep en documentaires op de muur werden geprojecteerd.
Alex heeft hem vandaag nieuwe raadsels opgegeven. Niets willen en toch jaloers reageren, wanneer iemand anders Florian aandacht geeft, past niet goed samen. Goed, hij is zelf ook jaloers, maar dat is nog verklaarbaar. Op dit moment volgt Alex de beelden op de kleine televisie en Celine volgt Alex. Echt als paar komen ze niet over op Florian, maar dat kan aan zijn eigen, troebele blik liggen.
Als de documentaire is afgelopen, Florian heeft dezelfde film een jaar geleden op zijn oude school al gezien, is het lesuur ook weer voorbij. De lesdag ook en Florian heeft geen zin om al naar huis te gaan, in tegenstelling tot de anderen. Martin heeft hem in de gaten.
„Wat heb jij nu? Je kijkt zo treurig.”
„Ach, niets. Pollocks schilderijen raken mij altijd.”
Martin schudt zijn hoofd en steekt een hand op als groet om dan weg te lopen. Alex groet Jasmin Eichel en duwt daarna zonder pardon Florian het lokaal uit. Tom en Sandra volgen hen.
„Los!”, Florian verdraagt nu geen enkele aanraking van Alex, „Moest jij niet met Celine mee?”
Alex laat hem inderdaad los en kijkt heel even Celine na, die over de gang schrijdt.
„Celine heeft nog een andere afspraak en we zien elkaar vanavond,” komt onderkoeld terug.
„Leuk voor je. Een avond met z’n tweeën?”, daagt Florian Alex uit.
„Nee, we zitten bij Tom om het nieuwe jaar te vieren. Kom je nog mee? Ik wil hier weg.”
Alex houdt hem met een reden vast. De gangen zijn vol met energiebundels, die nu pauze hebben of al naar huis kunnen.
„Jullie kunnen ook langskomen,” stelt Tom voor en probeert boven het geroezemoes uit te komen.
„Sandra en ik hebben al wat anders afgesproken.”
Sandra begrijpt Florian meteen en maakt de beleefde weigering compleet.
Tom reageert met begrip, „Een andere keer beter.”
Ze zijn al bijna bij de uitgang als Florian ontdekt, dat hij iets mist.
„Jongens, ik moet nog terug. Mijn tas ligt nog boven.”
„Ach, ik zie je straks weer,” omarmt Sandra hem, voordat ze naar de bushalte wandelt. Florian negeert Tom, die Alex veelbetekenend aankijkt en met een groet Sandra achterna rent. Florian wil weer terug, maar Alex houdt hem weer tegen.
„Wat nu weer?”
„Ik kom mee, voordat je verdwaalt.”
„Ik vind het wel.”
„Je bent de eerste dag bij ons ook verdwaald.”
„Jullie hebben ook een groot en ingewikkeld huis.”
„Flo ... wacht ...”
Florian wacht niet en is al meters verder. Alex krijgt helaas gelijk, omdat Florian de trap naar de laatste verdieping in eerste instantie voorbij loopt. Inmiddels is het wel rustig geworden op de gangen. Voor het kunstlokaal klopt hij gewoontegetrouw even aan, maar het blijft stil. Dan probeert hij de deur te openen en die blijkt nog niet op slot te zitten. Het lokaal is leeg en Florian pakt zijn tas, die nog op dezelfde plek ligt. Dan krijgt hij haast, omdat hij Maria en Alex niet te lang wil laten wachten. Bij het verlaten van het lokaal kan hij een blik in de nevenruimte werpen. De deur staat gewoon open en Jasmin Eichel heeft haar armen om een slanke man geslagen. Hm, zoveel interesse heeft Florian nu ook weer niet wat de docenten nog meer uitspoken en hij loopt verder, totdat hij zijn naam hoort.
18C
Geplaatst: 07 apr 2014 18:30
door Jablan
„Florian?”
Hij staat ineens stil, verstijfd en realiseert zich nu pas, wie hij net heeft gezien. Joachim komt onzeker uit de kleine werkkamer naast het lokaal op hem af. Florian kijkt de man zwijgend aan.
„Florian,” klinkt het hees. Joachim is bleek, geschrokken.
„Laat mij raden. Het is niet wat het lijkt?”
Zijn opmerking vliegt in open doel.
„Nee ... ik bedoel ... ja ... wacht even ...”
Joachim steekt zijn handen uit naar Florian, maar de jongen weet zelf niet hoe hij moet reageren.
„Ik laat jullie alleen,” meldt Jasmin, die met een glad, nietszeggend gezicht uit de nevenruimte komt. Ze heeft zich volledig onder controle en verlaat enigszins gehaast het lokaal. Vader en zoon zijn alleen en Florian wacht op Joachim.
„Florian...”
Opnieuw steekt Joachim zijn handen uit om een paar seconden later hulpeloos ze in elkaar te leggen. De zoon krijgt medelijden met zijn vader.
„Was dit een belangrijke klant uit Japan, een belangrijke vergadering of overleg over welke filialen dicht moeten?”
Joachim knikt met een verslagen gezicht.
„En dit is ook de reden om ’s avonds langer door te werken?”
Opnieuw een hoofdknik.
„Bedonder je Bettina?”
Joachim zucht, haalt een hand zijn haar.
„Ga je vreemd?”
„Ja.”
Zacht en hees komt het antwoord, gevolgd door een uitgestoken hand.
„Mag ik het uitleggen?”
Florian pakt de hand vast om hem weer terug te leggen in de andere hand van zijn vader.
„Wat valt er uit te leggen? ... Je bent een lul in alle opzichten. Een zielige, gemene, harteloze kerel, die alleen zijn lul achterna rent ... Weet je waarom ik gevraagd heb om hier te mogen wonen? Ik wilde weten wie je bent, begrijpen waarom je ooit bent weggegaan, waarom je mij hebt verlaten en ik wilde je leren kennen ... Dit is wel een antwoord op al mijn vragen. Je hebt mijn Ma en mij blijkbaar uit puur egoïsme verlaten en nu ben je weer met hetzelfde bezig. Over dertien jaar staan Emma en Tim voor je neus en vragen zich af, wie hun verwekker is. Of zal ik ze nu al het antwoord geven. Hun vader is een vreselijke hufter. Je bent ...”
Florian heeft geen woorden meer en schudt verdrietig het hoofd. Joachim is alleen maar bleker geworden.
„Dat is niet waar,” fluistert Joachim zo zacht, dat Florian hem nauwelijks kan verstaan, „Met je moeder was het anders ... ik wilde ... ach ... het spijt mij.”
„Voor spijt ben je te laat,” wijst Florian zijn vader terug op zijn plek.
„Nee, luister, alsjeblieft. Ik hou van Bettina. Ik wil haar niet kwijt, nooit.”
Joachim klinkt behoorlijk in paniek. Florian ziet opeens geen vader meer in zijn verwekker, maar een kleine jongen, die in een moeras is beland en niet meer op eigen kracht eruit kan komen.
„Je bedriegt haar.”
IJzig komen de drie woorden uit Florians mond.
„Ik weet het.”
„Je hebt seks met een andere vrouw.”
„Ik weet het, maar...”
„Niets maar. Hoe kan je zeggen, dat je van Bettina houdt en haar tegelijk zoiets aan doen? Dan ook nog met een van haar vriendinnen.”
Joachim zucht opnieuw en begint te ijsberen.
„Het is allemaal niet zo eenvoudig. Ons huwelijk ... ik hou met hart en ziel van Bettina, maar soms ... ze is niet echt gelukkig. Ik weet niet wat ze mist en ik weet ook niet hoe ik nog meer van haar kan houden. Ik heb iedere keer het gevoel een ideaalbeeld achterna te rennen en daarbij uit te glijden. Ik doe echt mijn best, probeer haar met cadeaus te verrassen of we gaan een weekend weg, ik strooi met complimenten ... Ik heb geen idee, wat ik verkeerd doe. Ze doet alsof ze blij met alles is, maar ik zie haar nooit echt gelukkig. Het is alsof ik alleen maar hetzelfde rondje hardloop zonder de finish te zien.”
Joachim heeft een verdrietige, vertwijfelde uitdrukking. Florian krijgt het gevoel voor het eerst in zijn leven de echte Joachim te zien, de mens achter de naam. Een man van eenenveertig, die op een ongelukkige manier zijn liefde uit en niet meer weet, hoe het verder moet.
„Heb je haar dit al eens verteld?”
„Nee ... dat is ... niet gemakkelijk.”
„Waarom?”
„Ik ... ach, geen idee. We zijn nu zeven jaar getrouwd, we hebben een familie samen en een dagelijks leven ... ik weet het niet.”
Florian zwijgt, Joachim in eerste instantie ook.
„Op een avond was ik alleen bij de Eichels op bezoek. Matthias werd weggeroepen naar een aanrijding en zo zaten Jasmin en ik alleen. Ik weet niet meer precies hoe we erop kwamen, maar we hebben over onze huwelijken gesproken. Jasmin is ongelukkig met Matthias, omdat hij helemaal opgaat in zijn werk. Van het een kwam het ander. Dat was drie maanden geleden.”
„Dit loopt al drie maanden?”
„Ja.”
„En waar zien jullie elkaar? Hier op school, waar jullie door elke scholier of docent of zelfs Maria of Alex gezien kunnen worden?”
Florian kijkt Joachim verwijtend aan.
„Nee, nee. Ik was eigenlijk alleen hier om Jasmin op te halen en uitnodigen voor een etentje. Bettina en de kinderen weten dat wij af en toe uit eten gaan. Dat net was niet gepland, normaal houden we ons in het openbaar in.”
„Jullie zijn werkelijk sensitief en tactvol. Ik ben onder de indruk hoeveel rekening je houdt met je familie.”
Joachim steekt zijn handen verslagen in de lucht en valt neer op een stoel.
„Je hebt gelijk... Wat nu?”
Joachim is moe, Florian haalt zijn schouders op.
„Ben je van plan om het Bettina te vertellen?”, vraagt de oudere met blanke stem. Florian voelt zich helemaal niet prettig en reageert emotieloos, „Ik zou het waarschijnlijk wel moeten doen.”
„Ze zal mij verlaten,” verzucht Joachim.
„Je hebt haar een reden gegeven om jou te verlaten.”
Met zijn gezicht in zijn handen leunt Joachim voorover. Florian kan er niets aan doen, hij heeft medelijden met de man. Het maakt niet uit wat hij heeft gedaan, de man is verdrietig en bovendien zijn vader. Als Florian voorzichtig een hand van de man aanraakt, ziet hij rode ogen.
„Hou je van haar?”
Joachim knikt.
„Wil je er alles aan doen om haar te houden?”
De man knikt weer, terwijl Florian nadenkt. Tim, Emma, Maria zijn inmiddels in zekere zin zijn broer en zussen, Bettina is in mindere mate een moeder voor hem. Bovendien hebben Marc en Manuel hem vorige week opnieuw overtuigd niet op te geven, maar zelf stappen te zetten.
„Ik wil wel proberen je te helpen. Niet omdat jij het verdient, maar vanwege Bettina, de tweeling en ... ach, eigenlijk vooral, omdat jij zegt dat je van Bettina houdt.”
Een zwakke glimlach vertelt Florian, dat Joachim dankbaar is.
„Jasmin is wel verleden tijd voor jou vanaf nu.”
Florian waarschuwt en daagt Joachim uit, die opnieuw knikt. Iets te snel naar Florians zin.
„Pak je telefoon en stuur haar een bericht. Ze had net toch een ongelofelijke haast om weg te gaan.”
„Goed, doe ik.”
Moeizaam komt Joachim overeind.
„Dank je.”
Ze kijken elkaar even aan, dan overwint Joachim zijn remmingen en trekt Florian een beetje struikelend in zijn armen. Verrast gaat hij erop in.
„We moeten gaan. Alex en Maria wachten beneden op mij,” mompelt Florian met warme wangen, als ze elkaar loslaten. Joachim knikt, kan niet echt praten, en volgt Florian, die een verdieping lager zich omdraait.
„Jij stuurt Jasmin eerst een bericht.”
„Wat moet ik erin zetten?”
„Wat dacht je van ‘Jasmin, ik hou van Bettina, daarom einde affaire, het spijt mij.’ of is dat te direct?”
„Het is beter dan niets.”
Florian wacht totdat zijn vader het bericht heeft verstuurd, voordat ze verder lopen en bij de hoofdingang Alex en Maria tegenkomen, die verrast zijn door Joachims aanwezigheid. Florian hoopt, dat hij nu rustig genoeg is om geen vragen te krijgen, een gesloten boek te zijn voor met name Alex.
„Ik dacht, dat je al in de kelders was verdwenen,” mompelt Alex in Florians oor, voordat hij zijn vader aankijkt, „Wat doe jij hier?”
Joachim heeft net teveel tijd nodig om zich te herpakken. Florian dekt hem, „Verrassing. Hij wilde mij ophalen.”
Als er iemand opgelucht is, dan Joachim wel. Merkwaardig genoeg lijkt Alex niets op te vallen aan Joachims gedrag.
„Klopt. Ik heb de rest van de middag vrij genomen.”
„Echt?”
Maria is nog meer verrast dan Alex.
„Mama en de kleintjes zullen blij zijn. Je kan met ze mee naar de manege,” stelt Alex voor, waarop Florian zich haast om Joachim aan de lijn te houden.
„Goed idee. Alex, ik rij met Joachim mee.”
In de Daimler blijft het stil. Maar Florian is allang tevreden, dat hij nu tenminste niet Maria’s geklets hoeft aan te horen en de afstand tot Alex komt hem op dit moment goed uit. Als ze bij huis uitstappen, is Maria nog steeds niet klaar met haar schooldag.
„Weet je, wat die verdroogde bloem zei? Maakt u zich geen zorgen, mevrouw Wanninger, u heeft genoeg kennis in huis om visagiste te worden. Ik bedoel, dat is toch brutaal of niet? Dat moet mij dan Engels bijbrengen.”
Briesend gooit Maria het portier dicht, ze zat natuurlijk voorin naast Alex. Florian glimlacht alleen. Bij deur wachten ze op Joachim, die vandaag wat moeite heeft om zijn sleutels te vinden. Binnen vliegen Maria en Alex omhoog, vluchten naar hun kamers. Florian wacht totdat Joachim zijn colbert heeft opgehangen. Zijn buikgevoel zegt hem, dat hij de man nu niet alleen moet laten.
„Zullen we eerst in de keuken bijkomen?”, stelt hij voor.
Joachim knikt, komt nog steeds afwezig over, maar begint zijn neus te gebruiken als ze dichter bij de keuken komen. Het ruikt naar verbrand eten en dat is raar. Martha laat nooit iets aanbranden. Als ze de keukendeur opentrekken, wordt het alleen erger. Dikke rook laat Florian hoesten. Joachim loopt gelijk door en zet de buitendeur open.
„Martha?”
Er klinkt zacht gesnik. Voor de open oven zit Bettina op de vloer met ovenwanten en een ronde bakvorm.
„Wat is er gebeurd?”, vraagt Florian rustig, terwijl hij zich afvraagt of deze dag nog meer rampen in petto heeft. Bettina komt overeind en droogt haar tranen.
„Ik wilde een cake bakken.”
Ze draait zich met haar rug naar Florian en snikt zachtjes verder. Inmiddels de rook zover opgetrokken, dat Joachim zijn vrouw kan vinden en troosten.
„Dat is toch niet erg. Als je mij even gebeld had, dan had ik wat meegenomen van de bakker.”
Florian gaat opzij staan en leunt op het werkblad. Bettina knikt, maar haar glimlach is geforceerd.
„Oké.”
Joachim is blijkbaar tevreden met dit antwoord. Zijn vader begrijpt het niet. Florian loopt naar de open deur, haalt adem en gaat weer terug.
„Bettina? Als jij en ik nu eens samen proberen een cake te bakken? Of zullen we kijken of er nog iets te redden valt?”
Florian pakt een ovenwant en zet het rokende blik op het werkblad.
„Ik heb de aanwijzingen op de verpakking gevolgd. Het was eigenlijk heel simpel. Cake voor beginners en ...”
Haar stem wordt weer zachter. Florian wil niets zeggen, dat moet Joachim doen. Hij opent de bakvorm en bekijkt het bakresultaat onder de zwarte laag bovenop. Midden onder is de cake ook hard als beton.
„Bettina, heb je misschien nog zo’n pakje waarmee je dit gemaakt hebt?”
Ze opent een kast en komt met een kartonnen doosje bij Florian staan. Joachim staat er nog steeds wat radeloos bij. Florian gaat op een kruk zitten met het pakje. Hardop leest hij de gebruiksaanwijzing voor en bij de derde regel slaat Bettina haar hand voor haar mond. Ze heeft zich vergist in de hoeveelheid melk en er veel te weinig ingedaan.
„Ik heb een nog beter idee. Als jullie,” Florian wijst met nadruk op Joachim, „het nu eens samen proberen, wie weet lukt het om een chocoladecake te bakken.”
De volgende minuten heeft Florian het gevoel naar een komedie te kijken. Joachim weet werkelijk niet wat waar staat in de keuken en Bettina is nog steeds wat huilerig, maar samen komen de twee toch een heel eind en hebben binnen tien minuten een mooi, glad beslag gemaakt, wat in een andere bakvorm in de oven verdwijnt. Voor de zekerheid stelt Bettina de tijd wat korter in dan volgens de gebruiksaanwijzing nodig is.
„Papa, je bent thuis! Ga je met ons mee naar de kinderboerderij?”
Tim en Emma komen de keuken ingerend, Elena blijft even bij de deur staan. Haar verbaasde gezicht brengt Florian aan het lachen.
„Kom erbij, Elena. Of komt Martha eraan?”
„Nee, ze is met Karl onderweg.”
Ondertussen heeft de tweeling Joachim vast en laat hem ook niet meer los. Bettina kijkt Florian aan, die belooft op de cake te letten, en leunt even tegen Joachim.
„Zo, we kunnen naar de kinderboerderij.”
De tweeling sprint al naar de voordeur, terwijl Joachim en Bettina elkaar nog omarmen. Bij de keukendeur draait Joachim zich nog om, weet niet wat te zeggen en steekt uiteindelijk een hand op naar Florian, die alleen knikt. Twee minuten later wordt het stil in de ontvangsthal. Ze zijn weg. Een gezin is op weg naar een kinderboerderij.
„Wat heb je gedaan, Florian?”, wil Elena weten, terwijl ze alles sporen van Bettina’s bakactie opruimt.
Ja, wat heeft hij gedaan?
„Eh ... eigenlijk niets.”
Florian heeft alleen zijn vader en Bettina vandaag weer iets beter leren kennen. Dat is alles.
19A
Geplaatst: 10 apr 2014 20:07
door Jablan
19 Tussen schijn en werkelijkheid
„Laura Wenzler.”
Haar stem klinkt moe en verslapen. Heeft Florian haar wakker gemaakt?
„Flori hier. Goedemorgen slaapmuts,” start hij opgewekt.
„Slaapmuts? Florian Krone, schat, we zijn net wakker. Het is zaterdagmorgen acht uur. Normaal meld je je pas ’s middags of ’s avonds. Wat is er aan de hand?”
Laura is duidelijk nog niet goed wakker. Hij ligt zelf languit op de bank op zijn zolder met de laptop binnen handbereik.
„Ik weet hoe laat het is, maar anders spreek ik je niet meer vandaag. Kom op, wees eens solidair.”
Laura bromt iets, zucht en zet dan het beeld aan. Op de achtergrond ziet Florian nog Mario’s haren boven het dekbed uitsteken. Mooi! Mario is iets trager dan Laura, maar tenminste net zo intelligent en dat was de afgelopen jaren het grootste probleem met Laura’s vriendjes.
„Waarom ben je zo vroeg? Moet je werken?”
„Nee, op zaterdag heeft Ludwig hulp van zijn zoon of de vrienden van zijn zoon. Maandagmiddag werk ik weer, dan heb ’s middags toch geen school.”
„Oh ja, jouw school is ook eindelijk begonnen. Hoe was je eerste week?”
„Hm, redelijk zwaar. Eigenlijk een typische eerste week na de zomer, alleen nu was alles nieuw en ze werken hier nog met pen en papier.”
„Niet lang meer, denk ik. Zijn de leraren nog een beetje aardig?”
„Sommigen. Even kijken. Een eeuwige vrijgezel, een vrouw van rond de vijftig geeft Engels. De man van Biologie versta ik niet, hij praat nog meer in dialect dan onze huismeester. De sportdocent was in een vorig leven beslist officier in het leger. Geschiedenis komt van een vakidioot, de man krijgt al een harde als je ‘dertigjarige oorlog’ zegt. Voor wiskunde hebben ze een echte sadist ingehuurd en ... voor Duits hebben we een jonge, enthousiaste docent. Knappe kerel ... maar dat weet hij al.”
„Hoezo?”, wil Laura weten, waarop Florian zijn heerlijke misser herhaalt voor Laura, die met hem lacht. Ze wil wel de naam weten om er een foto bij te zoeken. Iets later klinkt een goedkeurend geluid vanuit de Hamburgse slaapkamer.
„En je klas? Gaat dat nog na dat aparte verjaardagsfeest?”
„Ik ben nog niet in elkaar geslagen, maar dat komt meer, omdat ik bij Alex in huis woon dan door mijn innemende charme.”
Florian zucht even om de frustratie uit zijn stem te halen.
„Maar hoe gaan ze met je om?”
„Erg voorzichtig. Ik denk, dat ze niet goed weten hoe ze met mij moeten omgaan. Maakt ook niet uit, de meeste pauzes zitten Sandra, Martin en ik bij elkaar. Dat is leuk genoeg. Weet je, ik denk dat wij de buitenbeentjes van de groep zijn. Dat is wel apart om een keer mee te maken. Oh ja, Tom is ook geweldig.”
„Eh ... Tom ... Tom ... Beste vriend van Alex.”
„Ja, Tom Krause,” Florian noemt bewust de hele naam om te zien hoe snel Laura hem heeft gevonden, „Als jij hem ooit ontmoet, dan weet ik zeker, dat jullie elkaar liggen. Tegen mij is hij altijd aardig en jaagt Alex daarmee in de hoogste boom.”
„Je hebt de naam nu twee keer laten vallen. Is het nog steeds stilstand of is er nieuws?”
Laura kijkt ineens bezorgd. Ze vindt, dat Florian regelrecht op een teleurstelling afrent.
„Hm, geen idee. Het gaat heen en weer. Ik weet nog steeds niet, waar ik bij hem aan toe ben en hij heeft een vriendin ...”
„Oh ja.”
„Nou ja, ze heet Celine, maar dat maakt niet uit.”
„Is dat nu echt met zijn vriendin of schijn?”
„Ik weet het niet. Als ik de anderen mag geloven, is het echt. Woensdag was erg. Ze is toen uit school hier mee naar huis gegaan en tot donderdagmorgen gebleven. Het was een ramp om die twee voor mijn neus te hebben tijdens het eten.”
„Arme jongen.”
Laura meent het oprecht.
„Nou ja, ik heb het overleefd. Met hulp van Elena. We hebben woensdagavond hier op mijn kamer er een gezellige avond van gemaakt. Voor een volgende keer moet ik zien, dat Alex naar haar toegaat of ik buiten de deur ben.”
„Vervelend.”
„Je zegt het. Maar vandaag heb ik wat anders aan mijn hoofd.”
„Wat?”
„Ik heb je verteld, dat ik met Sandra en Martin naar de dierentuin ben geweest?”
„Ja. Gaan jullie nog een keer en blijf je dan?”
„Hm, is wel een idee... andere keer,” Florian moet nu niet hierover verder gaan nadenken, „Ik heb ontdekt, dat de tweeling nog nooit naar de dierentuin is geweest en sowieso doen ze hier heel weinig met elkaar. Daarom gaan we vandaag met zijn allen naar de dierentuin.”
„Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?”
„Ach, je kent mij toch?”
„Daarom,” lacht Laura. Achter haar rekt Mario zich uit en zwaait slaperig naar het scherm.
„Gisteren heb ik het idee op tafel gegooid en toen kwamen de smoezen. Iedereen had wel wat. Bettina en de kleintjes hebben normaal op zaterdag tennis, Joachim wilde met een van de auto’s – geen Audi overigens – langs de garage en Maria en Alex wilden uitslapen. Maar ja, zeg maar eens nee tegen Tim en Emma...”
„Jij bent erg.”
„Nee, praktisch. Alleen Maria gaat verplicht mee, maar dat gebeurt wel vaker. Belangrijkste is, dat ze een keer een dag met elkaar optrekken.”
„Daar heb je gelijk mee. Man, als ik terugdenk aan je eerste weken...”
„Heb ik jou en Mario al bedankt voor jullie geduld in die weken? Anders bij deze dan.”
„Graag gedaan en dat heb je al minstens drie keer gedaan. Mario, wil je iets aantrekken? Als mijn zus jou naakt ziet, wordt ze alleen maar jaloers.”
Florian grinnikt. Hier is iemand bezitterig geworden.
„Het gaat goed bij jullie?”
„Absoluut. Het rare is, dat jij daarvoor moest verhuizen. Anders had Mario nog zijn mond niet opengedaan. Voor de rest was het hier een normale week. Op school kregen we een test voor Frans terug. Het gemiddelde was zwaar onvoldoende. Ole kwam dinsdag dronken binnen, direct van een feest. Dat waren wel de uitschieters van deze week. Kortom, alles zoals altijd.”
„Het klinkt vertrouwd,” geeft Florian toe. Hij mist Hamburg, „Zijn jullie nog op Kalles verjaardag geweest? Ik heb hem alleen een kaart gestuurd, ouderwets met de post.”
„Die heeft hij opgehangen, naast de televisie. Je had hem moeten zien, hij was er zo blij mee. Het feest ... je kent Kalle ... Veel gitaarmuziek rond een kampvuur, de grill lukt nog steeds niet helemaal en verder marihuana in overvloed. Mario heeft teveel daarvan gehad. Hij wilde op de woonwagen klimmen om te gaan vliegen, maar ik kon hem gelukkig nog tegenhouden en mee naar huis nemen. Die jongen wil ik niet missen.”
Florian kijkt eens goed naar Laura, „Jij bent verliefd.”
„En hoe! Het mooiste is, dat nu alles veel makkelijker gaat en dat zegt Mario ook. Maar er was nog iets ... oh ja, we hebben bij Kalle Armins nieuwe vriendin ontmoet.”
„Laat mij raden, hij heeft haar via internet gevonden.”
„Ja, via ‘Lonely Hearts’.”
„Misschien moet ik daar ook eens rondkijken,” grijnst hij.
„Voel je je nog zo alleen?”
„Soms wel, vooral als ik weer heimwee heb ... naar jullie.”
„We spreken elkaar toch vaak genoeg?”
„Ja ... maar het is toch anders. Met Ma is het nog veel lastiger.”
„Hoe vaak spreek je je moeder?”
„Ze probeert een keer per week te bellen. Daarvoor moet ze naar een internetcafé in een ander dorp. Maar het heeft daar nu zoveel geregend, dat ze niet uit het dorp wegkwam. Alle wegen stonden onder water en er was geen andere communicatie mogelijk. Daarom heb ik haar een paar weken niet gehoord en was het extra mooi om haar weer te horen ... Gisteren.”
Florian slikt de brok in zijn keel weg.
„Maar in samenvatting gaat het goed. Ze leert de kinderen Engelse liedjes omdat ze het zo veel makkelijker oppakken en nu wordt ze elke morgen zingend begroet. Roland schijnt ook op te schieten met zijn onderzoek. Hij heeft nu de hele spijsvertering van zijn vliegen uitgezocht. Ze eten hun uitwerpselen nog een keer op zodat alle stoffen worden opgenomen. Recycling puur natuur.”
„Spannend,” lacht Laura.
„Ja, goed, het is hun leven daar. Kinderen en vliegen,” verdedigt Florian zijn Ma en Roland.
„Flori? Ik krijg wel een Tom Krause in München, maar de meeste links gaan naar besloten pagina’s.”
„Handig,” Florian denkt na, „Nu je het zegt ... er schijnt iets van een klassenpagina te zijn. Ik zal Tom eens vragen hoe dat zit.”
Laura kijkt opzij en knikt, „Flori, het ontbijt staat hier klaar.”
„Dan zetten we er een punt achter. Ik denk, dat we hier ook zo weggaan. Het wachten is op Maria en die heeft meestal een paar jaar nodig in de badkamer.”
„Dan is het goed, dat jij een eigen douche hebt. Wat spreken we af? Volgende week weer bellen of als er nieuws is?”
„Volgende week sowieso en als er nieuws is, meld ik mij eerder. Geef Mario een zoen van mij, wil je?”
„Doe ik en als jij je Ma weer spreekt hetzelfde van ons.”
Florian blijft nog even zitten. Als hij met Laura of Mario belt, voelt hij daarna meestal de melancholie opkomen. Dat kan hij vandaag niet gebruiken. Hij moet zijn hoofd erbij houden en voldoende energie hebben voor de tweeling. Hij wacht totdat Martha hem op de huistelefoon belt om naar beneden te komen.
*
„We moeten ook altijd op je wachten,” moppert Maria als Florian bijna in de ontvangsthal staat. Florian zoekt nog steeds naar een definitief antwoord om Maria dit soort grove beledigingen af te leren. Op deze nog jonge zaterdagmorgen lost Bettina het op.
„Geen ruzie vandaag, begrepen?”
Ze knikken beiden, maar zodra Bettina zich heeft omgedraaid, voelt Florian Maria’s hand te dichtbij komen en inderdaad ... ze knijpt hem weer eens in zijn bovenarm. Negeren is nu het beste.
„Flori, wil je ook een rugtas dragen?”, geeft Bettina hem een knalrode tas aan.
„Oh ... wat zit hier allemaal in?”, laat hij geschrokken weten. De tas weegt beslist tien kilo.
„Het zijn alleen de belangrijkste dingen, die we nodig hebben. Eten, snoep, drinken, dekens, camera en fototoestel, een EHBO-doos en reservekleding voor Tim en Emma.”
Met een tevreden gezicht beëindigt Bettina haar opsomming en wijst naar twee andere rugtassen en een reusachtige picknickmand.
„Ik dacht dat we naar de dierentuin gingen. We hebben het niet over emigreren gehad,” bekijkt Florian licht verbaasd de bagage.
„Ik hoop alleen, dat we niets zijn vergeten,” mompelt Bettina. Florian knikt, „Sorry, Bettina, je hebt gelijk.”
Dan doet hij de rugtas over zijn schouders en vraagt zich af, wat erin zit. Het ding is echt zwaar. Maar hij probeert niets te laten merken en kijkt haar na, als ze richting keuken verdwijnt.
„Flori, ik wil foto van jou maken!”
Tim heeft een spiegelreflexcamera in zijn kleine handen. Gisteren is het gips vervangen door een verband. Hij kan beide handen nu weer zonder moeite gebruiken. Op korte afstand drukt Tim op de knop en de flits verblindt Florian, die daarop met uitgestrekte armen door de hal loopt en bijna struikelt over de bagage, wat Tim vreselijk grappig vindt. Hij lacht zich slap en richt het toestel weer op Florian.
„Ik maak er nog een!”
„Tim, wil je niet wachten met foto’s maken tot we onderweg zijn? In de dierentuin zijn er heel veel leuke dieren, die je kunt fotograferen,” probeert Florian een nieuwe flits voor te blijven.
„Waarom wachten, terwijl we hier al zo’n prachtig knobbelzwijn hebben!”
Wie anders dan Maria zegt zoiets? Florian gunt haar zijn meest gemene lach en praat wat harder, „Alex, Maria heeft gezegd, dat jij een knobbelzwijn bent.”
„Heb ik helemaal niet gezegd!”, reageert Maria verontwaardigd.
Alex komt met Emma aan de hand de ontvangsthal binnen, grijpt een rugzak en negeert de plaagstoten. De jongen helpt Emma haar rugtas om te doen en laat zich zonder protest daarbij op de foto zetten door Tim, nu zonder flitslicht. Dan is Tim aan de beurt, waarbij Florian uitzicht heeft op Alex’ achterwerk. Prompt vraagt hij zich af, hoe een normaal iemand, met twee functionerende ogen en een normale hormoonhuishouding, zich zou gedragen bij dit beeld. Zelfs vrouwen van tachtig op een terras zouden nog opkijken en zich verliezen in jeugdherinneringen.
„Au, mens, Maria!”
Zijn lieve stiefzus heeft zijn mentale afwezigheid misbruikt om haar naaldhak op zijn voet te zetten. Florian hinkt op een been rond om de pijn in zijn andere voet weg te wrijven. Tim en Emma vinden het leuk. Geweldige kinderen! Ze kijken vast en zeker teveel tekenfilms.
„Heb je nu echt geen gewone schoenen? Het wordt vandaag veel lopen, dat weet je toch?”, mort hij tegen Maria, die zomers en luchtig gekleed is. Maar goed, zelfs een dwangbuis zou haar charme nog vergroten. Ze is nog steeds giftig.
„Ik weet, dat we veel lopen en ik weet ook, dat het allemaal jouw schuld is. Waarom wil je perse met de metro? Waarom kunnen we niet zoals alle beschaafde mensen met de auto?”
„Maar dat is toch het mooie aan een dagje uit, dat het een tijdje duurt, voordat je aankomt. Daardoor is alles veel spannender en wordt zo’n dag nog leuker. Wie weet wat je onderweg meemaakt? Misschien zit jouw Markus wel in de metro.”
Al na twee woorden merkt Florian, dat hij Maria niet kan overtuigen en plaagt haar met haar ex-vriend.
„Zoiets kun alleen jij verzinnen,” steekt Maria haar middelvinger op. Florian schudt zijn hoofd, „Dit kan iedereen bedenken.”
„Alex, ga daar eens staan. Ik wil een foto van jou en Flori maken.”
Tim trekt aan Alex’ pols en wijst naar de jongen, die zeker weet, dat Alex weet, hoe hij heet.
„Wat? Nee, misschien later,” haalt Alex zijn hand door het haar van zijn kleine broer. Zeldzaam voor Florian om te zien, dat Tims haren nu al een magnetische uitstraling op zijn omgeving hebben.
„Alex, ik wil een foto maken,” zeurt Tim door en kijkt zijn broer smekend aan met zijn grote, bruine ogen. Florian is benieuwd hoe lang Alex zijn tegenstand nog vol kan houden.
„Zullen we daarmee wachten tot we in de dierentuin zijn?”
Alex is overvraagd en Tim geeft niet toe, hangt aan Alex’ hand.
„Ach, maken we snel een foto, als hij zo graag wil.”
Florian probeert te bemiddelen. Hoe sneller Tim op andere gedachten komt, hoe liever het hem is. Alex kijkt hem even aan en staat met een paar passen naast hem. Direct naast hem en tot overmaat van ramp voelt hij een hand op zijn schouder, die hem vasthoudt, maar allesbehalve steun geeft. Voor de vorm legt Florian nog een arm om Alex’ middel. Tim staat ondertussen voor hen en zoekt naar het beste beeld. Het duurt zo lang, dat Florian zijn wangen voelt. Waarom bloost hij nu weer? Ter plekke besluit hij de levensduur van deze foto zo kort mogelijk te houden.
„Tim, druk alsjeblieft op het knopje.”
Te oordelen aan Maria’s verbaasde blik is zijn stem uitgeschoten. Gelukkig maakt de flits duidelijk, dat Tim zijn foto heeft. Alex en Florian laten elkaar direct los. Florian opent de voordeur om wat buitenlucht binnen te krijgen.
„Mooie foto!”, fluit Maria als ze met de kleintjes op het kleine scherm van de camera kijkt. Florian draait zich om. Hij moet zichzelf echt beter onder controle zien te krijgen. Op deze manier duurt het niet lang meer voordat de anderen vanzelf raden wat er aan de hand is.
Elena komt naar buiten en blijft even bij hem staan. Ze heeft vandaag vrij en gaat bij Viola op bezoek of samen met Viola en Martin op stap. De au-pair heeft de hele week al hier naar uitgekeken.
„Ga je vandaag met Viola wat nieuwe danspassen oefenen?”, vraagt Florian terwijl hij zijn heupen laat ronddraaien. Elena schudt haar hoofd en zucht, „Je bent weer gemeen, Flori.”
„Spijt mij. Ik moest net met Alex voor Tim poseren.”
„Ach, arme jongen,” Elena geeft hem een zoen op zijn wang, „Ik moet nu echt weg, anders mis ik de bus. Veel plezier en doe geen domme dingen vandaag.”
„Wie? Ik?”, geeft hij haar nog mee, terwijl ze al doorloopt, „Doe Martin de groeten. Misschien mag je met zijn locomotief spelen.”
Dat is goed voor een volgende boze blik. Elena kan nog steeds niet omgaan met Florians dubbelzinnigheden. Daarna is ze te ver om hem nog te verstaan en heeft hij weer aandacht voor de anderen. Joachim staat inmiddels bij de voordeur met Emma aan zijn hand en draait zich om naar Bettina.
„Hebben we alles?”
Karl en Martha zijn ook naar buiten gekomen en bekijken alles met een grote glimlach. Bepakt en bezakt komt iedereen naar buiten. Joachim en Alex dragen ook tien kilo op hun rug, Bettina heeft de picknickmand in haar handen.
„Weet je echt zeker, dat je niets vergeten bent,” plaagt Karl in zijn beste Hoogduits Bettina, die zowaar lacht. Martha zwaait Tim en Emma nog apart uit en met Joachim voorop gaan ze op pad.
19B
Geplaatst: 10 apr 2014 20:08
door Jablan
Hoewel het september is en de eerste tekenen van de herfst zichtbaar worden, is het vandaag vriendelijk weer met veel zon. Hoog boven hen kwetteren de vogels in de bomen en voor de rest biedt de wijk het normale zaterdagse beeld. Auto’s worden gewassen, het gras gemaaid en er zijn spelende kinderen op straat.
Tim en Emma zijn helemaal door het dolle heen. Hun gelach en hun opgewonden kinderstemmen werken aanstekelijk. Ze geven Florian hoop, dat alles veel beter en gemakkelijker zal gaan, hoewel hij nu al het gewicht van de rugtas op zijn schouders voelt en waarschijnlijk vanavond elke spier in zijn rug zal voelen. Het eerste doel is de tramhalte en Maria verheugt zich al op de tramrit.
„Mama, papa, waarom moeten we met de tram en metro? Ze zijn altijd vol, stinken en we krijgen waarschijnlijk niet eens een zitplaats.”
„Maria, dat is vast en zeker leuk,” piept Emma en kijkt enthousiast naar haar grote zus omhoog.
„Wow! Ik kan het bijna niet geloven.”
Emma is nog te jong om iets van sarcasme te begrijpen en zoekt ondertiteling bij haar ouders. Joachim streelt door haar haar en geeft tegelijk Maria een antwoord, wat ook Emma begrijpt.
„Anders hadden we met twee auto’s moeten rijden. Parkeren is lastig bij de dierentuin. Bovendien zijn we er zo sneller dan met de auto. Het is veel gemakkelijker zo voor je moeder en mij.”
In tegenstelling tot Maria’s voorspelling is er plek genoeg in de tram. Florian zet de rugtas tussen zijn voeten op de vloer en gaat zitten. Tim en Maria gaan tegenover hem zitten.
„Waar wil je zitten, Emma?”, wil Alex weten, terwijl hij zijn rugtas op Maria’s voeten neerzet. Het meisje kijkt naar haar broertje, „Ik wil ook bij het raam zitten.”
„Wil je hier zitten? Dan zoek ik een andere plek.”, biedt Florian zijn plek aan. Emma denkt na, „Nee ... als ik op je schoot zit, kan ik veel meer zien.”
Ze springt en huppelt over alles en iedereen heen en voordat Florian iets kan doen, heeft hij Emma op schoot en Alex naast hem. Het meisje is klein en licht voor haar leeftijd, tenger gebouwd zoals Bettina. Voor Florian is het een nieuwe ervaring, die in hem de ‘grote broer’ wakker maakt. Emma babbelt gewoon verder in Florians armen over alle dieren, die ze wil zien. Tim doet net zo hard mee.
„Ik vind de giraffen leuk. Ze zijn net zo groot als ons huis. Super toch, Alex?”
Tim verwacht een bevestiging te krijgen van Alex, die rustig blijft, „Zo groot zijn ze nu ook weer niet, maar toch behoorlijk groot.”
„Is er ook een leeuw?”, maakt Tim haast.
„Ja,” belooft Alex met een glimlach.
Emma wordt onzeker, „Ik wil niet naar de leeuwen. Daar ben ik bang voor, ze kunnen ons opeten.”
„Maar Emma, alle dieren zitten achter glas of tralies of er zit een vijver tussen jou en de dieren. Ze kunnen er niet uit,” merkt Alex vriendelijk op. Tim heeft een stralend gezicht, „En wat dan nog? Je hoeft niet bang te zijn, want Alex is sterker dan de leeuwen en dan gaan ze vechten en dan wint Alex en is de leeuw dood.”
Florian houdt met moeite zijn gezicht in de plooi.
„Nee, Tim, zo sterk ben ik niet, geen mens is zo sterk. Leeuwen zijn hele grote en krachtige beesten,” probeert Alex de jongen uit te leggen en krijgt gelijk de hoon van Maria over zich uitgestort, „Tsss, je zou nog niet eens met een stokstaartje vechten, omdat je bang bent om smerig te worden.”
Als blikken konden doden ...
„Misschien wint hij niet van een leeuw, maar hij zou het tenminste proberen. Zien jullie, je hoeft nergens bang voor te zijn. Als een leeuw ons aanvalt, dan zal Alex ons zo goed hij kan verdedigen en hebben wij tijd om weg te rennen naar een veilige plek en komt Alex later ons achterna.”
Florian wil het beeld, dat de tweeling van hun grote broer heeft, in stand houden. De tweeling gelooft hem, Maria grijnst en naast hem klinkt licht gesnuif. Florian ziet Bettina en Joachim zachtjes praten, als hij langs Maria verder naar voren kijkt. De twee komen ontspannen en opgewekt over. Wie zal het zeggen of dit soort kleine dingen – een keer geen werk, party, soiree, vrienden of andere sociale martelingen, maar een dag met de eigen familie doorbrengen – Joachim helpen om Bettina wat gelukkiger te maken. Bettina lacht nu even om iets wat Joachim vertelt en het is een eerlijke lach, die haar jonger maakt. Zo onbevangen en vrolijk heeft hij Bettina nog maar zelden gezien.
Florian vindt Bettina vele malen mooier, aantrekkelijker dan de kunstdocente. Joachim heeft de hele week niet meer overgewerkt. Florian hoopt, dat zijn vader het volhoudt om zich alleen op Bettina te concentreren. Emma pakt zijn hand om zijn aandacht te krijgen.
„Flori? Waar jij vroeger woonde, was daar ook een dierentuin?”
Emma zit nu dwars op zijn schoot met haar voeten op Alex’ benen.
„Wat? Eh ... ja ... in Hamburg is er ook een dierentuin.”
„Ben je daar vaak geweest?”
Grijze ogen kijken Florian met interesse aan.
„Een paar keer, met school, met vrienden.”
Net op tijd, denkt Florian eraan om hier niet ‘met mijn konijn’ te zeggen. Bettina zou zulke verhalen niet geschikt vinden voor haar kinderen. Met zijn Ma is hij een keer naar de dierentuin geweest. Ze had teveel medelijden met de dieren om vaker te gaan.
„Kijk naar de ogen, Flori,” wees ze op een dikke, zwarte gorilla, die elke beweging van Florian volgde en tegelijk in zijn neus peuterde.
„Zie je zijn berusting, zijn verdriet?”, snikte Ma met een hartverscheurende stem. De gorilla stak ondertussen zijn vinger in zijn mond en daarna weer in zijn neus.
„Ik zie het,” fluisterde Florian, nog steeds onzeker over wat zijn Ma zag.
Tim, met blozende wangen en nog steeds enthousiast, brengt hem terug, „Waren daar ook leeuwen?”
„Ja hoor, in Hamburg zijn er ook leeuwen in de dierentuin. En apen, struisvogels, olifanten, zeehonden, pinguïns, beren, papegaaien, ...”
„Ja, we hebben het begrepen, er zijn heel veel dieren,” breekt Alex hem af. De kleintjes lijken teleurgesteld, vinden het heel spannend, wat hij vertelt. Tim heeft ondertussen de camera weer in zijn handen, waardoor ze af en toe moeten knipperen na een flits uit het toestel. Ongemerkt zijn ze al in de binnenstad. Op het Hauptbahnhof stappen ze over op de eerste metro naar Marienplatz om daar over te stappen op de metro naar de dierentuin. Florian blijft zich verbazen over de Wanningers. Terwijl Tim en Emma helemaal niet bang zijn in de drukte, zelf zoeken naar de in- en uitgangen, moppert Maria aan een stuk door over alle toeristen en alle anderen, die de zitplaatsen bezet houden. Op weg naar de dierentuin kan Bettina met de tweeling nog zitten. De anderen zijn veroordeeld tot een staanplaats in de volle metro. Florian blijft veiligheidshalve naast hun tassen staan met Alex tegenover hem. Maria en Joachim doen ondertussen hun best hun oren te beschermen tegen het hysterische gekrijs van een groep negenjarige meisjes – ook op weg naar de dierentuin – en ontwijken ellebogen en tassen van andere passagiers, die gericht zijn op hun heupen of buik. Florian peilt Alex’ humeur.
„Hoe bevalt het dagje uit?”
„Niet klagen, Flo. Het was jouw idee,” Alex gebaart op de groep uitgelaten meisjes.
„Nee, die waren niet mijn idee,” plaagt Florian. Alex wil net antwoord geven als de metro hard remt en de helft van de passagiers bij de andere helft op schoot belandt. Bettina heeft de tweeling goed vast, Maria houdt haar evenwicht bij Joachim en Florian heeft plotseling Alex in zijn armen.
„Hoi,” mompelt hij.
„Hoi,” komt er lachend terug.
De bestuurder verontschuldigt zich over de omroep voor het harde remmen en rustig rijdt de metro het volgende station binnen. Florian laat Alex los als de deuren opengaan en een paar mensen uitstappen. Elke centimeter meer bewegingsruimte is welkom. Daarna houdt Alex Florian bij zijn arm vast, voordat ze weer over elkaar heen vallen. Florian krijgt het warm van zoveel Alex om hem heen en vraagt zich een paar dingen af. Is hij rood of is het echt warm in de metro? Ziet hij scherp of kijkt hij toch glazig? Waarom gebeurt dit in een metro en niet op een plek met minder publiek?
Een geur houdt hem in het hier en nu. Achter hen zit een man, die naar drank en rook ruikt, ongezond hoest en regelmatig met een vieze hand over zijn bloeddoorlopen ogen wrijft. Maria oefent ondertussen voor een nieuwe carrière als paaldanseres om ruimte te maken voor een moeder, die met vier kinderen en een dozijn plastic tassen bij het volgende station wil uitstappen. Of een dozijn kinderen en vier plastic tassen? Florian kan het niet goed zien. Maria’s boze blik richting Florian wordt opgemerkt door Joachim, die naar Florian knipoogt en tegelijk Maria met zijn lichaam beschermt tegen de volgende aanval uit de groep giebelende meisjes.
„Wat is er gebeurd?”
Florian heeft geen idee waar Alex het over heeft en kijkt hem verbaasd aan.
„Nou, wat is er gebeurd tussen jou en papa?”
„Hoezo?”, houdt Florian zich op de vlakte.
„Je weet heel goed wat ik bedoel.”
Florian haalt zijn schouders op. Alex draait zich en leunt tegen Florian, terwijl hij zacht praat, „Tot een week geleden hadden jullie nauwelijks interesse voor elkaar en nu lijken jullie wel zielverwanten. Waar komt die verandering vandaan?”
Alex heeft zijn ogen strak op Florian gericht, alsof hij probeert te raden wat de ander denkt. Florian neemt zijn tijd om met het best mogelijke antwoord te komen.
„Weet je nog wat jij tegen mij hebt gezegd in de auto, toen je mij hebt opgehaald bij de dierenarts?”
„Niet precies meer, nee.”
„Als je een probleem met papa hebt, dan regelen jullie dat zelf. Ik wil daar allemaal niets van weten.”
Alex wordt wat bleker. De herinnering komt terug en Florian kopt de voorzet in, „We hebben het geregeld.”
Alex bijt op zijn tanden en gaat weer op afstand, houdt Florian alleen bij zijn arm vast om zijn evenwicht te bewaren. Florian weet, dat Alex hier niet op had gerekend, maar heeft hij een keuze? Joachim houdt van Bettina, ondanks zijn misstap. Alex houdt van Bettina zoals hijzelf van zijn Ma houdt. De waarheid verzwijgen doet minder mensen pijn dan de waarheid als een evangelie verkondigen.
Bij het volgende station moeten ze eruit. Zodra de deuren opengaan, perst de groep meisjes zich naar buiten, ondanks alle vermanende woorden van de meereizende moeders en vaders. Alex en Florian tillen de bagage op het perron, terwijl Bettina met de kinderen via een andere deur uitstappen. De groep meisjes wordt ondertussen door hun begeleiders gedrild tot een schoolklas op weg naar een zwembad. Florian wijst op de groep meisjes, terwijl hij Bettina en Joachim aankijkt.
„Zullen we ook hand in hand in ganzenmars naar boven gaan?”
Bettina lacht en draait zich naar de tweeling, „Tim, Emma, willen jullie bij iemand aan de hand lopen zodat we jullie niet kwijtraken?”
„Oké, mama,” piept Emma en grijpt naar Florians vingers.
„Ogenblik, Emma, ik moet de rugtas nog omdoen.”
Bepakt en bezakt lopen ze langzaam naar de uitgang. Emma’s keuze heeft Florian verrast. De tweeling wil meestal alleen met Bettina of Alex ergens heen. Zou ze hem als grote broer zien? De twee lopen voorop, over de Thalkirchenbrücke direct op de ingang af. De rij voor de kassa is lang ... erg lang.
„We moeten wachten totdat papa de toegangskaarten heeft gekocht,” legt hij Emma rustig uit. Terwijl de kassa langzaam, erg langzaam dichterbij komt, heeft Maria natuurlijk weer de pech, dat achter haar een oma met een kinderwagen pas stilstaat als het voertuig Maria’s enkels heeft geraakt. Maar ze klaagt niet, wordt niet boos en Florian gebaart haar naast hem te komen staan, wanneer het voor de derde keer gebeurt. Deze keer neemt ze de uitnodiging aan. Tim wordt ongeduldig.
„Mama, waarom staan wij hier?”
„Je moet betalen om de dieren te bekijken en vandaag willen heel veel mensen de dieren zien. Daarom moeten wij wachten totdat wij aan de beurt zijn,” legt Bettina uit en Florian bewondert haar rust.
„Ik had niet verwacht, dat het vandaag zo druk zou zijn.”
Joachim kijkt een beetje gespannen om zich heen. Heeft hij spijt? Florian kan zich voorstellen, dat Joachim met een zware tas aan zijn schouders, ongeduldige kinderen om zich heen, wachtend in de volle najaarszon, niet helemaal gelukkig is vader van een familie te zijn. Aan Bettina ziet Florian, dat ook zij Joachims ontevredenheid heeft opgemerkt. De tweeling is stil. Maria en Alex duelleren met hun ogen om wie het beste chagrijnig kan kijken. Een winnaar is er nog niet, al heeft Maria een lichte voorsprong. Florian verbaast zich opnieuw. Zodra iets niet volgens verwachting loopt of het ook maar een klein beetje tegenzit, geeft deze familie het op. Goed, het is niet leuk om verplicht te wachten, maar geen reden om een gezicht met zeven dagen onweer tevoorschijn te halen. Blijkbaar moeten ze vermaakt worden en Florian probeert iets te verzinnen om ze af te leiden.
„Als je mocht kiezen, welk dier zou je dan willen zijn?”
Hij weet dat er intelligentere therapieën zijn om deze lethargie te doorbreken, maar tot meer is zijn brein momenteel niet in staat. Daarvoor zwemmen teveel andere onderwerpen rond in zijn persoonlijke ruimte.
„Ik denk zelf dat ik graag een parkiet zou willen zijn, niet in een kooi, maar in het wild. Je hebt altijd andere parkieten om je heen, je kunt overal naar toe vliegen en je bent toch nooit alleen.”
Voorzichtig kijkt Florian om zich heen. De anderen lijken hem niet te begrijpen, terwijl de tweeling enthousiast met zijn idee er vandoor gaat. Tim straalt ineens.
„Ik wil een leeuw zijn omdat die zo sterk is en hij heeft van die mooie manen en een zacht vel.”
„En ik wil een paard zijn, een wit paard. Dan kan ik heel hard lopen en mijn staart zou in de wind bewegen,” draagt Emma met glanzende ogen bij.
„En jij?”
Florian kijkt Bettina aan.
„Ik?”
Ze lijkt totaal verrast, begint een beetje te blozen.
„Ik weet het niet.”
„Ach, mama, wat voor dier wil jij zijn?”, neemt Emma haar moeder bij de hand.
„Misschien zou ik graag een dolfijn zijn,” glimlacht ze verlegen.
Florian blijft kalm, „Waarom?”
„Nou ja ... Dolfijn zijn op de een of andere manier vrolijke en lieve dieren, of niet?”
Een glimlach en een hoofdknik van Florian helpen Bettina over haar verlegenheid heen.
„Ik zou graag een hond zijn,” grijnst Joachim, „Lekker veel slapen en altijd geaaid worden.”
De tweeling lacht en overlegt hardop welk ras het beste bij hun vader zou passen. Maria en Alex hebben minder behoefte om te vertellen in welk dier zij zich graag zouden willen veranderen. Dat is ook niet meer nodig, omdat Joachim op dit moment voor de kassa staat. Na het afrekenen lopen ze achter andere groepen door de ingang en blijven eerst bij de grote plattegrond staan.
„Bij zoveel drukte zullen we wel weinig van de dieren zien,” mort Maria verder. Florian kan het niet boeien, „De dierentuin is groot genoeg.”
„Wat zullen we eerst doen?”, wil Joachim weten en kijkt daarbij vooral de tweeling aan, die alles tegelijk wil. Maria zucht bij elk idee van de twee en Alex onder het gewicht van zijn rugtas.
„Kunnen niet gewoon ergens heen lopen en vanzelf zien waar we langskomen? Het maakt toch niet uit, wat we als eerste zien. We hebben de tijd en het is leuker om je te laten verrassen.”
Zelfs hierover moeten de anderen nadenken. Enthousiasme is nog ver weg. Florian negeert de gespannen en ontevreden gezichten en steekt zijn handen uit naar de tweeling.
„Willen jullie met mij mee?”
Met een lach heeft hij de tweeling al voor zich gewonnen en zo loopt hij met Tim en Emma het eerste het het beste pad af. De rest volgt met veel gekreun, gekraak of geklaag. Langzaam slenteren ze langs de buitenverblijven. Hoge bomen, grote struiken en groene weides geven de indruk van een natuurlijke omgeving. Een groep buffels graast, de flamingo’s zwemmen een rondje in een meer en de kudde Przewalskipaarden doezelt wat voor zich heen.
„Oh ... wat zijn ze lief!”
Emma heeft haar grijze ogen opengesperd, gek als ze is van alle soorten paarden en pony’s. Joachim vertelt haar het nodige over de dieren. Emma luistert gefascineerd naar haar vader, terwijl ze ondertussen blijft kijken naar de luie beesten. Ze heeft niet in de gaten, dat Joachim zojuist het informatiebordje heeft bestudeerd. De tweeling vindt hun vader ontzettend slim en ze zijn ervan overtuigd dat Joachim op elke vraag wel een antwoord heeft. Joachim geniet van hun aandacht, hun onvoorwaardelijke geloof in hem, terwijl ze aan zijn lippen hangen. Trots leidt hij ze verder rond.
19C
Geplaatst: 10 apr 2014 20:09
door Jablan
Florian vindt het mooi en zou graag weer zo klein willen, de leeftijd waarop je nog niet aan elk woord hoeft te twijfelen, niet bij elke uitspraak moet doorvragen en niet elke opmerking een aanslag het interpretatievermogen betekent. Gewoon aannemen, geloven in wat er wordt verteld.
Met een glimlach vraagt Florian zich af of Joachim ook met hem dit soort dingen heeft gedaan. Heeft zijn vader hem meegenomen naar de haven en de containerschepen laten zien? Heeft Florian ook zoveel vragen gesteld en was hij ook zo vol aandacht voor de antwoorden? Herinneringen aan die tijd heeft hij niet. Er zijn ook geen foto’s, waarop hij bij Joachim op schoot zit of op zijn rug wordt gedragen. Zijn Ma heeft de bewijzen uit het verleden verbrand en daarmee onbewust Florians toegangspoort naar zijn jonge jaren vernield. Zou Joachim nog foto’s hebben? Florian kan het zich niet voorstellen.
„Wat is er?”
Florian kijkt op en heeft even tijd nodig om zichzelf terug te vinden in de dierentuin. Joachim en de tweeling hebben een melancholische stem in hem opgeroepen. Hij schraapt zijn keel en loopt naar Alex, die op hem wacht. De anderen zijn al verder vooruit.
„Sorry, ik was even in gedachten.”
„Waaraan dacht je?”
„Je hebt zelf gezegd, dat je nooit iemand mag vragen waaraan hij denkt,” lacht Florian.
„...”
Voor de tweede keer vandaag heeft Florian Alex sprakeloos gekregen. De blonde jongen geeft niet op en probeert het met dwang in zijn stem, „Flo, alsjeblieft.”
„Nee,” houdt Florian vol. Natuurlijk wil hij met Alex praten, maar dan eerlijk, open, onder vier ogen, liever nog onder een dekbed... Ze lopen naast elkaar naar de anderen, die op een bank op hen wachten.
„Flo?”, klinkt Alex ineens vriendelijk. Florian merkt, dat hij weer wordt geobserveerd en haalt zijn schouders op.
„Heeft het iets met papa te maken?”
Aha, daar komt de wind vandaan. Florian kijkt Alex aan, maar de grijze ogen hebben de lamellen gesloten. Dan maakt het niet veel uit wat hij zegt.
„Goed, ik vroeg mij af hoe Joachim vroeger als vader was, of hij met mij op zondag is gaan wandelen of een vlieger voor mij heeft opgelaten.”
„Begrijp ik,” mompelt Alex, terwijl hij gehurkt zijn armen openhoudt voor Emma, die op hem af rent. Tim springt omhoog en Florian houdt met moeite zijn evenwicht, terwijl hij Tim nu mag dragen. Gelukkig maar een paar meter.
„We hebben besloten, dat we ons beter kunnen opdelen. De bagage is echt te zwaar om mee te blijven lopen. Papa en ik blijven hier en jullie kunnen rondkijken waar je wil. Emma, Tim, jullie blijven bij Alex en Flori. Jullie hebben je telefoons bij jullie, jongens?”, Alex en Florian knikken synchroon, „Als we gaan eten of nog ergens anders rondkijken, dan bellen we. Goed?”
„Duidelijk,” laat Florian weten. Het is goed als Bettina en Joachim tijd voor elkaar krijgen, „Zullen we Maria ook meenemen?”
Maria staat iets verderop te praten met een meisje van ongeveer haar leeftijd.
„Ze is een schoolvriendin tegengekomen. Gaan jullie gewoon met zijn vieren verder rondkijken,” moedigt Bettina hen aan. Na een dozijn goed bedoelde adviezen en tips kunnen ze weg.
„We gaan eerst naar de leeuwen,” schreeuwt Tim enthousiast. Emma onderbreekt hem op luide toon, „Nee, de olifanten.”
Alex en Florian laten de twee kleinsten verder overleggen, terwijl ze langzaam en ontspannen verder slenteren langs allerlei beesten. In het junglehuis banen ze zich een weg naar voren, zodat de tweeling de apen van dichtbij kan zien. Emma en Tim drukken hun neus bijna plat tegen het dikke glas met de twee jongens achter zich.
„Nou, zijn we eindelijk bij je vrienden aangekomen,” fluistert Alex. De gorilla’s vervelen zich op een paar betonnen rotsen, op een paar jongere dieren na, die wel door de lucht van steen naar steen klauteren. Op Florian komt het over, alsof de gorilla’s medelijden met de mensen achter het glas hebben.
‘Ja, ik ben een aap van het type gorilla, maar is dat een reden om zo naar mij te staren? Verder is het beleefder, wanneer u eerst toestemming vraagt om een foto te maken.’
„Waarom kijkt hij zo boos?”
Emma wijst naar een grote, zwarte gorilla, die al een tijdje Emma met zijn donkere ogen volgt.
„Oh ... die heeft vandaag een slecht humeur, net als Maria. Weet je, straks, als de dierentuin dicht is en alle mensen naar huis zijn gegaan, geeft een van de giraffen een groot verjaardagsfeest en Bert hier is niet uitgenodigd. Daarom is hij een beetje boos.”
Tim en Emma kijken Florian geïnteresseerd aan, die probeert zo overtuigend mogelijk over te komen. Alex krijgt ogen als op schoteltjes.
„Waarom is hij niet uitgenodigd?”, wil Tim nu weten.
„Op het laatste verjaardagsfeest, dat was van Karel het knobbelzwijn, was er een grote ruzie tussen Bert hier en zijn vriendin, Dana. Dana is een chimpansee. Ze waren een paar, maar ze zijn nu uit elkaar omdat Bert zo verschrikkelijk jaloers is. Nu is het alleen zo, dat Dana de beste vriendin van Ellen de olifant is en Ellen gaat elke dinsdag met Monika, dat is een giraf, naar yoga. Toen Monika na de yoga Ellen en Dana uitnodigde voor haar verjaardagsfeest, heeft Dana gelijk gezegd, dat ze alleen komt als Bert niet komt. Daarom mag Bert niet naar de verjaardag van Monika en heeft hij natuurlijk een slecht humeur.”
Als Florian ademhaalt, kijkt hij in vier ogen, die alleen nog hem zien. Tim draait zich weer om naar de gorilla, „Arme Bert.”
„Ach, zijn vriendje, Ernie de orang-oetan, heeft hem belooft een stuk verjaardagstaart mee te brengen voor hem. En misschien komt Monika de giraf nog bij hem op bezoek,” vertelt Florian verder, terwijl ze verder lopen. De kleintjes lachen opgewekt.
„Ernie en Bert,” komt het spottend van Alex. Florian haalt zijn schouders op, „Waarom niet?”
Alex schudt mild lachend zijn hoofd, „Hoe kom je altijd op zulke onzin?”
„Het is leuk.”
Florian kijkt naar Alex’ ogen. Vindt Alex dit zo vervelend? Vindt Alex hem kinderachtig en wil hij daarom niets met of van hem?
„Met een klein verhaaltje kan je van iets gewoons iets bijzonders maken. Dat vind ik mooi,” fluistert Florian. Alex’ ogen en houding vergroten Florians onzekerheid. Alex’ houding is een grote uitnodiging om te knuffelen, te zoenen en meer, als ze nu tenminste ergens zouden zijn dan in het warme junglehuis van de dierentuin. Alex’ ogen zijn momenteel totaal gesloten en afwijzend.
„We willen verder,” trekt Tim aan Alex’ hand.
„Oké.”
Florian volgt met Emma. Na het junglehuis komen ze bij de onderwaterwereld aan, waar het gelukkig iets rustiger is. De ruimtes zijn in blauw licht uit de bassins gedompeld, waar allerlei soorten vissen in rondzwemmen. De schubben weerkaatsen het licht in alle mogelijke kleuren. De vissen laten zich met de stroming meedrijven, zoeken op de bodem van het aquarium tussen de stenen naar voedsel of verstoppen zich voor de nieuwsgierige ogen van de bezoekers achter wier, algen of in kleine grotten. Bij een bassin met koraal blijven Tim en Emma langer staan. Ze ontdekken iedere keer wat nieuws tussen de stenen en planten. Florian heeft moeite om zich te concentreren op de miniatuuruitgaven van zichzelf en Maria en werkelijk in te gaan op al hun vragen. Alex mag dat doen.
Florian baalt van zichzelf. Hij had gehoopt, dat zijn verliefdheid snel minder zou worden, nu hij en Alex elkaar vaker zien en hij meer van de gewone cynische, sarcastische Alex meemaakt. Het tegendeel lijkt waar te zijn. Buiten in de najaarslucht haalt hij opgelucht adem. Alex ploft neer op de eerste de beste bank en maakt zijn rugtas open, legt het grootste deel van de inhoud op zijn schoot en kijkt op.
„Tim, Emma, hebben jullie dorst? Ik heb wat te drinken bij mij.”
Uit de tas komen flesjes biologisch appelsap tevoorschijn, die Bettina voor de twee heeft ingepakt. Florian gaat rustig erbij zitten en geniet van de zon. Tim en Emma zijn nog helemaal niet moe.
„En wie woont daar?”
Emma wijst naar het orang-oetanhuis, wat een groot buitenverblijf heeft.
„Eh ... laat mij even kijken ... oh ja ... daar woont Ernie met zijn broer Olaf. Olaf is getrouwd met Isolde en ze hebben twee zonen, Leonard en Manfred. Ernie heeft ook twee kinderen, Edelbert en Frouke.”
Florian knikt nog een keer om zijn vertelling wat kracht te geven. De twee kinderen pakken de namen op. Hij is benieuwd hoe snel ze zullen vragen naar de vrouw van Ernie.
„Hoe onthou je die bijzondere namen?”
Weer beweegt Alex zijn hoofd van links naar rechts en de flesjes omhoog en omlaag, voordat hij ze opent en aan Tim en Emma geeft. Terwijl de tweeling gulzig drinkt, begint hij zijn tas opnieuw in te pakken. Florians oog valt op een boek, wat hij naast zich op de bank heeft neergelegd. Het is beslist meerdere keren gelezen, ziet er oud en vergeeld uit.
„Is dit van jou?”
Zonder af te wachten pakt Florian het boek en bekijkt de gouden letters op de omslag. Het is Fjodor Dostojevski’s Misdaad en Straf.
„Ja,” geeft Alex met tegenzin toe en wil het boek uit Florian’s handen pakken.
„Mag ik even?”, duwt Florian Alex’ arm opzij, „Ik wist niet, dat jij dit soort boeken leest.”
„Wat bedoel je? Ben ik meer iemand voor stripboeken of denk je, dat ik thuis alleen sportbladen laat rondslingeren?”
Alex’ minachting negeert Florian, die meer geïnteresseerd is uit welk jaar deze vertaling komt en bij het bladeren op de randen van de bladzijden kleine opmerkingen in potloodschrift ontdekt. Verbaasd kijkt hij opzij.
„Heb jij dit erbij geschreven?”, laat hij een pagina zien met een hele rand vol aantekeningen.
„Nee, dit was al zo toen ik het kocht. Heb ik mij eerst ook over verbaasd, maar toen dacht ik, dat het weer eens wat anders was en geef nu hier!”
Florian houdt het boek juist verder van Alex af.
„Nu serieus graag. Was jij dat?”
„Ja!”
Alex is nu gespannen, bijna beledigd.
„Echt? Wat schrijf je er dan zo bij?”
Florian wil al verder bladeren, maar Alex grist het boek uit zijn handen en blaast van woede, „Gaat je niets aan!”
Florian haalt adem en dwingt zich rustig te blijven.
„Het spijt mij. Maar wat is er zo erg aan, dat je zo reageert? Ik vraag je niets voor te lezen of zo.”
Alex zucht en mompelt, „Ik schrijf alleen mijn gedachten op.”
„Gedachten? Wat voor gedachten?”
Alex reageert niet en Florian verliest zijn geduld.
„Hallo lief boek, ik moet nog mijn huiswerk maken en straks ga ik misschien naar Tom en kijken we een film? Zoiets?”
„Wat ben je weer grappig, Flo.”
Beledigd stopt hij het boek in de rugtas. Florian wilde hem niet ergeren, niet boos maken en niet in zijn hemd zetten, maar hoe krijgt hij van Alex wel een normaal antwoord? Onzeker schuift hij iets op en duwt met zijn knie tegen die van hem.
„Ik lach je niet uit, eerlijk, ik vroeg het mij gewoon af,” fluistert hij en zet zijn hondstrouwe blik in als wapen. Alex zoekt eerst Emma en Tim, die naar de orang-oetans kijken en overleggen wie nu Ernie is, voordat hij Florian aankijkt.
„Het is al goed,” mompelt de blonde jongen.
„Goed. Wat schrijf je dan in je boeken?”
„Ach, eigenlijk alleen wat mij tijdens het lezen te binnen schiet of opvalt. Soms over de inhoud, soms over de stijl, een andere keer over sociale of maatschappelijke onderwerpen ... het hangt meer van het boek dan van mij af.”
Florian stelt zich Alex nu voor, liggend op zijn bed met een potlood tussen zijn vingers, zijn leesbril op zijn neus en helemaal ondergedoken in een wereld, die door lijm of garen bijeen wordt gehouden.
„Ik vind het ... ach ik heb er geen goed woord voor. Leuk? Knap? Interessant? Moedig?”
Florian houdt toch het gevoel, dat hij een verkeerde reactie geeft. Alex heeft interesse in wereldliteratuur, denkt erover na en dan geeft hij zo’n stamelende reactie. Toch glimlacht Alex even, wel met de blik naar voren, maar toch...
Florian herinnert zich het zwarte schrijfblok op het bureau in Alex’ kamer, maar ook de laatdunkende opmerking van Erwin tijdens het merkwaardige etentje met de grootouders in een restaurant. Alex heeft ooit zelf geschreven, misschien nog steeds. Het is een heikel onderwerp. Zou hij te ver gaan als hij er naar vraagt? Florians nieuwsgierigheid wint het.
„Alex? Als jij zelf schrijft, wat of waarover schrijf je dan?”
Verrast door de onverwachte directe vraag kijkt Alex hem verward aan, voordat het gezicht op slot gaat.
„Ik schrijf niet,” dreigt Alex.
„Niet meer,” corrigeert Florian levensmoe.
Alex wil iets zeggen, maar stuit op Florians ogen, die hem proberen te overtuigen van oprechte interesse. Het is vandaag geen dag om elkaars krachten te meten, daarom slikt hij alles in.
„Ik schrijf niet meer,” herhaalt Alex op zachte toon zonder Florian uit het oog te verliezen.
„En vroeger?”
„Vroeger heb ik veel westerns geschreven met sprekende dieren in de hoofdrollen.”
Alex’ droge humor valt op dit moment in verkeerde aarde. Florian grijnst, maar zijn stem geeft het echte verwijt prijs.
„Alex?”
„Ach, dat weet ik niet allemaal meer,” verzucht de blonde jongen, „het waren gewone verhalen, meestal korte novellen.”
„Waarover?”
„Alles. Dagelijkse dingen, zeldzame dingen, gewoon wat mij op het moment interesseerde.”
„Klinkt goed.”
Alleen vindt Florian zichzelf nu weer zwak overkomen. Zwijgend blijven ze zitten.
„Mag ik een keer wat van je lezen?”, vraagt Florian schuchter. Alex kijkt hem vastbesloten aan.
„Ik denk van niet.”
Florian kijkt opzij naar Tim en Emma. Ze zijn nog steeds aan het praten over orang-oetans, in zoverre hij de tweeling kan verstaan. Tegelijk vraagt hij zich af, waarom Alex zo terughoudend is.
„Waarom schrijf je niet meer?”
Alex schudt zijn hoofd, staat op en doet zijn rugtas om, roept Tim en Emma en draait zich tenslotte om naar Florian.
„Shit, man, waarom interesseer jij je opeens voor die onzin? Ik heb geen tijd meer om te schrijven, er zijn momenteel andere dingen belangrijker. Ik ben niet van plan met een gemiddeld diploma een punt achter de school te zetten, ik wil studeren!”, ratelt Alex in zijn onderkoelde manier.
„Wat wil je studeren?”
„Bedrijfseconomie,” mompelt Alex kortaf.
„...”
Florian gelooft Alex geen seconde. Wat is dit voor onzin? Wie liegt hier wie voor? Bedrijfseconomie kan nooit en te nimmer Alex’ eerste keus zijn. Ze staren elkaar aan, maar Tim en Emma hebben besloten, dat ze nu honger hebben en daarom gaan ze op weg naar Joachim en Bettina. De tweeling verhindert al te persoonlijke vragen en daarom praten ze een kwartier lang over de wereldschokkende vraag, waar de verzorgers de uitwerpselen van Ellen de olifant heenbrengen. Voor Tim en Emma is dit nu het belangrijkste.
19D
Geplaatst: 10 apr 2014 20:11
door Jablan
Bettina, Joachim en Maria zitten gezellig bij elkaar op een deken in het gras. Uitgehongerd gaan ze erbij zitten en terwijl de tweeling over Bert, Ernie en het koraal vertellen, pakt Bettina de picknickmand uit.
„Zo, ik heb het brood zelf belegd, ik hoop dat het smaakt. Er zit alles op, komkommer, witte kaas, rookvlees, ei, tomaat, sla.”
Florian bekijkt het halve stokbrood, wat Bettina hem geeft. Het klopt. Het is de absolute waarheid. Ze heeft alles als beleg gebruikt. Florian eet eerst het grootste deel van beleg op en begint daarna aan het brood. De Wanningers hebben een andere tactiek. Ze doen hun monden zo wijd mogelijk open, nemen een hap waarbij een deel van het beleg in het gras of op de deken belandt. Bettina lijkt wat teleurgesteld of moedeloos, als ze ziet hoe moeilijk haar broodjes zijn te eten, maar iedereen verzekert haar, dat het lekker is.
„Werkelijk?”, vraagt ze onzeker en haalt een stukje tomaat van Emma’s witte shirt.
„Erg lekker,” smakt Joachim met volle mond en verzamelt snel de plakjes komkommer, die op zijn broek zijn gevallen. Bettina kijkt hem wat langer nadenkend aan en dan lacht ze. Joachim kijkt nu verbluft, wat met zijn volle mond er nog leuker uitziet en de anderen lachen mee met Bettina.
De rest van de middag blijven ze bij elkaar. Ze wandelen door de dierentuin met veel aandacht voor de beesten, die zich achter rotsen verstoppen, in het gras liggen, hooi eten of van de zon genieten. Bij de zebra’s blijft Tim opeens helemaal enthousiast staan. Een hengst dekt net een merrie. Tim wijst nog een keer op de twee beesten en roept, „Ik weet wat ze doen. Ze maken een baby.”
Trots kijkt hij naar de anderen. De lach van de overige bezoekers gaat aan hem voorbij.
„Ja, Tim, dat heb je helemaal goed,” glimlacht Joachim, maar Tim wil nog meer vertellen, „Ik weet ook hoe de mama’s en papa’s bij mensen dat doen. Ik heb thuis zo’n boek.”
Joachims hoop, dat Tim het onderwerp met rust zou laten, is hiermee vervlogen. De kleine jongen gaat voor Maria, Alex en Florian staan.
„Weten jullie ook, hoe dat gaat?”, vraagt Tim serieus. Ze knikken en proberen hun lach in te houden. Desondanks gaat Tim helemaal in zijn verhaal op, „Dan moeten de papa en de mama zich eerst uitkleden en dan gaan ze naar bed, maar ze slapen niet, nee, ze...”
Bettina onderbreekt de hoogt interessante voorlichting door hem bij de hand mee te nemen en door te lopen, niet zonder protest van Tim. Opnieuw tot hilariteit van de overige mama’s en papa’s, die met hun kinderwagens nog bij de zebra’s staan.
„Zo jongens, ik hoop dat jullie wat geleerd hebben,” trekt Maria haar wenkbrauwen op. Ze draait zich naar Alex en Florian. De laatste schudt alleen zijn hoofd en vraagt zich af, wat Maria zou zeggen, als ze zou weten van de nachtelijke spooktochten van haar broer door het huis. Dan vraagt Florian zich af, hoe Alex zich er nu bij zou voelen. Verlangt hij naar herhaling of is hij overmand door spijt?
Tegen vier uur wint de vermoeidheid het van Tims en Emma’s enthousiasme. De twee hebben de hele dag verteld, wat ze hebben gezien. Nu leunen ze stil tegen Bettina en Joachim, wrijven iedere keer over hun ogen en gapen regelmatig. Reden om naar huis te gaan.
„Was het vandaag een leuke dag?”, wil Joachim onderweg weten van de tweeling.
„Ja,” knikt Tim en gaapt.
„Maar het was ook treurig,” meldt Emma serieus.
Joachim kijkt haar vol verwondering aan, „Waarom was het treurig?”
„Nou, Bert is zielig. Vanavond komen ze allemaal bij elkaar bij Monika de giraf en vieren een verjaardag en de arme Bert blijft alleen in zijn kooi.”
Emma kijkt er ook nog verdrietig bij. Bettina en Joachim weten niet wat ze hierop moeten zeggen. Alex, met een wenkbrauw omhoog, maakt een verwijtend geluid richting Florian.
„Maak je geen zorgen. Jullie hebben toch gezien dat een giraf op mij afkwam? Dat was Monika en ik heb haar overtuigd Bert de gorilla ook uit te nodigen.”
Florian probeert met een glimlach de tweeling gerust te stellen en het werkt. Ze kijken opgelucht en ineens weer vrolijk. Bettina en Joachim begrijpen nog steeds niet, waar het over gaat en Alex ademt met geluid uit. Florian draait zich naar Alex om.
„Alex, jij was erbij toen ik met Monika de giraf heb gepraat.”
„Ik heb niet geluisterd naar jullie. Ik was net met Gero de Zebra aan het discussiëren over de nieuwste politieke gebeurtenissen in het Omo-Nationaalpark. Gero wil graag terug.”
Alex heeft een boosaardige lach over voor Florian, die Tim en Emma gelukkig niet opvalt. De twee grinniken en hebben plezier aan dit soort fantasierijke spelletjes.
„Zo, zo, Gero wil naar Ethiopië?”, spot Florian terug met zachte stem, zodat de anderen hem niet horen, „En ik dacht dat Gero jou hele andere tips had gegeven.”
„Ach, denk je dat ik dat nodig heb?”, pakt Alex de hint direct op en kijkt Florian uitdagend aan, die erop reageert door net te doen alsof hij erover nadenkt, totdat hij een kleine hand voelt, die zijn hand grijpt. Emma dringt zich tussen Alex en Florian en wil tussen hen in staan. Ze voelt zich blijkbaar op haar gemak tussen de twee. Florian verliest zich in zijn gedachten, vraagt zich af hoe hij Alex minder aantrekkelijk zou kunnen vinden. Met een half oor krijgt hij mee, dat Joachim de kleintjes belooft vaker naar de dierentuin te gaan. Daarvan kijkt hij op.
„Wanneer waren jullie voor het laatst in een dierentuin?”
De anderen kijken elkaar aan, moeten hierover nadenken.
„Dat is lang geleden, tenminste vier jaar of zo. We hebben er nooit de tijd voor gevonden, nietwaar Joachim?”
Bettina zoekt bevestiging bij Joachim, die alleen knikt. Iedereen is stil, in gedachten verzonken.
„Vroeger gingen we vaak naar de dierentuin, weet je nog, Alex?”
Maria praat zacht. Ze klinkt wat weemoedig, terwijl ze uit het raam kijkt. Alex is verrast door haar vraag, daarna verdwijnt de vrolijkheid uit zijn gezicht.
„Ja.”
Alex’ geknor is duidelijk. Hij wil niet, dat Maria hier verder over praat. Toch kijkt zijn zus opzij, haar broer aan. Het duel duurt maar kort, dan draait ze zich weer naar het raam. Florian heeft geen idee, wat hier gebeurt. Maar ernaar vragen lijkt hem nog dommer dan zwijgen en zo probeert hij wijzer van hun houding, hun gedrag te worden. Zonder resultaat.
*
Thuis eten ze in de keuken, waar Martha Zwiebelrostbraten heeft klaargemaakt. Tim en Emma vertellen Martha aan een stuk door over Karel het knobbelzwijn, Bert de gorilla, Dana de chimpansee, Ellen de olifant, Monika de giraf en de orang-oetans. De andere dieren zijn ze vergeten, behalve het koraal. Na het eten bekijken ze Tims foto’s op het grote scherm in de woonkamer.
Tegen middernacht zit Florian alleen in de woonkamer. De tweeling is na de eerste ronde foto’s door Bettina en Joachim naar bed gebracht, Alex en Maria zijn korte tijd later naar hun kamers gegaan. Dat valt Florian op, omdat de twee meestal op zaterdagavond weggaan – naar hun vrienden of uit. Florian heeft de foto’s op zijn laptop gezet en bladert er nog een keer doorheen, waarbij hij de dubbele of mislukte foto’s weggooit. De overgebleven foto’s laat hij aan zich voorbij trekken, kan niet ophouden ernaar te kijken.
Nu ziet hij weer een foto van Bettina en Joachim, waarop ze met hun monden wijd open staan om een hap van Bettina’s broodjes te nemen. Het is een mooi beeld omdat beiden met hun ogen lachen. De volgende foto is van Maria bij de nijlpaarden. Ze trekt een vies gezicht en inmiddels weet Florian waarom – een meter verderop liet een van de beesten alles lopen. Dan Emma voor het glas van het gorillaverblijf. Ze kijkt met open mond naar de grootste bewoner, die precies aan de andere kant van het gezicht naar Emma kijkt.
Florian is onder de indruk van Tims foto’s. De jongen heeft een ontzettend goed oog voor de emoties en houdingen van de anderen, heeft precies het goede moment gekozen om af te drukken, vangt de anderen, zoals ze zijn met een enkele ‘klik’. Het zijn goede, hele goede foto’s.
Florian krijgt nu zichzelf in beeld, met Emma aan zijn hand in de schaduw van de hoge bomen. Ze kijken elkaar aan. Emma vertelt iets en wijst met haar hand naar voren. Het is duidelijk te zien, dat ze elkaar mogen. Alles straalt vertrouwen, ontspanning uit.
Op de volgende foto ziet Florian opnieuw zichzelf, nu met Alex op een bankje met de roman van Dostojevski nog in zijn hand. Hij begrijpt niet, dat de anderen niet zien, wat hemzelf opvalt aan deze foto. Het beeld spreekt zo’n duidelijke taal, dat woorden overbodig zijn. Waarom zien ze niet wat voor de hand ligt?
„Had ik het toch goed, dat je hier zit, Flo.”
Van schrik schakelt Flo naar de volgende foto in de hoop dat Lex niets gezien heeft. Maar Lex sluipt nu eenmaal als een inbreker door het huis en stond waarschijnlijk al een tijdje te kijken. Betrapt! Met verwarde haren gaat Lex vermoeid naast hem op de bank zitten.
„Waarom ben je nog op?”
De slaperige stem dringt bij Flo tot onder zijn huid door.
„Ik kan je hetzelfde vragen,” mompelt hij.
„Had dorst,” komt er kortaf uit. Flo glimlacht naar Lex en kijkt weer naar het scherm. Bettina, Maria en Emma staan voor de giraffen met stralende gezichten. Alle drie hetzelfde blonde haar in verschillende modellen geknipt, alle drie met dezelfde vriendelijke grijze ogen.
„Flo, waarom ben je nog wakker?”, haalt Lex hem terug naar de realiteit.
„Ik wilde nog een keer alles zien. In alle rust...”
„Vond je het leuk vandaag of niet?”
Flo voelt Lex kijken, „Ja.”
„Waarom?”
„Omdat ...”, Flo denkt na over de goede woorden, „jullie vandaag een keer een familie waren.”
Flo krijgt het weer warm onder Lex’ observerende ogen, die na een tijdje met een rauwe stem verder gaat, „Is dat belangrijk voor jou?”
„Voor jou toch ook?”, weegt Flo zijn kansen af en kijkt uiteindelijk Lex aan.
„Hm ... ja. Maar ik dat allemaal niet zo gemakkelijk.”
„Ik weet wat je bedoelt, maar toch ... het is mooi om familie te hebben. Toen mijn vriend Mario een paar jaar geleden met een gebroken voet in het ziekenhuis lag, kwam ik in de hal van het ziekenhuis iedere keer dezelfde Turkse familie tegen. Grootouders, ouders, kinderen, iedereen kwam langs. Ik heb altijd gedacht, dat iemand van hun familie op sterven lag. Het maakte indruk op mij, hoe gewoon en vanzelfsprekend ze met elkaar omgingen. Dat vond ik mooi om te zien.”
Lex luistert.
„Ik wil niet klagen over mijn jeugd. Het was leuk met Ma, haar vrienden en oma en ik heb mij altijd thuis gevoeld bij hen en bij Laura en Mario. Maar het was anders, heel erg individueel, misschien ook wat extreem ... in elk geval was het geen gewoon gezin. We houden wel van elkaar, maar het was op een andere manier bij elkaar horen ... misschien ook, omdat we nergens anders goed tussen passen.”
Flo heeft geen idee of Lex hem begrijpt. Het zou hem verbazen, want hij begrijpt zichzelf al nauwelijks. Zelfs nu nog heeft hij het gevoel niet goed uit te kunnen drukken wat hij wil zeggen.
„Wat verwacht je?”, leunt Lex uitnodigend achterover.
„Waarvan?”
Flo begrijpt niet goed wat Lex bedoelt, leunt ook achterover en kijkt Lex aan. Ze zitten dicht bij elkaar, nog een paar centimeter en hun schouders raken elkaar. Lex straalt warmte uit. Zeldzaam voor Flo.
„Wat zou je graag willen, als je aan familie denkt?”, wordt Lex concreet.
„Een plek, waar je thuis bent met mensen, die onvoorwaardelijk van je houden, waar je altijd deel van uitmaakt, ongeacht wat er gebeurt. Misschien wil ik wel, dat mijn familie dagenlang in het ziekenhuis woont als een van ons daar is opgenomen. Dat is een extreem voorbeeld, sorry.”
Flo glimlacht zijn verontschuldiging.
„Ik ben bang dat ik je droom sloop. Hoe zit het met verantwoordelijkheid, verwachtingen, benauwende tradities en vaste rollen? Dat zijn ook elementen van leven in een familie, die je blijkbaar bent vergeten.”
Lex klinkt rustig. Toch voelt Flo de lava onder de vulkaan stromen.
„Nee, maar...”
„Geen maar, Flo. Ik heb geen eindeloze stroom ooms, tantes, neven, nichten aan mijn ziekenhuisbed nodig. Vroeger woonde bij ons in de straat een oude man, een typische eenling, verbitterd en eenzaam. Geen kinderen, leefde alleen en voor zichzelf zonder contact met de buren. Toen hij stierf, interesseerde het niemand. Alleen een jongen van zeven is naar de begrafenis gegaan, dat was zijn enige vriend of de enige, die de oude man toeliet in zijn leven. De jongen kwam elke dag op bezoek tijdens de zomermaanden. Dan zaten ze naast elkaar op het terras. Zoiets zegt mij meer dan jouw ideaal van een grote familie. Ik heb liever een echte vriend.”
Ze zitten met hun gezichten naar elkaar toe. Flo is sprakeloos. Lex’ ogen zijn de oorzaak. Voor de derde keer sinds ze elkaar kennen, toont Lex zich zo open, kwetsbaar en gevoelig, dat Flo verdrinkt in de emoties, die deze blik in hem oproept.
„Ik dacht, dat familie en vrienden belangrijk zijn voor jou,” stamelt Flo.
„Zijn ze ook. Ik heb alleen gezegd, dat ik het wat minder eenvoudig zie dan jij. Voor mij is het allemaal ingewikkelder. En wat vrienden betreft ... vergis je niet, Flo ... ik heb heel veel goede bekenen, ik heb veel klasgenoten, waar ik goed mee uit de voeten kan en daarbuiten ken ik nog wel een paar mensen, die aardig zijn en met wie je goed kunt feesten, maar dat zijn allemaal geen echte vrienden. Tom is mijn enige, echte vriend.”
Flo voelt een behoefte om een troostende arm uit te schuiven, hoewel hij verrast is door wat Lex zegt.
„Je hebt twee vrienden,” fluistert Flo. Nu is Lex verrast, dan gaat de verbazing langzaam over in een glimlach. Flo kijkt weer naar het scherm en begint met zijn vingers te spelen. Iets later voelt hij zijn wangen en mompelt, „Tenzij je een hekel hebt aan mij.”
Lex zit ineens rechtop, slaat een arm om Flo en trekt hem dichterbij.
„Ik ben moe en we zien elkaar morgen. Welterusten.”
Lex geeft Flo nog een kus op zijn wang om dan op te staan. Flo gaat rechtop zitten en kijkt hem na.
„Lex?”
Bij de deur draait Lex zich om.
„De jongen op de begrafenis van de oude man ... was jij dat?”
Lex glimlacht, „Welterusten, Flo.”
Met gemende gevoelens blijft Flo op de bank zitten. Aan de ene kant voelt hij zich zo gelukkig als in lange tijd niet meer. Andersom zou hij nu graag Lex achterna sluipen en op ontdekkingsreis gaan naar alles wat achter het modeluiterlijk verborgen ligt. De rest graag ook, maar zo is het waarschijnlijk beter. Flo laat de foto’s nog een laatste keer langskomen, voordat hij zelf naar Navaro gaat. Daar is het beeld weer van hem en Alex op een bank in een dierentuin op een mooie, nazomerse zaterdag.
20A
Geplaatst: 13 apr 2014 08:34
door Jablan
20 Leugens en waarheden
De vloer trilt, geeft de indruk van een lichte aardbeving, precies sterk genoeg om Florian aangenaam te verdoven. De bas masseert zijn maag en zijn benen bewegen automatisch mee. Met gesloten ogen kan hij het geluid in elk lichaamsdeel intensiever voelen. Hoewel het een donderdagavond is, lijkt in Zorro al het weekend te zijn begonnen en biedt het gebruikelijke beeld van bewegende armen, heupen, benen, die het laserlicht doorsnijden, waarbij de muziek het ritme aangeeft. De normale geur van zweet, alcohol en seks merkt elke snipverkouden bezoeker op.
Ergens hiertussen danst Florian op de dansvloer met de jongen, die hem een paar minuten eerder gevraagd heeft of hij wilde dansen. Op dit moment twijfelt Florian weer of hij de naam goed heeft verstaan, maar eigenlijk is het niet zo belangrijk. De jongen heeft een vriendelijk gezicht, donkerbruin haar en kan nooit veel ouder dan hijzelf zijn. Het zwart-wit gestreepte shirt van de jongen brengt Florian weer op de naam. Gero. Net als hijzelf, is de jongen geen goede danser, maar heeft toch genoeg ritmegevoel om niet uit de toon te vallen of buiten de maat te bewegen. Florian voelt zich hier goed, kan hier zijn normale terughoudendheid loslaten en zich vrij bewegen, zich vrij voelen.
Gero komt weer wat dichterbij zonder zich op te dringen, daarom laat Florian het toe. Het zebrashirt is nu al doorschijnend van het zweet, wat niet helemaal raar is bij de drukte en de warmte. Florian heeft het zo al warm genoeg en Gero’s handen op zijn heupen voeren de temperatuur verder op. Nog een stap dichterbij en ze hebben lichaamscontact. Twee rode wangen met een opgewekte glimlach eronder wekken vertrouwen op, Florian lacht terug. Het is een goed gevoel, wanneer iemand hem zo bekijkt. De overduidelijke interesse is voor Florian de laatste aanmoediging zelf zijn armen om Gero’s middel te slaan en zo verder te bewegen.
Een minuut of wat later merkt Florian de vier waarschuwende ogen naast hem en de andere jongen op. Shit! Hij was bijna vergeten, dat ze er ook zijn. Manuel en Marc dansen met hun armen om elkaar heen naast hem en hebben tussendoor regelmatig aandacht voor Florian. Ze hebben zichzelf opgedragen op Florian te passen. In de praktijk betekent het, dat waar Florian ook gaat of staat, de twee met een zekere veiligheidsafstand ook opduiken en dichterbij komen, zodra iemand aanstalten maakt zijn handen op Florians achterwerk te leggen of onder zijn shirt te schuiven.
Echt bezorgd hoeven de twee niet te zijn. Gero is tot nu toe echt aardig, duidelijk niet uit op een bezoek aan de darkroom en boven alles niet Florians type. Ergens jammer, want Florian schat hem in als een van de nettere jongens. Iemand, die hooguit een telefoonnummer zal geven na een eerste avond en bij elke ontmoeting daarna iets meer van zichzelf prijsgeeft. Iemand, die ook romantisch, respectvol, attent en gevoelig kan zijn. Maar er springt geen vonk over en dan houdt het op voor Florian.
Op dit moment heeft Florian vier armen op zijn lichaam. Twee van Gero en voor de eigenaar van de andere twee moet hij over zijn schouder kijken. Werner heeft hem stevig vast.
„Hoi, jongen,” kust Werner hem op zijn wang. Florian ruikt de alcohol in Werners adem.
„Ha, Werner, al lang hier?”, brult Florian terug. Gero laat hem los.
„Ben net binnen,” vangt Florian op. Gero’s gezicht laat zien, dat de jongen zich geen raad weet met deze overval. Florian wil niet vervelend doen en buigt zich naar Gero’s oor.
„Sorry, dit is een van mijn oppassers en vrienden.”
Dan draait hij zich uit Werners armen, leunt tegen Gero en kan nu tegen Werner schreeuwen.
„Knap hoor, net aangekomen hier en je ruikt nu al naar bier en bier.”
„Ben jij Flori of Marc?”, lacht Werner, „Zo, zwaai even naar je nieuwe vriend en kom mee naar de bar, ik heb dorst.”
Werner wil Florian al meenemen, maar Florian vindt Gero te netjes om hem zomaar te laten staan.
„Sorry, ik moet mee. Volgende keer dansen we verder, ja?”
Ondanks een vriendelijke lach, is Gero’s teleurstelling zichtbaar. Sneu, vervelend, maar niet het einde van de wereld. Werner heeft zijn armen om zijn middel gelegd en loodst hem zo naar de bar. Dat heeft een voordeel, Florian hoeft niet meer te schreeuwen.
„Wil je op Manuel en Marc wachten?”
Florian draait zich om. De twee staan nog in het midden van de dansvloer en steken een hand op als groet.
„Die komen vanzelf naar de bar, als ze limonade willen,” grijnst Werner. Florian lacht mee, terwijl Werner een barkruk organiseert en als hij eenmaal zit, Florian klem zet tussen zijn benen en de bar.
„Is er iets?”, vraagt Florian. Hij staat met zijn rug naar de bar en van dichtbij valt hem op, dat Werner er nog aantrekkelijker uitziet, dan hij in zijn herinnering heeft.
„Nee, hoezo?”
Werner probeert de aandacht van de barkeeper te trekken door met zijn linkerhand te zwaaien. Vanuit een ooghoek ziet Florian wie er dienst heeft. Dominik. Daar heeft hij nu de hele week van gedroomd. Voor de zekerheid draait hij zich om. Hij heeft liever Werner achter zich dan Dominik, zelfs al zit er een bar tussen.
„Hallo Werner.”
Dominik schenkt Werner een brutale lach, voordat hij Florian opmerkt.
„Hallo Baby.”
Het gezicht laat de bijbehorende afwijzing zien. Florian glimlacht vriendelijk, wat Dominik in verwarring brengt. Mooi. Van binnen vindt Florian het pijnlijk om Dominik terug te zien en dat heeft hij nu goed verborgen gehouden.
„Dominik, voor mij bier en voor onze baby hier...”
Florian voelt Werners vingers op zijn zij tikken.
„... ook een bier”, negeert Florian zijn nieuwe bijnaam. Werner legt zijn hoofd op Florians schouder.
„Flori, het is donderdag en jij brengt hier alle harten op hol. Wat zullen je moeder en vader daarvan vinden? Moet jij niet allang in bed liggen? Of heb je morgen vrij?”
Florian draait zich een kwartslag, zodat hij de bar en de man tegelijk kan zien.
„Het eerste blok valt uit, ik hoef pas om tien uur op school te zijn.”
Dominik zet het bier voor hun neus, Werner laat de glazen proosten. Meteen pakken ze hun bier en nemen een slok. Werners plaagstoten negeert hij. Florian kent de man niet anders als een beetje provocatief zonder vervelende bijbedoelingen. Zo is Werner nu eenmaal.
„Hoi, Werner,” dringt Arthur zich op. Werner klapt zijn benen verder uit elkaar en maakt zo ruimte voor Arthur, die verder dezelfde vragen heeft als Florian eerder op de dansvloer had.
Florian is vanavond met vier van de vijf oppassers uit. Vanuit school is hij eerst naar de praktijk van Marc en Manuel gegaan, waar hij nog mocht helpen een wit gevlekte teckel in bedwang te houden tijdens het knippen van de nagels. Daarna hebben de dierenartsen hem mee naar huis genomen. Vandaag heeft Manuel gekookt en later op de avond kwam Arthur erbij. Werner zouden ze in Zorro tegenkomen.
„Hebben jullie het zo druk?”, vraagt Arthur aan Werner, terwijl hij tegelijk bier bestelt.
„Momenteel wel. Lars Bohling heeft een grote zaak aangenomen, waar we nu allemaal aan werken. Voor de rest is alles zoals altijd.”
Arthur knikt met begrip.
„Let je wel op, dat je niet teveel werkt?”
„Dat gaat prima, dank je.”
Werner lacht en stelt Arthur zo gerust. Het bier wordt geleverd, de twee proosten en kijken om zich heen. De dansvloer kunnen ze vanaf hun plek aan deze bar redelijk goed zien.
„Uwe heeft mij nog gebeld. Hij en Michael moeten morgen vroeg op, daarom komt hij niet meer,” beweegt Arthur zijn ogen.
„Hemel, we moeten allemaal morgenvroeg weer aan de slag, maar dat is geen reden om wat plezier te hebben. We zijn nog geen dertig, we kunnen later wel een keer achter de geraniums.”
Om zijn woorden kracht bij te zetten, drinkt Werner zijn glas in een teug leeg.
Florian kent Michael nog niet. Uwes vriend komt niet mee, als ze op stap gaan. Het klikt niet tussen Michael en de andere jongens. Florian weet er fijne nog niet van. Manuel en Marc hadden geen goed antwoord op zijn vraag.
„Hij is vastgeroest in zijn kleinburgerlijke gewoontes,” was het enig bruikbare en zinnige, wat de dierenartsen wisten uit te brengen. In Florians ogen is het een zwak argument en hij ergerde zich aan het oppervlakkige oordeel van Marc en Manuel. Waarschijnlijk weten de jongens zelf niet waarom zo vijandig praten over Uwes vriend.
„Flori, onze lieve baby, vertel eens, wie is die jongen, waarmee jij net op de dansvloer stond? Ik heb jullie vanaf de galerij gezien,” trekt Arthur met een voorzichtige elleboogstoot Florians aandacht. Arthur is nooit nieuwsgierig...
„Hm, gewoon iemand om mee te dansen, aardig, netjes, vriendelijk en Gero kan behoorlijk dansen. Je mag hem hebben, als je zo graag wilt.”
„Aha,” vertrekt Arthur teleurgesteld zijn gezicht, „Dat klinkt als de grote liefde.”
Werner lacht en bestelt bij. Florian schudt zijn hoofd.
„Nee, Gero lijkt mij gewoon dik in orde en ik ben niet echt op zoek,” Florian voelt, dat hij begint te blozen, „Tenslotte heb ik Alex.”
Werner en Arthur kijken elkaar aan met een blik, die Florian al lang kent.
„Jij hebt Alex,” herhaalt Arthur Florians woorden langzaam en weloverwogen. Florian haalt zijn eigenwijze kant tevoorschijn, knikt en neemt een slok.
„Heeft jij je een aanzoek gedaan of zijn jullie van plan binnenkort te gaan samenwonen?”
Werner drijft de spot met hem. Florian schudt ontkennend zijn hoofd.
„Flori, vergeet de jongen. Het zal nooit van zijn leven iets worden. Jouw Alex is veel te bang om uit de kast te komen, laat staan dat hij zal toegeven meer van jou te willen. Ik durf wel te wedden, dat hij over twintig jaar een vrouw, twee kinderen, twee honden, een huis en een ontzettend saaie kantoorbaan bij een bank heeft. Dankzij die baan kan hij een dure auto rijden, met zijn zakenpartners golfen en elke maand de helft van zijn inkomen opzij leggen voor zijn pensioen. Als hij oud en verschrompeld is, dan gaat hij een wereldreis maken. Alles voor de buitenwacht ... om van over te geven.”
„Nee, zo is hij niet,” vlucht Florian in zijn protesthouding, „Ik heb jullie toch van mijn eerste schooldag verteld ... hoe nerveus ik was ...”
„Ja, ja, jullie hebben elkaars hand vastgehouden. Yo, geweldig, leuk.”
Werner houdt van alles, wat niet met romantiek of magie te maken heeft, maar Florian laat zich niet onder de bar praten en houdt vol.
„Zaterdagavond hebben we normaal kunnen praten. Dat was apart, heel persoonlijk en hij heeft mij een kus gegeven.”
De twee vrienden kunnen Florians enthousiasme niet delen.
„Waar? Op de wang of op je mond?”, wil Werner serieus weten.
„Wang,” geeft Florian met rode wangen toe.
„Weten jullie zeker, dat jullie niet te hard van stapel lopen? Eerst elkaars hand vasthouden, een week later een kus op de wang ... als dat zo verder gaat, dan gaan jullie in het voorjaar samen douchen en in de zomer komt dan de seks. Ik ben onder de indruk van jullie tempo,” acteert Werner zijn bezorgdheid, „Die jeugd van tegenwoordig ... totaal geen scrupules.”
Arthur schudt afwijzend zijn hoofd.
„Ik hoop, dat jullie aan de pil en condooms denken,” grijnst Werner uit de hoogte.
„Ach, jullie willen mij niet begrijpen. Ik had de echte Alex tegenover mij, dat is wat telt.”
„Aha,” verliest Arthur zijn interesse. Werner kleeft op dit moment met zijn ogen vast aan het achterwerk van een blonde jongen, die een cocktail bestelt.
„Luisteren jullie wel?”, wil Florian verontwaardigd weten.
„Ja, baby,” verzucht Arthur.
„Het was mooi ... en overigens hadden we al seks,” verdedigt Florian zich.
Arthur neemt een bier aan en knikt, „Dat is heel verstandig van jullie. Eerst neuken en dan alles rustig opbouwen. Helemaal de goede volgorde.”
Florian leunt tegen de bar en negeert de twee, kijkt rond naar andere jongens en mannen totdat hij merkt, dat er nog meer mannen en jongens naar hem kijken. Vanzelf zoekt hij lichaamscontact met zijn beschermengelen. Werner legt een hand om zijn middel, Arthur een hand op zijn schouders.
„Flori, je hoeft niet boos te worden. We zouden gewoon graag willen, dat je geen valse hoop najaagt. Jouw Alex is nog niet zover als jij en met alles wat jij hebt verteld over hem, zal het nog heel lang duren. Je gooit je beste tijd weg, lieverd. Kijk om je heen en laat de jongens om jouw aandacht vechten. Niet dromen, maar genieten.”
De hand verhuist van zijn schouder naar zijn rug, terwijl Arthur naar de dansvloer wijst.
„Daar ergens zal je jouw droomprins eerder vinden dan thuis. Totdat je hem hebt gevonden, neem het ervan en zorg ervoor, dat je plezier hebt.”
Florian blijft stil. Hij kan er niets aan doen. Alex werkt als een magneet op hem en momenteel bouwen ze een sterke band op. Hoe moet hij Alex uit zijn hoofd zetten, als daar geen schakelaar voor is uitgevonden? Shit! Net had hij nog een goed humeur en dat is nu verdwenen onder zijn stille verlangen naar meer Alex in plaats van minder.
Ze drinken hun glazen leeg en schuiven door naar de galerij, de plek met het beste uitzicht over de dansvloer. Florian scant de mannen en jongens totdat hij Marc en Manuel ontdekt, die van alles om zich heen niets lijken te merken, alleen aandacht voor elkaar hebben. Het beeld brengt Florians goede humeur weer terug.
„Zoiets zou ik graag willen,” vertelt hij Arthur en Werner, terwijl hij naar het paar wijst.
„Ach ja,” zucht Arthur met een scheef hoofd en dromerige ogen.
„Negen uur per dag samen werken, dan samen naar de winkel voor melk, boter en toiletpapier, thuis een broodje worst eten, de vuile onderbroeken wassen, het nieuws kijken en daarna direct in pyjama naar bed met het licht uit,” spot Werner, „Ja, daar heb ik altijd van gedroomd.”
„Wat nu weer?”, kijkt Arthur geërgerd zijn vriend aan, „Je bent vandaag onmogelijk.”
„Hoezo? Het klopt toch?”, is Werners verdediging met een oog voor de paren op de dansvloer en het andere oog op Arthur gericht. Het is een zwak verweer van de advocaat.
20B
Geplaatst: 13 apr 2014 08:36
door Jablan
„Klopt helemaal niets van en dat weet je ook. Ze werken niet samen, ze zien elkaar overdag zelden tot nooit. Vanavond zijn ze ook met meer bezig geweest dan de huishouding, nu zijn ze hier en ik kan je verzekeren, dat ze het licht aan laten en zonder pyjama in bed stappen,” verdedigt Arthur de lange mannen, die beneden hen elkaar stevig vasthouden.
Werner briest even en gaat met zijn rug naar de dansvloer staan. Florian vraagt zich af wat hier aan de hand is. Hij weet, dat Werner soms grof en kwetsend kan zijn, ook of juist bij zijn vrienden, maar wat de man vandaag heeft, is voor hem een raadsel.
„Je hebt nog niet verteld, wat je ouders ervan vinden, dat je doordeweeks uitgaat en dronken wordt,” komt Werner terug op een eerdere vraag. Florian heeft geen bezwaar tegen een andere gespreksstof, maar moest het nu net dit zijn?
„Ik ben niet dronken, alleen aangeschoten,” bijt Florian van zich af. Werner zit er niet ver naast, hij moet inderdaad niet nog meer drinken. Eerst dit oplossen.
„Als je het allemaal tot in detail wilt weten. Mijn vader en zijn vrouw denken, dat ik bij een vriendin blijf slapen. Daar ben ik niet trots op, maar het kan niet anders.”
Florian heeft Bettina en Joachim wijsgemaakt, dat hij bij Sandra zit. Het is grove leugen en Sandra was niet echt enthousiast, toen hij om haar rugdekking vroeg. Ze is bang, dat het uitkomt. Manuel vind het een groot risico en Marc had natuurlijk gelijk met zijn opmerking, dat dit niet goed is voor het wankele vertrouwen tussen Florian, Joachim en Bettina. Nu komt de afkeuring van Werner en Arthur.
„Wat had ik anders moeten zeggen?”, laat hij vertwijfeld weten, „Joachim, Bettina, jullie kennen ze niet, maar ik wil vanavond met een paar vrienden van tegen de dertig naar een gay club, waar ik de vorige keer meer wodka dan cola kreeg van de barkeeper.”
Terwijl hij praat, schiet zijn stem uit. Florian krijgt het idee, dat hij net zo klinkt als een kleine jongen, die om ijs bedelt. Werner grijnst en klopt hem goedkeurend op zijn schouder.
Arthur houdt hem vast, „Ik dacht, dat je net op wat betere voet stond met je ouders.”
„Daarom. Ik ben gewoon bang, dat alles op te blazen als ik ze vertel, dat ik homo ben. Het gaat nu wel wat beter, maar het is nog steeds niet goed. We gaan voorzichtig met elkaar om, niemand wil de ander kwetsen of andere fouten maken. Ik kan nu nog niet inschatten hoe Joachim en Bettina reageren op het nieuws.”
Florian laat het erbij zitten. Arthur blijft optimistisch.
„Zo snel gaat het allemaal niet, maar jullie zijn op de goede weg. Eigenlijk zou je helemaal geen zorgen hoeven te maken. Je hebt je vader al in de hand,” grijnst Werner met een gemene ondertoon.
Maandag is Florian direct uit school naar Ludwigs winkel gegaan. Het laatste uur kunst was genoeg voor hem om daar zijn hart te luchten over Joachims vrijetijdsbesteding, terwijl ze allemaal op stapels boeken zaten met thee en Ludwigs koekjestrommel.
„Nee. De affaire is beëindigd, ik wil er verder buiten blijven en Joachim weet, dat ik hem niet zal verraden. Liever had ik er niets vanaf geweten.”
„Wat vonden Manuel en Marc eigenlijk ervan, dat je vader vreemd is gegaan?”
Werners vraag laat Florian opkijken. Hij heeft geen idee waar de ander op uit is en haalt zijn schouders op.
„Wat zouden ze moeten vinden? Ze vonden het heel goed, dat ik mij er buiten wil houden.”
„Aha,” reageert Werner.
„Werner, moet dat nu?”, waarschuwt Arthur.
Florian heeft het gevoel iets te missen. Wat er nu weer aan de hand is? Van beiden, Arthur en Werner, wordt hij nu niets wijzer. Terwijl de een bier haalt, sleept de ander hem naar de dansvloer waar Florian met Marc, Manuel en Arthur alle dagelijkse zorgen van zich af zet.
*
„Het kan mij niets schelen waar hij is! Het is half twee. We moeten echt naar huis, Flori heeft morgen school en wij een praktijk!”
Marc is boos. Heel erg boos. Toch is Arthur niet onder de indruk van de woede in Marcs ogen.
„Ik weet het. Maar jullie hebben hem beloofd, dat jullie hem thuisbrengen. Alsjeblieft, vijf minuten,” herinnert Arthur Marc aan eerdere toezeggingen en drukt nog een keer op zijn telefoon in een poging Werner te bereiken.
„Laat toch zitten! Werner is soms onmogelijk en vandaag is weer zo’n dag. Zolang hij maar iemand scoort.”
Marc is het werkelijk zat. Florian leunt ondertussen tegen Manuel aan. Hij is moe. Elk lichaamsdeel voelt zwaar aan, van zijn ogen tot zijn tenen. De bas dreunt nog na in zijn oren. Goed, hij is iets verder dan aangeschoten, maar niet dronken. Dat heeft Marc net gecontroleerd en Marc heeft opvallend vaak gelijk, dus nu ook. In elk geval is het fijn, dat Manuel een veilige haven voor vermoeide Florians biedt en hem met zijn armen overeind houdt.
„Ik wil niet meer wachten, verdomme,” draait Marc zich naar Florian en Manuel, „Manuel, haal jij de auto hier voor de deur. Arthur en ik gaan binnen zoeken waar hij in slaap is gevallen. Als ik hem in mijn vingers krijg...”
Zonder op welke reactie dan ook te wachten, grijpt Marc Arthur en sleurt hem mee naar binnen. Manuel sluit zijn armen rond Florian en wil weten, of hij in orde is.
„Check, ik ben niet misselijk. Check, ik kan rechtop staan. Check, ik ben alleen moe.”
„En je hebt je humor nog, daar was ik even bang voor.”
„Ach, ik leer Marc ook steeds beter kennen. Het komt er rot uit, maar zit ik er ver naast, als ik zeg, dat Marc helemaal niet te genieten zou zijn, als jullie Werner hier zouden achterlaten?”
Manuel grinnikt even. Dan klinkt zijn zachte stem Florian als muziek in de oren, „Kom, we gaan de auto halen.”
Het is maar een paar honderd meter lopen. Florian gaat direct achterin zitten, Manuel rijdt – zoals Marc wil – naar Zorro en schakelt dan de motor uit. Op straat is het wel rustiger dan in het weekend en Florian gaapt opnieuw.
„Ergens is het verkeerd, dat je nu zo laat nog wakker bent,” kijkt Manuel via de spiegel naar Florian. De man heeft een slecht geweten.
„Deze keer kan het wel. Ik heb maar twee blokken morgen, die zijn zo voorbij,” glimlacht Florian en gaat voorover zitten met zijn kin op de rugleuning voor hem.
„Ik denk toch, dat het geen goed idee was om vanavond uit te gaan. Jij kunt doordeweeks beter geen alcohol drinken en je hebt je slaap nodig, of je nu morgen een korte of een lange schooldag hebt,” probeert Manuel beslist over te komen. Florian vindt hem vooral bezorgd.
„Ik ben in orde, maak je geen zorgen,” mompelt hij.
„Wanneer ga je je ouders vertellen, dat je homo bent?”
Florians gezicht gaat in de stand ‘ontevreden’. De artsen hebben tijdens het eten al dezelfde vraag gesteld. Stom onderwerp! Florian wil er niet aan denken. Hij ziet er tegenop en heeft niets aan goede raad en andere adviezen. Hij zwijgt liever dan de wankele, met veel moeite opgebouwde verhoudingen te riskeren. Ook al weet hij dat het alleen maar lastiger wordt, hoe langer hij wacht, maar dat verandert niets aan zijn besluit. Voorlopig zal hij Joachim en Bettina niet inwijden. Zijn antwoord bestaat dan ook uit een onsamenhangend geluid.
„Flori?”
Manuel heeft zich half omgedraaid, maar Florian wil er niet over praten en laat de man hem rustig verder observeren, totdat hem iets anders te binnen schiet.
„Werner heeft vanavond wat geks gezegd. Het ging om de affaire van mijn vader. Hij wilde weten wat jij en Marc daarvan vinden. Weet jij wat hij bedoelt?”
Net zo snel als de gedachte in hem opkwam, verlaten de woorden zijn mond. Te laat! Florian heeft Manuel overvallen, want die kijkt hem nu aan alsof hij door alle goede geesten is verlaten. Daarna merkt Florian verdriet op. De man weet, waar Werner op uit was. Toch houdt het de jongen niet tegen om een hand op Manuels schouder als blijk van stille steun te leggen.
„Als het mij niets aangaat, dan is het ook goed, Manuel.”
„Vroeger of later had je het wel gehoord. Eigenlijk weet ik niet goed, waarom Werner zo reageert op het verhaal van je vader. Af en toe komt hij terug op het onderwerp, hij kan het niet laten rusten,” verzucht Manuel, terwijl hij Florians hand van zijn schouder haalt en verder vasthoudt. Daar is nog iemand moe.
„Ik heb Marc bedrogen, twee jaar geleden. Een enorme fout, waar ik meer spijt van heb, dan van alle andere dingen in mijn leven, die anders zijn gegaan dan ik wilde. Marc heeft mij vergeven, godzijdank. Ik weet niet wat ik zou doen, als hij mij zou verlaten. Nou ja, het is gebeurd en het ligt achter ons.”
Manuels hand vertelt een iets ander verhaal. Florian voelt de onderliggende spanning en kijkt de man aan. Hij is verbaasd en verrast over deze bekentenis. Uitgerekend de eerlijke, zachte, liefdevolle Manuel is vreemdgegaan. Florian gelooft niet, dat het met opzet is gebeurd. Manuel is te vriendelijk, te goed voor iedereen om hem heen en hij houdt van zijn Marc.
„Hm. Ik kan mij dat niet voorstellen van jullie. Hoe is het gebeurd?”
„Geen idee,” Manuels verdriet is hoorbaar, „ik kan het je echt niet zeggen. We waren net in de praktijk begonnen, we zijn in dezelfde tijd verhuisd en Ludwig lag weer eens in het ziekenhuis. We zagen elkaar nauwelijks in die tijd en op een avond, toen ik alleen uit was, is het gebeurd.”
Florian streelt rustig over Manuels vingers.
„Ik weet het, een druk leven is geen excuus. Er is stomweg geen goed excuus voor, geen goede verklaring of andere reden. Ik wil het ook niet goedpraten, dat heb ik toen niet gedaan en nu ook niet. Ik heb er verantwoordelijk voor en het was dom, onnodig kwetsend.”
Het verdriet heeft nu plaats gemaakt voor oprechte spijt. Florian wordt er weemoedig van.
„Kende je de ander?”
„Niet echt. Het was een kennis, die wij jaren geleden op een studentenfeest hebben ontmoet. Maar wie het was, is onbelangrijk. Het was eenmalig en ik heb het Marc een paar dagen later verteld. Hij heeft daarna twee weken bij Uwe en Arthur gelogeerd, voordat hij mij weer kon zien en terugkwam.”
Florian knikt, maar zit zonder woorden.
„Flori, wat denk je nu van mij?”
Manuel klinkt veel kleiner dan hij is. Florian glimlacht en haalt zijn hand terug.
„Wat moet ik denken?”
„Ben je teleurgesteld in mij?”
„Nee, alleen verrast, ik had zoiets niet verwacht van jou. Maar iedereen heeft een verleden en dit gaat mij niets aan, het is iets tussen jou en Marc. Belangrijker vind ik, dat jullie van elkaar houden.”
Manuels opluchting is zelfs in zijn glimlach nog duidelijk. Hij wijst opzij, waar Marc en Arthur aan komen lopen met Werner tussen zich in. De advocaat is beslist dronken, kan geen stap zonder steun zetten. Marcs ogen zijn nog wel woedend, maar zijn houding verraadt de bezorgdheid. Florians gedachten zijn nog bij Manuels bekentenis. Hij kan zich goed voorstellen, dat Marc pijnlijk geraakt was door Manuels actie. Florian kent de twee voldoende om te weten, dat Marc nu eenmaal niet iemand is, die door middel van aanrakingen, knuffels of een zoen elke vijf minuten wil laten zien, hoeveel hij van de ander houdt. De verbondenheid tussen de twee gaat veel dieper dan dat en Florian heeft de indruk, dat ze zich zonder de ander totaal geen raad meer zouden weten met hun leven.
Ondertussen tillen Arthur en Marc de stomdronken Werner op de achterbank. De man stinkt naar alcohol en Florian maakt direct het raam open. Werner kreunt iets, zoekt iets, vindt Florians schouder en met een tevreden grom legt hij zijn hoofd op de schouder, direct gevolgd door een hand op Florians bovenbeen. Ze kunnen naar huis.
*
„Flori, opstaan!”
Ergens uit een wolk in het nergens tussen dag en nacht komt Marcs stem aan in Florian oren. De jongen zakt nog wat dieper onder het dekbed en bromt.
*
„Flori, het is bijna zeven uur. Je moet opstaan.”
Langzaam dringt Manuels stem Florians droom binnen en echoot na in zijn hoofd. Hij bromt en zoekt het kussen, wat hij tussen zijn armen klemt.
*
„Flori! Ben je doof! Opschieten! Je moet nog door de badkamer en je hebt nog niet ontbeten!”
Marcs stem valt samen met die van zijn oma in Florians droom.
*
„Nu sta je op! Als je kunt feesten en zuipen, kun je ook opstaan. Tempo!”
Florians dekbed wordt ruw opzij getrokken, gevolgd door een raam, wat met snelle grepen wordt opengezet. Florian bromt, „Laat mij, ik slaap nog.”
De jongen wil het dekbed weer over zich heen trekken, maar Marc is sneller en Florian nog te moe, te slaperig, te ruw uit zijn droom geschud.
„Flori!”, dreigt Marc, als Florian zich weer omdraait en verder snurkt, „Wakker worden! We moeten over een half uur in de praktijk zijn.”
Florians gezaag klinkt nog wat harder.
„Zelfs ’s morgens vroeg ben je een aanslag op mijn zenuwen,” moppert Marc, „Ik neem je nooit meer mee uit. Daar ben je te jong voor.”
Geen reactie. Ten einde raad gaat Marc op het bed zitten en probeert een andere aanpak. Hij knijpt Florians neus dicht. Dat werkt. In een keer zit de jongen rechtop en hapt naar adem.
„Flori, als je nu niet opschiet, dan zetten we je zo af op school. Ik ben benieuwd, wat jouw Alex zegt als hij je slapend op het schoolplein vindt.“
Flori kijkt hem alleen maar slaperig aan, „Marc? Hoe laat is het?”
Marc staat briesend op en verdwijnt uit de kleine logeerkamer.
„Flori? Er is koffie in de keuken. Kom je?”, steekt Manuel zijn hoofd om de deur en houdt zijn lach in. Florian is nu zover wakker, dat hij zijn boxershort aantrekt om daarna te ontdekken, dat zijn ochtenderectie vandaag fors is en niet zo snel verdwijnt als op andere ochtenden. Fijn! Met een licht gevoel van schaamte trekt hij meer kleren aan en gaat naar de keuken, waar Manuel hem koffie inschenkt en Marc gelijk sist, „Verwen dat kind niet zo!”
20C
Geplaatst: 13 apr 2014 08:37
door Jablan
Na een eerste slok kijkt Florian naar buiten. Ikea zit in haar kooi en pikt in haar voederbak. Haar vleugels zien er normaal uit, naar Florians idee. Hij proost naar haar met zijn mok koffie, terwijl Marc naast hem gaat zitten.
„Ben jij altijd zo moeilijk wakker te krijgen?”
„Hoezo?”
„We hebben er drie kwartier over gedaan om je uit bed te krijgen.”
„Dan is het een goed bed.”
„Kun je snel ontbijten?”, wijst Marc op een schaal muesli. Florian knikt even, zet zijn koffie opzij en lepelt de muesli zo snel hij kan naar binnen, terwijl Marc rustig naast hem blijft zitten. Als hij klaar is, ziet hij pas hoe laat het is en krijgt haast, sprint naar de badkamer en daarna via de logeerkamer terug naar de keuken. Precies op tijd om met de mannen mee te rijden naar de praktijk, waar ze ruim voor de openingstijd aankomen.
„Ga je nu gelijk naar school?”, vraagt Manuel op zijn gebruikelijk invoelende manier.
„Nee, ik heb met Sandra afgesproken. Het moet er tenslotte op lijken, dat ik vannacht bij haar heb geslapen.”
Marc haalt adem en zijn ogen vertellen de rest, „Goed dat je het zelf zegt. Je weet hoe ik over dit soort smoezen denk. Op een dag komen je ouders erachter en dan is alles voor niets geweest.”
„Je herhaalt jezelf, Marc,” zucht Florian en pakt zijn tas vast om uit te stappen.
„Flori? Bel ons als er iets is!”, commandeert Marc. Florian glimlacht. Na een knuffel en een nog wat goedbedoelde adviezen van Manuel en Marc, mag hij gaan. Als hij ze dit weekend niet meer spreekt, dan ziet hij ze volgende week wel bij Ludwig.
Een half uur later loopt hij gapend naar het café, waar hij met Sandra heeft afgesproken. Ze zijn hier al een paar keer geweest, soms met Martin en Elena. Niet zo veel mensen kennen dit café en daardoor is er altijd plek. Florian voelt zich er thuis. De inrichting is gemoedelijk, net zoals de eigenaresse, ondanks haar korte, geblondeerde haar met een rode streng erin. Met een stralend gezicht komt ze op hem af.
„Hallo, mooi dat je er weer bent. Hoe gaat het?”
Vermoeid glimlacht hij, terwijl zijn oren weer even moeten wennen aan het sterke accent.
„Moe, maar goed, dank je ... eh ... Rosi, ik kan nu niets bestellen, ik wacht op een vriendin. Heb je sterke koffie voor mij?”
Ze knikt en verdwijnt richting keuken. Florian voelt zich nog steeds moe en hij weet zeker, dat het meer door de alcohol dan door de korte nacht komt. Hij dagdroomt over Navaro, Martha’s appelgebak, rustige muziek op de achtergrond en iemand, die zijn voeten masseert. Bij zo’n gedachte past slechts een gezicht, een naam, een iemand, van wie hij dit prettig zou vinden.
„Flori?”
Met warme wangen kijkt Florian op. Sandra kijkt hem wat achterdochtig aan, zet haar tas op de stoel naast haar en gaat tegenover Florian zitten.
„Ben je wel in orde? Je bent zo rood, je hebt toch geen drugs gebruikt?”
„Zijn hormonen tegenwoordig drugs?”, mompelt hij en gaapt.
„Eh ... Flori, ik volg je niet.”
De jongen schudt zijn hoofd, hij wil er niet verder op ingaan. Sandra gaat zuchtend akkoord.
„Heb je al besteld?”
„Nee, ik wilde op jou wachten.”
„Dank je.”
Het wordt een klein ontbijt voor hem en haar.
„En hoe was het?”
Nieuwsgierig kijkt Sandra hem aan. Florian twijfelt waar hij zal beginnen.
„Je bent toch uit geweest?”
„Ja.”
„Hoe was ’t daar?”
„Cool, als altijd.”
„Flori, moet ik vandaag alles van je gezicht aflezen?”, dringt ze aan.
„Sorry, ik voel me nog moe. Het werd later dan we wilden, het was wel een leuke avond.”
„Ben je nog iemand tegengekomen?”, komt Sandra ter zake.
„Hm ... ja ... ik heb met iemand gedanst. Hij was heel aardig en zo.”
„Aardig is niet goed genoeg.”
Florian glimlacht en Rosi brengt hun ontbijt.
„Goed, geen wilde flirt?”, zoekt Sandra teleurgesteld zekerheid.
„Nee, jammer genoeg niet,” houdt Florian zich staande. Zijn oppassers merken eerder dan hijzelf, dat iemand zijn aandacht probeert te trekken.
„Ik wilde je nog bedanken voor je rugdekking,” probeert Florian weg te komen van Zorro.
„Hm,” laat ze weten en gaat verder met haar broodje. Ze ontbijten verder, totdat Sandra hem serieus aankijkt, „Je weet, dat ik je graag help, maar ik hoop ook, dat je weet welk probleem we nu hebben.”
„Hè?”
Florian begrijpt haar niet.
„Flori, soms ben je echt langzaam,” verzucht Sandra hoofdschuddend. Florian weet, dat hij geen Cum Laude diploma zal halen, maar dat is geen reden om aan zijn intelligentie te twijfelen.
„Weet je het zeker?”, plaagt hij terug en pakt zijn tweede broodje. Sandra lacht.
„Goed, dan stap voor stap, zodat je het kunt volgen,” ze geeft de jongen het gevoel uit te leggen waarom een zebra strepen heeft, „We zitten in hetzelfde jaar en bij de vakken, die we samen hebben, zitten we ook naast elkaar. Duidelijk?”
Florian heeft nog steeds geen idee, waar Sandra naar toe wil en knikt.
„Mooi, hebben we dit deel gehad. Nu het belangrijker deel. Vandaag rij jij niet, zoals normaal, met Alex mee, maar kom je met de bus, omdat je officieel bij mij hebt geslapen. Snap je?”
Florian is overvraagd. Wat wil Sandra zeggen? Het zal vast vrouwenlogica zijn en hij weet alweer waarom hij homo is. Sandra zucht.
„Oh, jongen ... Samenvatting? We zitten tijdens de lessen naast elkaar, we gaan in onze vrije tijd met elkaar om en nu heb je ook nog bij mij gelogeerd...”
Ze wacht tot het muntje valt, maar bij hem valt er helemaal niets.
„Geen idee wat je bedoelt... moeten we armbanden dragen of moet ik je iets anders cadeau geven dan een klein ontbijt van Rosi?”
Sandra lacht even, „Ik denk, dat jij niet meer uit moet gaan. Mooie jongens en alcohol zijn niet goed voor jou,” haar blik wordt spottend, „Flori, jongen, iedereen denkt dat wij wat met elkaar hebben!”
Shit! Florian kijkt eerst verbaasd en dan begint hij te hard te lachen. Die lach wil niet weg, zo absurd vindt hij het idee. Sandra’s gezicht wordt ondertussen steeds onheilspellender.
„Ja, goed, we hebben het nu allemaal begrepen, het is geweldig leuk,” maakt ze een einde aan zijn lachbui. Hij hapt naar adem, „Jij en ik? Nooit!”
„En dankjewel, Flori. Je bent ook zo charmant,” pakt ze beledigd haar koffiekop. Hij probeert serieus te blijven en haar met zijn hondenblik vrolijker te krijgen, „Sorry Sandra, je weet toch dat ik het niet zo bedoel.”
„Voor deze keer.”
Florian moet hier echt over nadenken. Zou Alex’ fanclub echt denken dat ze iets hebben? Hij moet Sandra gelijk geven. Het is opvallend. Ze trekken veel met elkaar op, hij heeft vannacht bij haar geslapen, hij is ook vanmorgen nog een jongen en zij een meisje, hij heeft geen vaste vriendin en zij geen vaste vriend ... Wat zou men ook anders moeten denken? Mannen en vrouwen kunnen in de ogen van buitenstaanders nooit gewone vrienden zijn. Ze kijken elkaar vriendelijk aan.
„En?”, vraagt Sandra, als ze ziet, dat het muntje met vertraging is gevallen, „Wat nu?”
Hij haalt zijn schouders op, „Geen idee.”
„Kan het je niets schelen, wat er over jou verteld wordt?”
„Hm ... eigenlijk niet, nee.”
De enige, die zou moeten weten, dat hij alleen op jongens valt, is Alex en Florian heeft een vermoeden, dat Alex dat inmiddels weet. Sandra kauwt op een stukje brood.
„Stoort het jou?”, wordt Florian toch wat ongerust.
„Wat noem je storend?”, ontwijkt ze zijn vraag, waarop hij haar uitdaagt, „Je zou Jan een beetje jaloers kunnen maken.”
„Ik heb geen zin in toneelspelletjes. Iemand jaloers maken hoeft van mij niet.”
„Misschien wordt het allemaal minder erg, dan wij nu denken,” kalmeert hij, „Als iemand ons ernaar vraagt, dan vertellen we de waarheid. We zijn goede vrienden. Aan de rest kunnen we niets doen.”
Hij leunt achterover en glimlacht naar zijn overbuurvrouw.
„Ja, je hebt gelijk,” beantwoordt ze zijn lach en bestelt daarna koffie.
„Sandra, je wilde mij nog een keer vertellen hoe dat tussen jou en Jan is gegaan,” probeert hij nieuwsgierig voor de laatste, want derde, keer haar versie te horen.
„Zo’n spektakel was het niet. Het is nog niet zo lang geleden gebeurd op een van Toms wereldberoemde feesten. Goede sfeer en alcohol per liter, zoals altijd bij Tom. Het was wel heel vol en ik ben tussendoor op een van de banken in de kelder gaan zitten. Jan kwam later bij mij zitten en we hebben zeker twee uur lang over van alles en nog wat gepraat. Dat was leuk, we zaten op dezelfde golflengte en het ging juist niet om flirten of seks, als je begrijpt wat ik bedoel.”
„Niet echt, maar dat doet er niet toe. Ik ben bij Jan nog niet verder gekomen dan zijn witte tanden en verblindende glimlach. Ik weet nog steeds niet wie hij verder is.”
„Verder kom jij ook niet, zolang Melanie hem bewaakt. Maar daar bij Tom in de kelder hadden we geen bijbedoelingen, het was allemaal normaal. Iedereen had wel meer gedronken dan goed is, ook Jan en ik. Op een gegeven moment kwam Melanie eraan, helemaal over de rooie en hysterisch. Ze heeft tegen Jan staan schreeuwen. Ze heeft altijd al iets tegen mij gehad. Je kunt je wel voorstellen hoe enthousiast ze was, toen ze ons daar zag zitten. Jan heeft haar laten uitrazen en is toen de tuin ingegaan. Ik ben achter hem aangegaan omdat ik mij schuldig voelde en ook omdat ik hem wilde troosten. In de tuin hebben we verder gepraat en een uur later was er wel opeens de klik en ... de rest hoef ik je niet te vertellen?”
Sandra begint wat te blozen, zoals elk ander netjes opgevoed meisje. Rosi brengt nieuwe koffie en Florian wacht totdat de eigenaresse weg is.
„Het is in de tuin gebeurd?”, wil hij nu wat ongeduldig weten.
„Ja.”
„En?”
„Wat?”
„Was Jan goed?”, vraagt hij met zijn meest smerige lach.
„Flori!”, wijst Sandra hem op zijn plek. Woef. Braaf.
„Zodra het over seks gaat, ben je weer wakker.”
„Leg mij geen woorden in de mond,” begint Florian en laat de rest onuitgesproken. Sandra lacht, „Nee, details krijg je pas als jij over je nacht met Alex vertelt.”
„Wie heeft gezegd, dat het een nacht was?”, houdt hij zich op de vlakte.
„Ach, ’s middags mag ook of was het vlak voor het avondeten?”, daagt Sandra hem uit.
„Alex houdt van seks tussen negen en elf ’s morgens, het liefst in combinatie met een brunch,” grijnst hij. Zij lacht, „Oké, eigenlijk gaat het je niets aan, maar het ging allemaal snel met Jan.”
„Ach, dat vind ik jammer. Voor jou,” probeert hij haar te steunen, maar zijn lach blijft.
„Nee, serieus, we hebben heel snel gemerkt, dat het niet klopte. We zijn niet verliefd of zo, hij heeft een vriendin en ik wil niet het derde wiel aan de wagen zijn.”
Florian observeert haar serieuze gezicht. Ze heeft zonder meer een punt, maar zijn gedachten gaan naar Joachim, Bettina, Jasmin. Of naar Manuel, Marc en hun onbekende bekende. Of naar Jan, Melanie, Sandra. Drie keer mensen, die van elkaar houden. Drie relaties, drie keer vreemdgaan. Daar houden de overeenkomsten op. De aanleiding verschilt, de situatie verschilt en drie maanden is wat anders dan een enkele keer. Florian wordt er terughoudend van. Er is geen standaard reden of antwoord bij dit onderwerp. Wel vraagt hij zich wie de derde zou willen zijn. Wie is zo egoïstisch om geen rekening te houden met de bestaande relatie, om gewetenloos anderen te kwetsen, om te halen wat je hebben wilt? Het plotseling opkomend inzicht treft Florian als een mokerslag in zijn gezicht. Er zijn egoïstische mensen op de wereld, die het niets kan schelen, wat de gevolgen zijn van hun acties. Mensen, die de onwetende helft van de opengewrikte relatie nog recht aan durven te kijken, zonder een spoor van spijt. Er zijn mensen, die alleen jaloers kunnen denken aan wie ze willen, ten koste van anderen. Florian is er zelf een voorbeeld van. Toen Alex ’s nachts bij hem in bed kroop, was Celine al zijn vriendin en Florian zou liegen, als hij zou beweren, daar niet van op de hoogte te zijn geweest. Zelfs nu hij Celine iets vaker meemaakt, zowel op school als thuis, voelt hij zich totaal onschuldig. Integendeel. Zou Alex weer wat willen, zou hij zonder met zijn ogen te knipperen erop ingaan en morgen net zo makkelijk met Celine omgaan als gisteren. Florian denkt de laatste tijd teveel na over Joachims huwelijk en Manuels relatie, probeert zich een mening te vormen over wat de mannen doen en uiteindelijk is hij zelf nog veel erger. Het nieuwe besef smaakt bitterzoet.
„Flori? Wat is er? Je bent opeens zo wit,” vraagt Sandra. Ze is bezorgd, houdt zijn hand over de tafel vast. De vermoeidheid komt weer terug.
„Ik weet het niet... ik ben wel in orde.”
„Drink je koffie op. We moeten de bus halen.”
*
„Hoe zag Friedrich Wilhelm IV van Pruisen de troon?”
Bachmann hoopt een antwoord uit de groep. Zoals vaker is oogcontact op zo’n moment een uitnodiging om antwoord te geven. Florian staart naar zijn aantekeningen op zijn tablet en komt met de beste wil van de wereld op geen antwoord. Hij heeft de koning er ook nooit naar gevraagd. Als ze elkaar zagen, ging het vaker om Frankrijk of om de jacht, maar zelden over de troon. Misschien heeft de koning er met anderen over gesproken.
„Hij hield vast aan zijn geloof, dat de troon een door God gegeven recht was. Hij had absolute machtsopvattingen. Voor hem was een constitutionele monarchie onvoorstelbaar.”
De docent vertelt verder over de koning en zijn rol in de revolutie van maart 1849. Bachmann is goed. Op zich vindt Florian geschiedenis interessant, anders zou hij het niet als profielvak hebben gekozen, maar vandaag is hij simpelweg te moe en niet in staat actief mee te doen. Naast hem let Martin gelukkig op en Florian mag straks alle aantekeningen kopiëren.
Het is bijna een uur, bijna weekend, als er op de deur van het lokaal wordt geklopt.
„Binnen!”, roept Bachmann met zijn luide stem. Heel langzaam gaat de deur open en komt Tom binnen.
20D
Geplaatst: 13 apr 2014 08:39
door Jablan
„Meneer Krause, wat kan ik voor u doen? Ik hoop dat het belangrijk is, want eigenlijk wil ik deze les vandaag afmaken,” probeert de docent zijn overwicht te bewaren.
„Natuurlijk is het belangrijk,” Tom weet zelfs enigszins verontwaardigd over te komen, „Ik kom namens de directie. Meneer Hessler heeft mij gevraagd u het volgende mede te delen.”
In Florians ogen komt Tom altijd uit zijn woorden. Bijna niemand kan om zijn argumenten heen. Tom loopt door naar het midden van het lokaal en kijkt de groep serieus aan, schraapt zijn keel en begint snel te praten, bijna zonder pauze.
„Meneer Hessler heeft mij gevraagd jullie allemaal eraan te herinneren dat morgenavond vanaf acht uur bij mij thuis een feest is. Zoals altijd is er alcohol in overvloed en bij afwezigheid van mijn ouders zijn logees welkom en wordt geslachtsverkeer aangemoedigd. Meneer Hessler verwacht, dat iedereen verschijnt en excuses worden niet geaccepteerd, tenzij u een doktersattest over verhoogde leverwaarden kunt voorleggen. Voorbehoedsmiddelen dient u zelf mee te nemen, de catering verzorgen wij. Ik dank jullie voor jullie aandacht en tot morgen.”
Tom buigt nog even, glimlacht en draait zich naar de docent, „Bedankt voor uw kostbare tijd, u kunt uw les afmaken,” waarna hij het lokaal uitflitst.
„Zo, waar waren we?”, mompelt Bachmann en begrijpt niet, waarom iedereen lacht.
Florian grinnikt nog als de les voorbij is en ze alles inpakken.
„Ga jij daarheen?”, vraagt Martin zacht. De anderen zijn nu al opgewonden over Toms uitnodiging. Florian kijkt Martin aan, „Je hebt het gehoord. De directie verwacht iedereen.”
Ze lopen het lokaal uit, Martin blijft op de gang staan. Goed idee, want uit de andere lokalen rennen de bundels energie van een jaar of veertien hun weekend tegemoet. Bovendien wachten ze op Sandra, die net muziek als profielvak heeft gehad. Martin zucht.
„Als je er niet heen wil, dan hoef je niet,” vindt Florian, terwijl hij naar wat sprintende jongens kijkt.
„Hm, je weet toch hoe belangrijk iedereen de groep vindt.”
Iedereen? Martin bedoelt eigenlijk Alex.
„Onzin. Als je er geen zin in hebt, dan kom je niet. Ik begrijp heel goed, dat jij geen zin in grote feesten hebt. Het moet niet gekker worden hier ... een feest is een feest en geen verplichting, kom nou.”
Florian wil nog iets zeggen, maar iemand knijpt hem in zijn bovenarm.
„Maria!”
Het meisje staat inderdaad achter hem.
„Maria, kap een keer met knijpen,” bijt hij van zich af.
„Nee en kun je dit even vasthouden?”, Maria wacht niet op zijn toestemming, maar geeft Florian haar tas en jas, „Wacht bij de auto op mij, ik kom er zo aan.”
Ze draait zich om en rent terug naar haar vriendinnen, met wie ze verder kletst. Martin kijkt haar na. Naar Florians zin iets te lang en iets te laag.
„Martin, hou je ogen bij je!”, dirigeert Florian.
„Wat? Oh ... sorry,” bloost Martin en kijkt naar zijn schoenen.
„Martin, probeer wat meer op te letten welk meisje naar jou kijkt. Geloof me, Maria wil jij niet als vriendin.”
„Wie wil Maria niet?”
Sandra komt er net aan en pakt Florians laatste woorden op.
„Ach, niets. Het is mooi dat onze Martin naar de meiden kijkt, maar Maria kun je beter overslaan.”
„Tja ... jij zegt het,” geeft Sandra droog terug om daarna te vertellen hoe Tom bij haar in de les heeft ingebroken. Het was een vergelijkbaar optreden. Langzaam gaan ze op weg naar buiten. Florian negeert de signalen van zijn lichaam, die hem vertellen wie hij zo meteen weer ziet. Tegelijk vergeet hij te luisteren naar Sandra en Martin, die over het feest van morgen praten.
„Gaan we met zijn drieën?”, stoot Sandra hem aan.
„Waarheen?”, ontwaakt Florian uit zijn dromerige toestand.
„Morgen? Tom?”, zet Sandra grote ogen op.
„Ach ja, niets beters te doen dan alcohol in overvloed en aangemoedigd geslachtsverkeer,” geeft Florian met een onschuldig gezicht te kennen. Sandra lacht, Martin wordt rood en zwaait. Hij gaat naar de bushalte.
„Tot morgen en denk aan de condooms,” roept Florian hem na. Tot schrik van een moeder, die haar elf of twaalf jaar oude dochter afhaalt. Ze slenteren naar het parkeerterrein. Van Alex nog geen spoor. Maria’s zware tas voelt Florian des te meer.
„Wat heeft ze allemaal bij zich? Haar beautycase?”, grijnst Sandra.
„Nee, die past in geen enkele tas,” geeft hij serieus antwoord. Iets verderop staan Jan, Dirk en hun aanhangers, die nu Sandra en Florian ontdekken. Dirk knikt, Jan zwaait en lacht zijn stralende tanden bloot. Ze groeten terug.
„Hij gedraagt zich netjes tegenover jou,” merkt Florian zachtjes op.
„Hm,” kijkt Sandra hem aan. Ze denkt na over iets.
„Is hij er ooit op teruggekomen bij jou?”
„Nee, niet direct, was ergens ook overbodig. Wat de seks betreft, hadden we dezelfde mening,” vertelt ze ontspannen.
„Misschien zie jij dat zo, dat jullie het eens zijn. Misschien ziet hij het nu anders en wil toch meer van jou.”
„Nee, Flori,” Sandra is helemaal overtuigd van haar mening.
„Maar hij is echt aardig tegen jou.”
„Yo, wie hebben we daar?”, roept Tom, die op ze af komt gestormd.
„Mooi optreden,” complimenteert Florian en laat zich een natte zoen op zijn wang geven als begroeting. Sandra krijgt dezelfde behandeling.
„Was het indrukwekkend?”, grijnst Tom. Florian knikt met een lachend gezicht.
„Super. Dat was alles, wat ik wilde,” knipoogt Tom met zijn brutale gezicht. Achter hem duiken Alex, Celine en Melanie op. Florians ogen dwalen naar Celines hand. Ze houdt Alex bij zijn pols vast, als een spin die haar prooi beet heeft en niet meer wil loslaten. Verder zijn Melanie en Celine bijna identiek gekleed. Donkere spijkerbroek, zelfde model trui. Alex vangt Florians blik op en kijkt hem aan. Voor een ogenblik glinsteren de ogen en daarna valt Alex terug in zijn gebruikelijke, onderkoelde houding. Voorzichtig probeert Florian te glimlach en is als een kind zo blij als Alex de lach retourneert. Nu is het Dirk, eigenlijk Dirks harde stem, die de aandacht vraagt. Dirk en Jan zijn met hun volgelingen erbij komen staan, wat voor Melanie aanleiding is Jan met een stormachtige zoen te begroeten, inclusief een been om zijn been en een hand op zijn rug. Jan houdt het kort, maakt zich los, verkleurt een beetje en probeert onopvallend naar Sandra en Florian te kijken. De laatste geeft zijn buurvrouw een lichte por, „Veel duidelijker kan het niet.”
„Nee,” kijkt zij hem aan. Iets aan haar houding ergert Florian en hij wil net navragen als Celine aandacht van hem opeist.
„Florian, heb je vannacht bij Sandra geslapen? Ik miste je gisteren bij het avondeten bij Alex.”, klinkt het nieuwsgierig en met een valse glimlach. De jongen knikt, waarop Celine en Melanie elkaar grijnzend aankijken. Als Manuel en Marc hem op dit moment zouden ophalen in hun oude Fiat, hoe zouden de twee meisjes dan reageren? Of beter nog, Werner en Arthur, met hun aanhankelijke gedrag.
„Zijn jullie samen?”, vraagt Dirk. Normaal waardeert niemand Dirks botheid, maar Florian vindt deze directe en eerlijke vraag veel prettiger dan de verborgen sensatielust van andere wezens uit deze groep. Sandra kijkt hem trots aan. Ja, ze heeft het goed voorspeld.
„Nee, zijn we niet,” geeft Florian met een vrolijk gezicht te kennen.
„Gewoon goede vrienden,” vult Sandra net zo ontspannen en kalm aan.
Natuurlijk weten ze, dat deze uitleg zwak overkomt en elk cliché bevestigt, maar wat kunnen ze anders? Ze willen geen sprookjes vertellen om de anderen tevreden te stellen. De gezichten vertellen al, dat niemand ze gelooft. Alleen Tom en Alex hebben geen enkele interesse, maar goed, die twee zijn dan ook beter op de hoogte. Maria komt eraan en ze loopt behoorlijk snel, gezien de lengte van haar hakken.
„Alex, we kunnen gaan,” meldt Florian en legt alles in de Daimler.
„Jullie komen morgen op mijn feest?”
Een echte vraag stelt Tom niet, het klinkt meer als een bevel. Sandra knikt, Florian salueert en Tom is helemaal gelukkig. Dan neemt Florian snel afscheid van Sandra, voor de gelegenheid met een uitgebreide omarming. Ze ontneemt hem een blik op Celine, die nu ongetwijfeld van Alex afscheid neemt, en dat is goed zo. Ze hebben nog contact over morgenavond.
In de auto heeft Maria het zich achterin gemakkelijk gemaakt. Zodra Florian zit, buigt ze zich naar voren. Haar stem klinkt als het spinnen van een poes.
„Flori? Wat is dat voor feest, waar Tom het over had?”
Geen Slijmerd maar Flori ... gevaarlijk.
„Tom geeft een feest,” houdt Florian het zo kort mogelijk.
„Echt? Wow! Toms feesten zijn altijd het beste!”
Florian heeft geen idee en verbaast zich over haar enthousiasme.
„Mag ik mee?”, klinkt het nu honingzoet.
„Weet ik niet,” haalt hij zijn schouders op. Het kan hem totaal niets schelen.
„War wil je heen, Maria?”, vraagt Alex, terwijl hij gaat zitten en via de spiegel naar achteren kijkt.
„Ik wil ook naar Toms feest,” klinkt het al meer als de normale Maria.
„Vergeet het maar,” bromt Alex.
Het volgende kwartier maakt Florian de broer en zus op hun best mee. Alex legt zijn zus uit, dat ze niet mag komen, omdat het alleen voor hun jaar is. Maria kijft terug, dat hij een gemene lul is en haar geen enkel pleziertje gunt. De harde, soms krijsende stemmen van de twee vermengen zich met de laatste resten alcohol in zijn bloed tot een ware martelbank. Zodra de auto stilstaat op de oprit van de villa, heeft Florian zijn deur al opengemaakt en vlucht letterlijk naar binnen. Op naar Navaro, ogen dicht, totale rust en vrede om zich heen, nergens aan denken, niets horen en vooral wat slaap inhalen.
*
„Flori, Flori, wakker worden!”
Hij voelt een kleine hand, die op zijn wang slaat. Wat is dit? Half wakker kijkt hij op.
„Flori, je moet wakker worden!”
De kinderstem klinkt erg dicht bij zijn oor. Dan voelt hij een klein lichaam, wat bovenop hem gaat liggen. Florian gaat rechtop zitten en ontdekt Tim, die hem serieus aankijkt. Het kussen lokt hem op dit moment meer.
„Niet in slaap vallen!”, schreeuwt Tim direct.
„Goed, goed,” gaapt Florian, „Hoe laat is het?”
Hij is elk besef van tijd kwijt.
„Vijf uur,” meldt een meisjesstem.
Maria komt uit zijn badkamer. Wat doet ze hier? Ze kijkt in elk geval nieuwsgierig rond, de foto’s bij zijn bureau als eerste, daarna wordt zijn klerenkast geïnspecteerd.
„Had ik geweten, hoe mooi de zolder kan zijn, had ik hem genomen,” mompelt ze in de eerste plaats tegen zichzelf.
„Was jij nog nooit hier boven?”, verbaast Florian zich. Dan valt hem op, dat Bettina en Joachim ook nog niet boven zijn geweest, sinds ze alles gerenoveerd hebben. Maria knikt en kijkt tegelijk door zijn collectie muziek en films uit vroegere tijden.
„Flori!”, schreeuwt Tim nu om ongedeelde aandacht.
„Wat is er?”, steekt Florian zijn arm uit, zodat Tim niet langer op Navaro rondspringt.
„Je moet meekomen, naar beneden. Gustav is weg!”
Waarna de jongen in tranen uitbreekt. Florian kijkt eerst naar Tim, dan naar Maria.
„Wie is weg?”
Florian is net wakker en zijn hersenen staan nog op slaapstand.
„Zijn hamster. Hij heeft hem van papa gekregen, toen hij zijn arm had gebroken en nu is het beest in zijn kamer uitgebroken,” vertelt Maria op een toon, alsof Florian dit allemaal al lang had moeten weten en tegelijkertijd een film uit de stapel pakt. Florian kalmeert Tim en belooft hem zo mee te gaan om Gustav te vinden.
„Maria, twee dingen. Kun je mij een boxershort uit de kast geven en wil je die film op zijn plek terugleggen?”
Maria wacht geen seconde en trekt zijn kledingkast open. Iets later vliegt een stuk ondergoed door de lucht en landt perfect bij zijn hand. Daarna kijkt ze hem aan, „Waarom moet die film terug?”
„Omdat je niet hebt gevraagd of je hem mag lenen en ik het onbeleefd vind, zoals je hier overal rondneust. Wat deed je net in mijn badkamer?”
Ze wordt stil, legt de film op zijn plek en gaat op de bank zitten. Florian trekt onder zijn dekbed het stuk ondergoed aan, terwijl Tim naast hem nog steeds zachtjes huilt en toekijkt, hoe hij uit bed stapt en een lange broek aantrekt. Maria kijkt nog steeds rond en ontdekt de reclameposter. Met grote ogen kijkt ze eerst Florian aan, die net een shirt aantrekt en zich verder aankleedt, en dan naar de poster.
„Kom, Tim, we gaan Gustav vinden,” neemt hij zijn halfbroer bij de hand.
„Wie is dat?”, vraagt Maria, terwijl ze naar de poster wijst en Florian indringend aankijkt.
„Een voetballer. Die poster heb ik van Elena, Martha en Karl gekregen. Kom je mee?”
Florian opent de vloer en nodigt Maria uit om als eerste naar beneden te gaan, maar ze staart nog steeds naar de voetballer aan de muur.
„Waarom heeft hij alleen een onderbroek aan?”, wil Tim nu weten. Maria grijnst.
„Omdat hij zich omkleedt. Jij kleedt je toch ook om als je gaat tennissen?”
„Ja.”
„Dat doet hij ook.”
„Wat geweldig interessant!”, komt Maria ertussen.
„Vind je?”
„Ja, erg interessant,” fluit ze. Florian is het zat en wijst nu op het gat in de vloer. Fluitend daalt Maria af en loopt gelijk door naar beneden. Florian vraagt Tim om zich goed vast te houden aan hem en met twee armpjes om zijn nek, twee beentjes om zijn middel gaat Florian over de steile trap omlaag.
Ondertussen vraagt hij zich af, wat Maria nu doet. Rent ze naar Joachim en Bettina om te vertellen dat hij homo is? Of gaat ze op school roddels strooien? Eigenlijk kan het Florian niets schelen, al vertelt hij Joachim en Bettina het liever zelf, wanneer het hem goed uitkomt.
Op de tweede verdieping haalt Tim zijn neus op en begint te praten, „Ik wilde hem zijn voer brengen en toen ben ik vergeten de deur dicht te doen en nu is hij weg. Ik weet niet waar. Misschien vind ik hem nooit meer terug.”
„We gaan hem vinden, Tim, echt,” probeert Florian een nieuwe huilbui voor te blijven. Op de eerste verdieping opent Tim de deur naar de speelkamer, die hij met Emma moet delen. De kamer ziet eruit als een speelgoedwinkel na een explosie. Florian heeft nog nooit zoveel poppen, auto’s, tekenblokken, blokken, legofiguren, puzzelstukjes en knuffelbeesten bij elkaar gezien.
20E
Geplaatst: 13 apr 2014 08:40
door Jablan
Alles ligt door elkaar. Florian wil niet weten, hoeveel uur Elena al is kwijtgeraakt aan het opruimen van deze kamer, alles te sorteren, schoon te maken en op te bergen. Geef deze tweeling vijf minuten en alles ligt weer door elkaar. Waar moet hij in deze ruimte een goudhamster vinden? Tim duwt even, zodat Florian de kamer in struikelt en de jongen de deur dicht kan doen. Achter een gigantisch poppenhuis ontdekt hij plotseling een pluk blond haar, links van een burcht op een berg. Alex kijkt op naar hen.
„Het spijt mij, dat we je storen terwijl zo leuk speelt, maar Gustav is weggelopen en die moet ik zoeken,” meldt Florian zo serieus mogelijk. Alex vertrekt zijn gezicht tot een brede grijns.
„Grappig, Flo. Ga liever op je knieën.”
„Alex! Werkelijk! Daar hebben we nu geen tijd voor en er zijn kinderen in de kamer.”
Tim heeft gelukkig niet door wat Florian zegt.
„Gek,” bromt Alex met flitsende ogen. Florian gaat op de vloer zitten en pakt een poppenjurk met tule van de vloer. Geen Gustav onder de stof, wel zal ergens een pop naakt rondlopen.
„Emma en Elena zijn nog op de balletschool?”
„Ja, daarom heb ik Maria en Tim gevraagd jou te halen. Met z’n vieren zoekt het sneller. Hm, waar is Maria?”
Alex kijkt vragend op.
„Geen idee. Ze is voor mij naar beneden gegaan.”
„Nou ja, het zal Maria weer eens niet zijn. Tim, kun jij Maria zoeken en haar vertellen, dat ze direct moet komen?”
Alex houdt een grote, bruine beer voor zijn borst en ondergraaft zo zijn eigen gezag. Tim hobbelt de kamer uit op zoek naar Maria, Florian en Alex zoeken naar Gustav.
„Gustav? ... Gustav?”
„Wat doe je, Flo? Denk je dat hij je antwoord geeft?”, klinkt Alex zowel vrolijk als nerveus.
„Wie weet. Heb je ooit een hamster geroepen?”, vraagt Florian onbeschaamd.
„Nee.”
„Nou, zeur dan ook niet dat je nog nooit een antwoord van een hamster hebt gekregen.”
Alex snuift en steekt zijn hoofd in een kleine kast, die met roze bloemen is versierd. Vermoedelijk is het de kledingkast vaan Emma’s poppen. Zwijgend zoeken de twee een tijdje verder door de kamer. Florian komt allerlei leuke dingen tegen maar geen spoor van Gustav. Wel heeft hij ondertussen een cowboyhoed opgezet en zijn rechter oog afgedekt met een oogklep. Nu ontdekt hij tussen de stoffen beesten een grote, houten winkel inclusief kassa, die ouderwets klinkt, als de lade opengaat.
„Alex? Wil je iets kopen?”
Alex draait zich om, ziet Florians uitrusting en schudt verbaasd zijn hoofd.
„Wie ben je nu, Flo?”
„Hoezo?”
„Piraat of cowboy?”, plaagt hij.
„Beide, ik heb een dubbele persoonlijkheid,” kaatst Florian terug, terwijl hij de plastic appels en aardappelen van de groentewinkel sorteert. Chaos, chaos.
„Dat geloof ik direct!”
„Eigenlijk wilde ik piraat worden, maar ik heb last van zeeziekte. Toen werd het cowboy, maar ik ben allergisch voor paardenhaar. Toen mijn oma stierf, heeft ze mij deze winkel nagelaten. Ik vind er niets aan en ben erg gefrustreerd, daarom zou het fijn zijn, als je wat spullen van mij wilt kopen,” Florian draait zich om, „Wat denk je van een ... laserzwaard?”
Florian houdt een plastic zwaard omhoog, wat zou moeten oplichten. Blijkbaar zijn de batterijen leeg of is het kapot. Florian ziet wat anders en houdt een tekenboek omhoog.
„Of vind je het leuk om Mandala’s in te kleuren?”
Alex schudt zijn hoofd en reageert droog als altijd, „Ik wil een hamster.”
„De hamsters zijn jammer genoeg momenteel niet op voorraad, maar ik heb hier een Barbiepop, die kan praten.”
Met een druk op de rug van de rug klinkt een ingeblikte stem: „Ik vind je leuk. Wil je met mij spelen?”
„Dit is een aardige pop of niet?”
„Ze heeft geen broek aan,” wijst Alex naar het onderlijf van de pop.
„Waar jij al niet op let.”
Florian legt deze pop bij de stapel poppen en zoekt verder naar Gustav. Zwijgend bergen ze een stapel kinderboeken op of tillen dozen op, waar eigenlijk puzzelstukjes in horen te zitten. Zijn humeur wordt steeds beter. Door deze kamer struinen is een kleine tijdreis voor Florian. Bij de boeken komen de verhalen terug, die zijn Ma altijd heeft voorgelezen als het tijd was om te gaan slapen. Bij de knuffelbeesten herinnert hij zich alle namen van zijn beesten. Het zijn goede herinneringen. Bovendien mag hij alleen met Alex zijn.
„Als jij een hamster zou zijn, waar zou jij je verstoppen?”, kijkt Florian naar Alex.
„Geen idee,” haalt Alex zijn schouders op en zucht nerveus.
„Ik zou mij in het grote poppenhuis daar verstoppen, het ziet er spannend uit.”
Alex heeft hem waarschijnlijk niet gehoord. De jongen haalt een hand door zijn haar en kijkt rond in de verwoeste speelgoedwinkel annex speelkamer van de tweeling.
„Dit is hopeloos. We vinden dat beest nooit. Het staat hier zo vol met rotzooi dat we wel kunnen blijven zoeken tot we een ons wegen,” laat Alex zijn frustratie los.
„Misschien ...”, Florian pakt twee figuurtjes uit een verrassingsei voor kinderen, zet ze in een mooie modelwagen, „We moeten de auto laten verdwijnen, zodat Gustav er niet mee kan vluchten,” en maakt met de auto een cirkel op de vloer.
„Flo, hoe oud ben je eigenlijk?”
Alex zit in kleermakerszit twee meter verderop, heeft blijkbaar het zoeken opgegeven en observeert Florian.
„Stel geen domme vragen, maar let liever op. Daar komen ze.”
Met een duw tegen de modelwagen rijdt het ding direct op Alex af, die de auto stopt, omdraait en met een krachtige stoot retour stuurt.
„Hou je rotzooi bij je.”
De auto rijdt langs Florian tegen een sprookjesboek en slaat over de kop. De twee figuurtjes vliegen eruit. Florian produceert een kreet van schrik.
„Wat heb je gedaan? Melanie en Jan? Zijn jullie in orde?”
Daarna grijpt hij een ziekenwagen rijdt hem, met zwaailichtgeluid, naar de figuurtjes.
„Oh, mijn God, ze zijn dood,” Florian laat zijn stem uitschieten, „en jij hebt ze vermoord.”
„Wat? Het is niet mijn schuld, dat Jan en Melanie geen auto kunnen rijden. Zoiets kan gebeuren, als je te hard rijdt,” kijkt Alex op van een stapel houten bouwblokken, „hoe kom je op Jan en Melanie?”
„De een heeft net zulke witte tanden als Jan en aangezien Melanie haar vriend te pas en te onpas bespringt...”
Alex grinnikt en stapelt de blokken op elkaar. Florian kruipt naar hem toe.
„Wat maak jij nu?”
„Moet je niet je gewonde Jan en Melanie verzorgen?”
„Ze zijn dood, heb ik net gezegd.”
„Ach, wat jammer. Ik bouw een muur, zie je dat niet?”
De stapel blokken wordt niet alleen steeds langer, maar nu ook hoger.
„Waarom?”
„Zodat ik veilig ben voor jouw volgende aanval.”
De vijf blokken hoge muur is hier veel te laag voor, vindt Florian.
„Die houdt mij niet tegen,” tikt hij met zijn wijsvinger er tegenaan en prompt vallen er een paar blokken uit.
„Hé!”
Verontwaardigd kijkt Alex hem aan en brengt Florian tot lachen.
„Eindelijk zie ik de kleine Alex van vroeger.”
Het gat in de muur wordt met de nodige concentratie hersteld.
„Oké, je wil het niet anders. Nu wordt het oorlog.”
Uit een grote doos, die naast hem staat, komt een batterij plastic figuurtjes tevoorschijn, die hij langzaam en weloverwogen achter de muur plaatst.
„Dat is je leger?”, lacht Florian.
„Ja,” klinkt vanuit de doos. De soldaten krijgen nu zwaarden, bezems en mestvorken in hun handen. Florian gaat ook op zoek naar krijgers en flitst door de kamer om zijn leger samen te stellen, „Wacht maar, ik maak je af.”
„Dat zullen we nog zien,” lacht Alex neerbuigend. Zijn soldaten zitten nu op paarden, hoewel er drie genoegen moeten nemen met een pony. Florian stelt zijn leger aan de andere kant van de muur op.
„Zo, hier hebben we Dolly. Ze is mooi, maar gevaarlijk. Ze heeft al haar mannen vermoord.”
Een barbiepop in rood badpak kijkt nu over de muur.
„Dan hebben we Johny en zijn broers uit de ruimte. Ze zijn zonder geweten gekweekt.”
Een paar figuren uit sciencefictionfilms kijken nu naar Dolly.
„Hier hebben we Rex, een getemde dinosaurus en een vliegend zeilschip.”
Florian zet zijn andere figuren in de boot en tilt hem op.
„Wat doe je?”, vraagt Alex achterdochtig.
„Het is een vliegend zeilschip, vertel ik je net. We vliegen nu over je muur.”
„Nee, je zeilschip kan niet vliegen,” protesteert Alex, „Als je zo raar blijft doen, speel ik niet meer met je.”
Alex probeert met zijn handen zijn leger te beschermen, als Florian net de landing inzet. De laatste vraagt zich tegelijk af wie nu het grootste kind is en ziet plotseling in zijn ooghoek iets bewegen.
„Gustav!”
Florian geeft Alex het schip en loopt naar het poppenhuis, dat groter dan Emma is. Gustav zit in de keuken en kijkt nieuwsgierig door het raam naar buiten. Met een snelle greep heeft Florian het kleine dier vast en begint het rustig te strelen, voordat Gustav op het idee komt om naar de woon- of slaapkamer te vluchten. Dan brengt hij het beest naar zijn kooi, waar de hamster zich direct in zijn hok verstopt. Florian kijkt vervolgens trots Alex aan.
„Nou, wat zei je nu? Heb ik gelijk of heb ik gelijk? Hamsters zijn gek op villa’s met drie slaapkamers, twee keukens en drie badkamers.”
Alex stelt zijn soldaten opnieuw op.
„Geef nou maar toe, dat ik gelijk heb, voordat ik jou en je kleine mannetjes met de grond gelijk maak.”
Geen reactie. Florian pakt een handpop, het ding heeft een oog, en zwaait met de pop voor Alex’ gezicht. Alex bouwt onverstoorbaar verder. Pas wanneer de pop hem links en rechts op zijn gezicht een natte zoen geeft, Florian imiteert het bijbehorende geluid, probeert Alex de pop weg te duwen, omdat de stof kietelt en hij moet lachen.
„Hou op, Flo!”
„Laat mij, ik zal je doodknuffelen,” geeft Florian de pop een stem.
Alex ziet in de opmerking een open uitnodiging om Florian razendsnel op zijn rug op de vloer te fixeren. Voor Florian is het spel ineens voorbij. Hij wil weg, weg uit deze kamer, weg van Alex, concentreert zich op zijn ademhaling. Het lukt hem zich vrij te maken, misschien ook omdat Alex hem niet zo goed vasthoudt en ze op de bouwblokken liggen. Maar als Florian wil opstaan, trekt Alex hem terug omlaag op zijn schoot, klemvast in zijn armen. Pas dan merkt Florian, dat Alex’ ogen anders staan. Verlangend. Alex’ gezicht komt langzaam dichterbij. Het loopt uit op een tongzoen, die voor Florian zo onverwacht begint, dat hij zijn borstkas voelt. Na een klop op Alex’ bovenbeen laat de blonde jongen hem los.
„Flo...”, klinkt Alex’ zwoele stem.
„Man, je had het ook mogen vragen,” probeert Florian zichzelf onder controle en Alex uit zijn trance te halen. De laatste reageert door langs Florians hals te likken. Florian twijfelt. Hij heeft hier helemaal geen bezwaar tegen, maar zou wel graag wat makkelijker willen zitten of liever samen naar boven gaan om dit goed af te maken. Hij laat zich van Alex’ been af glijden en blijft voor de ander op de grond zitten. Alex veegt met zijn hand al het speelgoed opzij en trekt Florian mee naar de vloer. Nu is het echt lekker. Het lijkt een eeuwigheid te duren, Florians zintuigen registreren dit zo, maar in werkelijkheid gaan er hooguit vijf minuten voorbij voordat ze elkaar loslaten en aanstaren.
„Wat doen jullie daar?”
Tims stem brengt Alex sneller terug naar de werkelijkheid dan Florian zou kunnen. Florian gaat zitten, leunt naar achteren op zijn handen. Tim staat bij de deur en kijkt hen met hele grote ogen aan, vraagt zich af wat hier aan de hand is. Florian heeft geen idee hoe lang de dreumes daar al staat en wat hij heeft gezien.
„Ha Tim, ben je er weer?”, glimlacht Florian en hij hoopt, dat Tim niet merkt hoe gespannen hij is.
„Wat doen jullie daar?”, herhaalt Tim zijn vraag, terwijl hij op zijn onderlip kauwt. De jongen is bang, valt Florian op en in zijn andere ooghoek ziet hij de reden. Alex is bleek, lijkbleek. Dan verzint hij zelf een antwoord.
„Eh ... we hebben Gustav gevonden.”
„Echt?”, juicht Tim en huppelt over al het speelgoed naar de kooi om zijn hamster te zien. Gustav is al zo gewend aan Tims stem, dat hij zich laat zien.
„Waar zat Gustav?”
„In het grote poppenhuis. Ik denk, dat hij het erg naar zijn zin had. Hij zat in de keuken. Weet je wie daar in de keuken woont?”
„Martha!”
„Nou, misschien is Gustav verliefd op de kleine Martha uit het poppenhuis.”
„Ja ... misschien ...”, Tim loopt weer terug naar Florian en Alex, „Maar wat deden jullie net?”
Ook al is Tim nog maar vijf, hij weet heel goed wanneer hij geen antwoord heeft gekregen. Alex ligt inmiddels op zijn buik en lijkt bijna in paniek. Florian weet niet waar hij moet beginnen.
„Eh ... Alex heeft een vriendin ...”
Tim onderbreekt Florian direct, „Ja, Celine. Stom mens.”
„Oh ... waarom is Celine stom?”
Florian zal de laatste zijn om Tim tegen te spreken.
„Ze wil nooit met ons spelen ... en is nooit aardig tegen Elena.”
„Goed, maar ik wilde weten wat Alex en Celine doen als ze alleen zijn en Alex heeft mij dat laten zien.”
Florian glimlacht nog een keer. Tim denkt na over wat Florian vertelt en kijkt ineens naar zijn grote held.
„Alex? Waarom doe je dat met Celine?”
„...”
Alex is zijn stem verloren en dwingt zo Florian om de hete kolen uit het vuur te halen.
„Eh ... Tim? Als je iemand heel speciaal vindt, dan doe je dit soort dingen met elkaar.”
„Speciaal?”
„Ja, speciaal, bijzonder, belangrijk Je mama en papa bijvoorbeeld, ze vinden elkaar bijzonder en ze houden van elkaar en daarom zijn ze met elkaar getrouwd.”
„Oh ja,” Tim denkt weer na, „Alex? Vind je Flori bijzonder?”
Ja, dat zou Florian ook wel eens willen weten. Maar Alex is nog steeds van slag en kan alleen knikken. Daarmee is Tim tevreden. Tenminste komt er geen nieuwe vraag.
„Kinderen, het eten is klaar, komen jullie?”, roept Martha door het trappenhuis. Florian hoort ook de stemmen van Elena en Emma. Tim knikt nog even en rent omlaag, waar hij begint met Emma alles te vertellen over Gustav en de kleine Martha in het poppenhuis.
Als Florian opzij kijkt, zit Alex inmiddels op de vloer van de speelkamer. Zwijgend staat hij op en rent weg, de trap op. Iets later hoort Florian een kamerdeur op de tweede verdieping open en dicht gaan. Zelf gaat hij naar beneden en in de ontvangsthal controleert hij zijn uiterlijk. Alleen zijn kleren zitten scheef en dat maakt hij direct in orde.
In de keuken laat hij Martha een bord opzij zetten voor Alex en gaat zelf naast de tweeling zitten, op Alex’ plek. Al het andere verbergt hij achter een glimlach en geniet in stilte na van zijn gestolen momenten met Alex, terwijl Maria hem opvallend onopvallend in de gaten houdt.
Florian 21A
Geplaatst: 15 apr 2014 14:37
door Jablan
21 Nachtegaal en leeuwerik
Uit de verte doemen twee grijze, verlangende ogen op, die boven Florian afdalen. Lippen dwalen langs zijn hals, zuigen zich vast aan zijn huid. Vanzelf strelen zijn handen over de rug van de ander, over de warme huid en de vele spiergroepen. Met zijn handen op de billen van de ander rollen ze over het bed. De blonde baard kietelt Florians wangen en zijn kin. De ander kust opnieuw zijn hals, likt langs zijn adamsappel omhoog naar zijn kin, langs zijn mond naar zijn jukbeen. Iets minder tong en iets meer zoen zou Florian prettiger vinden en hij probeert de ander van zijn gezicht te duwen. De blonde baard met tong raakt zijn neus. Wat heeft hij nu?
*
Florian opent voorzichtig een oog en ziet twee bruine ogen, die hem vrolijk aankijken. Bovendien voelt hij nu een ruwe tong over zijn wang likken. Op zijn borstkas beweegt iets met te veel haar om mens te zijn. Het is een kleine, wit gevlekte teckel, die zich helemaal op zijn gemakt voelt bij hem en nu hij wakker is, tevreden naast hem gaat liggen.
Wat heeft Florian gemist? Slaapt hij nog? Of is zijn overgeprikkelde brein nu al zover, dat het hem zelfs overdag op waanbeelden trakteert?
„Goedemorgen, Flori!”
Geschrokken komt Florian iets omhoog, waardoor de teckel met een beledigde blaf een andere plek op Navaro zoekt en dicht langs de rand loopt.
„Niet springen, Beauty! Dat is veel te hoog voor jou,” krijst een hoge meisjesstem. Wrijvend in zijn ogen ontdekt Florian een charmant meisje met donkere lokken. Ze haast zich naar Navaro, grijpt de kleine hond en verhindert zo een zelfmoordpoging van het beest. Florian begrijpt de teckel. Met zo’n piepende sirene als stem krijgt iedereen zin om zich vanaf Navaro de diepte in te storten. Hij gaat rechtop zitten, terwijl hij het meisje aanstaart.
„In hemelsnaam, wie ben jij?”, wil de licht verbijsterde Florian weten. Ze bloost en haar ogen kleven zich vast aan zijn bovenlichaam. Florian heeft geen idee waarom, zo bijzonder vindt hij zijn eigen lichaam niet.
„Dat is mijn vriendin Alina.”
Snel kijkt hij opzij. Op zijn bank zitten Maria en Jana, Alina wandelt met haar teckel op haar arm erheen en gaat naast Maria zitten. Ze kijken hem aan, alsof hij een wereldwonder is. Florian is overdonderd en sprakeloos. Maria is totaal niet onder de indruk.
„We dachten, dat je helemaal niet meer wakker werd,” laat ze weten en reikt Alina een kop koffie aan, haalt daarna Beauty op haar schoot en streelt langs de oren van het beest. Florian is nog steeds van slag.
„Heb je goed gedroomd? Je zuchtte iedere keer in je slaap,” grijnst Maria. Florian negeert de opmerking, evenals het gegiechel van Maria’s vriendinnen.
„Wat doen jullie hier?”, gromt Florian en kijkt zonder blikken of blozen naar Maria.
„Ik heb ze verteld, dat je homo bent.”
Maria kijkt triomfantelijk, Jana en Alina stralen met rode wangen. Wat?
„Het is zaterdagmorgen vroeg en je dringt met vreemden mijn slaapkamer binnen om te kijken hoe ik slaap ... omdat ik homo ben? Hoe kom je trouwens op het idee, dat ik homo zou zijn?”
Florian staart Maria nog steeds aan. Maria moet wel doorgedraaid zijn, een vlaag van verstandsverbijstering hebben. Waar is een dwangbuis? Of heeft ze als kind te vaak in te warm water in bad gelegen?
„Ten eerste is het half elf ’s morgens, ten tweede ken je Jana al en Alina van gezicht, ten derde willen we niet weten hoe je slaapt, maar ... hebben we je hulp nodig en...,” Maria nipt van haar koffie, „ten vierde zegt die poster genoeg ... of ben je geen homo?”
„Jawel, maar daar gaat het niet om. Het is niet de beste manier om ongevraagd iemands slaapkamer binnen te dringen, hem uit zijn slaap te halen, als je om hulp wilt vragen,” bijt Florian van zich af. Maria laat niets merken en pakt een koekje. Florian kookt van binnen.
„We willen ook naar Toms feest,” vertelt ze nu eindelijk, waarvoor ze hulp nodig denkt te hebben.
„Aha,” komt er ongeïnteresseerd terug.
„Je moet ons helpen Alex te overtuigen.”
„Ik moet?”
Maria’s ontevredenheid komt door de laag make-up naar voren en ze schudt instemmend haar hoofd, „Ja.”
„Waarom?”
Terechte vraag of niet?
„Omdat jij mijn homobroer bent.”
Hè? Jana en Alina knikken synchroon met Maria.
„Het is zo geweldig, Maria. Ik ben helemaal jaloers op jou,” merkt Jana met een stralend gezicht richting Florian op.
„Ik zou ook wel een homobroer willen hebben,” piept Alina net zo opgewonden als de staart van haar teckel heen en weer beweegt.
„Jullie kunnen tenminste altijd over jongens praten en samen gaan shoppen,” somt Jana op. Florian bloost niet eens, hij is rood van woede.
„Ik ben geen levende mode-accessoire en ook geen statussymbool, zoals dat beest op je schoot. Ik ben een mens! Het spijt mij erg, dat ik jullie in je stereotype vooroordelen teleurstel, maar ik ga niet met jullie mee naar de schoonheidsspecialist, mijn kapsel boeit mij niet en ik heb geen idee wat de modetrend voor het komend voorjaar is.”
Dat laatste is gelogen. Dankzij Vivienne weet hij zonder te vragen wat de trends in modeland zijn. Maar dat zal hij deze domme, kleine meisjes zeker niet vertellen. Ze irriteren hem mateloos. Jana en Alina kijken beteuterd in hun kopjes koffie. Nog wat gemalen koffie erbij en ze kunnen de toekomst voorspellen. Maria laat zich niet van de bank brullen.
„Maak je niet druk, ik laat je verwrongen ego met rust. Het enige wat ik wil, is dat we aan dezelfde kant staan en samen optrekken.”
„Dezelfde kant? Optrekken?”, gelooft Florian zijn oren niet.
„Tegenover Alex,” merkt ze met een verbluffende vanzelfsprekendheid op, „We hoeven niet alles goed te vinden van hem.”
Florian zwijgt. Hij vertelt haar liever niet, wat hij allemaal goed aan Alex vindt.
„Hij denkt, dat hij de baas is, alleen omdat de primaten uit jouw jaar achter hem aanrennen als loopse teven.”
Een ding geeft Florian direct toe, Maria is hard op weg om hem in te halen met haar verrassend rake en originele beschrijvingen. Zo ontspannen mogelijk reageert hij op Maria’s oordeel, „Ik heb eigenlijk geen probleem met Alex.”
Gemakshalve negeert hij nachtelijk bezoek in zijn slaapkamer, aanvallen van jaloezie en een doorlopend emotioneel verlangen naar hetzelfde type.
„Nou, geweldig. Als jij het zo goed kunt vinden met hem, dan kun je voor mij met hem praten,” glimlacht Maria verraderlijk.
Florian wil zich niet voor haar kar laten spannen, „Maria, ik weet niet hoe het tussen jullie zit of waarom jullie niet met elkaar uit de voeten kunnen en om eerlijk te zijn, kan het mij niets schelen. Ik wil bij jullie ruzie betrokken raken, ik wil niet tussen jullie in komen te staan. Jullie regelen het zelf maar.”
Maria staat op en gaat op Navaro zitten, kijkt vleiend en ontevreden tegelijk. Het is knap, hoe snel ze van tactiek verandert en net zo lang speelt met alle emoties en argumenten tot ze beet heeft en haar slachtoffer toegeeft. Hier zit beslist jarenlange training achter.
„Je hoeft je er ook niet mee te bemoeien. Ik vraag je alleen om met hem te praten. Hij luistert naar jou, je kan hem overtuigen,” slijmt ze met een glimlach. Florian vindt het te mooi om waar te zijn. Niet eens seks of een liefdesbiecht hebben Alex overtuigd. Wat zouden sterkere argumenten zijn?
„Probeer het alsjeblieft,” zet Maria bewust haar ogen in, die spontaan groter lijken.
„Ik weet het niet,” mompelt hij onzeker.
„Als je mij helpt, dan help ik jou. De ene hand wast de andere,” wijst ze met een perfect verzorgde vinger naar hem.
„Hoe wil je mij helpen en waarbij?”, onderdrukt Florian een grijns.
„Ik help je aan een vriend.”
Wat?
Florian zucht en verbergt zijn gezicht even in zijn handen voordat hij explodeert. Rustig ademhalen.
„Bedankt, maar ik heb geen hulp nodig om een vriend te vinden.”
„Heb je er al een?”, piept Alina opgewonden.
„Nee,” blaft hij.
„Kom nou,” Maria kijkt hem achterdochtig aan, „iedereen wil iemand. We hebben alvast een lijst van potentiële kandidaten gemaakt. De meeste jongens zitten bij ons op school. Van sommigen staat het vast, anderen ontkennen het nog.”
Maria staat op, pakt een vel papier van de salontafel en gaat naast hem op het dekbed zitten. Florian herkent Maria’s mooie handschrift en telt snel. Twintig namen. Veel voor een school van achthonderd leerlingen. Zijn oude school was ongeveer net zo groot en daar was hij officieel de enige.
„Deze is mijn favoriet,” lacht ze en wijst naar een naam, waar een rood hart voor is getekend. Andre Schwarowski.
„Hij zit bij ons in de klas en is de liefste jongen op de wereld. Hij is zo aardig, dat ik iedere keer bijna moet huilen als ik hem zie,” draagt Jana met dromerige ogen bij. Florian krijgt de neiging haar voor te dragen voor een standrechtelijke executie.
Hij weet niet of hij zal lachen of huilen. Wordt hij hier voor schut gezet of is dit simpelweg dom, maar goed bedoeld? Zal hij ze via de trap naar beneden laten gaan of met een grote boog het raam uit gooien? Maria kijkt vastberaden. Ze haalt nu geen grap uit, tenminste, van haar kant gezien.
„Bedankt voor jullie aanbod, het is werkelijk ... eh ... netjes. Maar ... wacht eens”, een van de namen op de lijst valt hem plotseling op. Tom Krause, „... is dit Tom van Alex?”
„Ja, Tom had ook iets met jongens, hij legt zich niet zo graag vast,” geeft Maria eerst verveeld te kennen om hem dan nieuwsgierig aan te kijken.
„Vind je Tom goed?”
„Wat? Nee ... ik vind Tom een leuke jongen, maar meer ook niet,” haast Florian zich elke koppelpoging de grond in te boren. Het idee jaagt zijn fantasie wel aan. Wat zou Alex doen als hij en Tom zouden vertellen, dat ze hals over kop op elkaar verliefd zijn geworden? Zou Alex ze het beste wensen en ze een designkast cadeau doen voor hun eerste woning? Of getuige op hun huwelijk willen zijn – nadat ze in de kamer ernaast hun nieuwe kentekenplaten hebben opgehaald – of ’s avonds bij het feest de ceremonie leiden? Als dank vernoemen Tom en Florian hun eerste, uit Ethiopië gesmokkelde, baby naar Alex. Zo leven ze nog allemaal lang en gelukkig.
„Streep Tom door,” zegt Florian met nadruk. Maria kijkt op het papier, „Dat is niet erg, er blijft genoeg keuze over. Wat denk je van Kevin? Hij is een jaar ouder dan jij, doet dit jaar examen en ziet er behoorlijk goed uit. Vochtig praten vind je niet erg?”
Met een zucht laat Florian zich op zijn rug vallen.
„Maria, welk deel van ‘nee, dank je’ begrijp je niet? Kunnen we afspreken, dat jij en je vriendinnen mij niet proberen te koppelen? Zo werkt dat niet met relaties.”
„Als jij met Alex gaat praten,” houdt Maria aan haar doel vast.
„Ik beloof geen resultaat, Maria,” steekt Florian een hand uit. Ze aarzelt, maar schudt dan de aangeboden hand, „Afgesproken. Maar Andre en jij zouden een leuk stel zijn.”
Florian grijnst, „En jij met de zoon van de kaaskoning ... hoe heette hij ook alweer?”
„Ulf von Eichstein,” lacht Jana opgelucht, tot woede van Maria. Florian geeft haar geen kans, „Ik moet jullie helaas vragen naar beneden te gaan, want ik zou nu wel een keer willen opstaan.”
Maria kijkt een seconde verrast, tilt dan het dekbed een stukje op en kijkt hem met een begrijpende glimlach aan. Alina en Jana gaan met hun kopjes, koekjestrommel en een zielig hoopje hond naar het gat in de vloer. Maria volgt hen, maar draait zich bij het luik nog om.
„Jij praat met Alex?”
Florian knikt.
„Nu direct?”
„Mag ik eerst douchen?”
„Maar daarna...”
„Daarna moet ik eerst van alle zeven dwergen de baard knippen, de koningin de naam van Repelsteeltje verraden, de heks helpen met nieuwe koekjes voor haar huis te bakken en een heggenschaar voor de prins bezorgen, zodat hij zijn Doornroosje kan redden, maar daarna ... daarna heb ik eindelijk tijd en ga ik met je broer praten.”
Met een giftig gezicht verdwijnt Maria door de vloer en trekt het luik dicht. Florian kan eindelijk uit zijn bed klimmen en onder de douche stappen, waar hij rustig over alles nadenkt.
Hij weet werkelijk niet, wat hij moet vinden van dit bizarre bezoek. Ja, het is door en door brutaal en gewaagd. Zelf zou hij niet moeten proberen om ’s morgens met Dirk, Jan, Tom en een paar andere jongens Maria’s kamer binnen te sluipen en dan dom lachend rond haar bed te staan. Het beeld van Maria, zonder make-up, in een flanellen pyjama en een grote, versleten knuffelbeer in haar arm, die slaperig haar ogen opendoet en dan direct de vriendengroep van haar broer ziet, laat Florian lachen. De hel zou losbreken! Misschien is het de moeite van het proberen waard.
Echt klagen mag Florian niet. Zijn zorgen blijken overbodig. Maria is niet naar Joachim en Bettina gerend, heeft niet op haar internetpagina het vrolijke nieuws met de wereld gedeeld. Goed, ze heeft het haar beide vriendinnen verteld, maar dat lijkt Florian meer bij haar leeftijd passen. Ergens lijkt Maria heel erg gelukkig met het nieuws. Een echt goede verklaring daarvoor wil Florian niet te binnen schieten. Hij vindt het niet belangrijk genoeg. Misschien ziet ze hem nu als een betrouwbaar iemand, met wie ze kan praten en die haar begrijpt. Maria’s onvoorspelbaarheid maakt het lastiger alles goed in te schatten. Voorlopig wil hij positief blijven en hoopt, dat hij er achteraf geen spijt van heeft.
Terug in zijn kamer valt Florians oog op Maria’s lijst. Hij wil hem weggooien, maar bedenkt zich op het laatste moment. Als grap is de lijst wel bruikbaar en daarom bergt hij het vel papier op, voordat hij naar beneden gaat. Martha en Karl zijn bezig met hun boodschappenronde en hij heeft op dit moment genoeg aan een kop koffie. Dan is hij wakker genoeg om Alex aan te kunnen.
Florian 21B
Geplaatst: 15 apr 2014 14:38
door Jablan
Twee verdiepingen hoger klopt hij aan en wacht.
„Ja?”
De deur dempt Alex’ stem behoorlijk.
„Yo,” steekt hij met een verlegen glimlach zijn hoofd om de deur. Alex ligt op zijn buik op bed en kijkt over zijn schouder op van zijn boek.
„Hoi,” mompelt hij.
„Mag ik binnenkomen?”, klinkt Florian opeens schor en schraapt zijn keel. Vanaf zijn plek gebaart Alex de toestemming en leest verder. Voorzichtig gaat Florian naast hem op het bed liggen, waardoor Alex onzeker opkijkt.
„Wat is er?”
De grijzen ogen boren door Florian op zoek naar een antwoord op andere vragen.
„Ik wilde ... ik wilde even met je praten.”
Florian is alweer onzeker. Goed, hij is zelf hier gaan liggen, maar Alex’ nabijheid roept gelijk de vraag op, waar ze gisteren zouden zijn geëindigd als Tim hun geknuffel niet had onderbroken. Nu is alles weer ingewikkelder dan vierentwintig uur geleden. Florian heeft het gevoel net als bij dansles twee stappen achteruit en een vooruit te zetten bij Alex. Ze begrijpen elkaar niet goed genoeg om verder te komen.
„Flo?”, port Alex met een elleboog in zijn zij, „Als je wilt dromen, doe dat in je eigen bed.”
„Ik droom liever met jou.”
Shit! Waarom zegt hij ook altijd, wat hij op dat moment denkt. De grijze ogen laten even een spoor van emotie zien, voordat hij verder leest.
„Lach mij niet uit en zeg wat je wilt,” bromt hij kortaf.
„Ik lach je niet uit,” verzekert Florian de jongen naast hem, „Echt niet.”
Alex speelt met het potlood in zijn hand. Florian kijkt toe, terwijl ze zwijgen en hun schouders elkaar raken.
„Wou je niet ergens over praten?”, vraagt hij op zachte toon. Er zijn veel dingen, waarover Florian met Alex wil praten, maar hij concentreert zich.
„Maria.”
„Ja?”, reageert Alex verrast.
„Ze heeft mij gevraagd een goed woord voor haar te doen. Ze wil graag naar dat feest vanavond, maar ik weet niet, waarom jij dwarsligt.”
„Ze gaat niet.”
Alex bladert nu door het boek.
„Waarom niet? En waarom beslissen Bettina en Joachim dat niet?”
„Ze leunen op mijn mening, hebben mij de verantwoordelijkheid gegeven.”
„Dat vind ik behoorlijk oneerlijk,” schiet Florian terug.
Alex zucht en slaat het boek dicht. Het is Het Oneindige Verhaal van Michael Ende, ziet Florian nu. Alex kijkt hem aan.
„Op Toms feesten komen altijd mensen, die tenminste van onze leeftijd of ouder zijn. Door zijn oudere zus kent hij veel studenten. Het gaat er meestal wild aan toe, er gaat altijd veel drank doorheen en af en toe neemt iemand drugs mee. Dat klinkt misschien erger dan het is, er is nog nooit iets gebeurd, maar dat doet er niet toe. Ik wil niet dat Maria daarheen gaat. Ze doet altijd al alsof ze een echte dame is, maar in feite is ze nog een klein meisje, heel naïef en makkelijk te beïnvloeden. Ik wil niet, dat ik haar de hele avond in de gaten moet houden.”
„Overdrijf je nu niet? Ze is geen klein kind meer en ook niet op haar achterhoofd gevallen.”
„Dat beweer ik ook niet, maar ... ik wil gewoon niet, dat ze daarbij is.”
Alex kijkt Florian eigenwijs aan.
„Hm,” Florians hand glijdt over de satijnen dekbedhoes, „Dat kan zo niet verder gaan, Alex. Je kunt haar niet opsluiten en als iemand al voor Maria beslist, dan zijn dat in de eerste plaats de ouders en niet de oudere broer.”
Alex wil al beledigd protesteren, maar Florian legt een hand op Alex’ onderarm.
„Alex, jij bent niet voor alles en iedereen verantwoordelijk. Dat werkt niet, dat kun je ook niet. Maria is een zelfstandig meisje of vrouw. Ze is oud genoeg om te weten wat ze doet. Als ze fouten maakt, dan zijn het haar fouten en niet die van jou. Ik vind het onmogelijk, dat Bettina en Joachim alles aan jou overlaten of van jouw mening laten afhangen.”
Alex ontspant zich, zodra hij merkt, dat Florian hem niets verwijt en reageert zacht.
„Ik zal met haar praten. Afhankelijk van hoe ze zich opstelt in dat gesprek, zien we verder. Vanavond mag ze niet mee.”
„Oké. Wil jij verder lezen?”
„Eigenlijk wel.”
„Dan ga ik weer.”
Meer wil Florian ook niet doen voor Maria. Wie weet is ze hier tevreden mee, al is het niet wat ze wil.
*
Maria is ontevreden en uit haar dankbaarheid voor Florians bemiddeling in woest getier en een uitbreiding van zijn woordenschat aan vloekwoorden. Ergens had hij haar reactie kunnen voorspellen, maar hij is desondanks teleurgesteld. Naar zijn idee heeft hij zijn best gedaan, maar dat is blijkbaar niet genoeg. Waarom is hij niet bij zijn blonde droomkerel gebleven? Nu is hij zelf woedend. In welk sprookje wordt een gans tegen een koe geruild? Hij weet het niet meer, maar wel dat Maria allebei is. Twee uur geleden had hij nog hoop, dat de moeizame verhouding zou kunnen verbeteren, maar die hoop geeft hij definitief op.
Na een rondje Hamburg per internet, onderbroken door het wekelijkse gesprek met zijn Ma, besteedt hij de rest van de middag aan Elena en de tweeling. Emma en Tim dachten dat iemand in hun hoek van de tuin had gespeeld, waarop Florian zei, dat hij gisteravond laat een gnoom onder een rozenstruik had gezien. Prompt wilde de tweeling gnomen zoeken.
Het avondeten is gelukkig in de keuken. Bettina en Joachim zijn naar een diner dansant. Maria heeft zich in haar kamer opgesloten en daarom zijn ze met slechts zeven mensen aan tafel.
„Elena, had jij niet meegewild naar dit feest?”, vraagt Martha op meelevende toon. Elena knikt even, maar stelt zich bescheiden op, „Zo erg is het niet. Ik vind het niet erg om hier te blijven. Tim, Emma en ik kijken straks nog een lange tekenfilm, nietwaar?”
De tweeling vindt het een leuk voorstel en laat dat luid en duidelijk weten. Als ze verder eten, vraagt Karl naar de logistiek.
„Gaan jullie samen naar Tom?”
„Ja,” bevestigt Alex.
„Nee,” spreekt Florian hem op hetzelfde moment tegen, waarop ze elkaar verbluft aankijken.
„Dat hebben jullie goed overlegd,” lacht Karl. Alex kijkt Florian aan en praat zo zacht, dat de anderen hem niet kunnen verstaan, „Ik dacht, dat je met mij mee zou rijden.”
„Martin haalt eerst Sandra op en dan komt hij sowieso hier langs. Daarom wil ik met hem meerijden,” fluistert Florian. Alex lijkt echt verrast en ook een beetje teleurgesteld.
„Op die manier.”
Alex kijkt naar het bord en prikt lusteloos in de gebakken aardappelen. Twijfelend observeert Florian hem. Hij heeft een concrete reden om niet met Alex mee te rijden en dat is diens vriendin. Florian trekt zo’n rit niet, houdt het niet vol om achterin een auto in een wolk parfum te zitten. Het is al erg genoeg voor hem om te weten, dat zij in het openbaar alles met Alex doet, wat hij zou willen doen. Zelfs de gedachte maakt hem al jaloers. Ook hij verkleint zijn aardappelen tot puree.
„Wat doe jij? Haal jij je vriendin op of rij je direct naar Tom?”
Eigenlijk wil Florian wat verveeld overkomen, maar zijn stem werkt natuurlijk niet mee. Alex kijkt hem onderzoekend aan.
„Nee, ze heeft met een paar vriendinnen afgesproken, ik rij alleen naar Tom.”
De grijze ogen blijven op Florian gericht, die rustig verder eet. Zodra hij zijn mond leeg heeft, kan hij verder fluisteren, „Alleen? Dan ben je beslist eenzaam.”
Alex grijnst, „We vertrekken om negen uur.”
Florian pakt zijn telefoon en stuurt Marin en Sandra een bericht.
*
Terwijl Elena de ragebol op zijn hoofd, een gevolg van het spelen met de tweeling, transformeert tot een toonbaar kapsel, geeft zijn buik alleen aangename signalen af en dagdroomt Florian over zichzelf en Alex, samen alleen in een auto. Alex rijdt langs Toms huis en door naar een onbekende plek ... ergens in de bergen of zo ... waar ze met zijn tweeën, een fles rode wijn en een knapperend haardvuur de warmte in hitte omzetten.
„Au!”
„Jij en je dagdromen,” grijnst Elena verontschuldigend, terwijl ze even haar hoofd schudt en verder zijn haar ontwart met een fijne kam.
*
Eenmaal beneden is er geen spoor van Lex in de ontvangsthal. Voor de zekerheid opent hij de voordeur, die Lex net van de andere kant wil openmaken. In plaats van een compliment over zijn uiterlijk geeft Lex hem een kapotte voetbal. Flo krijgt een grote glimlach.
„Normaal neemt men bloemen of wijn mee, maar dit is ook mooi. Bedankt.”
Lex zet even grote ogen op, „Tim en Emma hebben de bal buiten laten liggen. Wil je hem even opbergen?”
Flo draait zich om en legt de bal onderaan de trap. Als hij de voordeur dichttrekt, is Lex al bij de auto. In de auto is alles zoals altijd. Flo kneedt zenuwachtig zijn vingers en negeert zijn buikgevoel, zoals hij de laatste weken twee keer per dag heeft kunnen oefenen. Lex kijkt vastberaden, onderkoeld en geconcentreerd de wereld in, terwijl hij rijdt. Flo zou er veel voor over hebben om zich zo onder controle te kunnen houden. Met de helft daarvan zou hij al tevreden zijn. Uit het niets begint Lex een gesprek, helemaal tegen zijn gewoonte in.
„Jij was vanmiddag toch met Tim in de tuin? Heeft hij daar ... eh ... heeft hij nog iets gezegd of gevraagd?”
Alleen al van Lex’ rauwe stem krijgt Flo het warm, in de goede betekenis. Hij heeft een paar seconden nodig om coherent te kunnen reageren.
„Hij heeft mij alleen verzekerd, dat hij nooit regenwormen wil eten. Ook niet, als hij bijna doodgaat omdat er geen eten is,” grijnst hij.
„Heel grappig, Flo. Je weet heel goed wat ik bedoel.”
Lex’ ongeduld is hoorbaar.
„Maak je geen zorgen, Lex,” verzucht Flo en gaat wat dieper in de stoel zitten, „Hij heeft mijn uitleg geslikt. Hij is er niet op teruggekomen en vanmiddag waren de wormen belangrijker.”
„Ik geloof, dat je het wat te simpel ziet,” Lex praat snel en nerveus, „Tim is weliswaar nog maar vijf, maar dat betekent nog lang niet dat hij dom is. Hij kent het verschil tussen familiaire omgang en ... en ...”, Lex stokt en haalt fluitend adem. Het blijft korte tijd stil.
„Je weet wel wat ik bedoel,” mompelt hij. Natuurlijk weet Flo dat, hij was er zelf bij, maar hij zou graag willen weten welke woorden Lex ervoor zou gebruiken.
„Er is geen enkele reden voor hem om te twijfelen. Ik ben dicht bij de waarheid gebleven en hij kijkt naar jou op, gelooft alles wat jij hem wijsmaakt. Als hij al twijfelt, dan zal hij eerder jou vragen stellen dan Bettina of Joachim.”
Flo observeert Lex, ziet zijn profiel. De jongen is een beetje rustiger, ontspant zich. Maar nu Lex het onderwerp heeft aangesproken, malen Flo’s hersenen erover door. Hij zou graag willen weten hoe Lex hun geknuffel ziet en hoe het nu verder zal gaan. Om de zoveel weken met elkaar knuffelen en daarna doen, alsof er nooit iets is gebeurd, bevalt Flo niet. Maar hoe kan hij erover beginnen zonder dat Lex direct op slot gaat en de sleutel ergens in de slotgracht gooit? Op zulke momenten is het makkelijker om tegen een muur te praten dan met Lex.
„Eh ... Lex,” Flo schraapt zijn keel en ergert zich aan zijn indrukwekkende opening.
„Ja?”
Het is ongelofelijk op welk hoog intellectueel niveau ze gewoonlijk converseren.
„Nog over gisteren...”, zoekt Flo naar de goede woorden, die op dit moment waarschijnlijk in Navaro met het ontbrekende deel van zijn brein zijn achtergebleven.
„Hm.”
„Wat vond jij ervan?”, kijkt Flo recht voor zich uit, omdat het hem anders niet lukt.
„Weet ik niet,” bromt de bestuurder.
„Aha,” reageert Flo vol begrip. Hijzelf weet het ook niet, zijn fantasie vanzelfsprekend wel.
‘Hoor eens, Lex, al zijn we geen vrouwen, we moeten af en toe toch over emoties praten.’
‘Ja natuurlijk, je hebt helemaal gelijk.’
‘Je weet dat ik van je hou.’
‘Fijn. Ik hou ook van jou. En ik zal vanavond nog dat met Celine beëindigen.’
‘Dat is geweldig. Morgen vertellen we het Bettina en Joachim.’
‘Ze zullen waanzinnig blij voor ons zijn.’
Einde. Heel simpel. Heel gemakkelijk. Heel onmogelijk.
Flo staart naar voren, naar buiten, naar tuinen, die aan hen voorbij trekken. In de villa’s brandt hier en daar nog licht. Er is opkomende mist, die de looppaden en tuinen deels aan het oog onttrekt. Lex rijdt opeens langzamer, remt en rijdt een brede, lange oprit op. Op het grind voor de villa staan al veel auto’s. Flo vindt het oude, witte gebouw achter de auto’s mooi. Tom heeft het geluk van rijke ouders, een goede erfenis of beide. Lex zet hun auto op een andere plek neer, opzij van het huis, bij de goed verlichte ingang. Links en rechts van de entree staan stenen beelden van engelen met een sjaal en luchtballon om hun nek. Zelf zitten ze nog in de donkere auto.
„Wil je hier de hele avond blijven zitten?”, maakt Lex bruut een einde aan de stilte.
„Eh ... ja ... hm ... weet ik niet.”
Flo opent de deur en baalt van zichzelf. Met zijn handen in zijn broekzakken blijft hij staan. Een kwartier met Lex alleen kan heel mooi zijn, maar vanavond?
„Flo? Kom je?”
Langzaam volgt Flo Lex over het grindpad.
„We gaan achterom.”
„Goed.”
Als ze langs de beelden bij de voordeur lopen, ontdekt Flo een roze condoom over de kleine penis van de engelen. Het ziet er vreemd en toch passend uit. Hij lacht, „Dat moet Tom zijn geweest. Freak.”
Lex grijnst en als de voordeur open gaat, grijpt hij naar Flo’s arm om snel door te lopen.
„Waarom zo geheimzinnig?”, wil Flo weten, „Het zijn alleen een paar jongens uit ons jaar, Micha en zijn vrienden. Die gaan vast met een bal spelen.”
„Ik heb nu geen zin om met ze te praten over niets,” neuzelt Lex, terwijl ze naast elkaar om het huis lopen.
„Dat is een goede instelling als je naar een feest gaat.”
Flo werpt een snelle blik op zijn droomkerel annex oppereikel. Een somber gezicht, gebogen hoofd geven aan, dat Lex weer over iets nadenkt. Hij zou graag achter het voorhoofd willen kijken om te weten wat Lex zo ontzettend belast. In het maanlicht geven de blonde haren Lex de zilveren uitstraling van een eenhoorn of ander fantasiedier. Mooi, aantrekkelijk en onbereikbaar. Het is koud en vochtig in de tuin, waar ze nu bij een kelderdeur staan. Flo leunt tegen de muur, Lex komt naast hem staan.
„Heb je het koud?”
Weer die rauwe, opwindende stem. Nu met kippenvel als resultaat.
„Een beetje.”
„Wil je naar binnen?”
„Nee ...”
Een tastende hand haalt zijn hand uit zijn broekzak. Koude en warme vingers verstrengelen zich, strelen elkaar, terwijl ze strak voor zich uit staren.
„Ik heb helemaal geen zin meer in het feest,” blaast Flo een wolk condens in de lucht.
„Ik ook niet,” fluistert de ander.
Flo kijkt opzij. Waarom zijn ze dan hier? Waarom gaan ze niet weg naar een plek waar niemand hen kan vinden, waar ze alleen zijn? Flo weet niet zeker of hij nu iets heeft gezegd of dat Lex zijn gedachten van zijn gezicht afleest, maar Lex kijkt opeens opener, vrolijker, intenser. Grappig genoeg draaien ze zich tegelijk een kwartslag, zodat ze tegenover elkaar staan.
„Alex? Oude kobold? Waar ben je?”
Florian 21C
Geplaatst: 15 apr 2014 14:40
door Jablan
Florian heeft op dit moment zin Tom een enorme rotschop onder zijn kont te geven, die nu om de hoek komt en met zijn brutale lach bij hen komt staan.
„Oh,” lacht Tom.
„Wat?”, vraagt Alex behoorlijk agressief.
„De anderen hebben je auto gezien en Celine wilde je al zoeken. Toch goed, dat ik dat heb overgenomen voor haar. Nee, jullie mogen mij later bedanken, kom eerst binnen. Hier buiten is het niets,” klopt Tom hen beiden vriendschappelijk op hun rug. Florian moet eerst bijkomen van de schrik.
„Na, Flori, hoe is het?”, lacht Tom duidelijk dubbelzinnig.
Florian knikt en zwijgt, net als Alex. Elke smoes of verklaring is overbodig, Tom zou geen enkele geloven. De gastheer opent de kelderdeur – Tom heeft een ouderwetse sleutelring bij zich met hele grote sleutels – en loopt voorop. Het is werkelijk een oud huis met een gewelfde kelder onder het hele gebouw, inclusief bogen en gangen om in te verdwalen. Overal staan mensen met elkaar te praten, met drank in hun handen. Het is nog relatief vroeg en toch zijn de meeste ruimtes, waar ze langslopen, al vol tot overvol. Een heeft rood licht en banken, in een volgende staat een grote bar. Een kerel met dreadlocks maakt cocktails, een even grote jongen tapt bier. Een grotere ruimte verderop is als dansvloer ingericht. Veel plek om te dansen is er niet tussen de massa bewegende mensen. Florian volgt Tom door de nauwe gangen met Alex in zijn kielzog.
„Willen jullie wat drinken?”, vraagt Tom. Florian knikt.
„Wat wil je?”, legt Alex een hand op zijn rug.
„Radler.”
„Hebben we, zelfs uit de tap,” straalt Tom trots.
„Wacht hier, ik ga het halen.”
Alex dringt zich tussen de kletsende mensen door richting bar. Tom glimlacht nog een keer, nu oprecht, voordat hij Alex volgt. Florian kijkt om zich heen en geeft Alex gelijk. De meeste mensen zijn wat ouder. Met zoveel vreemde gezichten tegelijk voelt hij zich wat verlaten en houdt de boog, waaronder Alex verdween, in de gaten.
„Flori!”
De bekende meisjesstem verjaagt het opkomende gevoel van eenzaamheid. Sandra en Martin slenteren op hem af, vrolijk en zwaaiend. Een hand voor Martin en een omarming voor Sandra volstaat als begroeting.
„Zijn jullie al lang hier?”
„Nee, we zijn net aangekomen. Jij?”
„Wij ook. Alex haalt net wat te drinken bij de bar.”
„Netjes.”
Sandra drukt haar verrassing uit door haar wenkbrauwen op te trekken.
„Vind ik ook,” snort Florian tevreden. Een groep jongens van begin twintig schuift langs en duwt Martin ruw tegen Sandra. Martin verontschuldigt zich direct, maar Sandra kijkt de ware dader geërgerd na.
„Het is niet jouw schuld. Zo gaat het altijd op Toms feesten. Ze zijn een absolute aanrader, absoluut overvol en absoluut doorgedraaid.”
„Overal klopt honderd procent,” vindt Martin en ontwijkt een jongen, die met een dienblad vol cocktails zich door de massa wringt.
„Alex zei ook zoiets. Het schijnt altijd behoorlijk extreem te zijn,” overstemt Florian het algemene geluidsniveau. Sandra en Martin knikken synchroon.
„Is er werkelijk nooit iets gebeurd? Krijgt Tom nooit klachten uit de buurt?”
„Nee, Tom en problemen zijn twee verschillende dingen. De kelder is goed geïsoleerd en de buren denken wel twee keer na voordat ze klagen. De Krauses zijn een advocatenfamilie, stinkend rijk, heel bekend en eigenlijk vooral berucht. Zijn opa was rechter in het hooggerechtshof,” vertelt Sandra laconiek, „Waar denk je dat het geld vandaan komt?”
Ze wijst naar het plafond, naar het huis erboven. Florian knikt waarderend, „Een krot kun je dit niet noemen.”
De volgende groep wil voorbij. Ze staan al dicht bij elkaar en proberen zich zo dun mogelijk te maken, desondanks staan ze in de looproute.
„Kunnen we niet ergens anders heen,” wil Sandra ongeduldig weten. Florian kijkt nog een keer naar de boog, „Ik wacht eigenlijk op Alex.”
„Hoe lang is hij al weg?”, Sandra kijkt hem nieuwsgierig aan. Ze heeft gelijk, eigenlijk moest hij allang weer terug zijn. De bar is dichtbij genoeg.
„Kom, zoeken we een andere plek.”
Florian zoekt zijn weg door de meute met Sandra en Martin achter zich aan. Het bargewelf is erg druk. Schouder aan schouder staan de mensen te wachten, totdat ze bij de jongen met de dreadlocks mogen bestellen. De jongen lijkt vier armen te hebben, zo snel als hij zich achter de bar heen en weer beweegt, glazen vult, flessen uitschenkt en geld aanneemt. Florian zoekt verder rond totdat hij iemand ontdekt.. Hij staat in het midden van een groep en vertelt iets. De jongens en meisjes om hem lachen om zijn grap. Naast hem staat Celine met een arm op zijn heup op zoek naar meer lichaamscontact. Haar ogen zijn op hem gericht. Florians maag draait zich om, gevolgd door de rest van zijn lichaam. Zonder op anderen te letten stampt hij door de gang op zoek naar een rustige plek. Sandra en Martin roepen hem, willen dat hij wacht. Florian loopt door.
„Wat heb jij zo ineens, Flori?”, hapt Sandra naar adem.
„Niets,” verbergt Florian zijn schaamte. Hij heeft vanavond te veel in sprookjes gedacht, te weinig in de realiteit en vindt zichzelf triest. Daar is een donkere hoek, die nog niet door knuffelende paren of zuipende groepen is bezet. De bank is zijn reddingsanker, het weinige licht garandeert hem bescherming en onzichtbaarheid.
„Flori, wat heb je?”
Sandra gaat naast hem zitten, Martin blijft staan en kijkt hem vol onbegrip aan.
„Niets,” herhaalt Florian zichzelf. Na een keer goed ademhalen kijkt hij op in de vragende gezichten van de twee en perst er een getergde glimlach uit, waarop Martin ook gaat zitten.
„Maak je geen zorgen,” stelt hij ze gerust. De twee zijn onschuldig aan zijn stemming.
„Hallo!”
Ze kijken verrast op. Een stralend witte glimlach naast een boers gezicht. Jan en Dirk.
„Hoi,” blijft Florian beleefd. Sandra en Martin steken alleen een hand op.
„Superfeest of niet?”, grijnst Dirk, die blijkbaar al wat moeite heeft om zich te focussen. Een beetje scheel staart hij naar een plek boven de bank.
„Hm, het is zeker super,” wijkt Sandra uit.
„Hebben jullie al gedanst?”, vraagt Dirk en beweegt zijn heupen achteruit, wat er ontzettend grappig uitziet. Iedereen lacht, ook Jan.
„Nee, doen we straks, we zijn er net,” blijft Sandra vriendelijk.
„Daarom hebben jullie nog niets te drinken ... ik haal wel wat.”
Florian heeft een hand van Sandra op zijn knie nodig, voordat hij begrijpt wat Jan wil.
„Graag een Radler, bedankt,” glimlacht hij vermoeid. Sandra en Martin bestellen hetzelfde.
„Drie Radler, komt eraan,” lacht Jan, voordat hij naar de bar gaat, gevolgd door Dirk, die opvallend instabiele benen heeft.
„Hij was weer erg aardig,” kijkt Florian zijn buurvrouw serieus aan.
„Flori!”, dreigt Sandra.
„Wat? Hij gedraagt zich echt netjes tegenover jou. Sterker nog, hij lijkt je op te zoeken. Sandra, hij wil nog wat van jou.”
Beslist, heel beslist, schudt Sandra haar hoofd.
„Nee. Ik weet ook niet wat er aan de hand is, maar hij wilde vroeger niets van mij en nu nog steeds niet,” overtuigt ze meer zichzelf dan Florian.
„Ik begrijp jullie niet. Ligt waarschijnlijk aan mij. Ik ben gewoon niet in staat om lichaamstaal, blikken en opmerkingen met elkaar te combineren.”
Sandra wil reageren, maar Jan en Dirk komen alweer terug.
„Dat doen jullie snel!”, neemt Florian dankbaar het plastic glas aan.
„We hebben ons gehaast,” glimlach Jan.
„Daar binnen is het te druk,” vindt Dirk met een dubbele tong. De jongen houdt zijn bier als een trofee omhoog, „Dan moet je van elke slok genieten. Proost.”
Florian proost en drinkt in een keer zijn glas halfleeg. Sandra kijkt hem bezorgd aan en hij negeert haar. Dirk grijnst voluit en ploft naast Florian neer.
„Bij Tom is het altijd goed. Perfecte ruimte, leuke mensen, veel drank en meisjes, die willen.”
Met een blèrende lach stoot hij samenzweerderig zijn elleboog in Florians ribbenkast, die snel reageert met een ‘super’. Gewillige meisjes zijn precies, wat hij nu nodig heeft.
„Heb je de jongens van FC Bayern gezien?”, doet Dirk belangrijk.
„Zijn die hier?”, laat Florian zich imponeren.
„Jeugdteam. Maar wie weet waar ze over een paar jaar spelen,” bindt Dirk in.
„Aha,” knikt Florian. Er lopen wat mensen langs. Dirks hoofd draait mee met de meisjes, die uitdagend gekleed zijn. Korte rok, korte top, veel huid.
„Niet slecht,” fluit Dirk. Gelukkig gaat zijn bewondering ten onder in het algemene lawaai. Hij knipoogt naar de andere jongens, maar niemand gaat er werkelijk op in.
„Zijn jullie echt zo saai?”, schudt de dikkerd zijn hoofd, „Oké, Jan heeft een vriendin, maar wat hebben jullie voor smoezen? Wil je jouw Sandra niet jaloers zien?”
Flatsch! Sandra’s vlakke hand vliegt langs Florian en Dirk wrijft nu verbaasd over zijn wang.
„Hoe vaak moeten we het nog zeggen, Dirk? Florian en ik zijn goede vrienden.”
„Ja, nee, duidelijk.”
Dirk gelooft haar niet.
„Laat ze met rust, jongen. Als ze zeggen, dat ze goede vrienden zijn, dan klopt dat. Sandra heeft nog nooit tegen mij gelogen,” corrigeert Jan zijn maat, die wat onverstaanbaars mort.
„Dank je,” glimlacht Florian voorzichtig richting Jan, terwijl Sandra nu de helft van haar glas in een teug leegdrinkt.
„Niets aan de hand. Geruchten kunnen vervelend zijn,” grijnst Jan. Florian knikt alleen.
„Dirk en ik geven normaal niets om geklets en zo ... maar jij bent nieuw ... en iedereen is nieuwsgierig ...”, voor het eerst merkt Florian iets van onzekerheid op bij Jan, die zijn vrije hand in de nek heeft gelegd.
„Dat is toch niet erg,” vindt Florian zijn ontspannen houding terug.
„Eh ... had je ... ik bedoel ... zijn er in Hamburg ... heb je daar een vriendin?”
Florian krijgt Jans vraag niet goed mee en knikt gedachteloos. Zijn ogen kleven op dit moment vast aan te lange blonde haren, die nu onder de boog naar de bar uitkomen en waarvoor men vanzelf ruimte maakt. Merkt Alex zelf niet wat voor uitstraling hij heeft? Zou dit een andere tijd zijn, hoeft Alex alleen nog een harnas aan te trekken om het beeld van een ridder compleet te maken. Een waardige, trotse, sterke roofridder, dat dan weer wel.
Alex’ handen zijn leeg als hij lachend met Tom en Celine naar een andere ruimte gaat. Van een gebrek aan zin of een slecht humeur geen spoor, net zo min als van de beloofde Radler.
„Vast en zeker studentes,” lacht Dirk ondeugend, terwijl hij Florian aanstoot en zo uit zijn mijmeringen haalt.
„Waar?”, vraagt Florian, die geen idee heeft wie Dirk bedoelt.
„Die daar,” wijst Dirk op een groep meisjes, die net voorbij zijn geslenterd, „Studentes.”
„Hm,” geeft Florian zijn interesse aan.
„Ik val op ouder, rijper,” fluit Dirk en beweegt zijn wenkbrauwen om zijn uitspraak te ondersteunen, „en die zijn hier vanavond genoeg. Ik weet bijna zeker, dat je zus met afstand de jongste is vanavond.”
„Ja, kan wel,” geeft Florian volautomatisch antwoord. Langzaam verdrijft Dirks opmerking de gedachten aan Alex en schrikt hij ineens omhoog.
„Wat zei je net?”, wil hij van Dirk weten.
„Dat ik nog bier ga halen. Wil jij nog?”, lalt Dirk, die behoorlijk verbaasd kijkt.
„Nee, daarvoor.”
„Hm, dat ik op oudere vrouwen val?”, graaft Dirk in zijn geheugen.
„Je zei iets met ‘zus’ erin,” gokt Florian.
„Ach, ja, dat is waar ook. Vanavond is het jongste meisje hier waarschijnlijk jouw en Alex’ zus.”
Shit! Maria is hier. Florian drinkt het glas leeg, negeert zijn klasgenoten en gaat op zoek, zonder te weten hoe hij in deze losgeslagen meute Maria kan vinden. Deze kelder is groot genoeg om elkaar een avond te kunnen ontlopen. Toch wil hij haar vinden, voordat Alex haar heeft gevonden.
Een korte blik in de ruimte met het rode licht en de banken. Aan de muur hangt een passende poster van twee zoenende kinderen in zwart-wit. Florian scant de paren op blond, lang haar en ontdekt een blond meisje onder een grote, krachtige vent. Iets dichterbij begrijpt hij het gekreun. De kerel heeft zijn hand tussen haar benen onder haar rok. Meer wil hij niet zien. Meer krijgt hij ook niet te zien, omdat de kerel hem nu in de gaten krijgt.
„Oprotten, gluurder!”
„Sorry ... gelukkig is zij,” Florian wijst opgelucht naar het meisje, „niet mijn zus. Veel plezier verder.”
De andere paren zijn net zo gelukkig over zijn aanwezigheid als hijzelf. Waarom hebben alle meisjes met lang, blond haar zich hier verzameld? Tenminste de helft is geblondeerd, maar dat kan hij pas van dichtbij zien in het rode licht. Misschien is Maria aan het dansen. Het laserlicht hakt de dansende individuen in losse lichaamsdelen. De lucht staat, het is vochtig en warm. Maar boven alles is het hier vol. Florian duikt de aangeschoten of dronken massa in en passeert een paar bekende gezichten van school, die hem groeten en achter zijn rug direct hun hoofden bij elkaar steken. Gefrustreerd bereikt Florian het midden van de dansvloer. Waar is Maria?
Dan ziet hij haar staan. Samen met Jana en Alina staan ze bij een paar jongens. Ze giechelen en proberen veelbetekenend te kijken. Hij spurt naar de groep, voordat Maria is verdwenen. Deze keer knijpt hij in haar bovenarm, een kleine wraakoefening voor haar vervelende gewoonte om hem te knijpen. Ze schrikt, maar ontspant weer zodra ze hem herkent.
„Ach, jij bent het,” glimlacht ze.
„Hulp nodig?”, brult een van de jongens, die in Florian een makkelijk slachtoffer ziet.
„Nee, bedankt, het is mijn broer,” brult Maria direct terug en probeert verleidelijk te kijken. Gerustgesteld vindt de jongen zijn vrienden belangrijker.
„Wat doe jij hier?”, laat Florian zijn boosheid los op haar oren.
„Ik praat wat, hiervoor heb ik gedanst en straks haal ik wat te drinken,” komt er ontspannen terug in zijn oor.
„Doe niet zo onschuldig,” briest hij, „Je mag hier niet zijn.”
„Ja, dat weet ik. De hufter heeft het verboden en jij kruipt natuurlijk voor hem, zoals iedereen,” blaast ze terug.
„Ten eerste is Alex geen hufter,” Florian is zelf momenteel hier allerminst van overtuigd, „ten tweede kruip ik niet voor hem”, dat doen ze beiden in bed, „en ten derde gaat het hier niet om Alex maar om jou. Jij bent uit huis geslopen, waarschijnlijk al vanmiddag,” Maria knikt, „en je hebt tegen je mama, papa en Martha gelogen. Dat kun je niet maken!”, zegt de pot tegen de ketel. Het kost Florian even moeite zijn eigen, iets oudere leugen te negeren. Maria is beledigd en laat dat zien.
„Kan mij niets schelen. Ik doe wat ik wil. Jullie kunnen mij wat!”
Zo komt hij niet verder. Getergd dramt hij door.
„Goed. Je wil gewoon niet begrijpen, dat je broer je eigenlijk probeert te beschermen. hij is bezorgd om jou.”
Maria kijkt hem ongelovig, brutaal en boven alles eigenwijs aan.
„Daar kom je niet verder mee, Maria. Jij blijft hier en je gedraagt je, begrepen? Straks rij je met ons mee naar huis zonder gezeur, gedoe en geklaag, ja?”
Florian probeert al zijn overwicht in de schaal te leggen. Maria knikt. Florian heeft verder niets te zeggen. Een beetje overweldigd kijkt hij Maria aan.
„Flori? Vertel jij Alex, dat ik hier ben?”, begint het zelfverzekerde masker te brokkelen.
„Hij hoort het vanzelf. Ik ben net door iemand van ons jaar aangesproken over jou. Het duurt niet lang, voordat hij het weet.”
„Het is beter als jij het hem vertelt ... voorzichtig”, vleit Maria.
„Ik wil niet tussen jullie in komen,” mort Florian. Jammer genoeg heeft Maria wel gelijk. Het is minder erg als Alex het nieuws van Florian hoort dan van iemand anders.
„Goed, goed, ik ga Alex zoeken,” Florian voelt zich vreselijk gebruikt.
Ze straalt en lacht, „Mooi en omdat je zo lief bent, stel ik je aan je iemand voor. Kom mee!”
Ze trekt Florian een paar meter mee en tikt een lange jongen op zijn schouder. Het donkerharige type ziet er verzorgd uit en glimlacht vriendelijk naar Maria.
Florian 21D
Geplaatst: 15 apr 2014 14:41
door Jablan
„Kevin, ik heb je toch over mijn stiefbroer Florian verteld? Dit is hem!”
Maria duwt Florian een stap naar voren en kijkt enthousiast naar beide jongens.
„Eh ... hoi,” opent hij, een beetje onzeker en vooral heel erg boos. Het liefste wil hij haar wurgen, maar als hij zich omdraait, staat mevrouw Wanninger al lang weer bij haar vriendinnen.
„Hoi Florian, leuk je te zien,” buigt Kevin zich voorover. De jongen heeft ongeveer dezelfde lengte als Marc en Manuel en bovendien dezelfde zachte, vriendelijke uitstraling als Manuel. Wat heeft Maria over Florian verteld? Het idee, dat Maria iedereen vertelt, dat haar stiefbroer homo is, roept een merkwaardig verlangen op. Zijn Maria’s naaldhakken sterk genoeg om haar schedel mee te perforeren?
„Je bent een paar maanden geleden verhuisd?”, komt Kevin dichterbij. Hij praat inderdaad vochtig en kan daar in alle eerlijkheid niets aan doen. Toch vind Florian het niet zo prettig, al beheerst hij zich. Het zelfbewustzijn van de jongen vindt hij indrukwekkend. Kevin tovert een papieren zakdoek te voorschijn, die hij aan Florian geeft.
„Sorry, wil je wat drinken?”, verontschuldigt de jongen zich en flirt gelijk door. Florian knikt, terwijl hij een paar druppels van zijn voorhoofd veegt.
„Goed, verdwijnen we hier en gaan we naar een rustiger plek, waar we elkaar beter kunnen leren kennen.”
Kevins hand is ondertussen afgedaald naar Florians kont. Waar zijn Marc, Manuel, Werner, Uwe en Arthur als Florian ze nodig heeft? Hier heeft iemand haast. Maar voordat hij kan reageren, voelt Florian twee handen op zijn heupen en een natte zoen in zijn nek.
„Sorry, Kevin,” lacht Tom. Kevin kijkt hen verward en vooral geïrriteerd aan. Tom heeft een arm om Florian gelegd en trekt hem mee. Ze wankelen de dansruimte uit. Florian komt ondertussen bij van de schrik en bedankt Tom, die alles weglacht.
„Eigenlijk was het grappig, hoe jij zo heerlijk vertwijfeld voor die ijdele haan met sialorroe stond.”
Florian vindt Tom prettig dronken. De jongen ruikt naar bier en als ze lopen, hangt hij aan Florian. Het is meer wankelen dan iets anders. Tom grinnikt nog steeds.
„Is hij je nieuwe vriendje?”
„Nee en Tom, als je op Maria wilt lijken, dan moet je het vooral overal rond schreeuwen.”
„Sorry.”
Florian negeert alle starende blikken, die hopelijk meer voor Tom dan voor hemzelf bestemd zijn. Tom mompelt ondertussen ergens ter hoogte van zijn sleutelbeen.
„Wij waren al op zoek naar jou. Plotseling was je weg en zelfs onze kleine Sandra wist niet waar jij je had verstopt. Alex wordt al bijna gek.”
De opmerking roept gemengde gevoelens op. Het streelt zijn ego, dat Alex van slag is vanwege hem. Tegelijk vraagt hij zich of hij misschien een masochistische inslag heeft, omdat de naam bijna synoniem is met een nieuwe teleurstelling.
„Ik heb Maria gezocht. Ze is hier,” meldt hij droog en negeert Toms vorige opmerking.
„Maria is hier? Dat wordt ruzie,” lalt Tom. Daarna grinnikt hij weer en blaast in Florians nek.
„Waar is Alex? Ik moet met hem praten.”
„Ja, ja, praten ... ik begrijp het al,” lacht Tom ondeugend.
„Nee, echt praten.”
Langzaam werkt Tom op Florians zenuwen. Bovendien is hij zwaar, Tom leunt met zijn hele gewicht op Florian.
„Alex staat ergens vooraan bij de ingang, bij de anderen,” smakt Tom in Florians oor. Langzaam, veel te langzaam naar zijn zin, komen ze dichterbij het doel. Als ze uiteindelijk de anderen zien, stormt Sandra op hen af.
„Florian? Wat was er? Waarom ben je weggelopen?”
Ze is bezorgd en laat dat aan alle kanten merken. Florian tovert snel een glimlach tevoorschijn.
„Niet, alles in orde.”
Tom ruilt Florian in voor Sandra, die met moeite blijft staan onder het dronken gewicht. Florian gaat rechtstreeks op Alex af, die een hand op Florians rug legt, zodra hij binnen bereik komt.
„Kan ik met je praten?”, kijkt Florian strak in de grijze ogen.
„Dat had je de hele tijd al gekund, maar ja, je loopt liever ergens anders rond. Hadden we niet afgesproken, dat je op mij zou wachten?”, reageert Alex zich af op Florian, die te verbluft is om zijn mond dicht te doen. Plotseling past Maria’s beschrijving van haar broer.
„Ik heb gewacht, behoorlijk lang gewacht en jij? Jij hebt gezegd dat je direct weer terug zou komen. Je kwam niet terug en toen ik je zocht, stond jij tussen een paar idioten en je waardeloze vriendin gezellig te ouwehoeren en te zuipen. Wat denk je eigenlijk wel? Dat ik de hele avond op dezelfde plek blijf staan en hoop, dat je een keer vijf minuten tijd hebt? Vergeet het.”
Hoewel Florian behoorlijk hard praat, kunnen de anderen alleen zien, dat ze ruzie maken. De muziek en de pratende massa mensen overstemmen hen. De gezichten direct om hen heen laten verschillende reacties zien, van pijnlijk geraakt, verveeld tot geïnteresseerd of vol onbegrip. Celine staart hen onbewogen aan.
„Ik was geen drie minuten weg, ik heb alleen een paar bekenden begroet,” probeert Alex zich te verdedigen. Florian slaat direct toe, „Onzin. Jan en Dirk hebben binnen twee minuten vijf glazen bier gehaald. Jij zou Radler halen voor mij en waar is het? Nergens.”
„Is dat zo’n drama?”, provoceert Alex. Florian is het zat, „Nee, ik red mij wel. Hier komen we toch niet uit en ik wilde niet hierover met je praten. Er is iets belangrijkers. Maria is hier.”
Alex haalt verontwaardigd adem.
„Je blijft rustig nu,” commandeert Florian, voordat Alex zich verder opwindt, „Ze is hier en daar kan je niets meer aan doen. Ze rijdt straks met ons mee naar huis en morgenvroeg, als jullie zijn uitgeslapen, kun je erover praten. In alle rust!”
Florian houdt Alex’ bij zijn bovenarm vast om te voorkomen, dat Alex verkeerd reageert. De ogen van de ander zijn een en al woede, „Ik heb haar gezegd, dat ze thuis moest blijven.”
„Dat weet ik. Ik heb haar ook al duidelijk geprobeerd te maken, dat ze het op een verkeerde manier aanpakt. Net zoals ik jou al heb geprobeerd uit te leggen, dat de middeleeuwen allang voorbij zijn en Maria een eigen wil heeft, een zelfstandig meisje is.”
„Maar ... waar is zij?”, zoekt hij hectisch rond, met een mix van angst en bezorgdheid. Florian heeft broer en zus redelijk goed ingeschat, vindt hij zelf.
„Maak je niet druk. Ik heb met haar gepraat en ze is niet alleen hier, die twee vriendinnen zijn er ook. Ze komt naar de auto als het tijd is om te gaan.”
De storm in de grijze ogen houdt aan.
„Oké,” geeft Alex tenslotte op. Florian glimlacht en merkt Celine op. Haar ijskoude blik laat Florian huiveren. Sandra en Tom komen dichterbij. Sandra draagt dapper Toms halve gewicht. Zodra Tom dichtbij genoeg is, stort hij zich op Florian en grinnikt naar Alex.
„Heb je hem al van je nieuwe vriendje verteld?”
„Welke?”, houdt Florian zich op de vlakte.
„Nou, je was heel druk bezig met Kevin lichaamssappen uit te wisselen,” plaagt Tom. Alex verstijft, wat Florian in zijn ooghoek registreert.
„Ho, stop,” Florian vliegt gelijk in de hoogste boom, „Ik heb met niemand wat dan ook uitgewisseld. Ik kreeg alleen wat spuug over mij heen.”
„Iemand spuugt op jou?”, Alex kijkt hem verbouwereerd aan. Florian schudt zijn hoofd, „Eh ... die jongen kan er zelf niets aan doen, Alex. Zijn tong is te groot voor zijn mond en daarom praat hij met consumptie. Het is alleen vervelend, meer niet.”
Florian is erg blij, dat Sandra hem te hulp schiet, zodat hij ontsnapt aan een vervolgvraag van Alex.
„Ik wilde je nog voor de uitnodiging bedanken, Tom, echt een geslaagd feest.”
Tom is helemaal vrolijk van het compliment. Hij is dan ook zo dronken, dat hij ook als een idioot zou grijzen, als Kevin hem dit compliment zou maken.
„Jullie kelder is ook erg geschikt voor feesten, dat moet ik eerlijk toegeven.”
Sandra uit haar waardering en Tom bedankt haar uitbundig. Florian sluit zich aan bij de verandering van onderwerp.
„Yo, alles wat nodig is, heb je hier. Dansvloer, bar, knuffelhoek, rookruimte, echt alles.”
De anderen lachen.
„De inrichting is ook mooi. Die poster boven de banken in de afwerk... eh ... knuffelruimte,” doet Florian er nog een schep bovenop.
„Ja, ik heb het ook gezien. Ik heb die poster thuis,” stemt Sandra toe.
„Hij is van mijn zus,” brengt Tom uit, „Ze heeft hier een tijdlang gewoond, tegenwoordig heeft ze haar eigen stek.”
Florian wil net vragen, wat zijn zus studeert of voor werk doet, als de hand op zijn rug loslaat. Alex staart hem net zo koud aan als Celine een paar minuten geleden, voordat hij zich omdraait en wegloopt, opgaat in de feestende massa. Nerveus kijkt hij naar Sandra en Tom, maar die hebben dezelfde vragende ogen als hijzelf of Celine.
Florian gebaart, dat hij achter Alex aangaat, in zichzelf vloekend op de jongen, die een verzegeld boek met tenminste twintig sloten is, dat opgeborgen ligt in een kluis diep onder de grond. Tegelijk kijkt hij rond en ziet nog net een bekend kapsel door een deur verdwijnen. Het kost hem meer moeite de deur te bereiken dan Alex. Met veel kracht trekt hij de zware deur open en staat voor een stenen trap. Dit is de keldertrap. Waarom gaat Lex naar boven? Snuivend sprint hij de trap op en opent de deur bovenaan. Hij staat nu op de woonverdieping van de familie Krause in een lange, brede gang. Onzeker sluipt hij verder.
„Lex?”, roept hij, niet te hard en niet te zacht, gewoon onzeker.
„Wat wil je?”, klinkt het achter hem. Flo haalt opgelucht adem en draait zich om.
„Wat is er? Waarom ren je weg?”, kijkt Flo in twee koude, grijze ogen.
„Ik wilde alleen zijn.”
„Oh ... goed.”
Ze blijven tegenover elkaar staan, zwijgend. Dan loopt Lex langs Flo door de gang. Flo heeft geen idee wat hij moet doen en vindt zichzelf onhandig. Hij heeft iets gemist, maar wat? Dan gaat hij achter Lex aan.
„Wat wil je?”, stopt Lex.
„Ik wil ook alleen zijn,” mompelt Flo, „Maar alleen alleen zijn is zo ...alleen. Kunnen we niet met z’n tweeën alleen zijn?”
Lex kijkt Flo aan, die zijn wangen nog warmer voelt worden, en schudt zijn hoofd.
„Oh, Flo.”
Aangezien Lex verder zwijgt, loopt Flo achter hem aan een volgende trap op, die naar de eerste verdieping leidt. Lex loopt door en gaat een kamer binnen. Flo blijft even besluiteloos staan, maar dan wint zijn nieuwsgierigheid het. De kamer is groot en chaotisch, maar de hele inrichting laat maar een conclusie toe. Dit is Toms kamer. Op de vloer stapelen muziek, boeken en films zich op langs de muren. In een hoek herkent hij de contouren van een gitaar in het enige licht, dat brandt. Lex heeft de lamp op het nachtkastje aangeknipt en staart vanaf het bed naar het plafond.
„Mooie kamer,” geeft Flo zijn mening.
„Bevalt hij je?”, vraagt Lex met een vlakke stem.
„Ja.”
Waarom wil Lex dit weten?
„Wat vindt je van de gitaar?”
„Ik wist niet, dat Tom gitaar speelt.”
Eerlijker kan het niet. Tom kletst heel veel, maar vertelt uiteindelijk weinig.
„De computer?”
„Niet gezien.”
Een slecht voorgevoel overvalt Flo.
„En de poster?”, wijst Lex naar een gitarist in een zeldzame, bijna onmogelijke pose.
„Waarom vraag je mij dit?”, wordt Flo nerveus.
„Welke poster vind je mooier? Deze of die van Sandra?”
„Is dat belangrijk?”, vermengt woede zich met zijn zenuwen.
„Wat denk je, zou deze poster ook bij Sandra passen?”
„Hoe moet ik dat weten?”
Shit! Flo slikt, Lex gaat in een beweging rechtop zitten met vurige ogen. Flo heeft zichzelf verraden en de smoesjes zijn nu net uitverkocht.
„Je hebt gelogen.”
Lex praat zacht en vlak.
„Eh ... om bestwil.”
„Je hebt niet bij Sandra geslapen. Waar was je van donderdag op vrijdag?”
Lex is boos en Flo geïrriteerd.
„Eigenlijk verdien jij nu je eigen antwoord, wanneer ik iets wil weten van jou.”
„En dat is?”
„Gaat je niets aan...”
Flo glimlacht, Lex’ woede wordt minder, maar Flo heeft geen zin om hier moeilijk over te doen.
„... en het maakt niet uit. Ik was bij een paar vrienden.”
„Wat voor vrienden?”
„Je kent ze niet.”
„Waarom heb je gelogen?”
„Er waren beslist vragen gekomen, waar ik nu nog niet op wil antwoorden,” draait Flo om de hete brij heen.
„Waar ben je geweest?”
„In een gayclub.”
Lex legt zijn armen over elkaar.
„Club?”
„Zeg ik net.”
„Je spreekt af met willekeurige vreemde kerels waarmee je naar een club of bar gaat en je liegt mij ... ons voor?”
Lex is beledigd. Onwillekeurig vergelijkt Flo zichzelf met een man, die net door zijn vrouw erop wordt aangesproken, dat hij te vaak naar cafés en erotische clubs gaat. Ergens is het grappig, als Lex niet zo ernstig zou kijken. Flo schiet in de verdediging.
„Heb je altijd een mening over mensen, die je niet kent? Mijn vrienden zijn in orde, anders zou ik niet met ze mee uitgaan en bij ze blijven slapen. Ze hebben een logeerkamer,” Flo wil elke verkeerde gedachte van Lex voorblijven, „en ze letten goed op mij. Zoals Maria mij aan Kevin voorstelde vanavond, dat zouden ze al niet toelaten. Er is werkelijk niets aan de hand. Ik heb het vanmiddag gewoon met mijn Ma erover gehad, maar voordat ik dit Bettina en Joachim kan vertellen, moeten ze eerst weten dat ik homo ben. Ik wil het ze wel vertellen, maar niet nu, liever op een geschikt moment.”
Dat een geschikt moment niet bestaat, weet Flo heel goed, maar van een beetje zelfbedrog wordt niemand slechter. Lex staart inmiddels naar Flo en lijkt nu langzaam echt rustig te worden. In elk geval weet Lex nu, dat Flo geen bedhopper is.
„Wat een rotavond,” verzucht Lex en haalt een hand door zijn haar, „Nee, de hele week was niks.”
Flo voelt zich vreselijk schuldig aan Lex’ humeur en stapt dichterbij.
„Lex, ik wil wel de waarheid vertellen, maar het kan niet altijd.”
„Oh, Flo,” glimlacht Lex verdrietig, „Ik wil naar huis. Deze avond is niets, tijdverspilling.”
„Hm, hoe ziet jouw perfecte feest eruit?”, gaat Flo naast hem zitten.
„Geen idee. Alleen al de muziek, hoe kun je daarop dansen?”
„Heel makkelijk, je waggelt met je hele lichaam alsof je epileptische aanval hebt.”
Flo doet het voor en schudt zijn ledematen. Lex grijnst even. Echt opvrolijken lukt Flo nog niet.
„Dansen is voor mij iets anders,” vertelt hij zacht.
„Bedoel je ballroom of klassiek ballet?”
„Ballroom, stijldansen.”
„Kun jij dat?”, vraagt Flo met interesse.
„Ja.”
„Ik heb een keer een cursus stijldansen gehad, dat was leuk. Het was op school, met mijn klas en aan het einde was er een echt bal,” glimlachend herinnert Florian zich die avond.
„Ik heb drie jaar lang dansles gehad,” vertelt Lex zachtjes.
„Zo, dan ben je of bijna een beroepsdanser of je hebt totaal geen gevoel voor ritme en ben je drie jaar lang bij de beginners blijven hangen.”
„Ik heb natuurlijk niet altijd dezelfde cursus gevolgd,” grijnst Lex.
Florian 21E
Geplaatst: 15 apr 2014 14:42
door Jablan
Florian krijgt een idee en kijkt rond. Zoals hij Tom kent, wil de gastheer altijd overal op voorbereid zijn. Tom heeft zeker en vast passende muziek voor elke gelegenheid. Nu hij iets langer in deze kamer is, zijn zijn ogen gewend aan het licht en herkent hij op een tafel naast het bureau een muziekapparaat. Hij loopt er naar toe.
„Wat doe je?”
„Hm, hoe werkt dit ding?”
„Raak het scherm aan.”
Inderdaad krijgt Florian nu een lijst met liedjes. Snel zoekt hij door de digitale bibliotheek en ontdekt bij de genres wat hij zoekt. Populair klassiek. Drie seconden later klinken de eerste tonen uit de luidsprekers. Dan draait hij zich om naar Lex, die hem zowel onzeker als geamuseerd aankijkt.
„Wat wil je?”
„We gaan dansen,” lacht Florian.
„Je bent ziek, Flo, heel erg ziek,” schudt Lex zijn hoofd.
„Ach, je voorstellingsvermogen is nog wat onderontwikkeld.”
Flo gaat rechtop staan, slentert door de kamer en schopt met zijn voeten alle tijdschriften, kleren en schoenen opzij zodat er een struikelvrije zone ontstaat.
„Je wilde toch een feest, waar je echt kunt dansen? Dan krijg je je feest.”
Flo gaat bij het bureau staan, houdt een denkbeeldig glas wijn in zijn hand en praat zonder geluid met een imanigaire man rechts van hem.
„Wat stelt dit voor, Flo?”
„Stil, ik praat net met Lord Edinburgh over de nieuwste ontwikkelingen in zijn paardenfokkerij.”
Met een serieus gezicht heeft Flo weer aandacht voor de onzichtbare Lord naast hem.
„Je bent stapel,” grijnst Lex.
Flo loopt ondertussen heen en terug door de kamer, buigt of knikt wanneer het hem past. Op de achtergrond speelt het orkest een mooie wals.
„Waar ben je nu?”, wil Lex weten. De grijze ogen volgen elke beweging.
„Oh ... ik heb net een nieuw glas wijn gehaald en verder begroet ik oude bekenden en vrienden.”
Flo staat opeens stil.
„En dan zie ik jou.”
Flo draait zich naar Lex en kijkt hem aan.
„Je zit alleen, in een rustige hoek en je danst niet. Niemand spreekt je aan, niemand vraagt je ten dans.”
Lex kijkt naar zijn vingers en krijgt rode wangen. Voorzichtig vraagt hij, „Waarom niet?”
„De gasten durven je niet goed aan te spreken. Je ziet er treurig uit...”
„Hou toch op met die onzin, Flo!”
Lex reageert hardop en geërgerd, maar zijn ogen glanzen en zijn wangen zijn rood. Flo negeert de uitbarsting.
„Ik vraag de andere gasten, wie jij bent. Ze kunnen mij geen antwoord geven. Ze vertellen, dat ze je nog nooit eerder hier hebben gezien en niet weten, hoe je weet. Ik wil het allemaal wel weten en daarom ga ik naar jou en vraag je ten dans.”
Flo loopt inderdaad naar het bed, waar Lex hem onzeker aankijkt.
„Wil je met mij dansen?”, biedt Flo hem zijn hand aan.
„Grappig, Flo,” spot Lex, maar het komt er verkrampt uit. Flo lacht niet, „Dans met mij.”
Lex kijkt eerst naar Flo, dan naar diens hand. Flo begrijpt ineens Lex’ probleem en glimlacht.
„Je mag ook leiden.”
„Goed.”
Aarzelend legt Lex in die van Flo en komt overeind. Ze lopen naar het midden van de kamer. Lex strekt zijn arm, Flo legt zijn rechterhand in die van Lex en zijn linkerarm op Lex’ schouderblad. Lex slaat zijn andere arm om Flo en trekt hem dichterbij. Geluidloos zoekt Lex de maat, telt af en beweegt zich langzaam, waarbij Flo volgt. Ze draaien en draaien zich door de kamer. Voor Flo is het alsof hij zweeft over de vloer, misschien zelfs vliegt. Ze hebben hun gezichten dicht bij elkaar.
„Je danst echt goed,” meldt Flo verbaasd.
„Dank je,” klinkt dichtbij Flo’s oor. Maar Lex’ stem neemt hem zo mee, dat hij een halve maat vergeet en op Lex’ voeten stapt.
„Sorry, ik had je misschien moeten waarschuwen, dat ik niet zo goed kan dansen,” verontschuldigt Flo zich met een voorzichtige lach.
„Nee, jij kunt dansen. Als je je concentreert, blijf je perfect in de maat.”
Verbaasd over het onverwachte compliment en de tip, begint Flo op zijn onderlip te kauwen.
„Je hebt maar een cursus gedaan?”
„Hm ... ja, het was een half jaar.”
Flo zoekt oogcontact. Hij is nieuwsgierig en de grijze ogen zijn op zijn gezicht gericht. Hij kan bijna voelen waar de ogen zich op richten.
„Heb je wel eens met een jongen gedanst?”
„Nee,” antwoordt Lex op zachte toon, „en jij?”
„Ja, met Mario, twee jaar geleden. Ik ben natuurlijk met mijn danspartner, een meisje uit mijn klas, naar het eindbal gegaan. Het bal was in de feestzaal van de school, maar iedereen mocht komen. Iedereen heeft gedanst en het was een prachtige avond. Maar ergens miste ik iets. Veel andere paren hobbelden verliefd over de vloer en toen wilde ik ook verliefd zijn en met een jongen dansen op dat moment. Het was eigenlijk de eerste keer, dat ik mij echt anders dan de anderen voelde. Nou ja, Laura en Mario hadden wel door dat ik ergens mee zat, dus toen heb ik ze verteld wat ik graag zou willen. Toen heeft Mario aangeboden om met mij te dansen. Dat is zijn manier om problemen op te lossen, die jongen is van goud. We hebben gedanst. Mijn hele klas heeft meegedaan, alle jongens hebben met jongens en alle meisjes met meisjes gedanst. Dat was heel erg leuk.”
Lex kijkt hem lang aan, „Mooi.”
„Nou ja, het is maar hoe je het ziet. Mario heeft totaal geen ritmegevoel.”
Ze lachen samen.
„Maar als jij uitgaat, dan dans je toch ook met jongens?”
Lex kijkt naar de kraag van Flo’s shirt.
„Eh ... ja, maar dat is heel anders. Kun je nergens mee vergelijken.”
„Dat geloof ik,” snuift Lex.
Ze draaien niet meer rond, de maat is onbelangrijk, net zoals het lied. Leunend tegen elkaar bewegen ze zonder hun voeten te verzetten. Flo valt opeens op, dat ze allebei een hand op het schouderblad van de ander hebben liggen en de andere hand om hun middel. Het roept het idee op, dat hij de echte Lex voor zich ziet. Warm lichaam, rustige hartslag. Het brengt een andere herinnering terug.
„Denk je soms ... eh ... denk je af en toe nog aan onze ... aan hoe wij ... je weet wel.”
„Hm.”
Een antwoord, wat buitengewoon informatief is voor Flo, die met een hese stem doorpraat.
„Nou ja ... ik denk er nog aan ... en ik vond het ... mooi ... heel erg mooi.”
„Zeg dat niet.”
Lex praat met geluid, maar zonder zijn stembanden te gebruiken. Ze kijken elkaar aan, terwijl ze elkaar loslaten en Lex een stap achteruit doet. Florian heeft het warm.
„Waarom? Het was lekker en ik ... ik zou het zo nog een keer doen,” geeft Flo zijn stille verlangens een geluid. Lex schudt zijn hoofd.
„Stil nou.”
Lex wil een hand op Flo’s mond leggen om hem te laten zwijgen. Flo pakt de hand vast en trekt hem opzij.
„Hoezo? Ik zou zo weer met je willen vrijen,” laat Flo beslist weten. Lex kijkt hem een ogenblik verbaasd aan, voordat hij glimlacht. Flo durft nu Lex aan te moedigen.
„Wil je verder gaan?”
Ze kijken elkaar stil aan. Het orkest op de achtergrond speelt inmiddels een mars. Alle aandacht gaat naar de ander. Lichaam, lippen, ogen, handen, shirt, buik, broek, kruis, benen. Dan komt Lex in beweging en dringt Flo een zoen op. Hongerig. Uitgehongerd? Gulzig. Te gulzig? Flo wil iets zeggen, voelt zich overrompeld, maar Lex maakt van de gelegenheid gebruik en verandert de zoen in een tongzoen. Handen en tongen tasten af, raken aan, strelen, knijpen, likken, zuigen. Het is lekkerder dan eerder. Natuurlijker, feller, intenser. Ze laten elkaar op hetzelfde moment los. Hijgend halen ze adem. De grijze ogen zijn open, bijna glazig, kwetsbaar, zacht.
Flo moet zich even oriënteren. Met zijn handen op Lex’ heupen doet hij een stap naar voren. Lex kijkt over zijn schouder en loopt achteruit, trekt Flo met zich mee als hij zich op het bed laat vallen, waar ze op hun zij rollen en elkaar aankijken. Geil. Flo heeft geen ander woord voor wat hij ziet. Ze raken elkaar niet eens aan en toch is het opwindend. Na een volgende tongzoen voelt Flo een hand over zijn rug, onder zijn shirt door, langs zijn ruggengraat strelen. Het is een nieuw gevoel voor hem, tussen kippenvel en prettige spanning in. Flo woelt door Lex’ zilverblonde haar, terwijl Lex begint alle knopen van Flo’s overhemd open te maken en Flo’s riem uit zijn broek trekt. Flo ziet opeens Lex’ tepels door het shirt heen hard worden. Interessant.
Flo kan daarna het omgekeerde doen en pakt door, trekt kledingstuk na kledingstuk van Lex’ lichaam, die hem met een glimlach aanmoedigt. Het is spannend om iemand uit te kleden, Flo voelt zijn eigen lichaam reageren. Zodra hij meer huid ziet, gaat hij er met zijn lippen en tong langs. Het zachte gekreun vertelt Flo, dat hij goed bezig is. Pas als Lex alleen nog een boxershort aanheeft, komt de twijfel. De natte plek verraadt voorvocht en het hele beeld schakelt Flo’s verstand uit. Hij schuift de shorts omlaag en likt het vocht op om daarna naar de grijze ogen te kijken.
Lex gebruikt het moment om het spel om te draaien en Flo geniet van de aandacht voor elk deel van zijn lichaam. Hij wist niet, dat hij zo gevoelig is voor de vingertoppen van de ander. Een ogenblik later blijkt Lex iets minder terughoudend te zijn dan hijzelf. Flo ligt opeens op zijn buik en voelt Lex’ tong vanaf zijn nek langs zijn wervelkolom omlaag gaan. Zijn buik meldt, dat het goed is en zijn erectie wordt nog harder. Bij zijn billen aangekomen, trekt Lex in een vloeiende beweging aan de pijpen van zijn shorts en voelt Flo opeens een tong tussen zijn billen, terwijl Lex’ handen tegelijk zijn benen strelen en zijn shorts uittrekken. Het zijn veel prikkels tegelijk, die het verlangen naar meer aanjagen.
Lex’ warmte verdwijnt even. Waar is hij? Een warme hand geeft aan, dat Flo op zijn zij kan liggen. Nu ziet hij het gezicht weer. Speeksel druipt langs een mondhoek omlaag. Flo glimlacht en zoent het speeksel weg. Lex duwt hem op zijn rug en kijkt hem alleen uitdagend aan. Flo heeft ondertussen alleen oog voor Lex’ kruis. Het is te dichtbij, te verleidelijk om er van af te blijven. Met zijn hand streelt hij Lex’ ballen. Lex duikt letterlijk op Flo’s middel af. De volle lengte verdwijnt uit Flo’s zicht in Lex’ mond. Flo kreunt, tot genoegen van Lex.
*
Flo houdt Lex’ hand stevig vast als de ander wil opstaan.
„Wat?”
„Als je weer wegloopt, dan doe ik je wat.”
Lex kijkt hem aan, buigt zich voorover en geeft hem een korte zoen.
„Ik ga niet weg, ik wil even een handdoek pakken.”
Met zachte dwang maakt Lex zich los. Flo kijkt om zich heen en verzamelt hun kleren. Lex loopt met grote passen naar een andere deur, maakt die open, steekt een arm om de deur en komt met een handdoek terug. Zwijgend ruimen ze de sporen van hun samensmelting op en maken het bed opnieuw op.
„Zie je, niets aan de hand. Ergens is er iets niet goed bij jou, als je zo bang bent, dat ik wegga,” vindt een vrolijke Lex.
„Goh, hoe zou dat komen?”, gooit Flo de handdoek door de kamer, precies voor de deur, waar het stuk doek vandaan kwam. Als hij weer naar Lex kijkt, merkt hij verdriet in de grijze ogen op. Direct meldt zijn geweten zich terug uit de slaapstand. Flo wil Lex niet kwetsen en toch heeft hij het gedaan. Lex kijkt hem aan en klopt naast zich op het bed.
„Kom je nog of wil je weg?”
Daar hoeft Flo niet over na te denken. Het is lekker om zo na te genieten, onder het dekbed en spinnend in elkaars armen. Zijn ogen vallen bijna dicht, Lex ligt er helemaal ontspannen bij.
„Hoe laat is het?”, vraagt Lex vanuit het niets.
„Wil je al opstaan? De nacht duurt nog lang. Het was de nachtegaal, niet de leeuwerik,” mompelt Florian en streelt met zijn vinger langs Lex’ oor, die lacht, „Alsjeblieft, kom nu niet met Shakespeare.”
Lex kijkt op, loert naar de wekker op het nachtkastje.
„Shit, al bijna een uur,” laat hij zich terugzakken onder het dekbed, „De anderen zullen ons zoeken.”
Het klinkt alsof hij tegen zichzelf praat. Flo reageert langzaam.
„Hm... ik heb nog geen zin om op te staan.”
„Ik ook niet,” verzucht Lex, „Maar ik denk, dat het beter is.”
„Niet, ik lig net zo lekker,” streelt Flo langs Lex’ penis.
„Toch, Flo,” glijdt een hand over Flo’s penis.
„Geen zin, sorry.”
Lex lacht, „Je bent onmogelijk.”
Flo leunt op zijn elleboog en kijkt naar de jongen naast hem. Of meer naar iemand, die seks leeft. Haren in de war, op de schouders een afdruk van zijn vingers – hij heeft Lex toch steviger vastgehouden, dan hij dacht – en nog steeds glazige, dromerige ogen.
„We blijven hier gewoon voor altijd en eeuwig,” start Flo een nieuwe grap, „We trekken hier in. Tom kan wel een andere kamer nemen, het huis is groot genoeg. We laten drie keer per dag ons eten komen en als we niet in de badkamer hoeven te zijn, liggen we hier. Dat is toch het luie leven van twee katers of niet?”
„Ik weet het niet, wordt het niet saai?”, grijnst Alex.
„Waarom? We weten hoe we elkaar bezig kunnen houden,” Flo buigt zich naar een tepel, neemt die tussen zijn lippen en hoort Alex hardop zuchten.
„Wat doen we met onze vrienden, de tweeling, mama en papa?”
„Oh, die mogen altijd op bezoek komen. Graag met aanmelding, zodat we weten wanneer we met kleren aan worden verwacht,” likt Flo de andere tepel.
„Je denkt vooruit,” lacht Lex, die zich wat meer naar Flo draait en een hand op zijn bil legt.
„Dank je,” kust Flo nu Lex’ hals en voelt een hand over zijn rug strelen.
„Goed, jij wint. We blijven nog vijf minuten liggen,” maakt Lex’ Flo los en zoent hem direct op zijn mond.
„Yo,” juicht Flo grinnikend en sluit zijn ogen. Alex grijnst. Iets later merkt Flo, dat ze in hetzelfde rustige tempo ademen. Nog vier minuten...
Florian 22A
Geplaatst: 17 apr 2014 09:02
door Jablan
22 Een lange nacht
Florian knippert met zijn ogen. Hij is wakker geworden van stemmen, bewegingen op het matras en koude lucht, die langs zijn lichaam stroomt. Hij hoort Alex furieus met iemand discussiëren. Waarover krijgt hij niet goed mee. Waar is hij eigenlijk?
Een hand aan zijn schouder schudt hem verder wakker, trekt de rest van het dekbed weg. Wat is er aan de hand? Volkomen gedesoriënteerd kijkt hij op. Alex staat naast het bed, kleedt zich aan. Terwijl hij zijn shirt dichtknoopt, kijkt hij Florian aan en klinkt nerveus.
„Heb je het gehoord? We moeten opstaan.”
„Hè?”
Florian begrijpt nog niet waar de haast vandaan komt. Achter Alex duikt Tom op, die er helemaal afgemat uitzit. Nu komen de herinneringen terug. Florian gaat rechtop zitten en kijkt door de zwak verlichte kamer, terwijl hij zijn handen door zijn haar haalt. Alex gooit zijn kleren op bed.
„Schiet op, kleed je aan!”, blaast hij ongeduldig en sprint langs Tom naar de tweede deur.
„Wat is er aan de hand? Hoe laat is het? Is het feest al voorbij?”
Florian weet niet waar hij moet beginnen. Toms hemd zit scheef en zijn haar staat in alle richtingen. Beneden was Tom nog prettig dronken, nu lijkt hij totaal nuchter. De gastheer loopt naar de muziekspeler en vervangt de klassieke muziek door stilte.
„Het is half twee,” bromt Tom moe, „Het feest is nog aan de gang. Iedereen zoekt jullie en ik heb het wel gehad.”
Tom gaat naast hem op het bed liggen met zijn hoofd op het dekbed. Florian probeert er niet aan te denken, wat hij en Alex hiervoor hebben gedaan in het bed van de jongen en trekt zijn boxershorts aan. Waar zijn zijn sokken? Niet naast het bed, niet onder het kussen.
„Hallo, zoek je mij?”, piept Tom met een verdraaide stem. Hij heeft Florians sokken over zijn handen getrokken en gebruikt ze als handpop. Florian lacht en grijpt zijn sokken. Alex rent de kamer in. Hij ziet er niet meer uit alsof hij net uit bed is gevallen, heeft zijn haren in model gebracht en reageert woedend.
„Ben je nog niet klaar? Haast je.”
Florian kleedt zich in alle rust verder aan.
„En wie ruimt mijn kamer op? Jullie hebben er een complete zwijnenstal van gemaakt.”
„Jouw kamer is al een vuilnisberg,” schiet Alex terug.
„Jij hebt hem versekst,” grijnst Tom vermoeid met opgeheven hoofd. Het ziet er een paar seconden naar uit, dat Alex iets naar zijn vriend wil gooien, maar dan bedenkt hij zich en sprint naar de deur, waar hij zich even omdraait.
„Ik wacht bij de auto op je.”
Dan is Alex verdwenen. Florian strikt ondertussen zijn veters.
„Tom? Wat is er eigenlijk gebeurd?”
Tom kijkt hem teleurgesteld aan en bromt.
„Maria.”
*
Florian is ongeveer twee minuten na Alex beneden. Als hij de voordeur opent, zit er een hele groep op het bordes met de versierde beelden van engelen. Sandra en Martin houden Alina en Jana overeind, Jan heeft Maria in zijn armen. Melanie en Celine kijken toe. Florian heeft het gevoel te bevriezen in de koude nachtlucht. Alex komt net terug van de auto met hun jassen en ziet er net zo bleek uit als zijn zus. Florian trekt zwijgend zijn jas aan.
Hoewel Florian en Alex geen idee hebben wat er is gebeurd, is het niet zo moeilijk te raden. De dames hebben overschat hoeveel alcohol ze aankunnen en zijn nu stomdronken. Alina en Jana blijven uit zichzelf staan en giechelen iets onverstaanbaars. Maria hangt in Jans armen, haar ogen bewegen alle kanten uit behalve de goede en haar hoofd blijft alleen rechtop omdat Jan breed genoeg is om op te leunen. Ze wil gaan liggen, maar dat laat Jan niet toe. Sandra en Martin geven Alina en Jana slokjes water te drinken, Maria kan niets meer drinken. Blijkbaar weet niemand zich raad met de drie meisjes. Florian denkt na, rent naar binnen en vindt aan het einde van de gang inderdaad de keuken. Gewapend met drie plastic tassen gaat hij terug naar de groep. Alex kijkt volkomen verlamd naar zijn zus.
„Alex, zullen we de meisjes thuisbrengen?”
Florians vraag brengt beweging in de groep. Jan meldt, dat Maria en Alina eigenlijk bij Jana zouden slapen en Martin geeft Alex de adressen van Jana en Alina.
„Zal ik meegaan? Ik kan op Maria passen,” dringt Celine zich op. Alex schudt zijn hoofd en loopt weg richting auto.
„Jan, kan jij Maria naar de auto dragen?”, vraagt Flo. De rij witte tanden flitst op in het halfdonker.
Sandra en Martin nemen de andere twee meisjes bij de hand en lopen voorop naar de auto. Jan heeft Maria inmiddels als een te grote baby in zijn armen en haalt ze in. Alex is al ingestapt en laat het aan Florian en Jan over om Maria op de achterbank te krijgen. Martin weet Jana op de bijrijdersstoel te krijgen, Florian gaat midden achterin zitten en Sandra overtuigt Alina om ook in te stappen. Florian kan de twee nog net bedanken, voordat Alex wegrijdt.
De oprit gebruikt Florian om Jana en Alina een plastic tas te geven, alhoewel dat bijna niet meer nodig is. Alina is naast hem direct in slaap gevallen. Het meisje snurkt in een regelmatig tempo, wat op de een of andere manier als een kalmeringsmiddel werkt. Maria is een groter probleem. Haar hoofd lijkt los van haar romp te komen in de bocht aan het einde van de oprit en een klein geluid uit haar mond is genoeg voor Florian om de plastic tas al open op haar schoot te leggen.
„Waarom heb je die tassen meegenomen?”
„Kotszak. Als een van de drie in de auto overgeeft, hebben we Joachim wat uit te leggen,” antwoordt Florian de enig andere persoon in de auto, die nog in staat is zijn woorden te begrijpen. Jana giechelt al, zodra ze een stem hoort.
„Moet ik toch al,” mompelt Alex en na oogcontact via de binnenspiegel kijkt hij weer vooruit, naar de lege straat. Voor zover er iets is te zien, het is behoorlijk mistig. Bij de volgende bocht glijdt Maria de andere kant uit en slaat met haar hoofd tegen het raam, dat Florian op een kier opent om daarna met zijn hand Maria’s hoofd in bedwang te houden.
„Kun je langzaam door de bochten? Ik kan Maria niet goed vasthouden.”
„Shit, Flo, het gaat niet langzamer. Of moeten we bij elke bocht stoppen en Maria laten lopen?”
„Man, ze is bleek, ze zweet en haar lippen zijn bijna blauw. Het lijkt mij een alcoholvergiftiging. Kunnen we niet naar een ziekenhuis en haar maag laten leegpompen?”
Ze zijn vlak voor een kruising. Alex stopt en draait zich om naar achteren, „Ik weet dat ze teveel heeft gedronken, Flo, maar blijf alsjeblieft rustig. We zijn op tijd thuis om haar nuchter te krijgen,” waarna hij verder rijdt.
Florian zwijgt, omdat ze anders een discussie krijgen, waar nu geen tijd voor is. Alex stopt bij een goed onderhouden rijtjeshuis met een kleine voortuin. Alex stapt uit, sprint om de auto en opent de andere portier om Jana te helpen met uitstappen. Het meisje kan nog net lopen, maar elke stap vraagt veel concentratie. Alex kijkt haar na en schudt zijn hoofd, haalt haar met een paar grote stappen in en brengt haar tot de voordeur. Het openmaken van die deur duurt nog langer. Toch is Alex redelijk snel terug bij de auto en hij grijnst zowaar.
„Ze zit in het halletje op de grond tegen de muur en slaapt. Nu Alina nog thuisbrengen.”
Een paar minuten later staan ze voor een vrijstaande bungalow. Alina knort als Alex haar ongeduldig wakker schudt. Verdwaasd kijkt ze de jongens aan en mompelt iets over Beauty. Alex moet haar bijna uit de auto trekken.
„Zal ik je helpen?”
„Nee, blijf alsjeblieft zitten,” fluistert Alex en wijst met zijn hand naar Maria.
Zodra hij Alina op twee voeten heeft staan, sleept hij haar naar de voordeur, wat het meisje vreselijk leuk vindt. Ze grinnikt. Bij de deur zet Alex haar vierkant tegen de muur, pakt haar tasje, vist daar een sleutel uit en iets later zwaait de voordeur open. Florian hoopt, dat de ouders niet wakker zijn geworden, uit het niets in de hal staan, zich kapot schrikken van hun dochter en hysterisch een verklaring eisen, die hij en Alex niet hebben. Zo’n optreden kunnen ze op dit moment niet gebruiken.
Alex duwt Alina over de drempel en wijst naar binnen. Ze knikt uitbundig, houdt zich aan de deurpost vast en geeft hem een natte zoen op zijn wang, die Alex direct wegveegt. Ze wil hem niet loslaten en Alex kijkt hulpeloos naar de auto. Florian lacht even, maar Maria beweegt uit zichzelf en kreunt, waarop Florian een gebedje omhoog schiet, dat ze snel thuis mogen zijn. Alina wordt door Alex over haar rug gestreeld, waarna ze hem loslaat en naar binnen gaat. De voordeur valt met een knal in het slot. Alex draaft terug en als hij in de auto zit, ziet Florian een lamp aangaan, die een slaapkamer verlicht. Alex draait zich eerst om in zijn stoel.
„Alles nog goed bij jou en met Maria?”
„Straks, Alex.”
Florian ontwijkt de vraag. Hij weet zelf het antwoord niet. Maria hoort in zijn ogen op de eerste hulp van een ziekenhuis te liggen, ook al zal dat veel vragen opleveren en een verstoorde nachtrust voor Joachim, omdat Maria nog minderjarig is. Ze rijden inmiddels in hun eigen wijk, waar zelfs op zaterdag vrijwel iedereen om twee uur ’s nachts slaapt. Florian hoopt, dat Bettina en Joachim vandaag niet zijn afgeweken van hun gewoonte tegen middernacht thuis te komen. Wat als het diner dansant langer heeft geduurd en ze tegelijk aankomen?
Maria kreunt weer en Florian haalt een gordijn blond haar uit haar gezicht. Als hij weer naar voren kijkt, merkt hij Alex’ ogen in de binnenspiegel op. Daar is iemand meer bezorgd dan de buitenwereld mag weten.
„Maak je geen zorgen,” mompelt de bestuurder.
Florian glimlacht even, „Wilde ik ook zeggen.”
Alex glimlacht en ontspant zich iets meer. Florian kijkt naar het asgrijze gezicht en de bijna paarse lippen naast hem. Maria mag eigenlijk tot middernacht wegblijven en geen minuut langer. Dit weekend interesseert Maria zich nauwelijks voor wat ze wel en niet mag. Dom, klein meisje. Ze zijn bijna thuis. Alex parkeert op straat in plaats van op de oprit, pal voor de garage, dan kijkt hij over zijn schouder naar Florian.
„Hoe minder lawaai, hoe groter de kans, dat Bettina en Martha doorslapen.”
Florian knikt, Alex stapt uit en opent het achterportier om Maria uit de auto te tillen. Op straat ademt Florian de vochtige nachtlucht in om de alcoholhoudende adem van Maria kwijt te raken. Met de dronken diva tussen hen in lopen ze langzaam naar de voordeur. Alles is donker, ook de verlichting van de oprit is uit. Dat is goed. Bij de voordeur kijken ze elkaar aan. Florian heeft met zijn vrije hand al zijn sleutels gepakt, maar Alex staat dichterbij het slot.
„... waar ...”, mompelt Maria ineens.
Florian geeft Alex de goede sleutel en probeert Maria stil te houden.
„We zijn thuis, je mag zo gaan liggen.”
Alex laat Maria even los en dat merkt Florian gelijk. Hoe is het mogelijk dat dit meisje met modelmaten zo zwaar is? Waar zijn al die extra kilo’s verstopt?
„Mama...”, jankt Maria.
„Nee, meisje, mama laten we slapen,” legt Florian een hand op haar rug.
„Mama... ik voel me zo beroerd,” mompelt Maria met hangend hoofd.
Het slot is open en Alex gebaart, dat ze stil moeten zijn. Florian was toch al niet plan om naar binnen te stormen en iedereen wakker te schreeuwen met het goede nieuws.
‘Komen jullie allemaal? We zijn weer thuis. Maria heeft zich bijna in coma gezopen, Alex en ik hadden seks en hoe was jullie avond?’
In plaats daarvan wijst hij geërgerd naar Maria, die als een zak zout aan hem hangt. Met zijn tweeën helpen ze Maria verder naar binnen. Alex sluit geluidloos de voordeur en bevrijdt hen van hun jassen. De trap is het volgende doel. Florian staat al op de tweede trede en Maria op de eerste, als Alex zijn evenwicht verliest en zich nog net aan de leuning kan vasthouden. Alex’ stem geeft een idee van het achterliggende humeur.
„Flo, sukkel,” geeft hij zijn schrik door.
„Wat heb ik nu weer...?”
„Die bal van Emma en Tim, man. Ik heb je gevraagd hem op te bergen, niet op de trap te laten rondslingeren, waar iedereen erover struikelt.”
„Hou op met zeuren en reageer je niet op mij af,” verdedigt Florian zich, „Je zus is nu belangrijker.”
Ze klimmen verder omhoog, langzaam omdat de treden behoorlijk kraken en vooral Alex bedacht is op eventuele geluiden uit de slaapkamer van Bettina en Joachim, waar ze langskomen op weg naar de tweede verdieping, naar Maria’s slaapkamer. Als ze haar slaapkamerdeur achter zich dichtdoen, leunt Alex tegen de deur, haalt opgelucht adem en kijkt verder bedrukt. Nu pas ontdekt Florian, dat zijn eigen hartslag ontregeld is door de spanning en zijn handen trillen. Weliswaar niet zo heftig als die van Maria, maar toch.
„Kun je zitten?”
Florian wacht niet op antwoord, maar drukt Maria op haar bureaustoel en houdt haar bij de schouders vast, voordat ze voorover valt, daarna kijkt hij Alex afwachtend aan.
„Ik ga eerst wat drinken voor haar halen ... en voor de zekerheid een emmer,” verlaat Alex de kamer en Florian kijkt hem met open mond na. De rukker laat hem alleen met Maria! Haar hele evenwichtsgevoel is verdwenen.
„Ik voel me rot...”, mompelt ze en plotseling schokt haar lichaam. Shit.
„Moment, Maria, nog even volhouden.”
Florian helpt haar met opstaan en overbrugt achteruitlopend de meters naar haar badkamer met haar halve gewicht op zijn schouders. Desondanks is hij te langzaam. De deur van de badkamer is net open als ze kokhalst en de inhoud van haar slokdarm deels op de badkamervloer belandt, maar vooral op Florian. De jongen doet er alles aan om zelf niet misselijk te worden. Zijn maag lijkt zijn keel op te zoeken. Met gesloten ogen dwingt hij zijn maag weer terug naar de vaste plek. Dan grijpt hij Maria onder de arm en sleurt haar door de badkamer naar de toiletpot, waar ze zich aan vasthoudt, terwijl ze opnieuw een typisch geluid produceert en van alles uitspuugt, behalve haar tanden. Florian probeert haar te helpen door rustig over haar rug te strelen, rustig op haar in te praten en haar lange haren uit de toiletpot te houden, totdat ze een huilbui krijgt.
Het gejammer geeft Florian de tijd zijn bovenkleren uit te trekken en in de douche te gooien. De stank is nauwelijks te harden. Hij opent de kast in de badkamer, die voor tachtig procent met make-up is gevuld. In de la vindt hij gelukkig watten, waarmee hij zijn neus kan dichtstoppen. Met een natte washand veegt hij Maria’s gezicht schoon en een elastiek houdt het blonde haar vanzelf uit haar gezicht. Lijkbleek staart ze voor zich uit en laat zich door Florian naar de wastafel escorteren. Haar hele lichaam trilt, terwijl ze haar mond spoelt. Dat was te snel, want ze moet opnieuw overgeven. Daarna laat hij Maria op de vloer zitten, leunend tegen de muur en direct naast de toiletpot. Ondertussen vervloekt hij Alex, die er gewoon vandoor is gegaan.
Florian 22B
Geplaatst: 17 apr 2014 09:04
door Jablan
Met de doucheslang kan hij de vloer grotendeels schoonspoelen. Hij ziet zelfs kans Maria uit te kleden, want ze heeft inmiddels kans gezien maagzuur uit te smeren over haar feestelijke kleding. De stapel textiel in de douchecabine groeit en de ongecontroleerde bewegingen nemen af. Dan heeft hij dringend behoefte aan frisse lucht en loopt door de kamer om de balkondeuren te openen. Alex komt binnen en kijkt hem verbaasd aan. Florian heeft alleen zijn boxershort nog aan.
„Wat doe je, Flo?”, klinkt een portie wantrouwen door in de stem.
„Wat denk je? Ik wil je verleiden,” reageert Florian droog.
„Nu?”
Alex is echt in de war. Geïrriteerd pakt Florian zonder verder commentaar de fles water en het glas uit Alex’ handen en loopt weer de badkamer in. De open balkondeuren maken al verschil in de lucht en hij haalt de watten uit zijn neus.
„Maria, je moet wat drinken.”
Ze wil het glas wel pakken, maar grijpt ernaast. Florian houdt het glas vast, terwijl ze een paar slokken drinkt. Dan pakt hij een grote handdoek en hangt die over haar schouders. Het gejammer en gehuil gaat heel zacht door.
„Heeft ze overgegeven?”
Alex staat in de deur en maakt geen aanstalten de badkamer in te komen. Met zijn handen in zijn broekzakken roept hij Florians woede op. Florian voelt zich allesbehalve lekker, Maria kotst haar ziel uit haar lijf, er is nog een risico op ontdekking door Martha of Bettina en de rukker weet niets beters te doen, dan zich te verstoppen en domme vragen te stellen, waarmee hij Florian in de hoogste boom jaagt. De jongen draait zich om, zodat hij Alex van repliek kan dienen met een scherpe opmerking, maar dan ziet hij Alex’ gezicht. Broer en zus zijn even bleek, alleen domineert hier angst in de grijze ogen. Florian houdt Alex bij de hand als stille steun. De jongen laat het toe.
„Kalm aan, Alex, het is goed als ze haar maag leegt.”
„Dat weet ik.”
Alex kijkt naar wat van Maria over is, die weer op de toiletpot leunt en een beetje hijgt, een beetje huilt. De ijdele, arrogante, trotse, mooie dame gaat altijd verzorgd en perfect gekleed door het leven. Ze mag graag de diva met geld en stijl uit laten hangen met haar zestien jaar. Onafhankelijkheid en een volwassen omgang met haar zijn belangrijk en als iemand dit vergeet, dan zeurt, scheldt en klaagt ze net zolang totdat iedereen het weer weet. Vannacht is ze gekrompen tot een klein meisje, erg jong, erg smal, net geen kind meer. Zonder make-up, Florian heeft de plamuur ondertussen eraf geveegd, blijft er een half kindergezicht over. Het magere meisje op de koude tegels straalt vooral zwakte en onzekerheid uit. Iedere keer kijkt ze naar Florian en huilt droge tranen. Florian verdeelt zijn aandacht en hurkt bij Maria op de vloer.
„Het is al goed,” bromt hij rustgevend. Alex beweegt zich geen millimeter.
„Alex?”
Nauwelijks reactie. Florian zucht om zijn ergernis te overwinnen en kijkt dan Alex aan.
„Alex, kun jij op Maria’s bed haar pyjama klaarleggen? Ik heb ook een shirt en schoon ondergoed nodig voor je zus. En een lege wasmand voor de kleren, die in de douche liggen. Zou je daarna bouillon voor je zus kunnen maken?”
Hij heeft het nog niet gezegd of Maria hangt weer boven de pot. Florian kan haar niet alleen laten en Alex is absoluut geen hulp. Daarom stuurt hij Alex op pad met een paar duidelijke opdrachten, zodat de jongen niet in de weg loopt of begint te ijsberen.
Maria’s ritme is helder. Overgeven, huilen zonder tranen, water drinken, huilen met tranen, overgeven. Florian volgt het ritme en blijft bij haar, terwijl de tijd verstrijkt. Na de tweede keer sluit hij de balkondeuren, omdat het anders te koud wordt. Na drie kwartier worden de ongecontroleerde bewegingen minder en begint Maria over buikpijn te klagen. Het eerste teken, dat dit goed afloopt.
Ze moet ergens anders ook nog pijn hebben, want ze grijpt iedere keer naar haar keel. Florian dwingt haar de bouillon helemaal op te drinken. Dan wil ze opeens naar bed, maar Florian zet haar eerst onder een hete douche. Het trillen houdt op, in elk geval voor het moment. Ze blijft vanzelf staan, poetst zelfs haar tanden en wankelt naar bed. Met een kreun valt ze op het laken. Florian ziet nog kans haar een pyjama aan te trekken, dekt haar toe, verplaatst de lege emmer van de deur naar haar hoofdeinde – voor het geval dat ze toch nog alcohol in haar maag heeft – en dempt de verlichting. Maria heeft haar ogen al dicht, als hij nog op de rand van het bed zit.
Florian is net zover, dat hij aan zichzelf toekomt, als de deur opengaat. Hij haalt opgelucht adem, dat het alleen Alex is en geen Bettina of Martha. De jongen houdt een dienblad in balans met een koffiepot, twee kopjes en een schaal met koekjes. Florian heeft de verkeerde geur in zijn neus om iets te kunnen eten.
„Ze slaapt al?”, wijst de koffiedrager met zijn hoofd naar de eigenaresse van het bed.
„Bijna”, observeert Florian Maria, die zich in haar slaap even beweegt, op haar zij rolt en haar hand uitsteekt. Florian houdt de hand even vast en fluistert, „Het is goed, rustig slapen nu.”
Haar ademhaling wordt inderdaad gelijkmatiger, ze zakt dieper weg in haar slaap. Florian voelt een deken over zijn schouders glijden en kijkt op. Lex staat schuin achter hem.
„Je moet het toch koud hebben,” mompelt hij onzeker. Flo gaat staan en ze houden elkaar vast.
„Heel fijn, dat je het is opgevallen. Heeft wel bijna een uur geduurd, maar daar kan jij niets aan doen. Je bent nu eenmaal natuurlijk blond...”
Licht beledigt kietelt Lex in Flo’s zij, de jongens lachen zachtjes.
„Zo, nu wil ik alleen nog douchen,” maakt Flo zich los en loopt richting kamerdeur. Lex houdt hem geschrokken tegen, „Je kan niet weggaan nu, blijf alsjeblieft hier.”
„Je bent een lief katertje, jongen, en ik beloof je, dat ik je ook heel erg zal missen,” plaagt Flo en pakt tegelijk de deurkruk beet.
„Doe even normaal, Flo, je kan mij niet met haar alleen laten.”
Lex wijst op Maria alsof zijn zus een slapende cobra is, die elk moment wakker kan worden en hem direct zal aanvallen.
„Wat heb jij, Lex? Als ik alleen al aan Dirk en Tom denk, dan heb jij genoeg ervaring met dronken mensen. Ze is jouw zus en ze slaapt momenteel. Wat kan er gebeuren?”
Flo wil de deur openen, maar Lex is sneller en houdt hem vast door zijn armen om Flo te slaan.
„Je kan toch hier douchen?”
„Mijn spullen liggen boven.”
„Ik haal wel wat voor je.”
Met een spontane zoen veegt Lex elk argument van Flo opzij, die met een domme grijns op zijn gezicht Maria’s badkamer inloopt, terwijl Lex zich op de bank laat vallen en een koffiekop volschenkt. Merkwaardig, dat Lex niet alleen met Maria durft te zijn. Als Flo tien minuten later weer uit de badkamer komt, zit Lex daar nog.
„Ik heb daar wat kleren neergelegd,” wijst Lex op een stapel schone kleding om daarna naar Flo te staren.
„Nooit eerder een blote jongen gezien?”, plaagt Flo, terwijl hij zich omdraait omdat zijn wangen toch warm aanvoelen. Maria snurkt een beetje, zoals bijna alle dronken mensen. Lex volgt elke beweging van Flo, die huiskleding aantrekt en opgelucht naast Lex op de bank neervalt.
„Nu voel ik mij pas beter,” mompelt Flo.
„Je ruikt ook beter,” plaagt Lex.
„Hou je mond. Jij hebt haar braaksel niet over je heen gekregen.”
Flo gaat over tot zijn protesthouding en die werkt vannacht ook bij Lex, die een arm op de rugleuning van de bank legt en tegelijk voor hem koffie inschenkt. Met hun hoofden dicht bij elkaar gunt Flo zich even tijd om te genieten. Van Lex naast hem, van de warme koffie, van het rustige, regelmatige gesnurk uit het bed. Lex heeft zijn hoofd op Flo’s schouder gelegd.
„Je zou nu rustig kunnen toegeven, dat ik gelijk had.”
„Waarmee?”
„Dat Maria te jong is voor dit soort feesten. Ze gedraagt zich simpelweg te onverantwoordelijk.”
Flo dacht een romantisch moment te hebben, maar Lex’ opvattingen daarvan zijn blijkbaar compleet anders.
„Je had gelijk en zij heeft zich bijna in coma gezopen. Ben je nu gelukkig?”
Eigenlijk wilde Flo minder scherp reageren, maar hij ergert zich aan Lex’ houding. Lex reageert met een beledigd gezicht en Flo wil iets vriendelijker overkomen.
„Lex, Maria is zestien, dan is het meestal geen drama als je iets doms doet. Hopelijk leert ze hiervan. Meer moet je er niet van maken.”
Het lieve katertje krijgt als toegift nog een aai over de wang, maar blijft boos kijken.
„Ze verdraagt geen druppel alcohol. Zelfs na een slok champagne met Oudjaar begint ze direct te giechelen. Dat weet ze en daarom is haar gedrag roekeloos.”
„Op het feest van Martin was ze ook en daar ging het goed,” werpt Flo tegen. Waarom neemt hij het eigenlijk op voor Maria?
„Maria let meestal goed op zichzelf. Vannacht mag dan een fout zijn, maar dat is nog geen reden om het zo te overdrijven.”
Flo wacht nog of er meer komt, maar Lex is stilgevallen. Flo probeert naar voren te kijken.
„Als ze wakker wordt, zullen we met haar praten.”
„Hm,” bromt Lex nadenkend.
„Misschien kun je haar ook een keer zeggen, hoe bezorgd jij over haar bent.”
Beledigd gegrom is het antwoord. Flo is te moe en schudt alleen zijn hoofd, „Wat je wil.”
Gapend geniet Flo verder van het moment. Niemand, die stoort of onderbreekt. Maria slaapt vast en diep. Ze doet eigenlijk waarvan Flo droomt. Met Lex naast hem in slaap vallen, zoals een paar uur geleden in Toms bed. De jongen heeft een heerlijk bed. Warm, zacht en toch stevig genoeg. Het was lekker en Lex kent duidelijk de weg daar in huis, in Toms kamer, in Toms bed, in ...
Moment, Flo.
Hij kijkt opzij naar Lex. Beste vrienden zijn leuk om te hebben, maar Flo zou niet weten wat ze in hun nachtkastje hebben liggen. Het interesseert hem ook niet. Een licht gevoel van jaloezie brengt een bepaalde vraag voort.
„Je wist vanavond ontzettend goed, waar het glijmiddel lag,” komt Flo zonder veel omhaal ter zake, al klinkt hij niet zo laconiek als hij zou willen.
„Hè?”, is Lex eerste reactie op de verrassende vraag. Toch heeft Lex de vraag achter de vraag snel door en lacht.
„Hebben jij en Tom ooit iets gehad?”
Flo vindt zichzelf een beetje dom, maar hij wil het weten, hoewel ... ook weer niet.
„Tom en ik?”, Lex lacht weer en vermant zich, „Nee, nooit. We kennen elkaar al praktisch ons hele leven. Hij is een soort broer van mij.”
Flo is toch een beetje opgelucht, terwijl Lex doorpraat.
„Om op je vraag terug te komen... we kennen elkaar door en door, zodoende weet ik wat waar ligt in zijn kamer. Tom vindt het ook niet erg, dat we zijn bed gebruikt hebben.”
Flo knikt en leunt tegen Lex aan, totdat een volgende vraag om antwoord schreeuwt.
„Eh ... ik ... Lex ... wanneer heb je ... of waar ... of met wie ...?”
Flo komt niet uit zijn eigen gedachten, die met elkaar om voorrang strijden. Hij haalt adem en probeert het opnieuw.
„Ik bedoel ... heb jij al eerder met een jongen seks gehad?”
Flo schaamt zich een beetje voor zijn vraag en over zichzelf. Waar komt de vraag ineens vandaan? Tot nu toe interesseerde het hem niet, vond hij het niet belangrijk. Maar nu wil hij het wel weten en wacht met kloppend hart op Lex’ antwoord, die met gesloten ogen nadenkt. Zodra Flo de grijze ogen weer ziet, lijkt het alsof zijn vraag uit de lucht kwam vallen.
„Natuurlijk had ik al wat met jongens,” reageert hij een beetje geïrriteerd. Flo’s mond valt open. Natuurlijk? Zo vanzelfsprekend vindt Flo het niet en het vergroot zijn onrust.
„Eh ... zo ...”
„Ik dacht, dat je het wel wist of tenminste een vermoeden zou hebben”, onderbreekt Lex Flo’s gestamel. Flo ergert zich aan Lex’ hooghartigheid en aan zijn eigen naïviteit.
„Ik ... ja, het is mij wel opgevallen, maar .. eh ...”
„Ja, ik had een paar keer iets met een jongen,” blijft Lex ontspannen. Flo schrikt toch, „Echt?”
„Ja... De Pohlmanns hebben een appartement in Dubrovnik, wij een vakantiehuis in Gorski Kotar. Daar heb ik in de vakanties wat andere jongens ontmoet en van het een kwam het ander. Op mijn vijftiende een jongen uit Wales, op mijn zestiende zat in het huis naast ons een familie uit Bremen en hun zoon was op de dag af net zo oud als ik.”
„Niet meer?”
„Vind je het niet genoeg?”
„Ja.”
Flo leunt nu zelf achterover en denkt na. Hij heeft wel degelijk gemerkt, dat Lex precies wist wat hij deed en toch had hij beide keren het gevoel, dat het iets bijzonders was, een unieke ervaring, iets wat ze nooit zouden vergeten. Nu realiseert hij zich, dat hij zijn eigen beleving op Lex projecteert. Voor Flo was het nieuw, spannend, opwindend en voor Lex bekend terrein. Hij probeert zijn emoties opnieuw te sorteren. Schaamt hij zich voor zijn eigen onbevangenheid? Is zijn woede op Lex, vanwege diens mening over verplichtingen, familie en maatschappij, terecht? Of zijn dit slechts argumenten om hem af te wijzen? Vroeger vond Lex’ de mening van de ‘maatschappij’ minder belangrijk, anders had hij niets gedaan met die jongens. Wat overblijft, is toch het gevoel gebruikt te zijn en vooral onbegrip. Flo ziet zichzelf opnieuw als iemand, die totaal niets meekrijgt, niets begrijpt, leugens als waarheid slikt en over wie anderen vooral lachen. Vastberaden maakt hij zich los van Lex en staat langzaam op.
„Waar wil je heen, Flo?”
Lex klinkt verontrust.
„Weg!”
„Waarom? Wat is er? Ik heb je eerlijk antwoord gegeven,” probeert Lex tot hem door te dringen.
„Daar ben ik je ook heel dankbaar voor en nu ga ik slapen. Welterusten.”
Beledigd probeert hij naar de kamerdeur te lopen, maar Lex grijpt zijn pols. Oogcontact. Indringend oogcontact. Vermoeid wijst hij naar het balkon, „Zullen we buiten gaan zitten?”
„Het is eind september, het is buiten koud en vannacht ook nog mistig.”
„Nemen we twee dekens mee. Kom je?”
Op het balkon staat een oude, ijzeren bank. Lex loopt terug en komt met twee kussens terug. Eerst een deken op de bank, dan twee kussens, vervolgens twee jongens en tenslotte een deken over de schouders. Ze zitten dicht bij elkaar, delen elkaars warmte, terwijl ze omhoog kijken. De mist is typische grondmist. Op deze verdieping is de hemel helder.
„Waarom ben je opeens zo boos?”
„Ach, kwam opeens op,” mompelt Flo en denkt, ‘Ik wil graag bijzonder voor je zijn,’ maar dat komt te dicht bij zijn eerdere liefdesverklaring en die heeft Lex grof afgewezen. Op een nieuwe afwijzing wil Flo niet eens wachten.
„Flo?”
„Hm ... ik vraag mij af waarom je niet eerder hebt gezegd, dat je homo bent ... eh ... je bent toch homo of ben je bi ... of ben je eigenlijk een experimenterende hetero?”
Florian 22C
Geplaatst: 17 apr 2014 09:06
door Jablan
Flo heeft opeens de woorden van Marc, Manuel en hun vrienden in zijn hoofd. Gespannen kijkt hij Lex aan, die volstrekt rustig is. Flo kan Lex’ gezicht zelfs in het donker uittekenen. Alleen de wereld achter het gezicht verwart en verrast hem keer op keer.
„Ik ben homo en heb je niets gezegd, omdat het voor ons niet van belang is. Onze situatie is compleet verschillend.”
„Ik vind wel, dat het belangrijk is,” gaat Flo met trillende stem er tegen in, „Tegen mij hang je een heel verhaal op over hoe belangrijk de maatschappij is, hoe belangrijk de reputatie van je familie is en daarbij ben je zelf homo. Waarom kunnen wij dan niet samen zijn?”
Flo beseft, dat hij niet de goede woorden gebruikt, maar hij heeft geen andere argumenten op voorraad. Het lukt hem niet zich zo uit te drukken, dat zijn woorden hout snijden, doel treffen.
„Flo, het gaat toch helemaal niet erom of we homo zijn of niet. Ons geval is volledig anders. We zijn broers.”
Lex lijkt het te menen. Flo zucht en sluit zijn ogen. Niet weer dit valse argument. Hij wil deze reden niet meer horen. Als hij een broer zou hebben, dan zou hij er zeker niet mee vrijen, maar naar concerten gaan of motorrijden of aan auto’s sleutelen. Dan voelt hij Lex’ hoofd dichterbij komen en krijgt een zoen. Merkwaardig genoeg reageert zijn lichaam er sterker op dan een uur geleden, toen hij wilde douchen. Toch gaat hij er niet in mee, daarvoor brengt deze zoen een te bittere smaak mee. Desondanks leunt hij tegen Lex’ aan.
„Hoe nu verder?”
Flo stelt de vraag, die op de achtergrond al weken rondspookt in zijn hoofd. Al het andere is minder belangrijk.
„Ik weet het niet,” fluistert Lex.
„Ik wil je nog steeds – als vaste vriend,” perst Flo er overtuigd uit.
Lex zucht, „Flo...”
„Nee, luister. Ik weet, dat het moeilijk wordt en we hoeven het niemand te vertellen. We wachten af en praten eerst met Bettina en Joachim. Lex, we hebben alle tijd, niemand zet ons onder druk. In het begin zal het best lastig zijn. Niet iedereen zal ons steunen, maar wij zijn ook niet iedereen. Het lukt als we allebei willen dat het lukt. Dat is het belangrijkste.”
Het oogcontact houdt lang stand.
„Hoe stel je je het voor?”, vraagt Lex geprikkeld, „We leven onder hetzelfde dak als broers. Jij bent hier degene, die probeert van ons allemaal een echt gezin te maken. Jij wilt, dat Maria, Emma, Tim jou als broer accepteren en mama en papa jou als zoon. Hoe pas ik daartussen?”
„Met jou is het heel anders. Ik kan het goed uit elkaar houden.”
„Maar ik niet. Het is allemaal zo ingewikkeld,” leunt Lex achterover. Hoezo ingewikkeld? Voor Flo staat alleen vast, dat het niet eenvoudig zal worden, maar hij is ervan overtuigd, dat het kan.
„En nu?”
Zijn angst komt mee naar buiten. Lex haalt zijn schouders op, maar Flo gelooft hem niet. Ze hebben elkaar deze nacht opgezocht, zijn dichter bij elkaar gekomen. In Toms kamer was het leuk en later lekker. Flo heeft geen weddenschap nodig om te weten dat Lex er net zoveel van heeft genoten als hij. De gedachte brengt hem naar een ander persoon.
„Hoe zit het met je vriendin? Wil je daar een punt achter zetten?”
Een fleem van jaloezie begeleidt zijn vraag.
„Waarom zou ik?”
„Waarom? Geen idee. Misschien omdat je geil wordt van een lul ...”
„Hé, je wordt niet vulgair, oké? Anders is het zinloos om hierover te praten,” waarschuwt Lex.
Flo briest en probeert zijn emoties onder controle te houden. Hij moet zijn hulpeloze woede inslikken of het tenminste proberen, voordat hij aan alle kanten explodeert. Zijn keel voelt dichtgesnoerd aan.
„Goed. Je veinst wie je bent. Je hebt een relatie met iemand waar je niet van houdt. Je speelt een rol, die je niet bevalt. Waarom?”
„Als je het zo wilt zien, graag. Misschien heb je gelijk en ben ik een slechte jongen, een lafaard, maar dat kan mij niets schelen. Ik kies voor de makkelijke weg. Op deze manier doe ik minder mensen pijn, stel ze niet teleur, breng ze niet in verwarring.”
Lex praat zacht, maar komt vastbesloten over. Flo’s stem breekt.
„Je doet mij pijn ... en jezelf.”
Lex houdt hem vast, kust Flo warm, innig, hartelijk, zacht en vooral teder. Flo’s borstkas meldt zich met een scherpe pijnscheut, waardoor hij de controle verliest en tranen vanzelf tevoorschijn komen. Ook de strijd tegen zichzelf verliest hij.
„Het is beter zo,” fluistert Lex.
Flo’s gevoel protesteert uit alle macht. Dit is niet beter, dit is zinloos. Ze geven om elkaar, anders zouden ze hier niet zo zitten. Waarom wil Lex geen relatie? De argumenten echoën leeg en hol in Flo’s hoofd na. Wat blijft erover van hun geluk, als het zo eenvoudiger is, makkelijker is? Zolang anderen niet geschoffeerd worden?
Flo duwt Lex van zich af, wat na enige aarzeling wordt begrepen. Het lukt hem niet om zijn woede en onbegrip helemaal te verbergen onder zijn verdriet.
„Misschien heb je gelijk en laten we het zo. Jij leeft jouw leven, ik leef mijn leven. Jij met Celine, in de rol van de perfecte modelzoon en ik als homoseksuele mislukkeling. Perfect! En misschien kom ik op een dag iemand tegen, die zijn geluk boven zijn andere verplichtingen tegenover familie en maatschappij stelt. Duim voor mij, wil je?”
Flo staat op, droogt zijn ogen en gaat naar binnen.
„Waar slaat dit op?”, wil Lex verontwaardigd weten.
„Nergens op. Ik denk alleen, dat het beter is, als jij nu verdwijnt,” eist Flo met natte wangen, „Jij hebt jouw beslissing genomen, dat is goed zo. Nu beslis ik. Ik blijf hier bij Maria, jij verdwijnt. Welterusten.”
Lex zet een stap richting Flo, die direct een stap achteruit zet.
„Alles of niets. Ik speel jouw achterbakse spel niet mee,” dreigt Flo.
„Goed.”
De grijze ogen glinsteren verdacht. Een naderende storm, die zich aftekent in de lucht en gespiegeld wordt in een rustig meer. Bij de deur aarzelt Lex zo lang, dat Flo zich afvraagt of hij nog de deur voor Lex moet openhouden.
„Ik ben pas bij de derde keer groen weggereden,” fluistert Lex en kijkt Flo daarbij aan.
„Ik begrijp je niet.”
„Toen we elkaar voor het eerst hebben gezien.”
Dan drukt Lex de klink omlaag, opent de deur en sluit hem geluidloos achter zich.
*
Florian wordt wakker van Maria’s zachte gekreun. Ze gaat rechtop in bed zitten. De lippen hebben een meer natuurlijke kleur, maar ze is nog steeds lijkbleek.
„Hoe voel je je?”
Florian heeft een stem als een kraai.
„Ruk.”
Ze kijkt morrend op. Florian steekt een hand uit om denkbeeldig Maria’s hand te schudden en grijnst. Het levert een glimlach op. Met trillende handen staat Maria op en wankelt naar de badkamer.
Florian ligt nog steeds op de bank en weet nu al zeker, dat Maria hier nooit iemand op moet laten slapen. Terwijl hij voor zich uit staart, probeert hij zo min mogelijk na te denken, wat vanzelfsprekend mislukt. Vier letters vormen de oorzaak.
Alex.
Hoewel ze op dezelfde verdieping zijn, kunnen ze niet verder van elkaar weg zijn. Als de herinnering aan hen beiden in Toms kamer niet zo goed zijn, zou Florian het veel makkelijker vinden om alles te accepteren. Misschien hebben alle goede raadgevers van de laatste weken wel gelijk. Florian en Alex horen niet bij elkaar, hebben geen toekomst met elkaar. Alle romantische dromen met knapperende open haarden, seks, voorlezen aan de tweeling, seks, eten met kaarslicht, seks, bankhangen met een goed glas wijn zijn in een keer weggeveegd. Definitief verdwenen na een val in een ravijn. Florian vraag zich af wat hem meer verscheurt. Het verdrietige gevoel iets verloren te hebben, wat hij niet heeft gehad of het hemelse gevoel als ze bij elkaar zijn.
Maria komt weer terug uit de badkamer en kreunt bij elke stap met haar hand tegen haar voorhoofd.
„Hoofdpijn,” mompelt ze en gaat weer op haar bed zitten, „Buikpijn ... misselijk ... ik sterf.”
Klagend kijkt ze Florian aan.
„Als je medelijden wilt, dan spijt het mij. Dat krijg je niet van mij. Je hebt het aan jezelf te danken. Waarom drink je dan ook zoveel?”
Vermoeid wrijft Florian over zijn ogen. Weer te weinig geslapen.
„Ik heb helemaal niet teveel gedronken,” luidt haar zwakke verdediging, „misschien teveel door elkaar,” komt er nog beteuterd achteraan.
Florian knikt. Natuurlijk. Dat za lhet geweest zijn.
„Waarom lig jij op mijn bank?”
„Voor het geval je wakker zou worden en nog een keer zou overgeven.”
„Oh. ... Flori, ik weet niets, nee, bijna niets meer van gisteravond. Heeft de rest gemerkt, dat ik teveel heb gedronken?”
Maria klinkt bijna in paniek.
„Wie allemaal precies het hebben gezien, weet ik niet. In elk geval een paar van mijn jaar.”
Hoewel Florian zich goed kan voorstellen hoe ze zich voelt, gaat hij haar niet voorliegen. Maria zucht en duwt een kussen in haar rug. Als ze iets achterover leunt, krijgt ze gelijk spijt van haar beweging en houdt haar hoofd vast, begeleidt met het nodige geklaag.
Langzaam gaat Florian eerst zitten en staat vervolgens op, hoewel hij liever zou blijven liggen, inslapen om nooit meer wakker te worden. Hij negeert de steek op zijn borst en zijn brandende ogen.
Maria trekt haar dekbed over zich heen en lijkt hem nu pas goed te zien, „Jij ziet er pas echt beroerd uit.”
„Ja, klopt helemaal met hoe ik mij voel.”
Florian weet nog een glimlach ergens vandaan te halen, waarschijnlijk uit de afdeling met de reserve-onderdelen.
„Is er iets gebeurd?”, klinkt Maria opeens wat vriendelijker.
„Nee, ik ben alleen gebroken en doodop.”
„Waarom heb jij kleren van Alex aan?”
Florian schudt zijn hoofd en loopt naar haar badkamer. Hij heeft net besloten zich op te frissen, zijn eigen kleren aan te trekken en dan naar Marc en Manuel te gaan. Hij heeft nu mensen nodig, die hem vertroetelen en met twee benen op de grond houden, want zelf weet hij niet goed meer wat vooruit en achteruit is.
Terwijl hij de sporen van de voorbije nacht uit zijn gezicht probeert te wassen en daarbij zo min mogelijk in de spiegel kijkt, hoort hij opeens stemmen uit Maria’s kamer. Het zijn Tim en Emma ... en Alex.
Blinde paniek overvalt Florian. Hij wil Alex nu niet zien, dat kost hem meer energie dan hij over heeft. Alex en Maria maken ruzie. Dat is normaal. Abnormaal vindt Florian het om te ruzie te maken over zo’n nacht in aanwezigheid van de tweeling. Wie zijn echt gek geworden?
Met een luidruchtige ademhaling stormt hij de badkamer uit. Maria zit op haar bed met een van pijn vertrokken gezicht en tranen onder haar ogen. Die ogen flitsen van woede. Bij Alex gaat Florians verstand op hol. Dit kan niet. De jongen is werkelijk een duivel. Perfect verzorgd, perfect gezicht – zonder elk spoor van een te korte nacht. De wereld is oneerlijk. Maar Alex is wel serieus en vooral net zo woedend als zijn zus.
„Dat kun je niet maken, rukker!”, schreeuwt Maria om direct haar hoofd tussen haar handen te nemen. Florian springt er verontwaardigd tussen, „Wat is hier aan de hand? Moeten jullie op de vroege morgen al ruziemaken? Zijn jullie vergeten, dat Tim en Emma hier zijn?”
De twee kleintjes staan al naast hem, hebben zijn handen gegrepen. Ze kijken compleet overstuur naar hun grote broer en zus. Alex kijkt Florian aan, vanzelfsprekend met honderd procent controle over zichzelf. Florian doet zijn best rustig en redelijk te blijven, streelt onder over de kleine handjes in zijn handen.
„Alsjeblieft, neem jij de tweeling mee?”, wijst hij naar de deur met ijskoude stem.
„Nee, Flori, je moet hier blijven,” komt Maria ertussen, „Hij wil mama en papa van afgelopen nacht vertellen,” kijkt ze hem hulpzoekend aan.
„Alles?”, richt Florian zich met opgetrokken wenkbrauwen direct tot Alex, maar meer dan een boze blik levert zijn vraag niet op.
„Alsjeblieft, breng hem op andere gedachten,” Maria heeft zijn opmerking volkomen gemist, „Ik voel me al hondsberoerd en ik heb hoofdpijn. Ik doe het ook nooit meer.”
Ze probeert nog met haar ogen te vleien, maar dat is eerder contraproductief in haar huidige toestand.
„Waarom heb je hoofdpijn?”, klinkt Tims heldere stem.
Ja, hoe leg je dit uit aan een jongen en een meisje van vijf? Maria neemt de tijd.
„Ik moest teveel aan een speciaal iemand denken en dan krijg je vanzelf hoofdpijn,” verzint Maria ter plekke een uitvlucht en kijkt daarbij heel erg onzeker. Florian grijnst. Het is een herkenbare smoes en met een beetje geluk bedoelen ze dezelfde persoon. De kleine handjes laten hem los. Tim loopt naar het bed en klautert erop om zijn grote zus een natte zoen op haar mond te geven. Emma komt achter Tim aan en doet hetzelfde. Maria kijkt even overdonderd en dan glimlacht ze. Oprecht.
„Jullie zijn zo lief. Waarvoor was dat?”
„Om je hoofdpijn snel weg te laten gaan. Als je iemand speciaal vindt, dan doe je dit en daarna voel je je heel goed. Wij vinden jou speciaal. Alex en Flori doen het ook zo. Gaaf, hè.”
Hoewel Emma praat, is het Tim, die meer dan een beetje trots naar zijn grote broer kijkt en nu beslist een compliment verwacht. Florian klemt zijn kaken op elkaar, Alex krijgt dezelfde kleur als zijn zus de hele nacht had en Maria knippert een paar keer met haar ogen. Dan glimlacht ze. Een valse, erg valse glimlach.
„Dat is heel erg aardig,” fluit ze en kijkt langs de tweeling naar Alex, die ondertussen kookt van ingehouden woede. Florian vindt Tim en Emma belangrijker. Tim snapt het niet meer en kijkt Florian aan, die naar het bed loopt en zijn armen openhoudt voor de tweeling.
„Kunnen jullie je vasthouden aan mij, ieder aan een kant?”
De twee staan al op bed en zitten een ogenblik later op zijn armen. Maria kijkt steeds vrolijker.
„Kijk eens, Tim, Emma, jullie hebben gelijk. Zie je het ook? Maria voelt zich al veel beter.”
„Ja, het gaat uitstekend,” grinnikt Maria, die acuut haar hoofdpijn is vergeten.
Florian heeft er genoeg van en loopt met de tweeling op zijn armen naar de kamerdeur. Alex wil in de weg gaan staan, maar Florian hoeft alleen zijn wenkbrauwen op te trekken om de jongen op andere gedachten te brengen. Bij de deur blijft hij even staan, Emma trekt de deur open voor hem en met de kleintjes op zijn armen durft hij luid en duidelijk te praten.
„Ik zou zeggen, dat jullie gelijk staan, Alex, Maria. Vanaf nu kunnen jullie elkaar chanteren, dat doen echte broers en zussen toch zo graag. Tim, Emma en ik hebben helaas geen tijd daarvoor, want we gaan nu ontbijten. Willen jullie een gebakken of een gekookt ei, Tim, Emma?”
„Gebakken.”
„Gekookt.”
Florian 23A
Geplaatst: 16 mei 2014 08:31
door Jablan
23 Accepteren doet pijn
Na het ontbijt zorgt Florian ervoor zo snel mogelijk zijn kamer op te zoeken. Zowel Alex als Maria schitterden door afwezigheid in de eetkamer. In de keuken streden Elena en Martha om de eerste plaats in de competitie ‘bezorgd kijken zonder dat het opvalt’. Tim en Emma hebben Bettina en Joachim beziggehouden. Dat kwam Florian goed uit, want hij had geen antwoorden paraat op welke vraag dan ook. Daarvoor is hij te verdrietig.
Op zolder blokkeert hij voor het eerst het luik. Volstrekt overbodig, maar de actie geeft hem rust tussen de oren. Zowel Alex als Maria wil hij niet zien. Bovendien kan hij nu ongestoord douchen en zich omkleden met zijn eigen muziek. Wel iets harder dan normaal. Wanneer de zanger over ‘Lonely Hearts’ zingt, moet hij denken aan Armin en zijn nieuwe vriendin, die elkaar via internet hebben ontmoet. Florian gebruikt internet momenteel vooral om contact met Hamburg en Ethiopië te houden. Het is nu eenmaal sneller dan uilenpost.
De muziek herinnert hem er aan een blik op zijn laptop te werpen. Daar ontdekt hij een berichtje van Tom van gistermiddag met de simpele mededeling dat hij toegang tot de klassenpagina heeft, gevolgd door een rij verzoeken van vrijwel de hele klas om zijn persoonlijke pagina te mogen zien. Als hij de namen telt, mist hij drie en als hij nog een keer kijkt, kan hij zich voor zijn hoofd slaan wegens zijn vermoeide domheid. Natuurlijk is hijzelf de enige, die geen autorisatie nodig heeft. Sandra en Martin heeft hij al weken geleden toegang gegeven. Het collectieve gedrag in de vorm van de rij berichten op het scherm vindt hij eng. Een bezoek aan de klassenpagina’s bevestigt hem in zijn mening. Het roddelgehalte ligt hoger dan in een willekeurige kapperszaak of buurtcafé. Daarom kost hem het geen enkele moeite alle verzoeken af te wijzen en het apparaat uit te schakelen. Hamburg en Ethiopië moeten helaas wachten, totdat hij weer samenhangend kan denken.
Vandaag heeft hij andere plannen. Beneden meldt hij zich af bij Martha, voordat de goede toverfee van het huis zich nog meer zorgen maakt over hem. In de tram bedenkt hij zich, dat hij helemaal geen bericht heeft gestuurd naar Manuel en Marc om zich aan te kondigen en hoopt dat ze thuis zijn, geen weekenddienst hebben. Onderweg valt hij ten prooi aan melancholie, die vanzelf overgaat in verdriet, vermengd met een vleugje woede.
Zodoende stapt hij redelijk gefrustreerd de trappen op naar de etage van Manuel en Marc. De bel naast het bordje ‘Schmidt & Reuter’ moet het ontgelden. Hij wil zich al bijna omdraaien omdat er niet wordt opengedaan, wanneer hij achter de deur geluid hoort.
„Ja, ja, ik kom al,” klinkt Manuels stem. Met een grote zwaai gaat de deur open en Florian stapt gelijk naar binnen.
„Wat?”, tuimelt Manuel achteruit. De man heeft even nodig om Florian te herkennen, dan sluiten twee lange, sterke armen zich om de jongen.
„Flori, wat doe je hier?”
„Sorrydatikniethebgebeldmaaralexwilgeenrelatiemetmijenhijhoudtwelvanmijenwehaddenseks.”
Florian praat tegen een borstkas.
„Wat? Ik versta er niets van,” schrikt Manuel en pakt Florian bij zijn schouders om hem goed aan te kijken, „Jij ziet er niet uit en wat zei je nu?”
„Sorry dat ik niet heb gebeld”, Florian dwingt zichzelf langzamer te praten, „maar Alex wil geen relatie met mij”, zijn stem kraakt, „en hij houdt wel van mij”, zijn stem schiet uit, „en we hadden seks,” piept hij nog net voordat de huilbui, die de hele nacht al als een onweerswolk boven zijn hoofd hing, nu echt doorbreekt.
„Oh.”
Manuel bukt zich en maakt Florians schoenen los, die hij nog zelf uit kan trappen. Daarna neemt Manuel de jongen mee naar de slaapkamer, waar Marc perplex opkijkt en Manuel hem op de rand van het bed parkeert. Florian heeft nauwelijks een idee van wat de twee mannen allemaal doen. Pas als Marc hem een kop thee met honing voorhoudt, merkt hij weer iets van zijn omgeving op.
De zondagkranten op het voeteneinde vertellen, wat de mannen deden, voordat hij hen overviel. Muziek en gekwetter van vogels bereiken zijn oren. De ramen staan open. Op een tafel staat een dienblad met de restanten van een ontbijt. Blijkbaar hebben de twee een vast zondagritueel. Florian snuit zijn neus, direct bungelt een zakdoek voor zijn ogen. Om zoveel goede zorgen kan hij alleen glimlachen. Als de stroom tranen eindelijk is opgedroogd, kan hij de thee aannemen en opdrinken. Zodra hij opkijkt, wordt een dekbed uitnodigend open gehouden en ontdekt Florian, dat hij alleen nog boxershorts aan heeft.
„Waarom hebben jullie mij uitgekleed?”
„Geen straatkleren in of op bed,” meldt Marc kort en bondig. Het is Florian niet eens opgevallen, dat beide mannen inderdaad alleen een boxershort aanhebben. Marcs gezicht staat opvallend vriendelijk. Florian kruipt onder het dekbed, iets later komt Manuel erbij. De dierenartsen bieden behaaglijke warmte, kalmeren hem met hun fysieke aanwezigheid.
„Flori, kun je ons bijpraten?”
Manuel klinkt vriendelijk als altijd. Aarzelend begint Florian te vertellen, maar haalt alles door elkaar.
„Stop. We hebben je vrijdagmorgen bij de praktijk afgezet. Begin daarna. Je zou ontbijten met ...?”, structureert Marc de chaos in Florians hoofd. Nu gaat het beter. Florian hoeft alleen de film in zijn hoofd af te spelen en om te zetten in woorden. Marc is af en toe ongeduldig, maar laat hem praten. Als hij is uitgepraat, zit hij letterlijk zonder woorden. Marc kijkt hem nog steeds vragend aan.
„Natuurlijk begrijp ik je, Flori. Je bent nog tot over je oren verliefd en het doet letterlijk pijn als je dan niet verder komt – die huilbui toen je binnenkwam is daar al bewijs genoeg voor – maar ...”
„Marc, dit is juist het hele punt. Alex wil wel, maar ... ik kan geen ‘maar’ meer horen!”
Marc kijkt hem verongelijkt aan en wil erop ingaan, maar Manuel houdt hem tegen.
„Laat hem, hij mag vandaag verdrietig zijn. Dat is juist goed, dan is hij er sneller overheen.”
Manuel zit wijdbeens op bed en laat Florian tegen zich aanleunen, houdt zijn handen vast. Het katertje in Florian vindt het knus en begint te ronken, ook al schuurt de driedagenbaard soms langs de nek. Marcs gezicht spreekt boekdelen. Hij lijkt zijn vriend van alles te willen vertellen. Hoe kan je mij in de rug vallen? We moeten bij de opvoeding samen dezelfde lijn trekken! Florian voelt Manuel zijn schouders ophalen.
„Marc, Manuel, jullie hebben allebei gelijk ... denk ik,” bemiddelt hij.
Marc buigt zich voorover en legt zijn handen op die van het duo tegenover hem.
„Je luistert nu naar wat ik wil zeggen of je gaat naar huis,” dreigt de man met de bril, „Ik zeg het ook maar een keer. Ik heb er alle begrip voor, dat je verdrietig bent. Je hebt liefdesverdriet en dat doet pijn. Daar hoeven we niet over te discussiëren,” de vriendelijke toon gaat geleidelijk over in een waarschuwende toon, „Maar ... in principe is er niets veranderd in de laatste weken.”
„We hebben gevreeën en desondanks heeft hij ...”, probeert Florian er tegen in te gaan.
„Hé, wacht,” onderbreekt Marc, „Jullie hebben gevreeën. Goed. Heeft hij voor de seks gezegd, dat hij met jou een relatie wil?”
„Nee, maar ...”
„Heeft hij gezegd, dat hij dat meisje aan de kant zet?”
„Nee, ...”
„Heeft hij gezegd, dat hij uit de kast wil komen?”
„Nee.”
„Flori, je hebt seks met hem gehad, terwijl je wist, dat er niets zou veranderen aan jullie verhouding. Hij heeft je weken geleden al gezegd, hoe hij er tegenover staat. Jullie zijn jongens, jullie zijn stiefbroers en hij kan daar niet mee omgaan.”
Florian zwijgt.
„Dat wist je allemaal van te voren,” Marc kijkt hem dwingend aan.
„Maar ...”
„Maar ... ik kan geen ‘maar’ meer horen!”, citeert Marc Florian, die argumenten zoekt.
„Hij heeft eerder met andere jongens wat gehad, hij is homo en toch wandelt hij rond met zijn waardeloze vriendin!”
Florian wil de realiteit niet aannemen. In zijn ogen is Alex de oorzaak van alles. Voor en ogenblik zou hij willen, dat deze twee kerels Alex op andere gedachten brengen, desnoods met geweld. Zijn beeldende fantasie geeft hem direct het resultaat terug. Alex als verliezer op een harde vloer met een kapotte lip en treurige ogen, die morgen blauw zijn. Nee, dat wil hij ook niet. Niemand mag Alex zo verbouwen, nooit.
„Ja, dan is hij homo ... en?”
Is Marc nu echt zo dom? Florian kijkt Marc boos aan. Hij heeft het gevoel de joker te zijn en laat zijn verontwaardiging vrij, „Nou, dat is toch ... dat is toch echt ...?”
„Flori, het is alleen zielig voor dat meisje ... en voor Alex zelf. Het is misschien laf, oneerlijk of zelfs gemeen, maar het heeft in principe niets met jou te maken. Hij is homo, heeft wat gerommeld met andere jongens, maar die woonden niet in hetzelfde huis, waren geen deel van het gezin en blijkbaar hield hij ook niet van ze. Daar gaat het om.”
Florian zwijgt.
„Ik kan alleen maar herhalen, wat ik je een paar weken geleden al geprobeerd heb duidelijk te maken. Je kan niemand dwingen zijn emoties te verdringen of te ontkennen. Wat hem beweegt, kun jij misschien niet begrijpen, maar wie ben jij om een mening te hebben over zijn emoties en welk recht heb jij om zijn gevoel als belachelijk of goed of fout te beoordelen?”
„En wat doe jij? Jij oordeelt toch ook over mij? Je zegt, dat mijn verdriet kinderachtig is,” bijt Florian van zich af, maar klinkt eerder verdrietig dan aanvallend.
„Nee. Ik zal nooit beweren, dat verdriet kinderachtig is. Wat een onzin. Je mag zo verdrietig zijn als je wilt ... zolang maar over het juiste verdrietig bent. Je moet jezelf niet plagen met gedachten, verlangens en angsten, waar je niets aan kunt doen, die buiten de werkelijkheid staan en nooit in vervulling zullen gaan. Je bent verliefd op iemand, waarmee je niet samen kunt zijn. Dat is treurig en daarover mag je verdrietig zijn. Maar over de rest moet je je niet druk maken ... Ik wil gewoon, dat je hier zonder blijvende schade doorheen komt en een volgende keer nog steeds op een jongen durft af te stappen.”
Marc praat rustig en laat op het einde de andere handen los om een nieuwe ronde thee in te schenken. Florian merkt, dat hij zijn boosheid kwijt is en zich beter voelt – een heel klein beetje beter. Manuel laat hem los om zijn mok thee aan te nemen en Florian kruipt door het bed om tegen het hoofdeinde aan te leunen, waar hij zonder te morsen zijn mok kan vasthouden.
„Die kerel is sowieso niet goed genoeg voor jou,” bromt Manuel. Hij is overtuigd van zichzelf, „Je verdient een veel betere jongen. Wat schiet jij nu op met een lafaard, die te vast zit in zijn wereld en zijn gevoel verloochent? Hij is achttien jaar, dan zou je kunnen weten wat je wil. Ergens zou jij juist blij moeten zijn, dat je hem kwijt bent. Het is beter zo.”
Marc neemt zijn thee al aan, voordat Florian een goede plek voor zijn mok heeft gevonden en fluistert, „Ik ben helemaal niet vrolijk en het voelt ook niet goed aan ... ik mis hem.”
Manuel kijkt hem teleurgesteld aan, maar knikt een seconde later al. De man stapt uit bed om iets later met een grote schaal koekjes terug te komen. Florian is ondertussen onder het dekbed gekropen.
De rest van de middag blijven ze in bed. Marc en Manuel hebben verhalen genoeg om hem af te leiden en terwijl Florian een film kijkt, werken de twee kerels zich door de kranten. Tegen etenstijd verhuizen ze naar de keuken, waar Manuel zelf een grote pizza bakt. Daarna willen ze hem naar huis brengen, maar Florian heeft helemaal geen haast. Wat hij ook probeert, Marc wil hem niet in de logeerkamer laten slapen.
„Hoe sneller je je eraan went, hem tegen te komen, hoe beter. Jullie wonen nu eenmaal onder hetzelfde dak. Flori, je moet je leren beheersen en je niet zo aanstellen . ...”, houdt Marc hem voor, terwijl Manuel hem over zijn schouder gooit omdat hij zelf weigert een stap buiten de deur te zetten, „ ... Jij bent nooit van zijn leven achttien, je bent vijf. Misschien heeft Alex wel gelijk om niets met jou te willen.”
„Stop, Marc. Ik heb Alex gezegd, dat ik zo niet wil!”
„Als jij niet wilt, dan kost het je ook geen enkele moeite om Alex te zien.”
„Je bent gemeen ...”, verder komt Florian niet omdat Manuel hem in zijn zij kietelt. Als hij weer op zijn voeten staat, kijkt hij de twee aan, „Goed, goed, ik ga al. Had ik jullie al bedankt voor vandaag? Ik vond het ergens wel gezellig.”
Marc is weer minder streng, glimlacht zelfs terwijl hij een paar schoenen van de vloer pakt en voor Florian omhoog houdt, „Aantrekken.”
Thuisgekomen zwaait hij even naar Martha om daarna Navaro op te zoeken. Echt slapen lukt niet. In plaats daarvan staart hij naar de hemel, naar de sterren. De poolster doopt hij Anna, naar zijn Ma. Hij mist haar als nooit tevoren.
Op maandag is hij te vroeg wakker en ziet zich geconfronteerd met het volgende probleem. Normaal rijdt hij met Alex mee. Dan maar met de schoolbus. Het heeft een voordeel. Zo ontloopt hij Maria en Alex bij het ontbijt. Martha en Bettina kijken wel vreemd op als Florian vroeger dan anders weg wil, maar komen niet verder dan de vraag, of hij ruzie met Alex heeft. Florian antwoordt met ‘ja’. Het hangt tussen leugen en waarheid in en is de meest simpele verklaring.
Het is lastig om iemand niet te zien, als diegene in dezelfde klas zit. Negeren lukt Florian nog het beste. Hij brengt het simpelweg niet op om Marcs advies in de praktijk te brengen, ook al heeft Marc gelijk. Het levert hem na het laatste uur wel een opmerking van Sandra op.
„Hoe moeilijk het ook is, probeer iets minder afwijzend tegen Alex te doen. De rest begint al te praten over jullie.”
Het geouwehoer kan Florian niets schelen. Blijkbaar hebben de meesten geen ander leven. Hij moet eerst zien, dat hij Alex uit zijn hoofd krijgt, voordat hij weer normaal met de jongen kan omgaan. Het helpt ook niet, dat Celine elke kans aangrijpt om Alex op te zoeken, meestal vlak voor Florians neus. Gelukkig heeft hij zijn bijbaan en Ludwig zonder twijfel instructies van Marc gekregen. De hele middag is hij bezig met boeken op de goede plek neerzetten. Merkwaardig, hoeveel klanten een boek pakken en in een ander schap terugzetten.
De volgende dagen gaan relatief vlot voorbij. ’s Morgens naar school, daarna naar Sandra, Ludwig of Martin en vervolgens zo laat mogelijk thuiskomen. Wel wordt zijn concentratie wordt steeds minder, omdat hij te slecht slaapt.
Florian 23B
Geplaatst: 16 mei 2014 08:32
door Jablan
De avonden zijn gemakkelijker. Meestal komt Elena naar hem toe, zodra de tweeling op bed ligt, en kijken ze samen nog wat televisie. Het is min of meer een vaste gewoonte van hen sinds zijn kamer bewoonbaar is en wanneer de woonkamer weinig gezelligheid biedt.
Op maandagavond wil Maria met hem praten, maar omdat ze Elena intimideert, stuurt Florian haar direct naar beneden. Dinsdagavond volgt een nieuwe poging. Florian is deze keer sneller en geeft aan, dat ze zich eerst moet verontschuldigen bij Elena, voordat hij wil praten met Maria. Beledigd blaast ze de aftocht. Wanneer Florian op woensdag thuiskomt, vindt hij een lachende Elena en Martha in de keuken. Maria heeft haar excuses gemaakt en volgens Martha is dat echt voor het eerst geweest.
„Alex en Maria zijn allebei stijfkoppen.”
Waarmee ze tegelijk Florians hoop op verandering nog een meter dieper onder de grond begraaft. Tegelijk heeft hij geen goede reden meer om Maria ’s avonds weg te sturen. Eigenlijk is het simpel. Alex heeft niets losgelaten over hem en daarom probeert ze bij Florian meer te weten te komen. Hij bevestigt alleen wat Tim heeft gezien, wat vervolgens blijkt te kloppen met de versie van Alex.
„Maar waarom?”
„Het gebeurde gewoon, Maria.”
Daarna begint hij over het thuisbrengen van Alina en Jana zaterdagnacht, waarop Maria zich opeens de duizendeneen dingen herinnert, die ze nog moest doen en nu niet kunnen wachten. Naast hem op Navaro zit Elena, die glimlacht als Maria weer door de vloer verdwijnt.
*
Florian staat op een breed terras voor een onbekend huis. Twee grote zonneschermen bieden bescherming voor de zomerhitte. Langs de rand van het terras staan dahlia’s, waardoor hij direct aan oma Ulla denkt, die grote struiken dahlia’s kweekt. De tafel is gedekt met een wit servies, bij elk bord staat een zwaan, die van dichterbij een servet blijkt te zijn. De vogels wachten op de gasten, die zich tegoed mogen doen aan gebak, chocolade, koffie. Hij ruikt tenminste de geur van verse koffie.
Een autoportier wordt hard dichtgeslagen. Florian loopt richting het geluid, kijkt over een grasveld met een buxushaag naar een geasfalteerde oprit en ontdekt een zwarte Daimler. Een man loopt om de auto en helpt een klein kind om uit te stappen. Aan de andere kant van de auto staat een vrouw met een baby op haar arm. Het kleine gezin loopt langzaam naar het huis toe, naar het terras, waar Florian nog steeds op staat. Bij elke stap worden de contouren scherper en uiteindelijk herkent hij de ouders. Het zijn Alex en Celine. Zijn blonde haar valt iedere keer naar voren, terwijl hij voorovergebogen met de kleine jongen praat. Het hele gezin is zomers gekleed, ook zongebruind. De kleine jongen heeft net als Alex blond haar en grote, grijze ogen. Versteend kijkt Florian naar het kleintje, terwijl ze dichterbij komen.
„Hallo, Flori,” roept Celine met een vriendelijke, vrolijke stem. Ze zwaaien even. Celine zegt iets tegen de jongen, die nu ook zwaait. Florian voelt zich een robot wanneer hij terugzwaait en tegelijkertijd een pijnscheut door zijn borstkas voelt gaan. Hij zou graag zich omdraaien, vluchten, maar zijn voeten lijken in beton gegoten en hij kijkt strak voor zich uit. De vier hebben het terras bereikt, de gezichten stralen. Het modelgezin.
„Hallo, we zijn toch op tijd?”, glimlacht Alex. Florian wordt misselijk.
„Het lijkt erop, dat we de eersten zijn of niet?”, kijkt Celine nieuwsgierig rond met extra veel aandacht voor de mooi gedekte tafel. Florian kan geen antwoord geven.
„Jullie hebben echt een mooie dag voor jullie zomerfeest,” babbelt Celine. Wat voor zomerfeest? Verward en zwijgend staat Florian als een losgelaten patiënt uit een inrichting op het terras en staart van Celine via de kinderen naar Alex. Als hij nog even naar de tafel kijkt, gaat de terrasdeur open. Een lange, jonge vent komt naar buiten. Het is Kevin, een van de vele slachtoffers van Maria’s manipulaties.
„Hé, ik dacht al dat ik jullie stemmen hoorde.”
Kevin zet de ontbrekende suikerdoos op tafel en kijkt opgewekt rond. Alex en hij begroeten elkaar met een vuist omhoog, Celine krijgt zelfs op elke wang een welkomstkus.
„Schat, waarom biedt je onze gasten niets te drinken aan?”
Florian knippert met zijn ogen. Wie bedoelt Kevin met ‘schat’? Aangezien iedereen naar hem kijkt, zal hij zelf wel die ‘schat’ zijn.
„Eh ...”, stamelt hij volledig van de wereld. Kevin lacht, legt een arm om Florians middel en kijkt hem liefdevol aan, „Mijn lieve, kleine dromer.”
Florian krijgt een natte zoen op zijn slaap, die hem ergert. Snel bevrijdt hij zich van de arm op zijn heup. Alex vertrekt geen spier en gaat met een vriendelijk, neutraal gezicht naast zijn vrouw op een van de stoelen rond de tafel zitten. De lieve, blonde kinderen zitten op het zachte gras en spelen met een kleine, zwarte Daimler.
„Celine, hoe drink jij je koffie? Met melk toch?”, slist Kevin.
„Mijn dank is groot.”
Celine reikt hem haar kopje. Florian gaat verbijsterd op een stoel zitten en weet niet meer waar hij moet kijken.
„Weten jullie al, waar jullie tijdens de zomervakantie heen gaan?”
Kevin geeft de kleine kan met melk aan Alex.
„Misschien gaan we weer naar Gorski Kotar. We hebben daar een klein vakantiehuis,” vertelt Alex in alle rust.
„Waarom gaan jullie niet mee?”, Celine is een en al enthousiasme, „Dat zou heel erg leuk zijn.”
Alex en Kevin knikken instemmend en Florian schrikt zich kapot. Een vakantie met Alex en zijn kleine, perfecte supergezin? Liever gaat hij nog dood.
Alex nipt van zijn koffie en luistert aandacht naar Kevins verhalen. Florian houdt hem in het oog. De man ziet er heel goed uit, wakkert een vuur in Florians hart aan. In een gedachteloze beweging legt Alex zijn hand op Celine’s onderarm. Het gebaar straalt vertrouwen uit. Bedroefd kijkt hij opzij, recht in Kevins gezicht, wat hij ook voelt aan een paar druppels speeksel.
„Schat? Je bent zo stil. Is alles in orde?”
Florian hoeft niet te antwoorden, want andere gasten komen het terras opgelopen. Celine, Alex en Kevin springen uit hun stoelen, begroeten de nieuw aangekomenen en Florian probeert orde te scheppen in de chaos in zijn hoofd. Dirk draagt een op maat gemaakt kostuum en begroet Alex met een lachende omarming, Celine krijgt een royale kus op haar wangen.
„Hallo, vrienden, goed jullie allemaal weer te zien. Mijn vrouw kennen jullie nog wel?”
Bulderend lacht Dirk. De blonde vrouw in zijn schaduw is Christine Flachmann! Dirk is getrouwd met de moordenares van Conrad? Ook zij begroet de anderen op de gebruikelijke wijze, terwijl Florian van verbazing zijn mond niet meer dichtkrijgt. Dirk stapt opzij voor weer andere gasten. Melanie en Jan met Sandra tussen hen in. Nog een begroetingsronde. Sandra kijkt naar Jan en merkt niets van Florians verbazing. In plaats daarvan duikt Martin op, die hem even bij de arm neemt.
„Florian, hoe gaat het met je?”, vraagt hij vriendelijk.
„Eh ...”
„Schat? Wil jij iedereen van koffie voorzien?”
Dat is Kevin en Florian begrijpt, dat Kevin hem bedoelt. Hij knikt, pakt de koffiekan en maakt een ronde langs de tafel. Als hij bij Sandra aankomt, haalt Melanie snel het kopje weg.
„Sandra mag geen koffie drinken, dat is nadelig voor haar groei. Hebben jullie misschien appelsap voor haar, het liefst biologisch?”
Florian begrijpt niets meer.
„Ja, natuurlijk,” zegt Kevin in zijn rol van gastheer.
„Mooi.”
Tevreden aait Melanie over Sandra’s hoofd. Wat is dit nu? Jan kijkt meelevend naar Martin.
„Martin, vertel eens, hoe gaat het met je vrouw?”
„Steeds beter,” gaat Martin er serieus op in, „Ik moest jullie de groeten doen van haar.”
Kevin legt een hand op Martins schouder, „Ik hoop, dat Maria snel weer thuis is uit de ontwenningskliniek.”
„Onze steun heb je,” voegt Alex toe. Florian krijgt steeds grotere ogen.
Melanie nipt van haar koffie, „Alleen jammer, dat Tom vandaag niet kan komen. Sinds hij met Ulf von Eichstein getrouwd is, heeft hij nog nauwelijks tijd voor zijn vrienden.”
Celine lijkt er minder mee te zitten, „Wij zijn volgende week uitgenodigd op hun landgoed.”
Vier kinderen stormen naar buiten, zo tussen de vier en negen jaar en alle vier hebben rood haar en een aanleg voor obesitas. Met veel lawaai rennen ze op Florian af, trekken en duwen aan hem, schreeuwen door elkaar.
„Papa, Adelheid heeft mij geslagen!”
„Papa, Constantin spuugt altijd als hij praat!”
„Papa, Irmgard probeert mij te bijten.”
„Papa, Olaf stinkt.”
Volledig perplex staart Florian naar de vier plaaggeesten en weet niet, wat hij zal doen.
„Ja, ja, kleine kinderen kosten soms al je energie,” lacht Melanie, „Jan en ik kennen dat met Sandra. Vorige week heeft ze opstel teruggekregen over haar mooiste vakantie ooit. Het was alleen een goed, geen uitmuntend. We hadden er onze handen vol aan.”
„Maar ...”, stamelt Florian. Het wordt hem allemaal teveel. Sandra is geadopteerd door Melanie en Jan, Alex heeft zijn modelgezin, Maria is verslaafd, Dirk is getrouwd met een moordenares en hijzelf heeft blijkbaar Kevin als man en vier verschrikkelijke kinderen. Het kan niet waar zijn. Het mag niet waar zijn. Florian wil dit niet.
„Ik ben jullie papa niet!”, laat hij luid en duidelijk weten. Adelheid, Constantin, Irmgard en Olaf zijn acuut stil. De anderen zijn geschokt of kijken hem verwijtend aan. De kinderen zijn overstuur. In hun kleine varkensogen kan hij al de eerste tranen zien.
„Papa houdt niet van ons!”, huilen ze in kwartet. Het zweet breekt Florian uit. Kevin kijkt hem ontzet aan. Alex heeft een ijskoud, gesloten, serieus gezicht. Vertwijfeld kijkt Florian de kleintjes aan, „Natuurlijk hou ik van jullie.”
Maar de kleintjes komen niet tot rust en kruipen huilend rond. Iemand klopt op zijn schouder.
*
Iemand klopt op zijn schouder. Florian kijkt angstig op naar een man, die hij nog nooit eerder heeft gezien.
„Dit is de eindhalte. Wil je uitstappen?”, vraagt de man nuchter en kalm.
„Wat?”, Florian staat het huilen nader dan het lachen.
„Dit is de eindhalte, wil je hier uitstappen?”, herhaalt de man zichzelf en met minder geduld.
Florian wrijft over zijn ogen.
„Hé, jongen, schiet eens op.”
Florian zit in een keer rechtop. De man voor hem heeft een kortaangebonden uitstraling. Dan ziet hij achter de man stangen, stoelen en herinnert zich weer waar hij is. In de bus naar school. Gehaast staat hij op. Hij is de laatste passagier en de bus staat bij de eindhalte voor zijn school. Alle andere scholieren zijn al lang en breed uitgestapt. Alleen hij zit hier nog. Niemand heeft hem wakker gemaakt.
„Sorry, ben in slaap gevallen,” mompelt hij en pakt zijn tas.
„Meen je het?”, glimlacht de chauffeur en loopt weer naar zijn plek voorin. Florian volgt hem en zwaait nog, als hij uit de bus springt. Het schoolplein ziet er leeg uit, daarom haast hij zich en probeert de droom van net te vergeten. Florian staat verrast van zichzelf. De schoolbus heeft namelijk een groot nadeel in de vorm van enthousiast en vooral luidruchtig gekwetter van de andere, soms erg jonge, passagiers. Maar het alternatief is nog erger.
Desondanks is hij vanmorgen in die herrie achterin de bus in slaap gevallen. Alhoewel, echt raar is het niet. Voor de vijfde nacht op rij heeft hij te weinig geslapen. Half rennend loopt hij naar binnen, bang om te laat te komen. Op de eerste verdieping zijn de gangen nog gevuld, al zijn al een paar docenten op weg naar hun eerste uur. Aangezien hij begint met Duits, wil hij niet te laat komen. Met hoog tempo loopt hij de laatste hoek om en botst in volle vaart op iemand, verliest zijn evenwicht en landt op zijn achterwerk, net op zijn stuitje. De pijn verbijt hij en iemand steekt een hand naar hem uit om hem overeind te helpen.
„Alles goed?”
Florian kijkt op, recht in het gezicht van docent Stein.
„Ja ... eh ... het spijt mij, ik wilde u niet ... omver lopen ... ik ben alleen te laat,” stottert hij een verklaring en laat zich overeind trekken. Meneer Stein glimlacht, tot zijn geruststelling.
„Maakt u zich niet druk, u bent op tijd en uw docent is nog niet in het lokaal,” knipoogt de docent Duits. Florian glimlacht, bedankt hem en haast zich verder. Die nieuwsgierige blikken negeert hij, als hij naar zijn vaste plek naast Sandra loopt. Sommigen vallen acuut stil als hij langsloopt en zonder op of om te kijken neerploft.
„Hoi.”
„Hallo, ik dacht bijna dat je vanmorgen niet meer zou komen,” fluistert ze bezorgd.
„Onderweg in slaap gevallen”, mompelt hij. Voor meer is geen tijd, want Stein is binnen. De man is de enige docent, die het zonder moeite lukt om een complete groep stil te krijgen, zodra hij wil beginnen. De man kijkt eerst glimlachend rond, geeft Florian nog een onopvallende knipoog als hun blikken zich kruisen. Dan gaan ze verder met ‘Kabale und Liebe’ van Friedrich von Schiller uit de achttiende eeuw. Stein leidt een discussie over de verschillende personen, hun motivatie en opvattingen. Iedereen doet mee, iedereen heeft een mening met argumenten. Alleen Florian niet. Zwijgend kijkt hij naar het boek voor zijn neus, maar de letters zweven in de lucht. Het lukt hem niet om zich te concentreren, kan de discussie niet volgen.
De oorzaak zit rechts van hem. Florian hoeft alleen zijn arm te strekken om de schouder aan te raken, voelt de aanwezigheid en uitstraling. Het maakt niet uit of hij recht voor zich uit staart of naar de docent kijkt, in zijn rechter ooghoek zit telkens weer een pluk blond haar. Zo dichtbij, zo onbereikbaar.
Een elleboogstoot in zijn zij laat hem opschrikken. Sandra, met gefronst voorhoofd, is de dader, „Flori? De les is voorbij.”
„Nu al?”
Sandra heeft gelijk, als hij rondkijkt. Alex’ fanclub kletst en lacht, terwijl alles wordt ingepakt. Stein heeft zijn tas al bijna dicht, terwijl hij met Sylvia praat. Ze lacht overdreven, werpt haar hoofd in haar nek en heeft nog twee argumenten voor meneer Stein in de aanbieding.
„Hoe kun je jezelf zo omlaaghalen?”, schudt Sandra haar hoofd. Florian lacht even. Op weg naar buiten roept Stein hem terug. Wat zou de man willen? Stein stuurt Sylvia weg en wacht totdat ze ver genoeg weg is om nog iets te kunnen horen. Bij het verlaten van het lokaal trakteert Sylvia hem op een vernietigende blik. Stein zit inmiddels op zijn bureau en kijkt hem onderzoekend aan.
„Gaat alles goed met u, Florian?”
„Ja,” liegt de jongen. Hij is nerveus, drentelt bijna heen en weer.
„Weet u het zeker?”
De man gelooft hem natuurlijk niet. Florian ontwijkt rechtstreeks oogcontact.
„Tot deze week deed u altijd actief mee en ik heb gemerkt, dat u literatuur leuk vindt. Deze week bent u wat afwezig en ik mis uw inbreng. Is er iets, waardoor u afgeleid bent?”
Florian 23C
Geplaatst: 16 mei 2014 08:34
door Jablan
Meneer Stein is scherp. Te scherp voor Florian.
„Het is goed, echt. Ik ben momenteel alleen ontzettend moe. Maar ik wil niet ziek thuisblijven,” probeert Florian nietszeggend te glimlachen. De docent lijkt te weten, dat dit niet het enige is, „Ik kan alleen mijn aanbod herhalen. Ik weet, dat uw situatie ingewikkeld is. Wanneer u over iets wilt praten of hulp nodig heeft, kom alstublieft bij mij. Ik zal doen wat ik kan om ...”
„Vriendelijk bedankt, meneer Stein, het is heel aardig, maar het gaat verder goed met mij en ik heb geen hulp nodig,” onderbreekt Florian de man een beetje ongeduldig. Het teleurgestelde gezicht bezorgt hem direct een gevoel van spijt. Hij wil op goede voet blijven staan met deze man.
„Nogmaals bedankt.”
Stein knikt en glimlach twijfelend. Florian weet ook niet wat er verder wordt verwacht en verlegt zijn evenwicht naar zijn andere been.
„Ik moet naar de volgende les.”
Stein knikt en glimlacht weer. Met warme wangen loopt Florian het lokaal uit om in de gang bijna met Sandra te botsen, die op hem heeft gewacht.
„Wat wilde hij?”
„Mij helpen,” verzucht Florian.
„Oh.”
„Hij heeft gemerkt, dat ik momenteel wat moeite heb om alles te volgen.”
„Dat is ook nauwelijks te missen.”
„In elk geval wilde hij helpen.”
„En?”
„Hoezo? Hij geeft les. Als hij mijn hart kan transplanteren, dan ben ik hem dankbaar,” moppert Florian kortaangebonden. Ze slalommen tussen de groepen op de lange gangen door, waar de jongere leerlingen lachen, schreeuwen en stoer doen of op een andere manier indruk proberen te maken.
„Ik weet dat het lastig is, maar probeer relatief normaal met Alex om te gaan. Elke kleine verandering in jullie omgang wordt opgemerkt en geanalyseerd. Uiteindelijk maak je je het jezelf alleen maar moeilijker.”
Sandra kijkt nog iets indringender dan meneer Stein en gaat dan op weg naar haar profielvak Frans, Florian heeft Engels. De tijd vliegt voorbij. Florian is aanwezig en afwezig tegelijk. De bel haalt hem uit zijn rondvliegende gedachten en op de automatische piloot loopt hij door. Zijn dagdromen dragen hem door het gebouw. Ach, Alex ...
*
„Flori?”
Lange nagels maken een afdruk in zijn bovenarm, waardoor hij vloekt. Waar is hij eigenlijk? Maria staat voor hem, „Je lijkt een beetje van de wereld. Voel je je wel goed?”
Florian wordt chagrijnig. Natuurlijk is alles super, leuk en geweldig. Het ging nog nooit zo goed. Hij zou kunnen dansen en zingen van plezier. Alleen zijn kortetermijngeheugen functioneert suboptimaal. Zou iemand hem kunnen vertellen, hoe hij hier is gekomen en waar die beker smerige koffie in zijn hand vandaan komt? Vermoeid glimlacht hij naar Maria – ze zijn tenslotte niet alleen – terwijl hij zich afvraagt waar Sandra en Martin zijn? In zijn herinnering zouden ze elkaar bij de grote hal tegenkomen.
„Flori, ik heb je toch over onze André verteld?”
Maria’s glimlach alarmeert Florian. Ze draait zich elegant om en trekt een kleine jongen aan zijn mouw. Hij ziet er ontzettend lief uit, valt Florian onmiddellijk op. André overtreft Florian direct in de blooswedstrijd, mompelt een nauwelijks verstaanbaar ‘Hoi’ en kijkt omlaag.
„Hallo,” reageert Florian, terwijl hij Maria vragend aankijkt. Ze is helemaal enthousiast en vooral trots, met name op zichzelf en wat ze nu weer heeft georganiseerd. Maria grijnst over de volle breedte van haar gezicht.
„Dan laat ik jullie alleen. Veel plezier nog.”
Ze trippelt naar Jana en Alina. Florian zucht even en vraagt zich af, wat nodig is om Maria en haar vriendinnen dit soort streken af te leren. Brutaal nest. Hij heeft haar al meer dan een keer duidelijk gemaakt, dat hij niet gekoppeld wil worden. In gedachten denkt hij al na over een wraakactie, spontaan komen knoflooksap als toevoeging aan haar twaalf soorten shampoo of dertig muizen vrijlaten in haar kamer in hem op. Een zachte keelklank onderbreekt zijn fantasie. De kleine jongen met verhoudingsgewijs grote ogen kijkt hem met een rood hoofd aan.
„Hoi!”, herhaalt André zichzelf.
„Hallo,” herhaalt Florian zichzelf.
Ze komen niet verder. André speelt met zijn donkerbruine lokken en Florian zou hetzelfde kunnen doen, al heeft hij een tint lichter haar. Zijn gedachten gaan nu uit naar rattengif in Maria’s ontbijt. Liever niet door het avondeten, dat geeft meer troep dan ‘s morgens op de nuchtere maag.
„Goed ... jij zit bij Maria in de klas?”, verbergt Florian zijn gebrek aan creatieve, inspirerende en originele gespreksonderwerpen.
„Ja,” klinkt het opnieuw heel erg zacht. Florian bedenkt zich nu pas, dat de jongen dan ongeveer net zo oud als Maria zou moeten zijn. Zestien, oogt als veertien. André laat ondertussen zijn haren met rust en gebruikt nu zijn vingernagels als tussendoortje. Wat kan Florian doen?
Hij vraagt zich serieus af, wat Maria met haar actie dacht te bereiken. André als Florians eigen teckel? Of zouden ze hopen, dat de twee na tien minuten zwijgen direct hand in hand zingend over het schoolplein flaneren?
Waarover praat je eigenlijk met jongen van zestien, vijftien? Politiek? Dat past meer bij Alex. Het weer? Dat is wel een erg duidelijke afwijzing, meer iets voor Celine. Brommers? Hier komt iedereen met de bus of auto. Schoothondjes? Alina’s teckel was al erg genoeg. Of zal hij met de deur in huis vallen en direct het eigenlijke onderwerp aansnijden?
‘Hé, André, heb je ooit wel eens iemand gepijpt?’
André zal van schrik direct wegrennen en thuis acuut eisen, dat hij naar een andere school wil wegens seksuele intimidatie.
„André, hoor eens ... eh ... wat heeft Maria jou verteld over mij?”
André staart hem aan. Misschien kwam dit te snel voor de jongen. Hij stamelt, „Eh ... eigenlijk niets ... alleen dat je Florian heet ... en ... eh ... ”
„Laat maar, ik begrijp je zo ook wel,” probeert Florian de ander iets minder verlegen te krijgen, „Weet je, André, Maria vindt het heel interessant dat jij en ik iets gemeen hebben,” Florian beseft te goed, dat er nogal veel mensen om hen heen staan, „maar ik vind het niet zo leuk, dat ze overal rondbazuint wat we delen.”
„Nee,” knikt André. Florian haalt opgelucht adem. Tenminste een ding waar ze het over eens zijn.
„En ik vind het eigenlijk nog vervelender, dat ze jou gebruikt, dat ze mij gebruikt. Ik bedoel, we zijn niet Maria’s handtas of wel?”
André schudt zijn hoofd en lacht even, weliswaar heel verlegen, maar hij lacht. Daarmee raakt hij Florian, die zich een grote broer van deze lieve, kleine teddybeer voelt.
„Zullen we afspreken, dat als Maria jou weer dingen laat doen, die jij niet wil, dat je dan naar mij komt?”
„Ja.”
Het ontbreekt er nog aan, dat André ‘ja, meneer’ zegt.
„Hoi, hoi.”
Tom tikt op Florians schouder. Geschrokken draait hij zich om en staat tegenover Alex’ fanclub. Sandra en Martin zijn er ook bij.
„Florian, ik probeer je al een kwartier te bereiken. Waarom heb je je telefoon uitgezet?”, komt Sandra gefrustreerd op hem af.
„Hij is in gesprek, dat zie je toch,” grijnst Tom eerst naar Florian en dan naar André, die direct weer knalrood wordt. Tot Florians opluchting houdt Tom verder commentaar binnenboord. De fanclub zou zich beslist wat dingen gaan afvragen. André tikt heel voorzichtig op zijn arm, „Ik moet weer verder.”
„Ja, goed, we spreken elkaar.”
Florian zou graag iets meer willen zeggen, maar zo zenuwachtig als André is, laat hij het zitten. Arme jongen. André loopt snel weg.
„Waar heb je hem gevonden?”, vraagt Tom, die pal naast Florian staat. De fanclub is te druk met zichzelf en koffie om op Tom en Florian te letten. De laatste haalt zijn schouders op.
„Maria heeft hem mij voorgesteld. Ze vindt, dat ik een vriend nodig heb.”
„Begrijp ik. Iets om te snoepen en iets om mee te spelen,” grijnst Tom.
„Dan heb ik liever zo’n chocolade verrassingsei.”
„Hm, als jij hem niet wilt,” staart Tom nog steeds in de richting, waarin André verdween.
„Beheers je, Tom, voordat je de arme jongen bederft en hij naar een andere school moet, omdat hij hier bekend staat als jouw matras,” waarschuwt Florian speels.
„Waarom bederven? Ik ben altijd heel lief.”
Florian lacht en valt een seconde later in zijn zwijgzame toestand terug. Kippenvel kruipt over zijn rug omhoog, zijn buikgevoel slaat alarm. Zonder te kijken, weet hij al wie er aankomt. Zijn lichaam reageert als een radar en zodra Alex in de buurt is, komen daar nog de andere fysieke afkickverschijnselen bij. Langzaam slentert de blonde jongen naar Tom.
„Als je nog het huiswerk voor politicologie wilt overschrijven, moet je dat nu doen. De pauze is voorbij, voordat je het weet.”
Tom salueert en mompelt, „Goed, chef.”
Hij neemt de papieren van Alex aan en gaat naar een vrije statafel. Florian glimlacht. Overschrijven is zo ouderwets. Waar zijn kopieerapparaten voor uitgevonden? Of computers? Alex volgt zijn beste vriend, nadat hij Florian een mysterieuze blik heeft gegund.
‘Ik wil je.’
‘Rot op.’
‘Het spijt mij.’
‘Ik haat je.’
‘Kennen we elkaar ergens van?’
In de grijze ogen ziet Florian alle vijf opties tegelijk en aangezien hij geen masochist is, draait hij zich om en zoekt Sandra en Martin, die iets verderop staan.
„Hoe gaat het hier?”
„Met jou?”
Sandra heeft weer bezorgde ogen. Florian steekt zijn hand op. Hij heeft nu geen zin om weer daarover te praten. Rustig drinken ze het bruine vocht, dat op sommige dagen koffie wordt genoemd, terwijl iedereen zijn eigen gedachten belangrijker vindt. Jan komt er bij staan.
„Hé, we hadden het net over wiskunde volgende week. Wat denken jullie? Zal Hofer proberen het extra moeilijk te maken?”
Jan leunt op de statafel en glimlacht, deze keer met gesloten mond. Florian priemt onopvallend met zijn wijsvinger in Sandra’s middel. Ze maakt een afkeurend geluid, alleen voor Florian hoorbaar.
„Ik wil er niet aan denken,” bekent Florian, „Het is mijn minst favoriete vak, ik ben er gewoon slecht in.”
„Misschien ligt dat aan Hofer,” meent Jan vriendelijk. Hij staat erg dichtbij en verblindt Florian met zijn stralend witte gebit. Florian vraagt zich opeens af, hoe dat eruit zou zien met een bit om, terwijl hij kort lacht, „Nee, dat ligt alleen aan mij.”
„Had je op je oude school al moeite ermee?,” toont Jan beleefde interesse. Florian haalt zijn schouders op, „Het ging, niet goed, niet slecht. Maar dit jaar weet ik zeker, dat het erom zal spannen.”
„Ik zou je graag willen helpen, maar mijn wiskunde is ook niet geweldig. Ik ben al gelukkig met een krappe voldoende.”
„Hier net zo,” knikt Florian gefrustreerd.
„We hebben net afgesproken, dat we eventueel samen eraan gaan werken. Celine is behoorlijk goed, ze kan het ons wel bijbrengen,” wijst de atletische jongen met zijn duimen naar de brunette, die inmiddels bij Tom en Alex staat. Vanzelfsprekend met haar armen op zijn heupen, waardoor Florian een aanval van acute jaloezie moet afslaan. Tijdens zo’n aanval gaat de jaloezie over in acute agressie, die volslagen onterecht is. Wanneer hij zich iets beter onder controle heeft, met iets meer afstand kan kijken, komt Celine zielsgelukkig over. Ze leunt tegen Alex en sluit iedere keer een seconde haar ogen. Florian weet, dat hij eigenlijk medelijden met haar zou moeten hebben – Marc, Manuel en Sandra hebben het al een paar keer gezegd – maar het lukt hem niet. Arme Celine, die regelmatig met Alex het bed deelt. Arme Celine, die Alex iedere keer in het openbaar een zoen geeft. Arme Celine, die Alex doorlopend aanraakt. Arme Celine, die zichzelf als zijn vriendin, tweede helft, tegenpool betitelt. Hoe kan hij zijn jaloezie in medelijden voor de arme, zielige Celine omzetten?
Jan praat ondertussen ononderbroken verder, zonder te merken, dat Florian nauwelijks meer luistert. Alex heeft allang ontdekt, dat Florian staart en kijkt hem direct aan. Florian verbreekt het oogcontact, hij wil hier weg. Glimlachend kijkt hij Jan aan.
„Is de bel al gegaan?”
„Nog vier minuten,” bewijst Jan zijn kennis van de positie van een grote en kleine wijzer op een rond plaatje aan zijn pols.
„Na, dan moeten we ons haasten, nietwaar, Sandra?”
Hij draait zich om naar Sandra, die niet meer naast hem staat. Martin is ook verdwenen.
„Eh ... waar zijn Sandra en Martin?”
„Een paar minuten geleden zijn ze weggegaan,” geeft Jan stoïcijns terug.
„Ach, dan ga ik ook maar,” glimlacht Florian en sprint naar het lokaal, vanzelfsprekend in een andere hoek van het gebouw op maximale loopafstand. Martin en Sandra zitten al op hun plek en praten rustig, net zoals in de pauze hiervoor.
„Konden jullie niet zeggen, dat jullie alvast gingen?”, wil Florian geërgerd weren, terwijl hij naast Sandra wil gaan zitten en op de vloer eindigt. Florian heeft niet gezien, dat zijn stoel bij een andere tafel staat, krabbelt weer op en haalt het meubilair terug. Sandra reageert beledigd met een verwijtende toon, „We hebben het gezegd. Je was waarschijnlijk zo ver weg, dat je ons niet hebt gehoord.”
Florian moet haar gelijk geven en legt een arm om Sandra.
„Sorry,” snort hij. Ze lacht, „Ach, Flori, ik weet toch dat je momenteel teveel aan je hoofd hebt.”
„Toch spijt het mij,” glimlacht hij om dan weer serieuzer te worden, „Ik begrijp alleen niet waarom jij Jan laat staan. Dan komt hij al naar je toe en ...”
Sandra schudt heel beslist haar hoofd, „Flori, laat het een keer zitten. Je wordt irritant.”
„Waarom? Hij gedraagt zich behoorlijk opvallend. Sandra, die jongen wil iets van jou.”
„Hij wil niets van mij. Ik heb ook geen idee, wat hem mankeert, maar ik weet heel zeker, dat hij van mij niets wil,” duldt Sandra geen enkele tegenspraak.
„Want?”, kan Florian het niet laten om verder te zuigen.
„Ik weet het niet!”, opent Sandra haar volumeknop.
„Maar ik wel,” fluistert Florian eigenwijs.
„Echt? Dan kun je mij ook vertellen, waarom hij geen enkel woord aan mij heeft verloren en waarom hij het helemaal niet erg vond, dat Martin en ik weggingen. Het viel hem net zoveel op als jou.”
Florian heeft geen andere argumenten paraat om hierop in te gaan. Er is beslist een eenvoudige, voor de hand liggende verklaring. Sandra is simpelweg te gevoelig als het om Jan gaat. Dat kan hij nog begrijpen, maar uiteindelijk staat ze zichzelf in de weg. Ze kunnen niet verder discussiëren, omdat de eerste bel gaat en de eerste leden van Alex’ fanclub binnenkomen. Martin kijkt beteuterd naar het tafelblad voor hem, Sandra en Florian zwijgen en trekken daarmee de aandacht van Melanie en Celine, die met elkaar fluisteren. Vermoedelijk denken de twee, dat Florian en Sandra een echtelijke ruzie uitvechten. Florian draait zich recht naar voren en kijkt de twee roddeltantes fel aan. Betrapt draaien ze zich om en stoppen met hun gesmoes. Ze kunnen wel, als ze willen.
Florian 23D
Geplaatst: 16 mei 2014 08:35
door Jablan
De rest van de morgen gaat in sneltreinvaart voorbij. Zwijgend en met troebele ogen luistert Florian naar de eindeloze monologen van de docenten zonder iets ervan mee te krijgen. De lesuren zijn een landschap geworden, de tijd een sneltrein en Florian zit in de achterste cabine van de trein en laat alles aan zich voorbijtrekken. Ergens is het grappig, dat de wereld gewoon verder gaat, de tijd doortikt en de mensen nog steeds ademen, praten, lachen, leven zoals hiervoor. Florian zou graag aan de noodrem gaan hangen, een pauze inlassen, de wereld een dag laten stilstaan, de tijd een week terugdraaien. Er gebeurt teveel, wat hij nog niet begrijpt en hij mist de rust om alles op de rij te zetten.
Vandaag voorziet het rooster in een lange middagpauze, gevolgd door sport. De pauze is voor Martin, Sandra en Florian reden om naar buiten te gaan, ondanks de lage temperaturen en overtrekkende bewolking, en in het aangrenzende park op een verweerde bank onder een reusachtige kastanjeboom te gaan zitten. De herfst is zichtbaar in de boom. Het ruikt naar regen in het park. Melancholie ligt op de loer.
„Ergens vind ik de herfst prettig. Alles heeft bonte kleuren, alles verandert, de natuur leeft meer in de herfst dan in de zomer. In de lente is het ook mooi, maar de herfst biedt meer,” meent Sandra. Martin is wat rustiger, „De lente staat voor nieuw leven, de herfst voor oud leven.”
„Wat zijn jullie filosofisch vandaag,” merkt Florian op. Sandra droomt nog verder, „Kerstmis is ook mooi. Chocolade, gebak, koek, thee, geschenken, kerstmarkt, een boom, liedjes.”
„Ga jij met Kerstmis naar huis, naar je moeder?”, vraagt Martin.
„Als ik zou weten waar thuis is, ja.”
Florian heeft nog geen seconde nagedacht over de feestdagen. Zijn Ma en hij hebben wel globaal afgesproken elkaar in december weer te zien, maar waar en hoe? Het huis in Hamburg is verkocht. Ergens wil hij Kerstmis in Hamburg vieren, met zijn Ma en alle bekenden. Kerst in München staat voor hem gelijk aan een slechte horrorfilm. Kerst in Ethiopië?
„Het duurt nog bijna drie maanden,” herinnert Sandra hem, „Waarom gaan we eigenlijk niet een keer naar Hamburg? Jij, Martin, Elena en ik?”
Ja, waarom niet? Florian wordt enthousiast van het idee.
„Ik ben daar nog nooit geweest en ik wil Laura en Mario ook wel eens ontmoeten.”
„Het zou leuk zijn,” Florian twijfelt nog, „Zie jij dat zitten, Martin? Het is een lange treinreis.”
„We kunnen ook vliegen,” merkt Martin droog op.
Aan het einde van de pauze, zijn ze weer een stuk wijzer. Ze weten van elkaar, wat ze voor geen enkel geldbedrag willen doen, welke partij ze zouden stemmen als er morgen verkiezingen zouden zijn en via bars, clubs en sauna’s kwamen ze op allerlei kalenders.
„Ik kan mij niet voorstellen, dat de maankalender onzin is. Eb en vloed zijn toch een goed voorbeeld of niet? Daar zie je toch de invloed van de maan het beste, zonder tovenarij of technische ingrepen. De invloed van de maan op de aarde is daarbij honderd procent wetenschappelijk bewezen,” ratelt Sandra. Martin relativeert, „Dat deel geloof ik wel. Maar ik ga natuurlijk niet naar de kapper of mijn nagels knippen omdat het nieuwe of volle maan is.
„Als planten zich richten op de zon, de maan en het weer, waarom zouden mensen dat niet doen?”, daagt Sandra Martin uit. Ze staan inmiddels voor de kleedruimtes van de sporthal, waar veel geluid uit komt. De anderen van hun jaar zijn er al of komen net binnen.
„Mijn Ma gelooft daarin. Ze gelooft in energiebronnen, aura’s, wateraders, kruidenkuren en genezende stenen,” lacht Florian. Vooral de verzameling stenen van zijn Ma zit goed in zijn geheugen. Elke steen zou andere krachten hebben.
„Hm, ik geloof niet zo in bovennatuurlijke dingen, maar natuurgeneeskunde heeft meestal een goed verklaarbare basis,” haalt Sandra haar schouders op, voordat ze in de meisjeskleedkamer verdwijnt, „Laten jullie je niet gek maken? Tot zo.”
Daarna is ze weg. Floirian voelt zich redelijk. Het is goed om met vrienden grappen te maken, over onbelangrijke dingen te praten. Martin en hij gaan de jongenskleedstal in. Het ruikt naar jongens, zweet, voeten en goedkope deodorant. Ze zoeken een hoek op en kleden zich in een laag tempo om.
„Flori?”, begint Martin, „Eh ... ik weet niet hoe ik het moet zeggen ... ik denk, dat Sandra op mij verliefd is.”
Met zijn capuchontrui nog half over zijn armen valt Florian stil. Hij weet niet zeker of hij het goed gehoord heeft. Martin bloost en probeert zichzelf te blijven, wat hem de nodige moeite kost.
„Ik denk, dat Sandra wat van mij wil,” geeft hij zo ontspannen mogelijk aan, terwijl hij draait aan zijn horloge. Florian schrikt en vraagt behoedzaam na, „Hoe ... eh ... hoe kom je hierop?”
„Nou ja, eigenlijk gingen we nooit veel met elkaar om, maar de laatste tijd ... wij zijn veel samen, ze vertelt mij wat haar bezighoudt ... ik heb het idee, dat ze mij leuk vindt.”
Zijn gespannen ontspannen gezicht wordt nu begeleid door een hand in de nek. Een ding weet Florian zeker. Sandra vindt Martin aardig, maar geen centimeter meer dan dat. Rustig blijft Florian zitten, terwijl Martin zijn trui uittrekt en in zijn sporttas naar een shirt zoekt. Hoe brengt Florian zijn boodschap over, zonder Martin in zijn hemd te zetten? Ergens is het goed nieuws, dat Martin in elk geval vrouwelijke aandacht opmerkt.
„Martin, wat zou jij willen van Sandra?”
Florian hoopt, dat Martin niets wil vanwege een au-pair uit Peru.
„Ik weet het niet. Ze is mooi, slim, grappig, lief ... ik kan mij voorstellen, dat we iets kunnen laten groeien,” grijnst Martin verlegen. Ach, arme Elena.
„Hoor eens, Martin, ik ben bang dat ik slecht nieuws heb. Sandra wil niets van jou. Ze heeft het gebeuren met Jan nog niet helemaal verwerkt.”
„Onzin. Heb je haar niet gehoord? Jan is voltooid verleden tijd voor haar.”
Martin is zeker van zijn zaak. Florian beseft nu, dat ze niet zachtjes praten, maar met hun normale volume. Nerveus kijkt hij rond of iemand ze heeft gehoord. Inderdaad staat Jan iets verderop en kijkt in hun richting. Zou hij meegekregen hebben waar ze het over hebben? Florian glimlacht verlegen, Jan reageert met een onzekere grijns. De deur gaat weer open. Alex komt binnen met Tom en andere leden van zijn fanclub op sleeptouw. Florian krijgt opeens haast zich verder om te kleden, waarbij hij ongewild uitzicht op Alex heeft. Wat zou er gebeuren, wanneer de andere jongens in de kleedkamer plotseling zouden weten, wat Alex en hij hebben gedaan? Tom haalt Florian uit zijn mijmeringen door direct voor zijn neus op te duiken met een lach, die alles kan betekenen. Minimaal brutaal, gemiddeld seksistisch en maximaal baldadig.
„En?”, vraagt Tom op zijn gebruikelijke dubbelzinnige wijze.
„Hoe?”, piept Florian, terwijl hij begint te blozen, al merkt hij het zelf niet eens.
„Alles goed bij jou?”, lacht Tom gemiddeld. Florian kijkt hem aan, waarop Tom een stap achteruit doet.
„Nee.”
Dan controleert Florian zijn schoenen en gaat naar zaal, Martin volgt hem met enige haast, zwijgend. Florian voelt zich enorm opgelaten en in de zaal wordt zijn humeur niet beter. De zaal is opgedeeld in tweeën. Sandra komt aan het hoofd van een groep meisjes voorbij, ze lacht en zwaait. Martin is direct over zijn verlegenheid heen. Florian probeert de behoedzame benadering vol te houden.
„Ik was net serieus, Martin.”
„Wat?”
„Sandra is niet verliefd op jou. Ze mag je, ze vindt je een goede jongen, maar vooral een goede, gewone vriend.”
Florian wil niet langer om de hete brij heendraaien. Hij zal de waarheid moeten accepteren.
„Ik denk, dat je het mis hebt.”
Martin lijkt overtuigd van zichzelf. Florian spreekt hem niet tegen, dat heeft geen enkele zin. Hoe iemand zich zo kan vergissen, zal hij waarschijnlijk nooit begrijpen. Wellicht is het beter als hij met Sandra praat, zodat ze Martin haar desinteresse op dit gebied duidelijk kan maken. Tegelijk denkt hij aan Elena, die wel iets ziet in Martin. Dit zal hij de au-pair zeker niet vertellen, ze zou alleen maar verdrietig worden.
In kleine groepjes komt iedereen de zaal binnen, gemotiveerd als altijd. Sport als vak op school is niet besteed aan Florian. In zijn eigen tijd en tempo loopt hij liever of gaat zwemmen. De docent, meneer Wolf, komt binnen in – hoe verrassend – sportkleding met een scheidsrechtersfluit om zijn nek.
„Heren, waarom zitten jullie te niksen?”, schreeuwt hij met zijn hese stem. Verveeld staat de groep jongens op, „Zo lui en dat op jullie leeftijd. Schande!”
Met giftige ogen kijkt hij naar de groep. Iedereen heeft meer dan zeven jaar kunnen wennen aan dit soort opmerkingen en is totaal niet onder de indruk. Iedereen? Nee, een jongen laat zich te snel intimideren door dit soort gebulder en heeft het hoofd gebogen.
„Basketball vandaag,” roept Wolf en gooit de oranje bal naar Alex, die in een reflex de bal vangt. Ook hier is iedereen aan gewend. Hij is ook zo stoer.
„Opwarmen, dan graag in fraaie paren samen warm spelen. Dribbelen, dekken, enzovoort. Het mag niet te moeilijk worden voor talentloze sporthelden, zoals jullie.”
In de andere helft van de hal zijn de meisjes ook bezig met opwarmen, een strek- en rekoefening. Met het gevolg, dat de opmerkingen en plaagstoten over en weer door de zaal vliegen. Zodra de jongens langs de meisjes joggen, lopen ze iets rechter en sneller, terwijl de meisjes giechelen en nog iets verleidelijker zich strekken. Voor Florian is het allemaal merkwaardig, kinderachtig. Hij was in Hamburg gewend aan gemengd sporten en docenten, die iedereen meer zelfvertrouwen gaven. Ook hier past hij zich aan en grijnst naar Sandra, als zij hem aanmoedigt. Alex loopt een paar meter voor hem en krijgt oogsignalen van Celine toegeworpen.
Het lopen bevalt Florian goed. Zijn lichaam heeft het ritme snel overgenomen, het lopen gaat vanzelf. Een grote leegte vervangt de grijze wolk in zijn hoofd. Een gevoel van vrijheid neemt hem in bezit. Helaas fluit Wolf zijn longen leeg, commandeert de heren zich bij hem te verzamelen. Florian vindt het jammer. Hij had probleemloos een uur kunnen doorrennen, op de loop voor zichzelf, voor zijn merkwaardige gedachten en emoties.
Martin en Florian pakken een bal. Ze hebben beide niet veel op met basketbal. Bij Martin ziet Florian de oude Klimmer als oorzaak voor zijn gebrek aan sportiviteit. Florian zelf houdt het op zijn goede genen, waardoor andere sporten beter bij zijn motoriek passen. Misschien moet hij toch met Joachim praten voor een doktersverklaring, die hem definitief bevrijdt van deze uren en waarvoor hij in ruil regelmatig met Joachim gaat joggen. Waarom is hij niet eerder op dit idee gekomen?
Ongemotiveerd voeren hij en Martin de opdrachten van de docent uit. Rekken en strekken lukt nog, maar dribbelen met een bal of de ander dekken vraagt meer van hen dan ze in huis hebben. Als ze de bal niet verliezen, dan verliezen ze wel hun evenwicht.
„Krone! Klimmer! Stop met die spastische bewegingen!”, schreeuwt Wolf. Hij rent naar hen toe en schudt verbijsterd zijn hoofd, tot ingehouden plezier van de andere paren. Jan schiet te hulp, „Zullen we het jullie nog een keer voordoen?”
„Müller, verder oefenen!”, brult Wolf nu tegen Jan, die daarop met Dirk laat zien, dat het een fluitje van een cent is.
„Wanninger,” Wolf kijkt Alex aan, „Jij speelt met Krone en Krause, doe jij je best met Klimmer. Veel plezier, heren.”
Florian vindt het gênant om zo tentoongesteld te worden. Bovendien moeten hij en Martin de halve zaal doorlopen en aan zijn nekharen merkt hij, dat ze ongewild in het middelpunt van de belangstelling staan. Met een verhoogde adrenalinespiegel blijft hij op een paar meter afstand van Alex staan, zonder hem aan te kijken. Naast hen begint Tom met Martin de bal over te gooien en Tom neemt alle tijd om Martin uit te leggen, hoe hij beter kan gooien en vangen.
„Beginnen we met dribbelen? Ik de bal, jij moet mij tegenhouden, goed?”
Alex heeft zichzelf onder controle, klinkt neutraal en dribbelt op Florian af, die wel zijn armen uitstrekt, maar verder geen stap verzet. Alex loopt natuurlijk langs zijn armen.
„Dat was niets, nog een keer.”
Een spoor van ongeduld en onzekerheid. Florian wil dit niet, vermijdt oogcontact en verdedigt zich pro forma.
„Wat doe je? Kan je tenminste doen alsof je meedoet?”, sist Alex in Florians oor, die woedend zwijgt. Na de derde poging geeft Alex op.
„Oké, dan beginnen we bij nul,” perst Alex geërgerd de woorden door zijn tanden, „Kijk wat Tom en Martin doen. Wij gooien de bal simpel over.”
Alex gaat tegenover Florian staan en werpt de bal, die Florian vangt.
„Span je spieren!”, hoort Florian.
‘Lik m’n reet!’, denkt Florian en gooit de bal richting Alex, die opzij moet springen om hem nog te vangen. De jongen briest, „Door je knieën, als je werpt.”
‘Op je knieën, zul je bedoelen’, denkt Florian met gebogen hoofd.
„Praat je nu helemaal niet meer tegen mij?”, sist Alex en gooit de bal behoorlijk hard terug. Florian vangt hem.
„Hé, Alex, kan je ons de bal teruggeven?”
Celine rent door de andere helft van de zaal achter een bal aan. De meisjes spelen volleybal en een van de ballen rolt nu op hen af. Geoefend houdt Alex de bal met zijn voet in bedwang, wacht totdat Celine nog dichterbij is en gooit hem rustig naar haar. De bal wordt opgevangen met een intense glimlach.
„Dank je.”
„Altijd.”
Alex grijnst en knipoogt, roept daarmee woede bij Florian op. Alex glimlacht nog steeds als hij zich langzaam, ongemotiveerd, naar Florian draait, die de basketbal nu richting Alex werpt. Zo hard hij kan en met alle spierkracht, die hij heeft. De bal vliegt veel te snel door de lucht, in een te mooie boog naar Alex. De bal landt in Alex’ gezicht en daarna klinkt een vervelend geluid. Alex valt, om hen heen klinkt gegil. Alex ligt op zijn rug op de vloer van de zaal en iedereen komt erop af.
„Wat is er gebeurd?”, schreeuwt Wolf dwars door de zaal. Florian kauwt op zijn onderlip, hij is zijn woede kwijt. Tom, Jan en Dirk staan rond Alex en helpen hem voorzichtig op de benen. Hij lijkt een beetje van de wereld te zijn. Bloed druppelt uit zijn neus, de ogen laten de pijn zien. Iedereen kijkt naar Florian, die nu door schaamte, verdriet, jaloezie, boosheid en vooral een schuldgevoel wordt geplaagd.
„Ik ... ik dacht, dat hij hem wel zou vangen,” verontschuldigt hij zich fluisterend. Wolf schudt alleen zijn hoofd, gaat naar Alex en inspecteert de schade.
„Ga ijs halen, Wanninger, en hou dat op je gezicht, voordat alles opzwelt en je er morgen als een clown uitziet.”
Alex knikt voorzichtig. Hij wankelt met zijn handen op zijn gezicht, leunt op Tom. Celine houdt zijn andere arm vast. Florian kan zich niet aan Toms verwijtende gezicht onttrekken, maar het lukt hem de rest te negeren, inclusief Martin en Sandra.
„Krone! Hier komen, nietsnut,” commandeert Wolf met nauwelijks ingehouden boosheid, „Jij blijft hier op de bank zitten, dan kun je tenminste geen grote schade veroorzaken,” de man wijst naar een lage, houten bank aan de andere kant van de zaal, „Volgende week laat je zien, dat je wel kunt dribbelen, werpen en vangen ... zonder blessures. Heb je mij begrepen?”
Florian haast zich naar de bank en kijkt de rest van het uur toe, terwijl zijn brein overuren maakt. Zodra Wolf aanstalten maakt om de les beëindigen, is Florian al onderweg naar de kleedkamer en heeft zich zo snel omgekleed, dat hij buiten kan wachten op Sandra en Martin. Vandaag blijven ze bij Martin, want het is donderdag en Elena’s vrije middag, die ook komt. Na het huiswerk verdrijven films en eten de tijd. Karl haalt ze om tien uur op. In de villa vragen of zeggen Karl, Martha, Joachim en Bettina niets over Alex of de schoolsport, waardoor Florian concludeert, dat Alex niets verteld heeft. Waarschijnlijk is het teveel om per briefje op de koelkast te melden.
Navaro biedt aangename warmte, zekerheid en vooral rust. Florian controleert zijn hartslag, die eindelijk rustig en regelmatig is. Boven hem schitteren de sterren. Hoe langer hij er naar staart, hoe meer hij ontdekt in de wolkenloze hemel en de eindeloze ruimte. Poolster Anna roept heimwee op en belooft hem een droomvrije slaap.
Florian 24A
Geplaatst: 22 mei 2014 07:36
door Jablan
24 Doorgaan met leven
Vrijdags heeft Florian andere vakken dan Alex, waardoor zijn concentratievermogen als vanouds is. In de pauze gaat hij met Sandra en Martin naar de ontspanningsruimte voor de hogere klassen, waar ze met koffie in hun handen de dag doornemen. Florian negeert de merkwaardige blikken van zijn jaargenoten voor hem.
Natuurlijk is razendsnel bekend geworden, wat er gisteren tijdens de sport is gebeurd. Gisteravond hebben Martin en Sandra de klassenpagina in de gaten gehouden. Alex Wanninger is in een hinderlaag gelokt! Een moordaanslag op de grote, onaantastbare leider! De dader is zijn prettig gestoorde stiefbroer! Een groot schandaal! Het nieuws bleef zonder commentaar van slachtoffer en dader. Sandra vond het opvallend, dat ook Tom en Jan geen mening hebben achtergelaten. Verder hebben ze het er niet over gehad. Elena had veel te vertellen over haar dag met de tweeling en hun streken. Tim en Emma zijn gelukkig niet altijd zo braaf.
Het duurt niet lang, voordat Alex binnenkomt, inclusief zijn fanclub. Hij gaat rechtstreeks naar een van de sofa’s. De drie meisjes, die erop zitten, maken gelijk plek voor hem. Florian blijft het een merkwaardig fenomeen vinden en heeft voor dit roedelgedrag alleen minachting over. Tom houdt de rest bezig met zijn grappen, grollen, imitaties en ranzige opmerkingen. Alex negeert alles en iedereen om zich heen, haalt een biografie over de familie Mann tevoorschijn en verdiept zich daarin.
Florian bekijkt Alex’ gezicht. De neus is niet gezwollen, alleen een beetje rood, alsof de grote leider verkouden is. Op het voorhoofd tekent zich een buil af en de bovenlip is gezwollen, maar dat kan ook door zijn vriendin zijn veroorzaakt. Al met al geeft Alex het beeld af van een kleine jongen, die tijdens het spelen is gevallen. Alex leest met maximale concentratie. Het is bijna letterlijk te zien hoe de biografie een plek vindt in zijn hoofd. Bedroefd en met een spijtig gevoel kijkt Florian van Alex naar het bruine vocht in het plastic bekertje in zijn hand, de onderwijsversie van koffie. De beker is te klein om erin te verdrinken. Zacht gegiechel laat hem weer opkijken. Sandra houdt haar lach in en probeert serieus te blijven.
„Wat is er?”, wil Florian weten. Waarschijnlijk heeft hij weer iets gemist, net zoals de hele week al.
„Niets,” weet Sandra uit te brengen voordat ze weer grinnikt.
„Wat is er zo grappig?”, hoopt Florian op een beetje vrolijkheid. Het zou hem nu goed doen. Sandra schudt haar hoofd en probeert haar lach te beheersen. Florian wordt ongeduldig, „Alsjeblieft, Sandra?”
„Jij hebt een basketbal in zijn gezicht geknald,” piept Sandra zachtjes.
„Daar was je toch bij? Daar had je het gisteravond ook over kunnen hebben?”
„Ja,” brengt ze naar adem happend uit, „maar toen hadden we hem nog niet gezien.”
Is dit echt? Gebeurt dit nu? Amuseert Sandra zich over zijn drama, zijn lijden, zijn ellende, zijn arme, trieste, maximaal zielige, gebroken hart?
„Vind je het leuk?”, vraagt Florian verontwaardigd.
„Ja!”
Ze proest het uit, gelukkig met een hand voor haar mond. Florian probeert boos te kijken.
„Zoals jullie vandaag rondlopen ...”, lacht Sandra, „Het is gewoon te leuk!”
Florian schudt zijn hoofd.
„Jullie hadden jezelf gisteren moeten zien ... jouw half verdrietige gezicht ... en dan gooi je hem de bal in zijn gezicht ... met volle kracht ... het was zo raar!”
De eerste lachtranen verschijnen. Sandra lacht nu hardop en steekt Martin aan. Florian staart eerst naar de twee naast hem en moet gewoon grijnzen bij het happen naar adem en uitproesten van de twee.
„Eigenlijk jammer dat niemand een foto gemaakt heeft!”, Sandra kan niet ophouden, „En hoe hij dan viel ... dat was het grappigste, wat ik ooit heb gezien.”
Daar kan Florian wel om lachen. Terwijl de slappe lach hen overneemt, kijkt iedereen naar hen alsof ze gek zijn geworden. Ondanks handen voor de mond en tranen in de ogen. In ieder geval is het lang geleden, dat Florian zo gelachen heeft. Als hij tot rust komt, doet zijn buik pijn en is Alex verdwenen.
*
’s Middags haast Florian zich door de straten van München, op weg naar Ludwig en zijn boekhandel. Waarom heeft hij vanmorgen niet naar Martha geluisterd, die hem een regenjas of paraplu aanried? De regen doorweekt alles. Zijn jas, zijn haren, zijn broek, zijn schoenen. Alleen zijn tas blijft droog, maar die is waterdicht. Snel loopt hij langs de leegstaande winkel, waar de bordjes ‘te huur’ zijn verdwenen van het raam. Van hier is het niet ver meer naar de boekhandel. Opgelucht de regen achter zich te laten, trekt hij de deur open. De deurklok tingelt vriendelijk, zoals bij elke klant.
„Mijn God, Flori, wat zie jij eruit!”
Ludwig, met een stapel boeken onder zijn arm, komt uit het magazijn en schrikt van Florians uiterlijk. Een verzopen kater is er niets bij.
„Het regent,” meldt Florian totaal overbodig. Ludwig legt de boeken opzij – Florian onthoudt de exacte positie – en gebaart Florian met hem mee te lopen naar achteren. Het magazijn staat van onder tot boven vol met boeken, maar heeft ook een vrije hoek met toilet, keuken, kookplaat en wastafel. Florian gaat aan de kleine tafel zitten en Ludwig tovert ergens een handdoek vandaan, waarmee de man eerst Florians haren droogt, voordat hij de handdoek aan de jongen geeft.
„Bedankt.”
„Heb jij het weerbericht gemist?”, wil Ludwig bezorgd weten, terwijl hij de waterkoker aanzet.
„Nee, gewoon pech,” meent Florian laconiek.
„Hoe gaat het vandaag?”, vraagt Ludwig terloops.
„Goed,” liegt Florian en ziet direct, dat de man hem niet gelooft. De deurklok roept Ludwig terug naar de winkel. Zo ontsnapt Florian voorlopig aan een verhoor. Terwijl Ludwig in de winkel met een klant praat, Florian kan alles horen, kookt het water en zet hij twee mokken thee. Zijn ogen dwalen naar de muur boven de tafel, waar allerlei foto’s hangen. Arthur, Werner en Uwe verkleed in exotische carnavalskostuums. De hele groep op het Oktoberfeest in klederdracht. Een foto van een jonge Marc en Manuel, ergens aan het begin van hun studie. Om de verliefde blik van de twee grijnst hij om daarna met de mokken de winkel in te lopen.
„Heb je al middagpauze gehad? Rust anders eerst uit, voordat je begint.”
Ludwig heeft gelijk. Florian is direct na school hierheen gekomen.
„Dat is niet erg,” zet de jongen de mokken naast de kassa op de toonbank, „Wat heb je te doen voor mij?”
Florian wil gewoon iets doen. Elke afleiding is welkom.
„Je kan de stapels op de halfronde tafels aan de muur bij de deur sorteren en aanvullen.”
Ludwig wijst naar de eerste tafel bij de deur, waarna Florian aan het werk gaat. Het doet hem goed bezig te zijn. Hij blijft heen en weer lopen tussen magazijn en winkel en na de eerste tafel gaat hij verder met de presentaties op de andere tafels, per genre of per schrijver. Zo kan hij niet gaan dagdromen of blijven hangen in melancholische verlangens. Een uur later en een kop thee verder probeert Ludwig toch een gesprek te beginnen, terwijl de man toekijkt hoe Florian tafel na tafel schoonmaakt en de boeken opnieuw opstelt.
„Ja, werken is een goede therapie tegen liefdesverdriet.”
Florian knikt en verwenst Ludwig op hetzelfde moment. Hij hoeft niet herinnerd te worden aan de reden van zijn hoge productiviteit vandaag.
„Als Marc vroeger om een jongen treurde, dan ging hij altijd het hele huis van onder tot boven poetsen. Soms drie keer op een dag. Op zulke dagen moest je niet met schoenen aan door de net gedweilde gang lopen.”
Ludwig lacht zachtjes en duikt even onder in zijn herinneringen. Florian wordt nieuwsgierig en gaat rechtop staan om een slok thee te nemen.
„Hoe was dat twee jaar geleden tussen Manuel en Marc?”
„Weet jij dat? Heeft Marc het je verteld?”, reageert Ludwig volkomen verrast.
„Ik ben er min of meer door toeval achtergekomen. Manuel heeft mij er iets over verteld. Marc heb ik niets gevraagd.”
Ludwig knikt en gunt zich een slok thee, terwijl hij naar buiten kijkt. Het regent nog steeds.
„Het heeft hem heel erg geraakt ... toen Manuel alles opbiechtte ... Marc was nergens meer ... Marc heeft altijd heel veel tijd nodig, voordat hij iemand vertrouwt. Daarom reageert hij extreem op een vertrouwensbreuk. Juist van Manuel hadden we het helemaal niet verwacht. Begrijp mij alsjeblieft goed, Manuel is een goede kerel, ik mag hem graag en ik weet, nee, wij weten allemaal, dat hij Marc absoluut geen kwaad wil doen, maar ... nou ja, het is gebeurd en het was treurig voor iedereen.”
Florian kijkt naar een ernstig gezicht met verdrietige ogen. Voor een moment vraagt hij zich af, of zijn Ma ook zo zou meeleven als hij ergens heel treurig over zou zijn. Waarschijnlijk zou ze hem troosten en proberen weer naar voren te laten kijken, maar zou ze zelf ook verdrietig zijn? Hij vindt het idee vreemd en laat de gedachte los. Voorzichtig vraagt hij na.
„Wie was eigenlijk die ander, met wie Manuel vreemd is gegaan?”
„Geen idee. Ik ken hem niet. De jongens zijn hem wel vaker tegengekomen, maar hij is eerder een vage kennis dan een vriend. Het maakt ook niet uit wie het was.”
Ludwig maakt een wegwerpgebaar.
„Maar nu is toch weer alles bijgelegd en uitgesproken? Marc heeft Manuel vergeven, ze houden van elkaar,” merkt Florian op en klinkt meer twijfelend dan overtuigend.
„Ja ... ze houden van elkaar,” glimlacht Ludwig dromerig en nog altijd een beetje verdrietig, „Ja, ja, de liefde ...”
Waarna Ludwig in het magazijn verdwijnt om een paar leveringen te controleren. Florian denkt verder na over Marc en Manuel en komt daarbij vanzelf bij Alex uit. Zou Alex hem missen? Heel erg of een beetje of eigenlijk niet? Zou hij op dezelfde manier aan Florian denken als omgekeerd? Zou Alex ergens op een onbekende plek samen met hem willen zijn – Florian en Alex en verder niemand? Misschien ligt Alex nu weer op zijn bed met zijn neus in een boek, een potlood in zijn hand en een leesbril, die scheef zit, waardoor hij om de zoveel minuten over zijn neus wrijft om zijn bril weer goed voor zijn ogen te krijgen. Eigenlijk is Florian teleurgesteld over het uitblijven van elke reactie van Alex op zijn besluit niet verder te gaan, voor zover hij iets heeft meegekregen tenminste. Het zou toch op zijn minst netjes zijn als ook Alex een tikkeltje met hem mee zou lijden. Ergens triest, dat er een basketbal voor nodig is om Alex emoties te ontlokken.
Wanneer er even geen klanten in de winkel zijn, schiet Florian goed op. Ludwig is waarschijnlijk de beste chef, die op deze wereld rondloopt. Als het aan hem zou liggen, zou Florian betaald krijgen om thee te drinken, decoratief aanwezig te zijn en koekjes te eten. Afgezien hiervan is het een ideale bijbaan voor Florian. Hij blijft nu goed op de hoogte van de huidige boekenmarkt en het is leuk om klanten te adviseren en te helpen aan een betere keuze, liefst ook iets duurder dan de klant voor ogen had. Goed, meestal is het leuk. Af en toe gelooft ook Florian nauwelijks wat voor mensen zich vrij door München mogen bewegen. De medische vooruitgang van tegenwoordig maakt het mogelijk dat ook schijnbaar hersendode mensen de weg door de stad en zelfs tot in Ludwigs boekhandel weten te vinden. Het komt zodoende vaker voor, dat iemand naar een boek vraagt. Letterlijk.
‘Heeft u een boek?’
Florian moet zich altijd inhouden om niet postpuberaal met ‘nee’ te antwoorden, maar door te vragen. Hetzelfde geldt voor de vraag naar een spannend boek. Iedereen heeft een andere definitie, van wat spannend is. De een vindt het spannend, wanneer de verwondingen in een thriller pagina’s lang in detail worden beschreven, terwijl een ander al genoeg spanning beleeft aan de handleiding van de nieuwste generatie computers en software. Hoe moet Florian dan weten wat spannend is? Ja, zijn eigen leven, maar dat is nog veel te kort voor een boek en naar zijn eigen idee allesbehalve spannend, eerder gemiddeld.
Het leukste tijdverdrijf voor Florian zijn de oude oma’s. Als Ludwig zou willen, dan zou de man deze dames in een harem kunnen onderbrengen, wellicht op de leegstaande eerste etage boven de winkel. De grijze plaag kan probleemloos een uur lang vertellen over hoofse liefde. Hun manlijke tegenhangers zijn meer geïnteresseerd in politieke beschouwingen over elk denkbaar onderwerp, net wat er deze week in het nieuws is. Daarna winden ze zich op over alle slechte dingen in de wereld, zoals bepaalde landen, president-directeuren van grote bedrijven, de alomtegenwoordige commercie en natuurlijk het feminisme. Tenslotte moet Florian ervan overtuigd worden, dat vroeger alles beter was.
Een ander hoogtepunt onder de klanten is mevrouw Graymayer. Ze is iets ouder dan Ludwig en een klein beetje in de war. Twee maal per dag komt ze langs. ’s Morgens vraagt ze naar de krant en ’s middags naar haar dochter, die directeur van een machinefabriek zou zijn en haar in de boekhandel zou ophalen. Ludwig heeft het een keer uitgezocht. De dochter komt nooit op bezoek. Meestal wordt mevrouw Graymayer door haar zoon opgehaald, anders brengt Ludwig haar naar huis en passen Florian of Marc zolang op de winkel.
De regelmatige bezoeken van de jongens zijn het echte hoogtepunt voor Florian. Een paar straten verderop werkt Arthur als verkoper in een winkel voor vrijetijdsartikelen. Onderweg naar de boekhandel komt Arthur langs Bohling Advocaten, waar Werner werkt. Uwe is bureauredacteur bij de Süddeutsche Zeitung, ook redelijk dichtbij. De grootste afstand is van de boekhandel naar de praktijk van Manuel en Marc, maar dat is voor de mannen eerder een klein bezwaar dan een hindernis. Vandaag zijn ze laat. Pas na vijf uur komen Manuel en Marc binnen. Het geluid van de deurklok is nog niet verstomd, als Ludwig al vers water heeft opgezet.
„Hoe gaat het met jou?”
Manuel haalt zijn handen door Florians haar en creëert wanorde. Florian herstelt mopperend de schade.
„Je kunt ook naar een kapper gaan, voordat mensen zich vergissen,” spot Marc en probeert zo Florian boven op de kast te krijgen. Marc is nog net op tijd om Florians voet te ontwijken, de jongen heeft zijn handen vol.
„Geen ruzie,” lacht Manuel, „Flori, het gaat goed met je?”
Florian zet de stapel boeken op een tafel en haalt zijn schouders op, „Ergens moet het ...”
„En hoe zit het met Alex? Is er nieuws?”
„Ik heb een basketbal in zijn gezicht gegooid ... hij had een bloedneus,” meldt Florian terloops. De twee kerels schrikken. Marc schudt ongelovig zijn hoofd.
„Je hebt wat?”
„We hadden sport, ik had een basketbal in mijn handen en hij heeft met zijn stomme vriendin geflirt ... direct voor mijn neus. Hallo! Dat doe je toch niet of wel? Nou ja ... ik heb hem daarna de bal gegooid en die landde in zijn gezicht,” de twee kijken hem nog steeds verbijsterd aan, „Het was een soort reflex of zo. Ik kon er niets aan doen.”
Florian zet zijn onschuldigste gezicht op. Tenslotte kan hij geen vlieg kwaad doen. Als hij al met oranje ballen om zich heen gooit, dan heeft de ander het verdiend.
„Echt volwassen is dat niet. Verbaas je niet als hij denkt, dat je niet meer bij je volle verstand bent.”
Marc trekt een wenkbrauw omhoog. Florian vlucht in zijn protesthouding en blaast terug, „Dat doet hij sowieso niet, hij vindt mij sinds het begin al een freak.”
„Ja, ja, Marc, ik kan mij het nog goed herinneren. Jij hebt indertijd altijd met fruit gegooid. Mandarijnen, druiven, bananen ... een keer kwam ik een week later nog een appel tegen onder de bank.”
Florian 24B
Geplaatst: 22 mei 2014 07:37
door Jablan
Ludwig geeft Manuel en Marc hun mokken thee en glimlacht veelzeggend naar zijn zoon.
„Paps,” dreigt Marc. Ludwig grijnst en loopt naar een klant, die bij de kassa op hem wacht.
„Zo, interessant. Ik verspil tenminste geen voedsel, dat doe je toch niet?”
Florian plaagt Marc, die direct geërgerd kijkt. Manuel schiet zijn vriend te hulp.
„Zie jij ergens nog een toekomst voor jou en Alex?”
„Momenteel zie ik helemaal geen toekomst,” verzucht Florian, „Ik weet niet of ik de komende dagen overleef ... het ziet er niet goed uit,” Manuel trekt Florian naast zich, „Ik geloof, dat ik binnenkort sterf.”
Manuel lacht en Marc legt een arm om Florian, „Zo erg kan het niet meer zijn als je weer zo raar doet.”
Florian reageert beledigd, „Jij wil toch zo graag dat ik doorga en Alex achter mij laat?”
„Natuurlijk, maar je moet er zelf achter staan, het echt menen.”
Marc duwt Florian in Manuels armen en gaat zelf aan het werk door een doos met bestellingen open te maken en over de winkelvloer te verdelen. Geluidloos herhaalt Florian Marcs woorden achter diens rug.
„Denk niet, dat ik het niet merk,” mort Marc zonder op te kijken van zijn stapel boeken. Florian laat hem en gaat zelf door met zijn werk. Ze plagen elkaar nog een paar keer, totdat Manuel op zijn horloge kijkt.
„Marc, we moeten gaan als we als we op tijd klaar willen zijn.”
„Oh ja,” kijkt zijn vriend op, „Onze zeurder vertellen we niets, hij verpest anders onze avond.”
Marc staat op en laat een chaos achter. Florian weet al wie dat op mag ruimen. Met Manuel gaat Marc al richting winkeldeur. Florian weet, dat Marc hem bedoelt en begint natuurlijk direct te jengelen.
„Wat voor avond? Gaan jullie uit? Mag ik dan mee?”
Marc lacht, „Zie je zijn ogen, Manuel? Onze kleine puppy is heel verdrietig. Maar ja, niets daarvan, Flori. Je bent nu eenmaal een baby en dan mag je niet met de grote jongens spelen.”
„Alsjeblieft,” bedelt Florian.
„Natuurlijk mag je komen,” negeert Manuel de verwijtende blik van zijn vriend, „Werner heeft zijn grote zaak gewonnen en dat moet gevierd worden. Daarom hebben we een paar vrienden uitgenodigd bij ons, omdat Werner geen ruimte heeft. Als je zin hebt, mag je ook komen.”
Wat een merkwaardige vraag. Natuurlijk wil Florian. Hij is dankbaar over elke afleiding.
„Goed, dan haalt Manuel je op, zo rond negen uur.”
Marc loopt al naar de deur.
„Zal ik nog iets meenemen?”, wil Florian weten. Hij betrapt zichzelf erop nu als Bettina te klinken, als ze met een haar vriendinnen een afspraak maakt. Vanzelfsprekend kookt en bakt Bettina alleen met hulp van Martha tot grote vreugde van de voedselinspectie. Uitzonderingen zoals chocoladecake bevestigen deze regel.
„Ik kan een aardappelsalade maken of wat denken jullie van vlindervleugels in muggenmoes en daarbij visgraten met hondenvoer?”
„Opwindend,” Marc heeft de winkeldeur geopend, „Je hoeft niets mee te brengen, maar we verheugen ons allemaal nu al op de leugen, die je je ouders zal vertellen. Een spannende, kleine anekdote om de feestvreugde te verhogen.”
Marc laat een betekenisvolle pauze vallen, voordat hij naar Ludwig zwaait, die op het geluid van de deurklok afkomt. Manuel volgt zijn vriend naar buiten en Florian haalt opgelucht adem. Marc heeft het in zijn hoofd gezet om de rol van Florians geweten over te nemen.
„Vanavond is er een feest?”, vraagt Ludwig met de koekjestrommel in zijn hand.
„Ja en ik mag ook komen.”
Ludwig glimlacht, „Mooi.”
*
Als Florian klaar is, haast hij zich naar de cafetaria, waar hij met Sandra, Martin en Elena heeft afgesproken. Ze zitten buiten op een bankje, het is inmiddels droog geworden, en hebben een kartonnen beker koffie voor Florian meegenomen.
„Dank je en sorry, dat ik zo laat ben,” verontschuldigt hij zich voor zijn kwartier vertraging om dan iedereen te begroeten.
„Geeft niets,” blijft Sandra zichzelf, „Hoe was het werk?”
„Eigenlijk normaal en dat is ook wel eens prettig,” Florian neemt een slok koffie, „Wat zullen we nog doen? Ik ben vanavond uitgenodigd, daarom wil ik eigenlijk naar eerst naar huis.”
„Hoop je een aardige jongen tegen te komen?”
Sandra knipoogt brutaal. Florian probeert met een glimlach zijn gedachten te verbergen. De enige, die hem interesseert, heeft nu eenmaal minder interesse voor hem.
„Zullen we eerst langs de speelgoedzaak gaan voor Martin?”, stelt Florian voor. De boekhandel staat in een deel van het centrum met alleen bijzondere winkels. Met Sandra en Florian voorop slenteren ze langs etalages en ontwijken regenplassen. Het wordt steeds meer herfst. Florian denkt ondertussen met een slecht voorgevoel aan wat Martin hem gisteren in de kleedkamer heeft verteld.
In de speelgoedzaak is Martin helemaal in zijn element. Met Elena als glimlachende en geïnteresseerde toehoorder wijst hij aan wat hij en niet wil hebben. Want ook in de wondere wereld van modelspoorbanen zijn er grote verschillen in kwaliteit. Sandra fluistert.
„Ze zijn lief samen.”
Florian geeft haar gelijk. Elena’s ogen glanzen en ze gaat in op wat Martin vertelt. Treurig.
„Ik zou willen dat ze Marin minder aardig zou vinden,” mompelt hij tot Sandra’s verbazing.
„Waarom?”
Florian haalt zijn schouders op.
„Aha,” Sandra begint te lachen, „Jij bent jaloers, je vindt Martin zelf leuk.”
Florian lacht en kietelt Sandra even.
„Maar serieus, wat is er met die twee?”
Florian kijkt Sandra serieus aan, „Hij denkt, dat jij wat wil van hem.”
„Wat?”, vergeet Sandra alles en iedereen om zich heen.
„Ja, ik weet het,” verzucht Florian, „Het is complete onzin, maar hij denkt nu eenmaal, dat jij achter hem aanzit. Je praat met hem, lacht met hem, ... mag hem blijkbaar ...”
„Ja, maar alleen omdat ...”, onderbreekt Sandra hem fel. Martin en Elena kijken verwonderd op, waarop de twee onschuldig glimlachen en weer richting iuit6gang gaan. Martin en Elena komen hen langzaam achterna, Martin rekent nog iets kleins af bij de kassa.
„Sandra, je hoeft mij niets uit te leggen. Ik weet dat niet verliefd bent, tenminste niet op Martin.”
Florian beweegt zijn wenkbrauwen, Sandra begrijpt zijn hint en reageert dreigend, „Als je nu weer over Jan begint, dan ...”
„Ik heb nog helemaal niets gezegd,” verdedigt Florian zich ontspannen.
Sandra kijkt weer iets vriendelijker, maar knort nog steeds, „Je moet met hem praten, Flori.”
„Met Jan?”
„Met Martin, idioot,” briest ze.
„Heb ik al gedaan. Hij is alleen zo van zijn charme overtuigd, dat ik daar niet doorheen kom,” houdt Florian in een onschuldig gebaar zijn handen omhoog, „Misschien is het beter als jij het hem direct vertelt. ‘Martin, je hebt een mooi postuur en ik wil ook met je naar bed, maar jammer genoeg verzamel jij alleen modeltreinen en ik hou meer van kleine schepen in flessen.’ Zoiets?”
Sandra lacht en port hem in zijn zij, „Hij is onze vriend, Flori, en dat blijft hij ook.”
Ze gaan naar buiten, Martin en Elena zijn nu een paar meter achter hen.
„Ik weet dat Martin een vriend is, sorry, maar ik denk de hele tijd ook aan Elena.”
Ze draaien zich even om. Hij is vooral lang en een beetje slungelig, zij is kleiner en mollig. Ondanks deze tegenstelling klopt het plaatje van een harmonieus paar. Waarom ziet Martin het zelf anders?
„Goed, ik zal nog een keer met hem praten,” belooft Flori.
„Misschien begrijpt hij dat het nooit wat zal worden tussen ons, als hij de jongen kent, waar ik echt meer van hoop,” bekent Sandra met rode wangen. Florian kijkt haar verbaasd aan.
„De jongen, waar je echt op valt? Waarom heb je mij dat niet eerder verteld?”
Florian twijfelt een ogenblik aan zijn status als vriend voor Sandra, die zucht.
„In principe is er niets te vertellen. Hij heet Luca en hij is een jaar of drie ouder dan ik. Hij werkt in een muziekwinkel hier in de buurt en speelt basgitaar in een rockband.”
„Rockband is al een goed begin,” grijnst Florian, waarop ze grinnikt, „Ja, weet ik. Ik heb hem al een paar keer op concerten en in de winkel gezien, maar verder dan ‘hallo’ en ‘hoe gaat het’ komen we niet.”
Het laatste wordt gevolgd door een treurig gezicht.
„Waarom niet?”
„Hij is cool en meestal hangen de mooiste meisjes om hem heen.”
„En jij bent helemaal niet cool en een wanproduct van de natuur,” schudt Florian spottend zijn hoofd.
„Flori, jij zou kunnen weten, dat het allemaal niet zo simpel is,” Sandra klinkt gefrustreerd, „Hij is gewoon te hoog gegrepen voor mij.”
„Niet als je hakken aandoet,” grijpt Florian haar hand en trekt haar met zich mee, „Kom je?”
„Waarheen?”, volgt Sandra hem licht ongerust. Florian grijnst, „We gaan naar die winkel om jouw sexy bassist met een bezoek te vereren.”
„Nee,” piept ze bijna hysterisch, „En hoezo sexy? Je weet helemaal niet hoe hij eruit ziet.”
„Bassisten zijn altijd sexy.”
„Ik dacht eerder aan gitaristen,” lacht ze. Florian haalt zijn schouders op, „Zolang hij geen triangel of blokfluit speelt. Bovendien kun je Martin gelijk laten zien, dat jij niets van hem wil.”
Ze wachten op Elena en Martin, vertellen van de muziekwinkel en dat Sandra daar even binnen wil kijken. Het is inderdaad niet ver weg, naast de leegstaande winkel. Florian krijgt het gevoel dat alle leuke zaken bij Ludwigs boekhandel in de buurt zijn. Harry’s Muziekwereld vertelt het bord boven de ingang. De winkel is gevestigd in net zo’n vervallen gebouw als Boekhandel Reuter.
„Je hebt gelijk, het is hier chic,” meldt Florian en krijgt als dank een elleboog tegen zijn ribbenkast.
„Even niet vervelend doen, wil je?”, sist ze, voordat ze naar binnen gaan. De winkel is typisch een zaak, waar willekeurige voorbijgangers na een paar wantrouwende blikken van de eigenaar snel weer vertrekken. De eigenaar heeft lang, grijs haar en blijkt Sandra te kennen. Hun aanwezigheid wordt zodoende geduld en ze mogen in de volle winkel rondkijken. Het is zeker een muziekwinkel in de breedste zin. Florian ontdekt een hoek met cassettes, vinyl, cd’s en dvd’s, die hem het gevoel geven in een antiekwinkel rond te struinen, ware het niet, dat hij tussen de elpees een nieuwe titel ontdekt, die hooguit een week geleden is verschenen. Een andere hoek is gevuld met bladmuziek, zowel klassiek als populair. Achter de toonbank ontdekt hij oude posters, die samen een eregalerij voor overleden popmusici vormen. De rest van de winkel is gereserveerd voor muziekinstrumenten, akoestisch of elektrisch of computergestuurd. Elena en Martin bekijken een instrument, terwijl ze overleggen waarmee je dit nu bespeelt. Voeten, handen, mond?
„Hoe heb jij deze winkel gevonden?”, kijkt Florian gefascineerd rond.
„Sonja heeft mij getipt. We waren hier, hebben wat gekocht en Luca heeft ons kaarten voor een concert gegeven.”
Opeens grijpt Sandra Florian vast.
„Daar is hij, daarachter.”
Florian kijkt in de aangegeven richting, waar een jonge vent voor een deur staat en een doos sleept. Dreadlocks is het eerste opvallende aan het type. Voor de rest heeft de jongen wel iets van hemzelf – slank, bruine ogen, bruin haar – maar is een beetje langer.
„Leuk,” merkt Florian op.
„Meer niet?”, windt Sandra zich op, „Zeg, niet iedereen gaat naar bed met een blonde Adonis.”
„Waarvan ik niets meer wil.”
Florian draait zich om Elena en Martin op te zoeken, maar Sandra houdt hem nog steeds vast.
„Sorry, dat ging iets te ver.”
Florian knikt, maar het is al te laat voor zijn vrij rondstromende gedachten, die halfautomatisch op zoek gaan naar de blonde Adonis, met wie hij al in bed was. Onopvallend probeert hij de pijn in zijn borstkas kwijt te raken, terwijl hij zich afvraagt hoe lang het duurt voordat hij over het verdriet heen komt of zich zo volwassen kan gedragen, dat alles accepteren en doorgaan met leven een fluitje van een cent is. Nu hoort hij ook al Marc in zijn hoofd, veel gekker moet het niet worden. Ondertussen is Sandra op weg gegaan naar Luca, Florian volgt haar.
„Sandra, ook weer hier?”
Luca lacht even. Een klein spleetje tussen snijtanden lijken het enige gebrek te zijn, voor de rest vindt Florian hem gewoon aardig.
„Hoi, Luca,” heeft Sandra haar stem onder controle. De gezonde blos op haar wangen was er net nog niet. Florian vindt het knap hoe Sandra reageert, zelf zou hij alleen kunnen stamelen.
„Luca, dit is Florian, een klasgenoot van mij.”
Slim. Hier zet iemand zichzelf in de etalage. De twee begroeten elkaar.
„Zoeken jullie iets speciaals?”
Luca wijst richting de hoek met de muziek.
„We kijken eerst bij de nieuwe muziek,” vertelt Sandra.
„Doe dat,” glimlacht Luca en wijdt zich weer aan zijn doos. Onopgemerkt trekken de twee zich terug.
„En?”, wil Sandra een mening horen.
„Leuk.”
„En?”, verlegt Sandra haar evenwicht naar haar andere been.
Florian jent haar, „Ik vind dat je toch voor Martin moet kiezen.”
„Je bent weer grappig, Flori. Wat vind je nog meer van hem?”
„Wat moet ik van hem vinden? Hij heeft een paar woorden met ons gewisseld, te weinig om een indruk achter te laten. Voor de rest lijkt hij mij open en aardig te zijn.”
Op het eerste gezicht is Sandra tevreden. Ze gaat naar Elena en praat zachtjes met de au-pair. Florian is het even zat en zoekt Martin op, die nog steeds puzzelt op het instrument voor zijn neus. Hij neemt Martin mee naar de hoek met nieuwe muziek, waar ze doelloos doorheen bladeren.
„Martin? Weet je waarom we hier zijn?”, vraagt Florian uiteindelijk.
„Nee, jij?”
Martin leest ondertussen de lijst met nummers van een nieuw album, vindt het niet interessant genoeg en pakt het volgende album.
„Jazeker,” doet Florian belangrijk en tikt Martin op zijn schouder om zijn volle aandacht te krijgen, „Sandra heeft ons met een reden hierheen gesleept.”
„Ach, ja?”, heeft Martin geen idee in welke richting hij de reden zal zoeken.
„Ja. Of denk je, dat we hier zijn om het overweldigende aanbod aan obscure muziekinstrumenten te bewonderen? Niet echt,” Florian probeert Martin erbij te houden, „Zie je die jongen daar achterin?”
„Waar?”, zoekt Martin om zich heen.
Florian 24C
Geplaatst: 22 mei 2014 07:38
door Jablan
„Daar,” Florian wijst naar de ... eenzame want verlaten doos voor de deur, „Ach, shit, hij zal wel in het magazijn zijn. Niets aan te doen. Hier werkt een Luca en Sandra is weg van hem.”
Florian wacht op Martins reactie. De jongen kijkt totaal verrast en een beetje teleurgesteld, roept zo Florians medelijden op.
„Ze vindt de verkoper leuk?”, vraagt hij zachtjes. Florian knikt overtuigend, „Sandra vindt hem cool en hij schijnt bassist in een band te zijn naast zijn werk hier.”
„Ik dacht ... we gaan toch goed met elkaar om?”, fronst Martin zijn voorhoofd.
„Martin, jongen, ze heeft je graag als gewone vriend en dat weet je ook, maar van deze kerel heeft ze het echt te pakken. Hij schijnt meisjes aan te trekken als een magneet en is ook goed in bed.”
Goed, dit was meer dan een leugen om bestwil, maar hoe kan Florian anders Martin van zijn verkeerde inschatting overtuigen? Soms zijn helaas drastische middelen noodzakelijk.
„Het spijt mij voor je, Martin, maar zet haar uit je hoofd. Sandra gaat voor jongens met dreadlocks.”
Florian kan het nog net zeggen, voordat Sandra en Elena binnen gehoorsafstand komen. Ze lachen, hebben net een ronde langs de posters gemaakt en zich over de oude kapsels verbaasd.
„Hebben jullie al wat gevonden?”, grijnst Sandra.
„Goed, dat je er bent. Ik heb Martin net verteld, dat jij Luca wel ziet zitten,” knipoogt Florian. Het is een goed moment. Ze hoeft het nu alleen nog maar te bevestigen om Martins laatste twijfels weg te nemen. Het is tijd, dat Martin in de realiteit terugkeert, hoe bitter die ook is. Sandra zwijgt echter in alle talen.
„Sandra? Wat is er? Je hebt mij toch net verteld, wat jij van Luca denkt? Sexy, droomtype, uniek?”, draaft Florian nu helemaal door.
Heeft hij iets gemist? Sandra wordt bleek in haar gezicht en Elena vertrekt ook al haar gezicht, al ziet er grappig uit. De twee staan nu direct voor Florian en Martin, maar hun houding is apart. Nog even en Sandra valt flauw, ze kijkt Florian in ieder geval star aan. Nee, zij kijkt langs Florian naar iets achter hem. De jongen ruikt onraad en draait zich voorzichtig, langzaam om. Helaas staat daar geen reuzenspin met poten van twee meter, maar een verkoper, die Florian in het magazijn vermoed had. Luca kijkt het groepje met een onbepaalde blik aan. Shit!
Als hij zich naar Sandra draait, is ze net ontwaakt uit haar betovering en rent naar de uitgang met Elena achter zich aan. Florian kan zichzelf wel vervloeken en bijt zijn tanden op elkaar. Dom, dommer, domst. Luca komt naast hem staan en Florian reageert nerveus.
„Heeft u misschien ook een album met alleen walsen? Strauss?”
Waar dit vandaan komt, weet hij niet. Luca antwoordt grimmig, „We hebben hier alleen een overweldigend aanbod aan obscure muziekinstrumenten.”
Geweldig. Luca heeft alles meegekregen.
„Dat is mooi!”, Florian voelt zich overdonderd, „Dan moeten we helaas gaan. Ik heb zo nog een afspraak ... met een galg, morgen word ik opgehangen.”
„Succes daarmee,” komt nuchter terug. Sukkel! Florian groet de verkoper nog en neemt dan Martin op sleeptouw, die nog steeds niet heeft begrepen wat hier is gebeurd. Buiten haalt Florian opgelucht en tegelijk in paniek adem.
„Shit!”
„Wat is er eigenlijk gebeurd?”, vraagt Martin. Hoe is het mogelijk, dat Martin niets merkt? Florian kijkt om zich heen, op zoek naar Sandra. Nergens ziet hij de twee meiden lopen.
„Heeft u misschien net twee meisjes zien weglopen? Ze kwamen hier uit de winkel.”
Florian spreekt een man aan, die bezig is een bestelbus uit te laden. Zo te zien schilderijen in beschermende doeken. Blijkbaar wordt de leegstaande winkel ingericht.
„Een heeft roodbruin haar, de ander zwart haar,” voegt Florian er nog aan toe.
„Eh ... ja, ze gingen die kant op,” wijst de man richting Boekhandel Reuter.
„Bedankt,” roept Florian over zijn schouder, terwijl hij begint te rennen. Na een minuut heeft Martin ze gezien, maar ze zijn nog te ver. Sandra loopt met gebogen hoofd, Elena praat tegen haar. Florian krijgt echt last van zijn geweten.
„Sandra, Elena, wacht even!”, schreeuwt Martin ineens. De jongen is blijkbaar toch een zoon van zijn vader, gegeven het volume, wat hij weet voort te brengen. Indrukwekkend. De twee meiden draaien zich om, blijven staan en wachten inderdaad op de twee jongens. Florian weet van schaamte niet waar hij moet kijken, Sandra bestudeert het trottoir.
„Het spijt mij echt,” fluistert de jongen. Ze ziet er nog wit uit. Kijkt ze nu berustend of verslagen?
„Werkelijk, ik weet dat het stom van mij was, maar ik dacht, dat hij in het magazijn was. Ik had erop gewed.”
„Je zou verloren hebben,” geeft Sandra koel terug. Florian legt een arm om haar middel en babbelt doelloos, „Ik ben gewoon stom bezig.”
„Hm,” stemt Sandra toe.
„Ik beloof je, dat ik het weer goed maak,” legt Florian ook zijn andere hand om haar middel, „Ik zal nog een keer met hem praten, het uitleggen.”
Sandra schudt beslist haar hoofd.
„Nee, liever niet. Het is waarschijnlijk beter zo, hij is toch onbereikbaar voor mij.”
Ze maakt zich los en loopt langzaam verder met gebogen hoofd. Florian dartelt opgewonden om haar heen, „Onzin, je bent een veel te leuke meid om het hierbij te laten. Ik wil niet dat jij slachtoffer van mijn verstrooidheid bent.”
Elena houdt zich wijselijk stil, al kent Florian haar inmiddels goed genoeg om te weten, dat ze het met hem eens is. Sandra kijkt hem oprecht aan, „Flori, ik wil nu niet meer over dit dodelijk gênante moment praten.”
„Wie weet kunnen we over een paar jaar hierom lachen, net zoals over Alex’ bloedneus,” meent Martin. Na een dreigende blik van Sandra en Florian gaat hij direct naast Elena lopen. Ze kunnen nog niet lachen. Florian vindt het al erg genoeg, dat hij zelf te vaak niet goed oplet, maar dat juist Sandra daar slachtoffer van is, bevalt hem totaal niet. Daarvoor mag hij haar te graag.
„Jongens, ik weet niet hoe jullie erover denken, maar ik moet een keer naar huis,” steekt Florian de straat over omdat hij in de verte al een tram ziet aankomen en het opnieuw begint te regenen. De andere drie rennen achter hem aan. Onderweg in de tram zwijgen ze, is iedereen verdiept in zijn eigen gedachten. Sandra denkt vermoedelijk aan de volgende ontmoeting met Luca na en hoe ze dan overeind blijft. Martin analyseert nu waarom zijn gedroomde relatie met Sandra niet van spoor twee kan vertrekken. Elena kijkt berustend naar Martin. Ook zij lijkt langzaam te begrijpen, dat de slungelige jongen zich nauwelijks voor haar interesseert. Florian is vooral woedend op zichzelf en zou de voorbije zeven dagen graag willen wegstrepen uit zijn leven.
Het stukje van de tramhalte naar huis is op zich niet zo’n eind lopen. In de regen van vandaag toch lang genoeg om volkomen doorweekt aan te komen. Florian heeft geen zin om zijn sleutel ergens uit zijn natte spullen te zoeken en belt aan. Zoals hij had verwacht, doet Martha open.
„Mijn God, wat zien jullie eruit? Kom snel binnen, voordat jullie ziek worden.”
Met Martha’s hulp hangen ze hun jassen in de garderobe. Het ruikt naar een heerlijk avondeten. De geur van gebraden vlees, rode kool, gegaard deeg drijft uit de keuken naar de ontvangsthal.
„Je ouders hebben bezoek van een paar vrienden. Ze eten net samen. Jij ontbreekt,” vertelt de huishoudster. Niemand kan haar verwijt negeren.
„Goed,” bromt Florian, terwijl hij zijn schoenen uittrekt.
„Florian?”
Joachim staat plotseling in de deur naar de keuken en neemt Florian van onder tot boven in zich op.
„Waar kom jij vandaan?”, vraagt de man bars.
„Van mijn werk,” blijft Florian kort en bondig.
„Zo laat?”
„Ja. Sandra, Martin en Elena hebben mij opgehaald.”
De drie steken hun hand op als groet, Joachim glimlacht beleefd.
„We zijn in de keuken, daarna in je kamer,” beslist Elena en de twee anderen volgen haar langs Joachim de keuken in, achter Martha aan.
„Als wij een etentje geven, dan verwachten wij, dat iedereen er is,” verwoordt Joachim zijn visie op een gezinsleven.
„Ik wist niet, dat we vanavond verschijningsplicht hadden,” bromt Florian terug.
„We hebben het er vanmorgen nog over gehad, dat we vanavond om zeven uur eten.”
„Ik heb het niet meegekregen en vandaag wat langer gewerkt, zeven uur had ik nooit gehaald vanuit de binnenstad.”
Joachim zucht en zet zijn handen op zijn heupen, „Je krijgt de laatste tijd wel erg weinig mee. Bij het ontbijt en avondeten ben je er niet, je bent constant weg, eigenlijk ben je alleen nog hier om te overnachten. Wat is er aan de hand?”
Joachim daagt hem uit. Florian kan er niets aan doen, maar hij moet op dit moment denken aan een zelfbenoemde opvoedingsdeskundige, die haar inkomen verdient aan ouderlijke onmacht.
‘Meneer Wanninger, u doet het helemaal verkeerd. Als u met uw zoon wilt praten, als u wilt weten wat hem echt bezighoudt, als u voorbij zijn wensen, dromen, angsten en plezier wilt kijken, dan moet u het gesprek anders beginnen. Geen verwijten of bestraffingen, maar vooral met meer gevoel, medeleven en ongedwongen interesse.’
Zo’n deskundige zou in dit huis veel werk hebben. Maar ze is er niet, daarom corrigeert niemand Joachim bij zijn fouten en wordt Florian als reactie daarop opstandig.
„Ik ben druk met school, daarnaast werk ik nog en verder ben ik veel met Sandra, M ...”
„Sandra?”, gebaart Joachim richting keuken, „Ach, is het waar?”, een glimlach, „Je vriendin?”
Joachim heeft opeens de ‘vrienden onder elkaar’ ondertoon, waar Florian een bloedhekel aan heeft.
„Niet mijn vriendin, maar een vriendin.”
Zelfs al zou dit het leven makkelijker maken, dan weigert Florian nog steeds Joachim wijs te maken, dat Sandra zijn vriendin is. Maar de man gelooft hem sowieso niet. Hij knipoogt alleen en haalt zijn hand door Florians natte haardos.
„Je hoeft je oude vader niets te vertellen als je niet wilt. Maar als je nog vragen hebt over meisjes en zo, dan kun je bij mij terecht. Of praat met Alex, die weet wel raad met meisjes.”
Graag zou Florian nu heel hard gaan lachen en alles vertellen ... en daarna verder lachen. In plaats daarvan knikt hij braaf. Joachim is weer heel trots op zijn vader-zoon gesprek. Florian denkt er anders over. Joachim drukt de keukendeur weer open, als Florian zich nog iets herinnert.
„Joachim, een van de vrienden van mijn chef is advocaat en hij heeft een grote zaak gewonnen. Dat wordt vanavond gevierd en ik ben ook uitgenodigd. Het kan laat worden.”
Joachim denkt even na, voordat hij knikt, „Natuurlijk. Waarom niet?”
„Dank je,” roept Florian voordat hij vrolijk de trap op rent. Hij is nieuwsgierig naar Marcs mening. Het is gelukt zonder te liegen, elk woord is waar.
Op zolder is de stemming minder vrolijk. De drie zijn vlak voor hem boven aangekomen. Martha heeft ze een bord eten meegegeven, hoewel dat tegen de huisregels is. Florian eet staande. Hij heeft haast, omdat de klok sneller richting negen uur gaat dan hij dacht. Met dezelfde haast vliegt hij de badkamer in om daar acht minuten later weer uit te komen en zijn vrienden nog steeds in mineur aan te treffen. Elena en Sandra liggen samen op Navaro en zijn duidelijk moe. Martin zit op de sofa en staart naar de poster met de voetballer.
„Mooie jongen of niet?”, grijnst Florian. Martin knikt, „Mooier dan Charlotte.”
Florian verbaast zich over Martins humor, Sandra en Elena glimlachen. Terwijl Florian zijn natte kleren in de badkamer hangt, babbelen de drie verder.
„Florian, was je vader nog boos?”, wil Elena bezorgd weten.
„Eerder bezorgd, denk ik ... Ik kon hem nog net afhouden van een gesprek over bloemen en bijen.”
Geen reactie. Wel kijken zes ogen toe hoe hij schoon ondergoed aantrekt.
„Wat nu? Willen jullie de hele avond zo depressief voor je uit blijven staren?”
„Ik heb niet zo’n zin in je onzin, Flori,” meent Sandra.
„Ik ook niet,” piept Elena.
„Ik ook niet,” bromt Martin.
„Goed,” hijst Florian zich in zijn broek, „Blijven jullie vanavond hier vegeteren.”
Geen reactie. Wel kijken zes ogen toe hoe hij een shirt aantrekt.
„Wat is dit?”, vraagt Martin vanuit het niets en houdt een vel papier omhoog. Florian moet er naar toe lopen om te zien wat Martin heeft gevonden.
„Ach, niets, dat is een kleine afspeellijst, die ik deze week heb gemaakt. Kijk maar naar de titels. De meeste liedjes gaan over liefdesverdriet.”
Florian bloost alweer, maar dat is geen nieuws voor de drie.
„Echt? Laat eens zien,” vraagt Sandra, waarop Martin haar de lijst geeft, „En die luister je dan om Alex te vergeten?”, klinkt Sandra ineens wat vrolijker.
Florian is al voorbij de schaamte bij Martin, Sandra en Elena, „Ja, meestal zing ik ook nog mee,” waarop hij naar zijn computer loopt en de lijst start. Twee seconden later klinkt het eerste liedje uit de luidsprekers.
Florian schaamt zich ergens wel voor het meezingen. Hij wil niet, dat anderen zien hoe hij daarbij zijn kamer zingend en dansend als podium gebruikt. Het helpt wel. Hij geeft zich helemaal over aan de muziek en ruimt zo op in zijn hoofd. Het werkt als een zachte spons, die alle negatieve gedachten opzuigt en meeneemt. In elk geval voor de eerste uren daarna.
„Behoorlijk brede verzameling”, beoordeelt Sandra de titels.
„Bloedend Hart of Hungriges Herz?”
„Beide. Past helemaal bij Alex,” bromt Florian.
„Zonder jou of Ohne Dich?”
„Geweldig nummer, maakt niet uit in welke taal.”
„Hé, een klassieker. Junimond,” grijnst Sandra.
„Ik heb van alles er tussen staan.”
„Baby Love?”, lacht Sandra.
„Dat is de natuursteen onder de klassiekers,” verdedigt Florian zich, „Maar die moet ik eigenlijk met oma Ulla zingen. Net zoals Bye, Bye, Love.”
Het zijn eigenlijk de liedjes, die oma Ulla opzette als zijn Ma liefdesverdriet had.
„Wel mooi,” meent Elena, die zacht meezingt. Sandra kijkt haar even raar aan, zingt dan mee. Als Martin voor het bed gaat staan en uit volle borst meezingt, is Florian verrast. Martin kan zuiver zingen! De drie zingen verder, terwijl Florian ondertussen zijn haar in model probeert te krijgen. Muziek helpt om zijn vrienden op te vrolijken.
Het luik zwaait open, Maria stijgt op uit de vloer. Ze weet niet hoe ze de situatie in moet schatten. Florian draait de muziek zacht, „Wat kom je doen?”
„Je zou haast denken, dat de buren hun katten slachten,” spot Maria.
„Wat wil je, Maria?”, negeert Florian het vorige antwoord. Ze is direct beledigd, „Als je zo grof blijft, zeg ik helemaal niets.”
Florian begrijpt het al. Maria wil de Slijmerd zien.
„Goed, zou je mij willen vertellen waarvoor je hier bent?”, vraagt hij inclusief kunstmatige lach en licht verleidelijke stem.
„Er is een kerel voor jou,” probeert Maria haar opwinding te verbergen, „Een stuk!”
„Wat, nu al?”, kijkt Florian op zijn horloge, „Shit, ben ik te laat?”
Snel trekt hij zijn schoenen aan en pakt zijn portemonnee en telefoon, „Ik vind het vervelend om mij te haasten.”
„Wie is hij?”, Maria is nooit nieuwsgierig, „Je nieuwe vriendje?”
„Nee, hij is een vriend.”
Florian let goed op, dat hij Maria niet teveel vertelt. De spiegel brengt een teleurstelling, „Het wil vandaag niet, dan maar zo.”
De anderen zijn te beleefd om hem tegen te spreken. Hoe aardig. Florian groet ze en laat de drie achter op zijn kamer met zijn voorraad films. Martin en Sandra hebben nog geen zin om naar huis te gaan. Dan volgt hij Maria naar beneden. De ontvangsthal is leeg.
„Waar is hij?”
„In de keuken.”
„Hoezo? Hij zou mij alleen ophalen.”
Florian baalt. Uit de woonkamer klinken stemmen. Hij hoort Joachim, Bettina en de lach van Jasmin Eichel. Een extra reden hier snel te verdwijnen. Gehaast vliegt hij de keuken binnen.
„Manuel, je bent te vroeg. Ik was nog niet helemaal klaar.”
Aan de keukentafel zit iemand anders dan Manuel en hij blijft aan de vloer genageld staan, terwijl zijn stem uitschiet.
Florian 25A
Geplaatst: 05 jun 2014 11:41
door Jablan
25 Verrassing
„Jens?”, piept Florian.
Jens.
„Florian, hoi!”
Jens.
„Eh ... eh ...”
Jens.
„Leuk je weer te zien!”
Jens.
„Hm ... argh ... eh ...”
Jens.
Jens glimlacht onder zijn korte, wilde, donkerblonde haar. De tanden flitsen op.
„Het lijkt erop, dat mijn verrassing is gelukt,” lacht Jens vrolijk.
„Mooi,” weet Florian uit te brengen. Hij is compleet overdonderd. Ergens in de afgelopen tijd heeft hij de hoop opgegeven ooit nog iets van Jens te horen. Ogenblikkelijk is hij weer terug in Hamburg. Vanuit zijn kamer kon hij Jens altijd in de tuin in de zon zien liggen. Florian krijgt een droge keel en ademt door zijn mond, staart nu in München naar een ontspannen, glimlachende Jens, die wijdbeens op een van de stoelen zit. De jongen komt op Florian nog net zo sexy over als hij hem in zijn herinnering heeft. In zijn bovenarm voelt hij een korte, doordringende pijn, die maar een oorzaak kan hebben. Maria, die ondertussen naast hem staat en hem vol verwachting aankijkt. Ze grijnst, plagend.
„Je bent soms echt een blamage, weet je dat?”
Florian wil boos reageren, maar zegt niets. Het spreken lukt niet, is hij blijkbaar verleerd in zestig seconden.
„Omdat deze freak het niet voor elkaar krijgt, zal ik mijzelf voorstellen. Ik ben Maria, zijn lievelingszus,” duwt Marian Florian opzij om met uitgestoken hand op Jens af te lopen.
„Hallo, ik ben Jens. Florian en ik waren in Hamburg buren,” staat Jens met een verleidelijke lach op zijn gezicht op en schudt de aangeboden hand.
„Spannend,” meent Maria, terwijl ze Jens per centimeter scant en taxeert. Florian valt het op, maar is zelf geen haar beter. Nu maakt het afgetrainde lichaam nog meer indruk op hem. Was Jens in Hamburg ook al zo gespierd?
„Zo, zo, Jens uit Hamburg. Florian heeft nog nooit over je verteld,” geeft Maria fijntjes haar belangstelling aan, „Wat doe je nu hier? Florian bezoeken?”
Nu wordt het riskant, vindt Florian. Bovendien wil hij Maria’s neiging hem voor paal te zetten absoluut de kop indrukken.
„Eh, Maria,” piept Florian. Hij heeft zijn eigen stem nog niet teruggevonden. Geweldig! De twee kijken hem afwachtend aan, waardoor hij het warm krijgt.
„Laat Jens met rust, wil je?”, meldt zijn normale stem zich weer terug, „Moest je niet nog iets nuttigs doen? De gaten in je sokken stoppen, van de kersen jam maken, je Engelse cursus bloemschikken afmaken, naar Jana en Alina rennen om het laatste nieuws over jullie vriendjes te delen of Alina’s teckel uit laten?”
Het werkt. Beledigd vangt Maria hem met haar ogen, totdat ze op een buitengewoon griezelige manier begint te grijnzen. Florian verwacht spontane groei van haar hoektanden.
„Je hebt gelijk. Ik moet Alex halen, hij wil jullie weerzien beslist niet missen.”
„Maria!”
Woedend kijkt Florian haar aan, maar ze is niet onder de indruk. Deze bemoeizucht is helemaal niet leuk. Maar Maria verdwijnt al uit de keuken, al mort ze nog over zijn suggesties.
„Je zus is aardig,” kijkt Jens haar na. Florian krijgt de behoefte hem te corrigeren, „Stiefzus.”
„Dat weet ik,” houdt Jens zijn glimlach vast. In Florians beleving komt zijn oude buurjongen langzaam dichterbij, stap voor stap. Nu ontdekt hij zomersproeten op het gezicht.
„Het is goed om je te zien.”
Florian krimpt een beetje ineen. De stem kruipt onder zijn huid en trekt daar sporen. Waarom reageert hij zo heftig op Jens?
„Vind ik ook ... goed ... zie je eruit,” staart Florian naar de andere jongen, terwijl hij zich afvraagt of een driedagenbaard nu wel of niet stoort als je zoent.
„Mag ik?”, vraagt Jens zachtjes.
„Wat?”
Florian weet niet wat Jens wil, totdat hij de open armen ziet. Goh, Jens vraagt zelfs toestemming voor een omarming? Florian knikt, heeft iets later twee armen om zijn middel en legt na een korte aarzeling zelf ook zijn armen om Jens. Het voelt goed aan, hoewel Florian zich onbeholpen voorkomt. Jens laat hem los, blijft gewoon staan en ze kijken elkaar aan.
„Ik geloof niet, dat het zo’n goed idee was om je te verrassen,” klinkt Jens allesbehalve hoopvol, eerder eerlijk en teleurgesteld.
„Nee, dat is het niet ... echt niet ... ik ben alleen ... totaal verrast ... ik heb dit niet verwacht ... ik heb jou niet verwacht,” stamelt Florian en is toch tevreden, dat het weer lukt om enigszins normaal te praten. De jongen moet niet gaan denken, dat Florian hem kwijt wil. Jens glimlach weer, „Ja, dat heb ik ondertussen begrepen. Verwachtte je een Manuel?”
Manuel? Wat hebben Jens en Manuel met elkaar te maken? Heeft Florian op hem gewacht? Nu schiet hem het feest weer te binnen en kan hij Jens’ nieuwsgierigheid bevredigen.
„Manuel is een vriend van mij en haalt mij zo op voor een feest vanavond.”
„Ach ... interessant. Heb ik geluk, dat je nog hier bent ... of ben ik ongelegen langsgekomen?”, vraagt Jens. De jongen praat met zijn hele gezicht.
„Nee, totaal niet ... Heb je zin om ... eh ... heb je zin om mee te gaan naar het feest? Het wordt beslist leuk. Of heb je iets anders te doen vanavond? Vast en zeker. Je bent alleen toevallig hier en moet je zo weer weg? Kan ik mij wel voorstellen, ik wil je ook niet langer ophouden, je hebt waarschijnlijk nog meer te doen of afgesproken met iemand, die niet permanent ... uit zijn nek kletst ... ik kan urenlang vertellen, wist je dat?”
Lachend legt Jens een wijsvinger op Florians mond en brengt hem zo tot zwijgen. Goede actie, want ademnood hangt in de lucht. Jens straalt, „Je bent helemaal niet veranderd.”
„Jij ook niet,” fluistert Florian, die nog steeds niet kan geloven, dat Jens hier in München is. Of zou tussen nu en tien minuten een cameraploeg binnenkomen en hem vertellen dat dit alles een grote grap is? Ze blijven elkaar aankijken. Ergens vraagt een apparaat om aandacht. Zoals vaker in de keuken. Jens kijkt hem afwachtend aan.
„Is dat jouw telefoon?”
„Hè?”
„Ik hoor een telefoon.”
Jens kijkt Florian aan, op zoek naar het geluid. Nu merkt Florian pas, dat zijn telefoon geluid maakt. Het is een normaal inkomend gesprek, dat hij met een belegen stem aanneemt.
„Ja?”
„Flori, Manuel redt het niet meer om je op tijd op te halen. Hij is nu onderweg naar de slijterij en dat duurt wel even, daarna moet hij nog langs de supermarkt, maar over een half uur zou hij bij jou moeten zijn.”
Jens’ hemelsblauwe ogen kijken Florian, die zijn wangen voelt, intens aan.
„Flori? Hoor je mij?”, wordt de stem ongeduldig.
„Hm.”
„Wat is er? Heb je iets gebruikt of geslikt?”, spot de stem.
„Hm.”
„Flori?”, klinkt het nu geërgerd.
„Ja, ja, ik moet nog drank meenemen uit de slijterij en over een half uur ga ik met Marc naar een supermarkt.”
„Ik ben Marc!”, klinkt het nu ongerust.
„Oh ... hallo, Marc.”
„Wat is er met jou?”
„Niets, alles is goed.”
„Of heb je weer wat uitgespookt met Alex?”
De naam steekt als de angel van een wesp, waarvan de pijn zich door zijn lichaam verspreidt. Florian haalt een keer diep adem, waarna de pijn op zijn borst vermindert, en kijkt weer naar die heerlijke warme ogen voor hem.
„Marc, Manuel hoeft mij niet op te halen. Ik neem iemand mee ...”, kijkt Florian Jens vragend aan, die met een lachend gezicht instemt. Florian is opgelucht.
„Zo?”, vat Marc zijn enorme verbazing samen.
„We praten later,” breekt Florian hem snel af. Dit kan hij niet aan de telefoon uitleggen en al helemaal niet met zoveel oogstrelende afleiding direct voor zijn neus.
„Goed,” geeft Marc zijn ontevredenheid een geluid.
„Tot zo.”
„Eh ... ja, tot later.”
Florian bergt zijn telefoon weer op en kijkt daarna in een verwachtingsvol gezicht.
„Ik mag mee?”
„Als je wilt,” is Florian weer verlegen, „Marc en Manuel geven een feest voor een vriend, die iemand achter tralies heeft gekregen. Ik hoop dat je het niet erg om mijn vrienden te ontmoeten. Ze zijn leuk, ook een beetje gek, maar vooral aardig. Oh ja, wat Arthur ook tegen je zegt, je hoeft je alleen uit te kleden als je zelf wil ... en als Werner je vraagt hem naar buiten te begeleiden, blijf binnen ... maar verder zijn ze heel erg leuk.”
Jens kijkt hem bedenkelijk aan. Florian realiseert zich, dat hij weer praat zonder na te denken en kauwt op zijn onderlip.
„Durf je nog mee te komen?”
Florian hoopt, dat hij Jens nu niet zo bang heeft gemaakt, dat zijn oude buurjongen het hazenpad kiest.
„Natuurlijk, graag, ik ben met de auto hier. Zullen we direct weggaan?”
Jens wisselt een glimlach af met een volledige lach op zijn gezicht. Ze gaan terug naar de ontvangsthal. Florian laat zich nog even zien in de woonkamer, waar hij beleefd groet. De meeste mensen op de fauteuils en banken kent hij niet. Ze vallen in de leeftijdscategorie van Bettina en Joachim. Stuk voor stuk met kleding, waar nog de vouwen van de strijkbout inzitten. Iedereen met vergelijkbare, optimaal verzorgde kapsels. Nergens een panty met een ladder of een krijtstrepen broek met een oneffenheid, zelfs de schoenen spiegelen. Tussen de gasten herkent hij de Eichels, hij met een arm op haar schouder, zij met een zelfgenoegzame glimlach op haar gezicht. Direct tegenover hen Bettina en Joachim, die net zo vertrouwd naast elkaar zitten. Florian ergert zich aan zoveel toneelspel.
„Ik ga nu en word thuisgebracht vanavond,” vertelt hij Joachim, die vriendschappelijk reageert, „Veel plezier en kom niet te laat thuis.”
De groet wordt herhaald door de kinderarts tegenover Bettina. Blijkbaar heeft Joachim trots gemeld dat zijn zoon een gecultiveerde avond tussen advocaten en boekhandelaren doorbrengt. Florian is er redelijk zeker van, dat Arthur een stripper heeft besteld en Werner zich met een van de gasten zal terugtrekken. Joachim zal eerder denken aan kostuums dan aan leren broeken. Misschien draagt Werner wel een kostuum bij aankomst, maar of het nog dezelfde kleding is als hij straalbezopen vertrekt?
„Komt in orde,” blijft Florian beleefd en voelt zich weer even een jongen van vijf. Als hij zich omdraait, merkt hij een lange jongen met blond haar op, die voor het raam staat en zich nu ook omdraait. Waar die nu weer vandaan komt? Naast de jongen staat Maria met een aanmatigende grijns op haar gezicht. Ze heeft het verteld en in de grijze ogen van de jongen woedt een kleine storm, veroorzaakt door een zeer lokaal lagedrukgebied.
„Vergeet je sleutels niet,” geeft Bettina Florian nog mee, als hij weer naar de ontvangsthal gaat, waar Jens op hem wacht. Zodra Jens hem ziet, gaat de nieuwsgierigheid weer over in een lach op het gezicht. Florian wordt ingehaald door zijn gedachten, heeft eigenlijk tijd nodig om zich te herpakken en elke gedachte een rustig plekje te geven. Jens gunt hem die tijd niet en wijst naar de deur, „Kunnen wij gaan?”
„Nog even mijn jas,” duikt Florian in de garderobe en als hij zich weer opdraait, grinnikt Jens. Deze keer lijkt hij Florian uit te lachen.
„Wat is er?”
„Is dat jouw jas?”, wijst Jens op de mantel, die Florian heeft aangetrokken.
„Eh ...”, voelt Florian de nertskraag in zijn nek.
„Nee, van mijn stiefmoeder,” grijnst hij verlegen, „dit is een oudere jas van haar, ik mag hem elke zondag aantrekken. Vandaag is het ... eh ... vrijdag, ik zoek wat anders.”
„Hij staat je wel,” bevestigd Jens met – hoe is het mogelijk dat hij geen spierkramp krijgt – nog steeds een lachend gezicht. Ook Jens kan niet van Florians haar afblijven en woelt erdoor, waardoor de jongen nu de mantel laat vallen en de design hoedenhouder bijna omvalt. Tot groot plezier van Jens. Florian vraagt zich af waar Martha zijn jas heeft gelaten. Helemaal achterin? Of in de kelder? Als hij nog een keer kijkt, snapt hij Martha’s indeling. Normaal hangt zijn jas helemaal opzij, vandaag tussen die van Bettina en Alex.
„Ben je nu klaar?”, vraagt Jens schaamteloos brutaal, als Florian eindelijk zijn eigen jas dicht heeft.
„Ja,” meldt Florian, die nog steeds van slag is, de voordeur opent en even op Jens wacht. Ook Jens’ achterkant leidt hem af. De jongen vergeet bijna de deur achter zich te sluiten.
„Ik heb op straat geparkeerd, jullie oprit zag er vol uit,” wijst Jens op de dubbele rij wagens, die voor de garagedeuren in file geparkeerd staan. Florian haalt zijn schouders op, „Mijn vader en stiefmoeder hebben bezoek.”
„Niet slecht,” taxeert Jens de verschillende wagens uit de hogere prijsklassen.
„Hm.”
Florian 25B
Geplaatst: 05 jun 2014 11:42
door Jablan
Florian heeft geen betere reactie paraat. De familie Wanninger is rijk. Ze hebben een lange oprit, dubbele garage, een huis met vijf verdiepingen – zonder lift. Elke slaapkamer heeft een eigen badkamer en meestal een inloopkast. Bovendien zijn er twee personeelsleden, die in de kelder een eigen appartement hebben en zo dag en nacht klaarstaan voor de familie. Wanneer Bettina gaat winkelen met haar vriendinnen, geeft ze ongemerkt een half modaal maandsalaris uit. Het eten is goed en luxe, net zoals de inrichting van de benedenverdieping. Elke vergelijking met hun thuis in Hamburg is onmogelijk. Of het nu de goed onderhouden tuin van mevrouw Einsele is of de overwoekerde tuin van zijn Ma, dit hier is compleet anders. Toch gaat er geen dag voorbij, zonder dat Florian even denkt aan het windorgel voor het keukenraam of de vogelverschrikker in het groenteperk van zijn vorige huis.
Jens kijkt nog een keer om naar het huis, „Hoe is het leven in zo’n luxe tehuis?”
Wil Jens de waarheid weten? Zo luxueus is de waarheid niet, bovendien allesbehalve simpel. De waarheid vertelt over ontrouw, ontevredenheid, arrogantie, verbeelding en seks onder stiefbroers.
„Lekker. Het is goed hier,” antwoordt Florian gehaast. Te gehaast, want Jens zwijgt. Ze staan bij de zwarte Volkswagen. Jens’ allereerste auto, die Florian nog steeds mooi vindt. Vermoedelijk vindt Florian ook een oude, roestige omafiets mooi, als Jens erop zou fietsen. Die gedachte laat hem grinnikend instappen. Een andere gedachte laat hem doorgaan met lachen. Hij zit nu in de auto van Jens Einsele en dat was vroeger een soort van natte droom voor alle meisjes uit zijn oude klas, toen ze dertien of veertien waren. Morgen moet hij met Laura en Mario bellen, niet vergeten! Overdreven laconiek zoekt hij de gordel, die hij pas bij de derde poging om mag doen van de auto. De eerste twee keer blokkeerde de riem. Jens glimlacht nog een keer naar Florian, voordat ze wegrijden. Voor Florian een laatste kans om nog even te genieten van de zongebruinde huid, de rechte tanden en de nu donkerblauwe ogen. De hele auto ruikt naar Jens, ze zijn alleen in de donkere wagen en Florians fantasie gaat er vandoor met hem. Hij dwingt zichzelf terug te keren in de realiteit, voordat hij per ongeluk een stijve krijgt.
„Jens? Wat doe je eigenlijk in München? Ik dacht, dat je in Berlin iets studeerde.”
Het egoïstische deel van Florian hoopt op een antwoord, dat om hemzelf draait. Zijn rationele deel protesteert direct en komt met andere verklaringen. Meetrainen met FC Bayern of het huis van een overleden tante leeghalen of zoekt Jens een nieuw thuis? Ergens interesseert het hem behoorlijk. Jens lacht even.
„Dat klopt. Ik studeer aan een hogeschool mediamanagement. Daar hoort ook een halfjaar met praktijkopdrachten bij. Ik ben net begonnen bij Hubert Burda Media. Ik blijf hier een half jaar, voordat ik terugga naar Berlin.”
Jens is hier niet op bezoek, hij woont en werkt hier. De boodschap druppelt langzaam door.
„Oh. Ben je zo goed?”, wil Florian weten. Jens kijkt hem trots aan, „Of goed of ik heb geluk gehad,” maar blijft toch bescheiden, „Toen we elkaar in augustus voor het laatst hebben gezien, wist ik allang, dat ik hier zou overwinteren.”
„Waarom heb je niets verteld? Hm, domme vraag, we hebben elkaar nauwelijks gesproken.”
Jens lacht even, „Geen domme vraag, we zijn er niet aan toegekomen. Ik wist niet, dat jij naar München zou verhuizen. Je hebt alleen verteld, dat je wegging. Ik dacht eigenlijk, dat je een vakantie bedoelde. We hebben mooi langs elkaar heengepraat.”
„Ja,” bevestigt Florian.
„Toen ik terugkwam van mijn vakantie, waren jullie al weg. Ik vond het jammer, had je graag nog een keer willen zien.”
Er zit een ondertoon in Jens’ stem, die Florian raakt. Waar heeft Jens aan gedacht? Hij wil antwoorden, maar moet eerst zijn keel schrapen.
„Ik ... Ik heb je moeder mijn telefoonnummer gegeven.”
„Die heeft ze mij niet gegeven,” komt er ineens koel, zo niet verbeten uit, „Ze heeft mij alleen verteld, dat jouw moeder naar Afrika is geëmigreerd en jij zou bij je vader zijn gaan wonen. Meer wist ik niet. Zit jij eigenlijk op internet?”
„Jawel, je moet even zoeken ... daar heb ik Omo-Nationaalpark als woonplaats,” glimlacht Florian
„Aha ... Hoe dan ook, toen ik voor het laatst in Hamburg was, ben ik je oma tegengekomen.”
„Wanneer?”, wil Florian direct weten.
„Een paar weken geleden, hoezo?”
„Oma Ulla en ik spreken elkaar een, twee keer per week. Ze heeft het niet over jou gehad.”
„Ik heb je oma ook maar heel even gesproken. Ze heeft mij verteld, dat je moeder in een natuurpark in Ethiopië woont met haar vriend en jij in München bij je vader. Ik hoefde niet eens naar de naam te vragen, die vertelde ze er direct bij.”
„Dat is mijn oma,” glimlacht Florian.
„Ja. Deze week ben ik hier begonnen en ik kreeg redelijk snel jullie adres te pakken. Ik heb alleen twee mensen op mijn werk gevraagd. Je vader staat goed bekend. Het ging verrassend makkelijk.”
„Waarom heb je mijn oma niet gelijk gevraagd om mijn adres of telefoonnummer?”
„Durfde ik niet. Je oma was met een paar anderen boodschappen aan het doen.”
Florian zwijgt. Jens heeft geen indruk gemaakt op oma Ulla, anders had ze het hem wel verteld. Jammer. Jens kijkt hem na een tijdje even aan, „Ik heb eigenlijk met opzet niet gebeld, het leek mij leuker om spontaan langs te komen. Had ik dat niet moeten doen?”
Jens lijkt wat onzeker, wat Florian iets meer ruimte geeft.
„Nee, nee ... Jens, ik vind het super dat je geprobeerd ... dat je mij hebt gevonden. Werkelijk. Je hebt mij ontzettend verrast,” overtuigt Florian zichzelf en Jens. Florian wil geen seconde, dat Jens denkt, dat hij hem niet zou willen zien. Maar de verrassing is zo groot, dat hij nog zweeft en alles wat Jens net heeft verteld, moet herkauwen om het door te laten dringen. Het idee, dat iemand op zoek naar hem was, hem wilde zien, moeite heeft gedaan om hem te vinden, komt in de plaats van de kilo’s ballast, waarmee hij de hele week heeft rondgelopen. Met Jens naast hem voelt hij zich warm worden op een prettige manier. Goed, als hij nu aan een bepaald iemand denkt, wordt hij weer verdrietig.
„Alles goed?”
Florian heeft een ogenblik moeite met ademen, voelt even een stekende pijn op zijn borst en probeert zichzelf onder controle te krijgen.
„Eh ... ja,” maskeert Florian met een glimlach zijn onregelmatige lichaamsfuncties, „Ik ben alleen van slag door de verrassing ... het is echt leuk om je weer te zien.”
Jens kijkt weer naar voren. Ze zijn in de binnenstad, vlakbij het Hauptbahnhof. Als ze wachten voor een bepaalde kruising, telt Florian de seconden af totdat het licht weer op groen springt. Het duurt lang. Twee keer op groen wachten duurt echt minuten.
„Ik ben blij, dat je mij hebt gevonden,” praat Florian ineens wat harder. Is Jens zijn redder?
„Ik wilde je al eerder weer spreken – zijn we er al?”, onderbreekt de student zichzelf met een blik op het navigatiesysteem.
„Nee, bij het tweede kruispunt rechtsaf en hopen op een parkeerplek.”
„Goed – waar was ik – als mijn moeder mij nu maar jouw telefoonnummer had gegeven,” moppert hij meer tegen zichzelf dan tegen Florian, „was het ook eerder gelukt.”
„Ze zal het wel vergeten zijn, net zoals mijn oma.”
„Nee, dat heeft ze zeker niet,” lacht Jens gespannen, waardoor Florian hem ineens observeert, „Ik dacht, dat jij op goede voet stond met je ouders.”
Dat is mild uitgedrukt. Jens’ ouders zijn trots op hun zoon. Op school was hij goed en graag gezien, ook kan hij bovengemiddeld goed voetballen. Natuurlijk moest iedereen dat weten.
„Dat staan we ook, anders zou ik niet zo vaak naar Hamburg rijden. Maar er is een klein ding, waar we over van mening verschillen. Ze hebben een probleem met het feit, dat ik ze nooit een lieve, schattige, aanstaande schoondochter zal voorstellen.”
Florian is sprakeloos. Hoewel ... de kus in Hamburg en zijn bezoek aan hem, maar vooral Jens’ houding vanavond laten weinig ruimte voor twijfel. Tegelijk is Jens geen Arthur, die door elke porie van zijn lichaam zijn seksuele voorkeur ademt. Het meest verrast is Florian door Jens’ onverwachte openheid. Hij ziet Jens nog op elk feest met een meisje rondlopen. De laatste jaren op school had hij een vaste vriendin. De twee werden door iedereen als een eenheid gezien. Waar hij was, was zij ook. Simpelweg drie jaar lang onafscheidelijk.
„Jij? Sinds wanneer?”, probeert Florian de nieuwe informatie te verwerken.
„Ik denk ... sinds mijn zeventiende. Laat of niet? Ik heb het eerst helemaal verdrongen. Pas na school, toen ik naar Berlin ben verhuisd, kon ik eindelijk leven, zoals ik wilde,” vertelt Jens totaal ontspannen, zonder een spoor van schaamte.
„Eh ... hoe kan het dan, dat er nooit over jou werd gepraat?”
Ergens schaamt Florian zich. Wie heeft een hekel aan roddels en wie interesseert zich nu voor roddels? Juist.
„Ik geloof niet, dat kennissen of vrienden van mijn ouders of mijn oude klasgenoten het weten. Mijn ouders zullen het zeker niet aan anderen vertellen,” weer die harteloze lach, „Ze doen nog altijd alsof het allemaal een fase is. Waarschijnlijk zal dat nooit veranderen. Zij vragen niet naar mijn liefdesleven en ik vertel ze niets. Dat is zo’n beetje de stand van zaken.”
Florian knikt en zwijgt. Het is een logische verklaring, waarom mevrouw Einsele zijn briefje niet aan Jens heeft gegeven. Ze zijn inmiddels een kruispunt verder.
„Ik heb je altijd bewonderd.”
Voor Florian komt de bekentenis volkomen uit de lucht vallen, hoewel Jens erg eerlijk klinkt. Met grote ogen kijkt hij de bestuurder aan.
„Waarom?”
„Jij hebt altijd toegegeven, dat je homo bent. De hele school wist het. Je was nog zo jong en toch was je helemaal niet bang.”
„Dat was helemaal niet moedig van mij ... ik ...”, stamelt Florian. Hij begint te blozen.
„Dat was je. Dat ben je.”
Ze staan weer stil. Jens kijkt opzij en Florian ziet twee ogen, die hem bewonderend aankijken. Florian denkt aan Joachim en Bettina. Hij liegt ze nog steeds voor. Is dat moedig? Nauwelijks. Het klopt ook niet helemaal, dat hij niet bang was. Florian denkt eerder, dat hij veel geluk heeft gehad.
„Waarom heb je mij dan nooit aangesproken? Als je toch wist, dat we allebei ...”
Florians stem wordt zachter bij ieder woord, totdat hij de controle verliest.
„Wat ik net zei, ik heb het helemaal verdrongen, totdat ik het huis ben uitgegaan.”
„Hm.”
„Waarmee ik niet wil zeggen, dat ik je niet altijd al ongelofelijk lief vond,” vertelt Jens vrijpostig verder, „Toen je mij van de zomer in die nacht om een kus vroeg ...”
Jens grinnikt in zichzelf en Florian voelt zich weer aan alle kanten warmer worden.
„ ... vond ik dat heel charmant ... ik was er heel gelukkig over.”
Plotseling komt de auto Florian erg klein voor, te klein voor twee mensen. Alle indrukken veroorzaken een aangename nevel in zijn hoofd.
„Heb jij er nog eens aan gedacht? Aan die nacht?”, vraagt Jens met hese stem.
„Ik? ... Ja, maar ik had nooit gedacht, dat jij ...”, stottert Florian.
„Dan heb ik je vandaag dubbel verrast?”, lacht Jens.
„Ja,” stemt Florian in. Het is een goed gevoel om zijn schaamte over zijn jarenlange stille bewondering los te laten. Het voelt nog beter, nu Jens duidelijk laat merken, dat hij Florian altijd heeft zien staan en hem aardig vindt. Jens wil hem zien, hem spreken, misschien meer. Prompt schiet de ander weer in zijn hoofd, die zeker niet wil dat hij meer met Jens doet.
„Shit! We zijn er net voorbij,” herkent Florian in de spiegel het gebouw, waar Marc en Manuel wonen.
„Is niet erg, rijden we een rondje,” kalmeert Jens. Nadat ze drie keer rechts zijn afgeslagen, vinden ze nog een laatste vrije parkeerplaats in de buurt van het gebouw. Wanneer Jens de motor uitschakelt, geeft Florian hem zijn telefoon.
„Kun je je nummer erin zetten?”
Jens glimlacht verrast en geeft Florian zijn eigen apparaat. Nadat ze hun bereikbaarheid hebben geregeld, stappen ze uit. Het is koel. Ze slenteren naar de ingang en Florian geniet, voelt zich goed. Jens is opmerkzaam.
„Wil je mij nog iets over je vrienden vertellen? Zodat ik een beetje weet, waar je mij mee heen neemt?”
„Eh ... Marc en Manuel zijn sinds jaar en dag samen, ze zijn dierenartsen. Manuel is de liefste man op de wereld en Marc heeft in mij zijn roeping gevonden. Hij wil van mij een goede, beschaafde, eerzame man maken.”
Jens lacht, „Hoeveel kans heeft hij?”
„Hij doet heel erg zijn best, maar ik denk dat het allemaal veel langer duurt, dan hij denkt.”
„Dat mag ik hopen,” komt direct terug, „Hoe heb je ze leren kennen?”
Florian 25C
Geplaatst: 05 jun 2014 11:44
door Jablan
„Toen ik hier aankwam, uit Hamburg bedoel ik, was er niemand om mij op te halen en ... heb ik op het station een ... gewonde duif gevonden. Manuel was op het station en hij heeft de duif en mij meegenomen naar hun praktijk.”
Jens merkt niet, dat Florian een beetje bloost.
„Help jij duiven? Ik wist niet, dat je zo’n dierenvriend was.”
Florians geweten meldt zich en hoopt op Ikea’s vergeving.
„Hm ... Hoe dan ook, ik heb heel veel geluk met Marc en Manuel. Ze zijn extreem aardig en netjes ... ik ben eigenlijk heel makkelijk in hun directe vriendenkring opgenomen en ze letten goed op mij. Als er iets is, kan ik altijd bij ze terecht.”
Ze staan ondertussen voor de buitendeur en kijken elkaar aan met hun handen in hun jaszakken.
„En is er vaak iets?”
„Wat bedoel je?”
„Dat je ze opzoekt, omdat er iets is? Gebeurt dat vaker?”
Florian slikt onder invloed van Jens’ indringende blik, die pal voor hem gaat staan.
„Ben jij hier gelukkig?”
Florian verbreekt het oogcontact. Hij wordt zenuwachtig van Jens.
„Hm ...”
Zijn geest geeft als eerste negatieve emoties in zwart-wit vrij. Het beeld van een overvol en stoffig opberghok, een sterk gevoel van eenzaamheid, een restaurant met vis op het menu, een stinkende docent, een geparfumeerd kuddedier, een kunstdocente die een man omarmt, een blonde jongen die wegloopt – voor hem en voor zichzelf. Dan komen in een langzamer tempo in kleur de positieve dingen langs. De tweeling, die lachend door het huis rent. Een zondagmorgen in een tuin na een verjaardagsfeest. Een stiefmoeder, die betonnen chocoladecake bakt. Martha en Karl, die altijd een warme, huiselijke sfeer oproepen. Marc en Manuel op zondag in bed. Een blonde jongen, met wie je heerlijk kunt dansen, lachen en vrijen.
„ ... Gelukkig? Meestal wel,” slikt Florian de enorme brok in zijn keel door. Jens kijkt hem begripvol aan, „Mis je je moeder niet?”
„Absoluut,” knikt Florian. Het is gewoon waar. Met zijn Ma is alles gemakkelijker. Er zijn weinig dingen, waar ze geen oplossing voor heeft. Ze durft te leven en neemt het leven, zoals het voorbijkomt.
„Maar hier ... het is niet allemaal zoals ik verwacht had.”
„Wil je erover praten?”
Jens stelt zich bereidwillig en tegelijk afwachtend op.
„Vanavond niet, een andere keer,” wimpelt Florian het aangeboden luisterend oor af. Vanavond wil hij niet te veel nadenken, zeker niet zijn hart uitstorten, maar eenvoudigweg genieten. Een keer een avond zonder complicaties.
Jens kijkt hem opnieuw indringend aan en spreidt zijn armen. Florian neemt de uitnodiging aan en omarmt zelf Jens. Zelfs met jassen aan is het goed om elkaar zo aandacht te geven.
„Heb jij er nog bij stilgestaan, wat er gebeurd zou zijn als je moeder ons niet had onderbroken?”
Jens’ stem brengt Florian warmte, vooral op zijn wangen.
„Hm,” reageert hij onzeker over waar Jens op uit is.
„Heb je er nog aan gedacht?”
„Ja.”
„Wat zou er gebeurd zijn?”, glimlacht hij en de rechte rij tanden straalt. Jens lacht met een kuil in elke wang. Zijn gezicht is symmetrisch en hoekig.
„Hm.”
Florian krijgt de onbedwingbare neiging het gezicht voor hem af te tasten, te beginnen met de mond. Hij leunt nog iets verder voorover en Jens reageert precies zoals hij wil. Het is anders dan in Hamburg, veel rustiger, veel voorzichtiger en deze keer is in elk geval Florian nuchter. Als ze elkaar loslaten, knipoogt Florian. Jens wil iets zeggen, maar iemand naast hen kucht, waardoor ze iets verder van elkaar af gaan staan. Florian herkent Uwe in het gezelschap van een grote kerel. Op het eerste gezicht ruim dertig, richting veertig jaar jong. Uwe glimlacht als verontschuldiging.
„Hoi Flori, sorry, dat ...”
„Het is al goed,” reageert Florian snel. Zijn gezichtstemperatuur ligt hoog en hij wijst opzij, „Dit is Jens ...”
Daarna twijfelt hij. Zal hij Jens als heimelijke jeugdliefde, als oude buurjongen of als vriendje introduceren? Vanzelf gaat een hand naar zijn hoofd, terwijl hij nadenkt. Jens is sneller dan hijzelf en lacht innemend, „Hallo, Flori en ik kennen elkaar van vroeger. In Hamburg waren we buurjongens.”
„Leuk,” Uwe kijkt Florian heel even aan en dan omhoog, „Flori, volgens mij ken je Michael nog niet.”
„Nee, alleen uit jouw verhalen. Hallo!”
Handen worden geschud, het ijs is gebroken. Michael is veel groter dan Uwe, waarschijnlijk zelfs langer dan Manuel. Een reus met een gestreken overhemd en een gebreid vest, die bezig is zijn zwarte haren door witte te vervangen. In Florians ogen passen de twee totaal niet samen. Michael heeft de uitstraling van een hoogleraar econometrie, die een grap alleen begrijpt nadat de clou apart is uitgelegd.
„Jij bent op bezoek bij Flori?”, vraagt Uwe vriendelijk.
„Nee, ik studeer en ben nu een half jaar in München voor mijn praktijksemester. Toen ik hoorde, dat Flori ook in München woont, heb ik hem gezocht en zoals je ziet ook gevonden.”
Jens kijkt Florian aan, terwijl hij praat. Uwe leest Florians gezicht.
„Hé, jongens van het goede leven!”
Werner rent zwaaiend over de straat met Arthur op zijn hielen. Arthur is de pakezel van dienst met een glazen schaal op zijn ene arm en een reusachtige boodschappenmand aan de andere. De wijnrode, vloeibare inhoud van de schaal dreigt bij elke stap over de rand te spoelen.
„Hallo heren,” glimlacht Uwe, die geïnteresseerd naar Arthurs lading kijkt, „Jij bent zwaar beladen.”
„Ik dacht dat je dat wel wist,” grijnst Arthur, „maar onze ordinaire vriend is niet in staat om mij te helpen, terwijl ik deze zooi voor hem gemaakt heb.”
Arthur kijkt Werner zowel plagend als boos aan, maar die lacht alleen.
„Arthur, ben je een grote jongen of ben je een grote jongen? Bovendien is het mijn feestdag vandaag,” straalt Werner naar iedereen om zich heen, „Kom op, heren en kinderen, laat je complimenten vrij en ook liefdesverklaringen zijn welkom.”
Lachend bevestigen ze Werner in zijn zelfbeeld. Hij blijft een leuke kerel, neemt elke opmerking met een brede glimlach in ontvangst en sluit af met een buiging.
„Het is absoluut geweldig van Marc en Manuel, dat ze speciaal voor mij iets organiseren, maar het moet boven wel heel erg zijn als de gasten liever voor het huis rondhangen in plaats van naar binnen te gaan. Of zijn jullie al binnen geweest en gevlucht omdat Marc iedereen mee wil laten doen aan pantomime?”
Uwe lacht, „Nee, daarvoor is het nog te vroeg. We zijn hier tegelijk met de jongens aangekomen, staan hier nog maar een paar minuten te ouwehoeren en nu zijn jullie er al.”
Bij ‘de jongens’ draaien de hoofden van Werner en Arthur synchroon naar Jens en op de seconde af gaan hun gezichten over op de modus ‘meer dan nieuwsgierig’.
„Zo ...”, grijnst Werner, „ ... jij bent niet Alex.”
Florian bloost eerst, voordat hij wit wegtrekt. Uwe probeert Werners ribben met zijn elleboog te raken en Arthur beweegt zuchtend zijn ogen.
„Nee, ik ben niet Alex,” kijkt Jens Florian aan, die stottert, „Alex is ... Alex is mijn stiefbroer en ... hij wilde eigenlijk vanavond ... meekomen. Maar hij is ziek, ... loopt rond met zijn neus in een zakdoek en ...”
„ ... heeft last van woekerende aambeien,” gooit Werner ertussen.
„Dank je wel, Werner,” toont Florian een woedend gezicht om daarna Jens weer met een warme uitdrukking aan te kijken, „Hoe dan ook, hij kon niet komen, jammer, niets aan te doen.”
„Oh,” weet Jens niet meer wat hij hiervan zal denken. Tot Florians opluchting klinkt er opeens een stem uit de intercom naast de deur.
„Hallo daar, het valt ook totaal niet op. Slooft men zich uit zoals nooit tevoren, blijven onze ondankbare vrienden op straat staan en zijn ze te lui om naar boven te komen.”
Naast de luidspreker zit een cameraoog. Arthur lacht.
„Ontspan je, Marc, we komen er aan.”
„Maar alleen als je zweert bij alles wat je heilig is, dat je ons vanavond niet dwingt om pantomime te spelen,” schreeuwt Werner tegen het bellenbord.
„Heb ik dat ooit gedaan?”
Uwe is scherp, „Vorige kerst.”
„Op Ludwigs zestigste verjaardag,” vult Arthur aan.
Werner maakt de lijst af, „We gaan ook niets vertellen over oud en nieuw in de skihut of jullie eeuwige verlovingsdag.”
„Goed, ik vind het leuk om dingen uit te beelden. Maar ik dwing jullie niet en jullie hebben er altijd veel plezier mee,” schreeuwt Marc, „Maar komen jullie nu naar boven?”
In het trappenhuis legt Arthur zachtjes het probleem uit.
„Het is verschrikkelijk om met Marc pantomime te spelen. Hij is een keer bijna geëxplodeerd toen hij een koe moest uitbeelden en Manuel er met de beste wil van de wereld niet op kwam.”
Jens grinnikt en ook Florian lacht. Op de etage staat de deur open, binnen staat muziek aan. Werner bonkt een paar keer op de deur en Arthur roept, „Wie neemt mijn schaal aan? Hij is zo zwaar.”
Jens en Florian blijven nog even staan.
„Ze zijn echt ...”, Jens wijst met zijn hoofd richting de vier mannen, die met veel kabaal naar binnen gaan.
„ ... prettig gestoord?”, probeert Florian de zin af te maken als Jens stilvalt.
„ ... grappig, wilde ik zeggen. Ik mag ze.”
Jens grijnst, Florian is opgelucht. In de hal is het druk. Jens sluit de deur achter zich, maar kan ook niet doorlopen. Florian gebruikt het moment om tegen Jens aan te leunen, omdat het kan en hij er zin in heeft. Arthur vertelt Manuel net wat er allemaal in zijn zelfgemaakte bowl zwemt, Michael en Uwe proberen hun jassen in de garderobe kwijt te raken. Werner knuffelt Marc meer dan hartelijk. Marc weert zich speels totdat hij Jens en Florian ontdekt, die stil bij de deur staan en alles bekijken. Dan maakt hij zich trefzeker los van Werner en loopt naar de jongens toe.
„Hallo.”
Normaal gesproken een onschuldige begroeting, een klein en onschuldig woord. Meestal gebruikt als start van een open gesprek. Uit Marcs mond klinkt het anders. Florian wil zich het liefste omdraaien en vluchten bij de reeks vervelende vragen, stellingen en meningen, die achter de opening ongeduldig wachten, totdat ze hardop zijn uitgesproken. Marcs ogen geven aan, dat hij van Florian een verklaring wil en wel stante pede. Die ogen kijken vanavond door Florian heen.
„Ha, Flori, fijn dat je er bent.”
Een reddende engel, op andere momenten luisterend naar de naam Manuel, heeft Florian al omarmd en kijkt hem met een warme lach aan.
„Hoi,” piept Florian tegen Manuels borstkas, voordat hij oogcontact maakt en naar de jongen achter hem wijst.
„Ik heb Jens meegenomen. In Hamburg woonde hij naast mij en nu is hij voor zijn studie een half jaar in München.”
Handen worden geschud, namen uitgewisseld, waarbij Marc Florian blijft aankijken.
„We hebben enorme dorst. Kom je mee, eens zien of we iets van Arthurs bowl kunnen krijgen?”, wacht Florian het zich aftekenende kruisverhoor niet af, maar neemt Jens bij de hand. Ze vluchten naar de woonkamer, waar Florian eerst rondkijkt waar Arthur en Werner zijn gebleven. Alles is beter dan Marcs indringende blik. Het is net alsof de dierenarts direct Florians geweten raakt.
„Die man met de bril kan echt nors kijken,” geeft Jens zijn eerste indruk weer.
„Absoluut, maar daar moet je je niets van aantrekken. Hij bedoelt het goed,” verdedigt Florian de betere helft van Manuel. Ze zijn niet de eersten. Op de bank en in de brede fauteuil zitten al enkele mensen, die Florian nog niet kent. Het zullen er wel meer worden, aangezien de deurbel gaat. Het geluid klinkt dwars door de muziek heen. De gemoedelijke woonkamer is omgebouwd, zodat er meer mensen in passen. Op een commode staat de nodige drank klaar en Arthurs vruchtenbowl.
„Wil jij?”, wijst Florian op de schaal en kijkt daarbij Jens aan. Florian pakt twee glazen en vult ze met Arthurs creatie. Ze proosten en nemen een slok. Florian heeft het gevoel, dat zijn keel in brand staat en begint te hoesten, waarbij de tranen in zijn ogen springen en de hitte zich uitbreidt naar zijn hele hoofd. Jens vergaat het niet veel beter.
„Is dit pure alcohol?”, hoest Jens en bekijkt nog een keer de inhoud van zijn glas voordat hij lacht, „Als ik dit opdrink, kan ik vanavond geen auto meer rijden.”
„En ik niet meer lopen,” hoest Florian.
„Hallo lieve jongens,” legt Werner een arm op Florians schouder en pakt tegelijk het glas uit zijn hand om een grote slok te nemen. Zijn gezicht verwerkt de inhoud probleemloos en Werner tovert direct een lach tevoorschijn, „Perfect.”
„Wat is perfect?”, wil Arthur opgewonden weten van zijn vriend, „Mijn bowl?”
„Yo, helemaal goed,” lacht Werner. Florian bewandelt voorzichtig een ander pad, „Weet je zeker, dat je er niet teveel alcohol in hebt gedaan?”
„Nee, hoezo? Het is mijn eigen recept en zo veel wodka zit er nu ook weer niet in. Bijna een hele fles, meer niet.”
Jens lacht opnieuw en Florian vertrekt zuchtend zijn gezicht. Manuel komt erbij met een bier in zijn hand, „En?”
„Blijf van de bowl af. Dodelijk,” fluistert Florian met rauwe stem. Manuel grinnikt. Jens is de beleefdheid zelve met een compliment, „Jullie hebben een mooie etage.”
„Dank je,” glimlacht Manuel enigszins verlegen, voordat hij om zich heen wijst richting waxinelichten en kussens, „Voor de geslaagde versiering ben ik niet verantwoordelijk, dat heeft Marc gedaan. Flori, Marc heeft mij vriendelijk gevraagd je te laten weten, dat hij in de keuken je hulp nodig heeft.”
Florian 25D
Geplaatst: 05 jun 2014 11:46
door Jablan
Manuel kijkt de jongen meelevend aan, die prompt kreunt. Anders uitgedrukt heeft Marc zijn vriend bevolen Florian naar de grote, meedogenloze ondervraging te sturen.
„Kan hij ook niets alleen?”, bromt Florian. Manuel lijdt met hem mee en grijnst, „Nee.”
„En niemand anders kan hem helpen?”, bokt Florian.
„Nee,” wordt Manuels medelijden nog iets groter, „Ga nu maar, ik praat zolang met Jens.”
Heerlijke gastheren. Terwijl Marc Florian in een hoek drijft, hoort Manuel de arme Jens uit. Geërgerd gaat Florian naar de keuken, waar het veel rustiger is en Marc aan het aanrecht bezig is met een gemengde salade. De man kijkt even op, gaat daarna verder met snipperen en snijden. Florian gaat naast hem staan en legt een arm om Marc, „Heb ik weer wat verkeerd gedaan?”
„Ik hoop van niet,” snijdt Marc de laatste augurken fijn en legt het mes opzij, voordat hij zich naar Florian draait, die hem loslaat. Marc legt nu een arm om Florian en kijkt hem onderzoekend aan, „Wie is dat?”
„Jens uit Hamburg.”
Florian pakt een halve wortel van de snijplank en steekt die in zijn mond. Marc wordt ongeduldig en laat Florian los, „Dat heb je al verteld. Gaat het verhaal nog iets verder?”
„Dat heb ik je al verteld. In Hamburg woonden we naast elkaar en nu zijn we elkaar hier weer tegengekomen,” kauwt Florian op de rauwe groente.
„En dat is alles?”
„Hm ... ja.”
„Flori ...”
Marc trakteert de jongen op een strenge blik. Florian beweegt zijn ogen als reactie.
„Man, hij is tweeëntwintig, studeert in Berlin mediamanagement, zijn achternaam is Einsele, doet nu een praktijksemester bij Hubert Burda Media, is enigst kind, heeft hemelsblauwe ogen, speelt in zijn vrije tijd voetbal en rijdt in een zwarte Volkswagen. Schoenmaat en penisgrootte weet ik niet, maar als jij er gelukkig van wordt, dan ren ik gelijk naar binnen en vraag het hem,” geeft Florian zijn ergernis vorm.
„Heel interessant,” spot Marc, „Waarom slaan we niet direct alle onzin over en vertel je mij gelijk wat ik weten wil?”
Florian kauwt rustig verder op zijn wortel, „Hm ...”
„Flori ...”
„Wat wil je dan weten?”, houdt Florian zich op de vlakte.
„Wie Jens voor jou is,” schiet het verbale klappertjespistool terug.
„Oké, ik was vroeger verliefd op hem, maar dat heb ik hem nooit verteld, weet hij nu ook nog niet. We zaten op dezelfde school, hij vier klassen boven mij. Jens had altijd vriendinnen, de laatste drie jaar op school hetzelfde meisje. Daarom heb ik hem altijd vanuit de verte bewonderd of opgehemeld. Maar met mijn achttiende verjaardag was hij het weekend op bezoek bij zijn ouders en heb ik hem om een zoen gevraagd ... en gekregen. Ik was dronken.”
Marc zwijgt, Florian kauwt even verder.
„De volgende dag was hij weg, op vakantie met vrienden. Ik heb zijn moeder mijn telefoonnummer gegeven, dat hij nooit heeft gekregen. Vanavond stond hij opeens bij ons in de keuken. Hij heeft uitgezocht, waar ik woon.”
„Hij valt op jou,” concludeert Marc recht voor zijn raap. Florian twijfelt, „Misschien wel.”
„En nu?”, legt Marc een hand op Florians schouder.
„Wat nu?”
„Nou, wat wil jij?”, kijkt Marc hem onderzoekend aan.
„Ik begrijp je niet,” reageert Florian naar waarheid en haalt zijn vrije schouder op. Hij heeft geen enkel idee.
„Flori ...”
Marcs toon roept Florians ergernis op. De man kan veel vriendelijker zijn en dat weet hij.
„Man, Marc, laat mij met rust,” onderbreekt Florian, maar Marc houdt vast aan zijn koers, „Je weet hopelijk wel, wat je vanavond doet.”
„Wat doe ik dan?”, bijt Florian van zich af. Marc laat hem los en kruist zijn armen.
„Je begint hals over kop aan een nieuw avontuur, terwijl je laatste avontuur verre van afgesloten is.”
Florian ijsbeert door de keuken en gaat dwars liggen, „Ik stort mij nergens in.”
„Tussen jullie vliegen de vonken niet over weer? Jullie zijn gewoon oude kennissen, die elkaar door toeval weer zijn tegengekomen,” spot Marc.
„Hm ...”
„Er is blijkbaar wel iets ...”
„Misschien ...”, houdt Florian alle opties open.
„Hoe kan je hier nu op ingaan, terwijl je achter dat andere ding nog geen punt hebt gezet?”, wil Marc bestraffend weten. De opgewekte muziek uit de woonkamer maakt Florian alleen agressiever.
„Ten eerste is dat andere ding voorbij,” Florians borstkas denkt er anders over, „Ten tweede is dit allemaal geen opzet. Jens stond onaangekondigd opeens voor de deur. Ten derde zeg jij al weken, dat ik alles moet accepteren, loslaten en doorgaan met leven.”
Marc onderbreekt Florians geijsbeer door de jongen te omarmen en hem zo tot oogcontact te dwingen.
„Tussen jou en Alex is niets voorbij. Ik ken je nu goed genoeg om te weten, dat je behoefte aan warmte, gezelligheid, nabijheid, tederheid hebt en blijkbaar heb je in je hoofd gezet als je nu flink je best doet, dat Alex naar de achtergrond verdwijnt en Jens op de voorgrond komt te staan. Onzin. Ja, je moet verder gaan met je leven op te bouwen en je liefdesverdriet verwerken. Een week is te kort daarvoor. Daar heb zeker jij veel meer tijd voor nodig en die tijd moet je ook nemen.”
Florian wordt dit teveel. Marc raakt precies zijn gevoelige snaar. Hij wil zich losmaken, maar Marc heeft een ijzeren greep.
„Denk er rustig over na. Als je nu iets forceert, dan doe je niet alleen jezelf onnodig verdriet, maar ook Jens. Dat wil je toch ook niet? Hou het bij een normale vriendschap, ga met z’n tweeën uit, geniet van alles. Totdat je zeker weet wat je echt wilt en dat zal nog wel tijdje duren.”
Florian begint op zijn onderlip te kauwen. Hij weet niet, wat hij hiermee aanmoet. Marc laat hem nu los en zwijgt verder.
„Hallo daar,” meldt Werner zijn aankomst in de keuken, „Wat kijken jullie vrolijk. Houdt Marc weer een van zijn saaie, langdradige preken?”
Werner grijnst en kijkt Marc aan, die even snuift, voordat hij verder gaat met zijn salade. Florian leunt tegen het aanrecht.
„Rustig aan, jongen. Je moet niet alles, wat Marc zegt, serieus nemen. Onze goede vriend is nu eenmaal een beetje verbitterd,” knipoogt Werner richting Florian. Verontwaardigd kijkt Marc op van zijn salade en spuwt vuur naar zijn vriend.
„Het lijkt mij beter als je hier verdwijnt en van je feest geniet, van jezelf geniet, doet waar jij goed in bent. Hier kan je niet meepraten. Het gaat over relaties en jij hebt nog nooit een vaste vriend gehad.”
Marcs stem trilt van ingehouden toorn. Florian vraagt zich af hoe Werner hiermee omgaat. Werner zwijgt, kijkt Marc even aan en weet alles achter een glimlach voor Florian te verbergen.
„Zie je, lieverd, ik heb het net gezegd. Hij is alleen verbitterd.”
Marc hapt naar adem, zet de schaal met salade met zoveel kracht op het aanrecht, dat een kwart van de inhoud op de vloer terechtkomt. De man wil de keuken uitvluchten, maar Werner grijpt zijn arm, trekt hem naar zich toe en houdt hem nu net zo vast als Marc twee minuten eerder bij Florian deed.
„Je verstandige adviezen verrassen mij keer op keer. Ik vraag mij alleen af, waarom je ze niet op jezelf toepast. Geen van je oude wonden is geheeld en in het verdringen van dingen ben jij de onovertroffen koning.”
Werner geeft Marc nog een zoen op zijn wang om hem vervolgens vrij te geven, waarop Marc stil de keuken uitloopt. Werner pakt een stuk komkommer, streelt Florian nog over zijn hoofd, voordat hij Marc volgt. Florian blijft alleen achter en vraagt zich af, wat hij hiervan zal denken. Het liefste had hij dit alles niet meegemaakt, niet gehoord, niet gezien. Als hij een stap verzet, glijdt hij met zijn voet bijna uit over een deel van de salade. Hij veegt met een stoffer en blik de vloer schoon met Marcs gekwetste gezicht nog voor ogen. Met een welgemikte worp verdwijnt het voedsel van de vloer in de vuilnisbak. Werner heeft Marc knalhard geraakt. Met een natte doek gaat Florian nog een keer over de vloer, terwijl hij zich afvraagt waar Werner op doelde. Daarna gaat hij even aan de keukentafel zitten. Hij wil Jens niet op afstand houden, maar zodra hij zijn ogen dichtdoet, ziet hij eerder een jongen met blond haar dan iemand met zomersproeten. Wie mist hij nu eigenlijk?
„Flori?”
Arthur staat in de keuken en haalt Florian met een bezorgde blik uit zijn mijmeringen. Arthur draagt een shirt met een cartoon van een naakte kerel, waarmee hij Florian even laat glimlachen.
„Alles goed bij jou?”, klinkt Arthur veel bezorgder dan hij bedoelt.
„Hm ... geen idee eigenlijk. Kan het zijn dat Werner en Marc ruzie hebben?”
„Dat hebben ze wel vaker. Niets nieuws onder de zon. Maak je geen zorgen,” glimlacht Arthur in een poging Florian wat opgewekter te krijgen, „Overigens ... jouw Jens is een lekker stuk.”
Florian reageert in eerste instantie verlegen, maar grijnst dan toch, „Dat weet ik ... al jaren.”
„Ik meen het, Flori. Hij ziet er niet alleen waanzinnig lekker uit, maar hij is ook nog grappig en natuurlijk aardig. Heeft hij nog ergens een oudere broer of zo?”
Arthur knipoogt en grinnikt, Florian knikt. Arthur heeft gelijk, Jens was altijd al een droom waard. Florian heeft al jarenlang ernaar verlangd eens meer met Jens te doen, al was het maar hand in hand door de stad wandelen. Hoe zou het zijn als Jens zijn gedachten fluisterend prijsgeeft? Nu heeft hij een kans. Wat doet hij eigenlijk nog in de keuken? Jens zit een kamer verderop, is vanavond vanwege Florian meegegaan en wacht op hem. Waarom laat Florian hem wachten? Hoeveel mensen krijgen eigenlijk de kans om hun stille jeugdliefdes waar te laten worden? Florian heeft nu de mogelijkheid, wil er ook gebruik van maken. Zodat hij twee grijze ogen kan vergeten. Arthur neemt hem mee terug naar de woonkamer.
De bel gaat nu frequenter, Manuel heeft nauwelijks tijd om lang met iedereen te praten, voordat hij de volgende gasten verwelkomt en op sleeptouw naar de geïmproviseerde bar neemt. In de woonkamer wordt het drukker en drukker. Zo heeft Florian ruim tijd nodig om te ontdekken waar Jens is gebleven tussen de lachende en kletsende mensen. Op de bank zit de student naast Uwe en Michael en lijkt nu iets grappigs te vertellen – Uwe en Michael lachen in koor en zijn duidelijk onder de indruk van hem. Florian overbrugt de meters tot de bank.
„Hallo,” lacht Florian onzeker.
„Hoi,” kijkt Jens op, „Kon je je vriend helpen?”
Jens weet natuurlijk dat Marc en Florian geen aardappels hebben geschild.
„Ik ben bang van niet,” geeft Florian terug en gaat op de leuning van de bank zitten. Meer plek is er niet. Michael en Uwe fluisteren verliefde dingen tegen elkaar, in elk geval wijst hun hele houding in die richting. Jens legt een hand op Florians been, een open uitnodiging om dwars op zijn schoot te gaan zitten. Waarom niet? De nieuwe plek zit prettiger dan de leuning en levert Florian direct een hand op zijn buik op.
„Is alles in orde bij jou?”
Een stem fluistert in zijn oor, waarop Florian zijn hoofd draait en knikt. Jens’ gezicht is nu zo dichtbij, dat Florian de haren zou kunnen tellen. Onbegonnen werk, maar het idee vindt hij spannend. Opeens heeft hij de behoefte om alles van Jens in zich op te zuigen, op zo’n manier te onthouden, dat hij de indrukken niet meer kan vergeten. De hand op zijn buik masseert hem zonder te kietelen, helpt Florian zich te ontspannen en te vergeten, waar hij vanavond niet aan wil denken. Opeens krijgt hij zin om Jens een zoen te geven. Wat houdt hem tegen? Niets. Wie houdt hem tegen? Niemand. Zacht, voorzichtig komen ze dichter bij elkaar, laten de ander de ruimte om zich terug te trekken. Het is lekker en Florian zoekt meer lichaamscontact, aangemoedigd door een zijn half harde. Een hand houdt zijn rug recht, zelf streelt hij door Jens’ nek. Wolken in zijn hoofd verhinderen rationele gedachten.
Florians nekharen melden, dat iemand naar hem kijkt en hij stopt met zoenen. De eigenaar van twee zeer donkere, bijna zwarte ogen zendt een stroom verwijten in zijn richting. Marc staat iets verderop, praat met een zeer lange man en kijkt onrustig rond. Wanneer hij oogcontact met Florian maakt, lijkt zijn boodschap eenduidig.
‘Je maakt een grote fout.’
Florian negeert Marc en kijkt weer naar Jens’ blauwe ogen. Werner heeft gelijk, Marc moet zich deze keer niet met hem bemoeien.
„Flori,” spreekt Uwe hem aan. De pret is daarmee voorbij. Ze zijn op een huisfeest en er zijn meer mensen, die met Jens en Florian willen kennismaken. Florian is trots, dat hij vanavond hier een soort date heeft en tevreden over Jens’ openheid. De jongen legt makkelijk contact en heeft altijd een gespreksonderwerp paraat. Met Uwe gaat het over de ontwikkelingen in uitgeversland en met Michael over mediabeleid. Florian moet zijn eerste indruk van Michael bijstellen. De man is ad rem en heeft net zoveel humor als Uwe. Opeens kan hij zich de twee als paar voorstellen, hoewel ze nog niet zo lang geleden elkaar hebben ontdekt.
Bij Arthur kan Jens uitpakken over de subcultuur in Berlijn, met Werner gaat het over de voor- en nadelen van het leven in een grote stad. In gesprek met Manuel ontdekt Florian een onbekende kant van Jens. Tijdens zijn vakanties werkt hij vaak als gids en verzorgt hij rondleidingen door beschermde natuurgebieden. Op Florian maakt Jens de meeste indruk door zijn opstelling. Waar het ook over gaat, Jens blijft zichzelf en richt zich op de ander. Tussendoor houden ze contact met hun handen, die af en toe op verkenning gaan.
Florian 25E
Geplaatst: 05 jun 2014 11:48
door Jablan
Al met al vermaakt Florian zich prima. Arthurs bowl leeft kort. Te gevaarlijk. Manuel heeft Arthurs creatie een versnelde reis riolering bezorgd. Uiteraard zonder Arthur hier iets van te vertellen. De man is als een kind zo blij, dat iedereen zijn bowl zo lekker vindt. Werner heeft er in elk geval genoeg van binnen gekregen om rond te tuimelen tussen de gasten. Alles is zoals altijd, meent Uwe, wanneer Werner wil worden toegezongen.
„Je bent helemaal niet jarig vandaag, je hebt alleen een grote zaak gewonnen,” houdt Arthur Werner voor, die zich vasthoudt aan twee andere mannen. De twee reuzen komen Florian bekend voor.
„Kom op, Werner, zoek iemand anders om mee te spelen,” lacht de blonde reus.
„Ik wil Wilhelm en Igor”, brabbelt Werner met dubbele tong, „ik wil jullie.”
„Kijk eens om je heen, is hij niet wat voor jou?”, grijnst de andere man met bruin haar. Florian volgt de uitgestoken hand en ziet een jongen met geblondeerd haar. De blonde man wenkt de jongen dichterbij. Iets later hangt Werner aan de andere jongen, die hem meeneemt naar een iets rustiger hoekje in de woonkamer. Arthur kijkt de twee aan, „Geen zin om te spelen?”
„Niet met stomdronken advocaten,” glimlacht de blonde.
„Oh ... met mij dan?”, grinnikt Arthur.
„Alcohol is een garantie voor slechte seks,” slaat de donkerharige lachend het aanbod af, „Hoezo? Wil jij?”
„Niet echt, jullie horen bij elkaar en daar wil ik niet tussenkomen”, wordt Arthur opeens serieuzer. Florian glimlacht, Jens luistert geïnteresseerd mee. De blonde lacht, „Netjes van je.”
„Waar is Werner?”, breekt Manuel in.
„We hebben hem net,” de donkere man kijkt rond, „aan een geblondeerde jongen gehangen en nu zie ik ze niet meer.”
Manuel grijnst even en Arthur slaat een arm om hem heen. De twee reuzen hebben genoeg verhalen om iedereen te vermaken. Ze zijn regelmatig in München, omdat Werner voor ze werkt of ze soms voor hun eigen werk in de stad moeten zijn en tenslotte hebben ze hier familie wonen. Of zoals de blonde man het verwoordt, „Er zijn weinig plekken op de wereld, waar we geen familie hebben.”
Ergens tussen alle onzin door buigt Manuel zich naar Florian, „Wat is er tussen jou en Marc?”
Florian haalt zijn schouders op, „Vertel ik je een andere keer.”
Manuel heeft allang gemerkt, dat Florian zijn vriend negeert. Met de verhalen van de twee lange mannen vliegt de tijd voorbij. Na drie kwartier duikt Werner met een tevreden gezicht weer op in de woonkamer, de andere jongen heeft net zulke gelukzalige ogen.
Rond half twee wil Jens weg. Hij moet morgenochtend op tijd eruit en Florian heeft zelf ook niet zo’n zin om het heel erg laat te maken, verlangt naar een nacht goed doorslapen. Tijdens de rit praten ze over de groep vrienden rond Marc en Manuel. Florian weet de aandacht van de dierenartsen af te leiden. Pas als Jens de motor uitschakelt, merkt Florian dat ze voor het huis van de familie Wanninger staan. Het gesprek valt stil. Opeens glimlacht Florian. De hele avond was toch redelijk gemakkelijk, maar nu het er om gaat afscheid te nemen, hebben ze er beiden moeite mee.
„We zijn er,” meldt Florian volkomen zinloos.
„Ja,” glimlacht Jens.
„Ik hoop dat het vanavond niet te apart voor je was.”
„Zeker niet. Het was leuk en je vrienden zijn behoorlijk normaal.”
Jens kijkt naar Florian, maar die staart voor zich uit.
„Mooi.”
„Flori? Ik heb de rest van het weekend geen tijd meer ...,” vertelt Jens kalm, „... maar als je wilt, dan kunnen we elkaar maandagavond zien.”
Een gevoel van geluk maakt zich meester van Florian, de glimlach verschijnt vanzelf op zijn gezicht. Jens wil contact houden.
„Maandagmiddag ben ik aan het werk, maar ’s avonds heb ik in elk geval tijd ... en zin.”
„Mooi. Zal ik je van je werk ophalen?”
„Graag ... eh ... Jens, in Hamburg zou ik je mee naar binnen vragen, maar hier ... ik ben bang om iedereen wakker te maken.”
„Op zolder brandt nog licht,” merkt Jens op.
„Dat is mijn kamer,” schrikt Florian.
Jens buigt zich opzij. Florian laat het gebeuren, geniet van Jens’ initiatief en stuurt zijn eigen handen op onderzoek uit. De zoen verhoogt de spanning tussen hen, Florian wil meer en zo te voelen Jens ook. Helaas is een auto niet de beste plek voor wat Florian wil. De middenconsole zit in de weg en de stoelen zijn voor een ander doel ontworpen. Zijn onderbewustzijn vertelt al hoe dit verder zou moeten gaan. Voordat hij niet meer kan opstaan, breekt hij dit intieme moment af. Het idee van Jens’ sportieve, gespierde lichaam en hijzelf op een matras is ... te aantrekkelijk. Zijn stem schuurt, „Ik ... Ik moet ... een keer ... naar binnen ... en jij wil nog een paar uur slapen.”
Jens knikt, maar zijn „oké” klinkt teleurgesteld. Jens’ hand ligt nog steeds in Florians nek, waarmee de jongen Florian dichterbij trekt ... voor een volgende, overtuigende kus.
„Nu moet ik echt ...,” spint Florian als een tevreden kater. Jens zet zijn tanden in als volgend wapen en knabbelt aan Florians onderlip. Florian legt zijn armen om Jens’ nek. Meer!
„Jens ... ik zou ...”
„Ja ...,” gunt Jens Florian wat ruimte.
Florians telefoon gaat af. Gelukkig niet tijdens een zoen, maar evengoed meer dan irritant. Zenuwachtig zoekt Florian het apparaat en vloekt, zodra hij ziet, wie er belt.
„Ja, Marc?,” neemt hij bruusk het gesprek aan.
„Ben je al thuis?”
Boos gaat Florian weer normaal in zijn stoel zitten.
„Ben je al thuis?”, herhaalt Marc zichzelf, ongeduldig als altijd. Op de achtergrond klinkt feestgedruis.
„Ja, ik ben thuis,” bromt Florian.
„Nou, ga dan ook snel naar je bed en droom lekker,” vadert Marc.
„Vanzelf ... eh, Marc, bedankt voor de nazorg. Je bent geweldig,” spot Florian.
„Dat weet ik,” komt nog terug voordat de verbinding wordt verbroken. Gefrustreerd bergt Florian het apparaat weer op, „Voor straks welterusten, ik moet nu echt gaan.”
Een laatste, verlangende blik.
„Goed,” mompelt Jens en geeft daarmee de indruk op iets anders te hopen. Florian vergaat het niet veel beter. Met een snelle zoen op Jens’ wang opent Florian het portier, voordat Jens hem nog langer vasthoudt. Als hij nu in die auto blijft zitten, dan komt hij vannacht niet meer thuis.
„Ik hoop, dat je een zorgeloos weekend hebt,” wenst Florian met een glimlach.
„Ja, dat lukt nu wel. Laat je maandag even weten hoe laat en waar ik je kan ophalen?”
„Zeker. Was het maar maandag.”
„Absoluut,” straalt Jens, „Welterusten.”
Florian zwaait en kijkt de auto na. Jens zwaait nog vanachter het stuur, voordat hij uit zicht is. Florian gunt zich een moment om zichzelf te sorteren. Is hij gelukkig over een geslaagde avond na een meer dan vervelende week? Is hij gefrustreerd omdat zijn geilheid en andere verlangens nog moeten wachten? Of is hij nog veel te veel van slag door de verrassing, opwinding en chaos van de laatste uren? Het idee, dat Jens er nu is en hem heeft opgezocht, laat hem naar de voordeur zweven. Het gevoel over wolken te lopen roept het verlangen om te zingen in hem op. Neuriënd maakt hij de voordeur open en wordt begroet door een stilte. Op kousenvoeten stijgt Florian op naar zijn opberghok. Hij hoopt op Navaro en normale dromen deze nacht, wanneer hij het luik openklapt. Helaas ... het licht op zijn kamer brandt met een reden.
„Flori!”, fluistert Elena opgelucht. Haar serieuze uitdrukking gaat over in een glimlach.
„Ach, zijn jullie nog wakker?”, kijkt Florian verbaasd naar het groepje in zijn kamer.
„Allemaal, behalve Maria. Ze is gaan slapen.”
„Eh ...?”, klimt Florian verder omhoog en blijft verrast staan. De televisie staat aan, waarschijnlijk een film. Martin ligt op een deken op de vloer, kauwt op iets hartigs en steekt alleen zijn hand op, voordat hij weer naar het scherm kijkt. Elena gaat weer naast Sandra op de bank zitten. Sandra kijkt hem aan met een gezicht vol vragen en een enkele mening.
Languit op Navaro ligt iemand, die alleen aandacht voor het scherm lijkt te hebben. Florian staart Alex bijna in trance aan. Ergens ziet hij hier een reden in om hard te lachen. Het is bijna surrealistisch of de grap van het jaar. Alex kijkt op vrijdagavond met Martin, Sandra en Elena naar een film. Alex, die Martin normaal met minachting benadert. Alex, die Elena gewoonlijk als een personeelslid behandelt. Alex, die Sandra in de regel negeert. De grote, trotse Alex Wanninger, die zich veel te goed voelt om met het mindere voetvolk te praten, laat staan om er een volledige avond mee door te brengen, ligt bovenop zijn dekbed. Het is lachwekkend.
Het beeldschone hoofd op Navaro beweegt. De grijze ogen maken contact met Florian. In die grijze ogen is niets te zien, zoals altijd – zoals meestal, herstelt Florian zich, als hij eraan denkt, wat hij nog meer in die ogen heeft gezien. De openheid, de kwetsbaarheid, de intense blik. Vanavond, vannacht is de oogopslag niet meer om te lachen, eerder om te huilen. De ogen vormen een speer, die zijn borstkas opent. Een ijzeren hand grijpt in de massa vlees en bloed, rukt zijn hart eruit. Alex gaat er met de buit vandoor. Hoe kan Florian zijn hart iemand anders schenken, nu een roofridder er mee vandoor is gegaan?
„Waarom zijn jullie eigenlijk nog hier?”, kraakt Florian verrassend schor en geïrriteerd.
„We hebben een film gekeken en omdat het later werd, spontaan besloten dat Martin en Sandra hier blijven logeren,” vertelt Elena zacht en bescheiden, terwijl ze richting Alex staart. De jongen kijkt ondertussen weer naar het scherm.
„Aha,” blijft Florian kortaf. Het is niet het antwoord, wat hij had verwacht.
„Ga toch zitten,” wijst Sandra op de vrije plek naast haar. Het is meer een uitnodiging dan een verzoek. Blijkbaar is de aanwezigheid van een bepaald iemand met blond haar voor zijn vrienden teveel van het goede om zich normaal te gedragen. Alex geeft geen reactie. Florian laat zich op de bank vallen.
„Hoe was je avond?”, blijft Elena de rust zelve.
„Leuk.”
„Oh.”
Iedereen staart naar het scherm. Florian krijgt geen woord mee van de teksten van de acteurs. Zijn brein begint te roken onder de gespannen sfeer.
„De film is echt goed,” grijnst Martin. Hij lijkt de enige te zijn, die zich nog op de een of andere manier op het scherm kan concentreren. Martin kijkt opzij naar Alex en verwacht een bevestiging. Alex knikt alleen.
„Hoe ben je thuis gekomen?”, vraagt Sandra voorzichtig. De vraag achter de vraag kan zelfs Florian niet ontgaan.
„Ik ben gebracht,” blijft hij aan de oppervlakte, niet van plan om overbodige woorden te gebruiken in aanwezigheid van Alex, die koppig zwijgt. Wat doet hij hier? Welk gemeen spel wordt hier gespeeld? Florian begrijpt Alex niet en krijgt zin om hem toe te schreeuwen. Het luik gaat open, Maria’s hoofd stijgt op uit de vloer.
„Ik heb jullie gevraagd om mij wakker te maken als hij terug is,” sist ze voordat ze verder opstijgt en Florian haar flanellen pyjama mag bewonderen. Vanzelfsprekend roze, vanzelfsprekend met ‘Girls’ als opdruk. Florian mist alleen nog een knuffelbeer in haar hand. Maria gaat op Navaro’s rand zitten en kijkt Florian provocerend aan.
„Vertel,” eist ze met een grijns. Florians ogen worden groter, „Er valt niets te vertellen.”
„Kom op, Flori, alsjeblieft,” zeurt Maria, precies zoals Emma dat kan, „Wie was die jongen?”
Hoewel iedereen naar de televisie kijkt, zijn alle oren gespitst op Florian en Maria – misschien met uitzondering van Martin.
„Het gaat je niets aan,” knalt Florian er zo beheerst mogelijk uit.
„Hij heet Jens, dat weet ik al. Ik heb het de anderen direct verteld en ook hoe waanzinnig goed hij eruit ziet, nietwaar?”, grijnst Maria om zich heen, totdat ze Alex aankijkt, die totaal zwijgt. Elena en Sandra mompelen iets van een bevestiging. Martin volgt de film.
„Hoe oud is hij?”, wiebelt Maria ongeduldig en enthousiast heen en weer.
„Tweeëntwintig.”
„Waar kennen jullie elkaar van?”
„Uit een vorig leven.”
„Is hij hier op bezoek?”
„Hij werkt hier vanwege zijn studie.”
„Is hij een student?”
„Ja.”
„Wow ... geweldig,” piept ze tevreden over zichzelf, „Hij is ouder, studeert, zelfstandig en sexy. Perfect.”
„Maria, ik weet niet waarom het voor jou allemaal zo belangrijk is. Heb je er al aan gedacht, dat hij misschien een oude kameraad is, die nieuwsgierig is hoe het met mij gaat?”, geeft Florian verontwaardigd te kennen.
„Dat is hij beslist niet. Ik heb het gezien. Jij was compleet van slag toen hij voor je neus stond, je was knalrood en hij keek ook al zo apart naar jou.”
Ze lacht en heeft weliswaar gelijk, maar Florian is nog niet zover, dat hij haar gelijk wil geven. Sandra en Elena houden Alex onopvallend in de gaten, maar die reageert als een mummie. Waar slaat dit allemaal op? Florians woede groeit.
„Maria, ik had niet verwacht dat Jens hier zou opduiken. Dat is alles.”
„Goed, is er verder nog iets gebeurd?”, boort Maria onverstoorbaar verder.
„Wat?”
„Hebben jullie geknuffeld?”
Florian gaat staan en loopt naar het luik om het uitnodigend open te houden, terwijl hij zijn woede nu loslaat, „Dit wordt mij te gek. Elena, Sandra, we praten morgen. Martin, wil je de film afkijken en hier blijven slapen? Maria, Alex, hier eindigt jullie avond. Eruit!”
„Hé, Flori, dat is niet eerlijk,” protesteert Maria verontwaardigd, „Wij zijn allemaal opgebleven om alles over je geheime vriendje te weten te komen.”
„Dat weet ik, maar ik heb jullie niet gevraagd om wakker te blijven,” wijst Florian nadrukkelijk naar het luik.
„Je bent gemeen,” moppert het meisje in haar pyjama, „Vertel ons tenminste of jullie gezoend hebben.”
Meisjes van zestien ... om gek van te worden.
„Om helemaal compleet te zijn, heb ik vanavond een zoen gekregen van ... Manuel, Marc, Uwe, Michael, Jens, Arthur, Werner, Igor, Wilhelm en Thorben. Dat gebeurt nu eenmaal op een feest waar meer homo’s rondlopen, Maria, en maandag op school zal Tom waarschijnlijk weer om mijn nek hangen.”
Maria krijgt hele grote ogen. Elena en Sandra reageren als eerste op Florians verzoek te vertrekken. Hij kan ze nog een glimlach meegeven en verzekeren, dat ze morgen alle tijd voor elkaar hebben. Martin ligt stoïcijns op de vloer en laat zich door niets of niemand afleiden – ook niet door Maria, die nu begrijpt, dat Florian haar zo min mogelijk zal vertellen en ze beter haar bed weer op kan zoeken. Alex verdwijnt zwijgend door de vloer. De grijze ogen laten een gekwetste indruk achter op zolder. Voordat Florian het luik sluit, hoort hij nog een laatste opmerking van zijn meest geliefde stiefzus.
„Zie je wel, ik heb het toch gezegd.”
Florian 26A
Geplaatst: 19 jun 2014 09:38
door Jablan
26 Louise en Ferdinand
Na het vertrek van Alex, Maria, Sandra en Elena haalt Florian opgelucht adem. Hij wacht tot het einde van de film, voordat hij Martin aanspreekt, die zijn tanden poetst.
„Wat was dat?”, vat Florian zijn gedachten samen.
„Niets, de tandpasta viel uit mijn hand,” komt sloom antwoord uit de badkamer. Geërgerd schudt Florian zijn hoofd. Hij bedoelde iets anders dan de normale geluiden uit een badkamer. Misschien moet hij concreter worden.
„Wat deed Alex vanavond bij jullie?”
„We hebben films gekeken.”
Martin staat in de deur van de badkamer en praat met de borstel in zijn mond.
„Eh ... dat weet ik. Ik bedoel, hoe komt dat zo en waarover hadden jullie het?”
Florian zit ongeduldig op Navaro en kijkt richting badkamer, waar Martin nu net zijn mond spoelt. Iets later komt er een reactie.
„Maria en Alex hadden gehoord, dat we een film keken en hebben gevraagd of ze mee konden kijken.”
Florian zucht. Meer informatie zal hij niet van Martin krijgen. De lange, slungelige jongen is totaal ongeschikt als spion. Martin heeft op geen enkele manier in de gaten wat er nog meer speelt. Toch mag Florian hem, ook vanwege de manier waarop de liefhebber van modeltreinen zich niets aantrekt van de verwachtingen van zijn vader of het geouwehoer op school. Iets later, veel te laat naar Florians zin, kan hij eindelijk het licht uitdoen.
*
Op zaterdag slaapt Florian uit. Zelfs notoire langslaper Martin is eerder wakker dan hijzelf. Beneden in de keuken vindt hij de jongen in het gezelschap van Elena en Sandra. De twee meiden hebben net besloten bij Rosi te brunchen, Martin wordt thuis verwacht om op zijn zusje te passen. De au-pair van de Klimmers heeft in principe zaterdags vrij.
Martha vertelt ondertussen wie waar is. Maria is het weekend bij Alina. Alina’s ouders hebben een manege buiten de stad en de meiden willen paardrijden, zolang het voor de dieren buiten nog goed weer is. Florian vraagt zich prompt af of er ook rijlaarzen met naaldhakken bestaan. Joachim is aan het werk voor Japanse klanten. De mededeling roept direct Florians wantrouwen op. Bettina heeft met een paar vriendinnen een wellnessarrangement in een voormalige boerderij geboekt. Ook Jasmin Eichel is met Bettina op stap. Florians wantrouwen is vandaag onterecht en volledig overbodig. Waar is Alex?
Martha wijst naar de koelkast, waar de blonde jongen zich per notitie heeft afgemeld. Hij is met een paar vrienden spontaan naar een vakantiehuis in Gorski Kotar gegaan en komt zondagavond laat terug. Florian denkt niet, dat hij ooit zal wennen aan deze manier van communiceren met elkaar. Bovendien kan Florian nu niet vragen waarom Alex plotseling een avond doorbrengt met mensen, die buiten zijn reguliere sociale omgeving staan. Pas in het café van Rosi krijgt Florian een paar aanwijzingen.
„Het was zijn idee om films te kijken. Alex heeft ons gevraagd. Wij hadden geen zin om naar beneden te gaan, daarom zijn Alex en Maria naar boven, naar jouw kamer gekomen. Het was behoorlijk apart. Je kunt je wel voorstellen, hoe opgelaten wij ons voelden. Maar Alex was ... eh ... nerveus, opgewonden, zenuwachtig ... in de negatieve betekenis,” Sandra haalt haar schouders op, „Ergens vond ik hem zielig.”
„Wat onvoorstelbaar aardig van je. De zielige, trieste Alex wordt door alles en iedereen verkeerd begrepen, de kleine schat.”
Florian klinkt heel vriendelijk, zelfs opgewekt. Sandra en Elena kijken elkaar even aan.
„We weten hoe jou dit alles bezighoudt, maar Alex ... hij zat er gisteravond echt doorheen,” kijkt Elena de jongen treurig aan. Florian is niet in de stemming om medelijden te hebben met wie dan ook.
„Waar hebben jullie over gepraat?”, wint zijn nieuwsgierigheid het van alle andere gedachten.
„Nergens over,” bijt Sandra in haar broodje. Florian neemt zelf ook een hap voordat hij navraagt, „Alleen over onzinnige dingen?”
„Nee, we hebben eigenlijk de hele avond nauwelijks een woord gewisseld. Alex’ gezicht was al erg genoeg. Ik durfde hem niet aan te spreken. Flori, we hebben twee komedies gezien en niemand heeft gelachen. Niet een keer.”
„Dan was het een leuke avond. Waarom zijn jullie niet naar huis gegaan?”, leunt Florian ontspannen achterover. Zijn vrienden waren gisteren te nieuwsgierig om tot vandaag te wachten en hij is vandaag niets wijzer geworden. Florian vermijdt elke toespeling over Martin richting Elena. In plaats daarvan vertelt hij de hoofdlijnen van zijn avond. Als hij klaar is, kijkt Sandra hem serieus aan.
„Het gaat allemaal wel een beetje snel of niet?”
„Dat weet ik, maar ...,” verdedigt Florian zich.
„Dat tussen Alex en jou ...,” draagt Elena voorzichtig bij.
„... is voorbij,” onderbreekt Florian haar scherp. Ter compensatie pakt hij gelijk haar hand, „Ik weet het, Elena, maar jullie kennen Jens niet. Met Jens staan nog dingen open. Met Jens heb ik een verleden.”
De anderen kijken eerst elkaar aan, dan staren ze naar hun borden.
„Wat nu weer?”
Florian weet niet meer wat hij goed of verkeerd overbrengt. Sandra kijkt op.
„Je hebt volkomen gelijk. We kennen Jens niet. Maar we kennen Alex wel en niet sinds gisteren.”
Florian begrijpt niet wat Sandra eigenlijk wil zeggen. Zijn hele stemming dreigt weer af te glijden, daarom praten ze de resterende tijd over andere onderwerpen. Ergens is Florian bang, dat hij zelf zijn beslissingen en opvattingen kritisch moet overdenken.
*
Zaterdagmiddag is de laatste tijd Florians vaste contactmoment met zijn andere leven. Hoewel hij er nog steeds moeite mee heeft om juist in het huis van Bettina met zijn Ma te praten. Een volledig onzinnige gedachte. Meestal ligt hij op de bank in zijn kamer, de plek waar hij het beste beeld heeft op zijn laptop. Zijn Ma heeft deze keer een foto van haar apenbaby bij zich. Foto’s versturen is te ingewikkeld voor Anna Krone.
„Kort voordat hij gaat slapen, als hij zijn kleine, dikke, witte luier aanheeft, waar zijn kleine, bruine, behaarde beentjes zo grappig uitsteken, dan sabbelt hij het liefste op zijn vingers en kijkt mij met zijn grote, donkere, naar voren uitstekende ogen aan en maakt hij van die piepende, luide geluiden. Dan moet ik altijd aan jou denken ... toen je nog een baby was.”
Wat kan Florian zeggen? Zijn Ma vindt haar adoptiebaby op hem lijken. Hier is geen antwoord het beste antwoord en daarom vertelt hij haar over Jens. Ze is oprecht enthousiast voor hem, ziet het als een goede wending van het lot, zo niet een vooraf bepaalde bestemming.
„Ik heb het altijd geweten, Flori. Altijd. Toen je zeven was en besloot in de kersenboom achter ons huis te gaan wonen, omdat je dacht, dat wanneer je je lang genoeg als een vogel gedraagt, je op een dag zou kunnen vliegen, was hij zo lief om je regenwormen, ik bedoel het snoepgoed, te geven. Dat was een lief gebaar van hem. Maar vliegen kon je desondanks niet. Je hebt ook maar een halve dag volgehouden.”
Ze lachen. Gaandeweg het gesprek raakt zijn Ma meer en meer overtuigd van een gemeenschappelijke toekomst voor Jens en Florian. Tenslotte passen hun Chinese sterrenbeelden perfect bij elkaar. Jens is een geit en Florian een zwijn. Wat dat ook moge betekenen. Haar blijdschap sterkt Florian in zijn overtuiging het goede te doen, een goed gevoel en de juiste beslissingen genomen te hebben. Na het gesprek zoekt hij op internet Jens Einsele op, die volgens zijn profiel nog in Berlin woont. Dit had hij natuurlijk eerder kunnen doen, maar toen wist hij niet zeker of dit de goede Jens was. Jens reageert snel en stuurt een bericht terug, dat hij zich verheugt op maandag na de geslaagde vrijdagavond. Daarna melden Mario en Laura zich, die praktisch uit hun dak gaan bij het nieuws over Jens. Mario verpakt zijn vreugde in een aparte wens.
„Misschien mag je met zijn auto rijden.”
„Ik heb nog geen rijbewijs.”
„Heb je dat nodig? Je kunt ‘s avonds of ‘s nachts naar een groot, leeg parkeerterrein gaan en daar oefenen. Wanneer begin je met rijlessen?”
„Mario, wat moet ik met een auto hier? De trams en bussen rijden hier dag en nacht.”
„Flori, een rijbewijs is gewoon handig en met Jens kun je alvast oefenen. Laura en ik oefenen ook met de auto van haar moeder.”
Florian dwingt zich hier niet op in te gaan. Hij ziet zichzelf nog niet ‘s avonds laat rondjes rijden op een parkeerterrein om het in- en uitparkeren te oefenen. Of misschien juist wel, maar dan beslist anders dan Mario denkt. In elk geval bezorgen de positieve reacties en het oprechte plezier hem een aangename zaterdag.
*
Op zondagmiddag heeft Florian zich door al zijn huiswerk voor de komende week geworsteld en staart naar de hemel vanaf Navaro, wanneer Marc hem belt. Deze keer houdt de man zich in met verwijten en ingewikkelde suggesties, waarvoor Florian hem dankbaar is. Toch houdt hij het gevoel niet verder te komen, terwijl hij met Marc praat. Marc vertelt niet, wat hij over Jens en Florian denkt en Florian vraagt niet naar de ruzie met Werner en de verdere achtergronden. Sowieso praten ze nauwelijks over het feest op vrijdagavond. In plaats daarvan kletst Florian Marcs oren vol met zijn Ma, haar luierdrager Mogli en haar verdere leven in Ethiopië om daarna over de volgende wiskundetest te beginnen, die hij beslist zal verpesten.
„De man, Hofer, heeft meer dan een beetje hekel aan mij,” zoekt Florian steun.
„Kan ik mij niet voorstellen,” meent Marc droog.
„Hé, ik hoor de spot in je stem!”
„Oh.”
„Je bent vast en zeker blij als ik wiskunde niet haal.”
„Waarom zou ik?”
„Als ik op wiskunde mijn diploma niet haal, dan trek ik bij jullie in zonder fatsoenlijke opleiding. Dan kan ik hooguit de receptie in jullie praktijk bemannen of blijf ik eeuwig een hulpmedewerker in de boekhandel.”
Marc lacht.
„Zie je, je hebt allang geraden hoe mijn geslaagde toekomst eruit ziet.”
Marc lacht harder.
„Nou ja, misschien zak ik niet helemaal. In Duits ben ik echt vooruitgegaan, maar dat ligt misschien aan de geweldig leuke docent. Hij is goed, lief en ziet er heel erg goed uit. Hij heeft wel iets van jou, niet zijn uiterlijk, maar in zijn doen en laten,” grinnikt Florian.
Marc plaagt terug, „Het idee is, dat je daar iets leert en niet van oudere mannen droomt.”
„Ik leer daar wel alles en hij zou zo als fotomodel kunnen bijklussen. Maar je hebt gelijk, hij is oud. Ongeveer net zo oud als jij, eigenlijk bijna hoogbejaard, in elk geval veel te oud voor mij om iets van hem te willen.”
„Oh.”
Marc negeert de plaagstoot over zijn leeftijd soeverein en al snel komen ze op de boekhandel van Ludwig uit, waarbij Florian Marc verzekert, dat hij er met plezier werkt. Maar wat ze werkelijk bezighoudt, kunnen ze vandaag niet uitspreken en daarom duurt het gesprek niet zo lang. Florian neemt zich voor alle plooien met Marc zo snel mogelijk glad te strijken. Hun omgang was tot nu gebaseerd op eerlijkheid en Florian mist Marc als spiegel voor zijn drukke gedachten.
*
Op zondagavond vermaakt Florian de tweeling, samen met Elena. Bij een spelletje ‘Mens erger je niet’ laten ze de tweeling winnen. Wat je al niet doet om twee gelukkige gezichten te zien. Tijdens de tweede ronde belt Jens. Kort en krachtig vat hij zijn weekend samen. Het is vermoeiend, maar interessant om mee te lopen met een van de vaste redacteuren.
„Heb jij al een idee wat we morgen zullen doen?”
„Geen idee. Bioscoop?”
Florian is onzeker en wil niet saai overkomen.
„Kan wel. Je kan eerst bij mij langskomen, laat ik je de flat zien en kook iets lekkers voor je.”
Florian reageert weliswaar positief, enthousiast, maar in werkelijkheid ziet hij er een beetje tegenop. In gedachten maakt hij zich een voorstelling van Jens’ kamer, Jens’ bed. Seks? Florian heeft er geen bezwaar tegen. Ergens jeukt het, waarschijnlijk een gezonde mix van zenuwachtig zijn en zin hebben. Ondertussen gooit Elena voor hem de dobbelstenen, zodat de tweeling niet te lang hoeft te wachten, terwijl Florian het gesprek afrondt. Na afloop kan hij alleen maar glimlachen.
*
’s Avonds laat staart Florian naar Anna, de meest heldere ster aan de hemel, wanneer hij de Ford op de oprit hoort. Blijkbaar is Alex terug, maar Florian heeft nu geen enkele zin meer om hem te spreken en draait zich om. Navaro brengt hem deze nacht alleen aangename dromen.
*
„Shit!”
Florian zoekt zijn linker schoen.
„Shit!”
Florian zoekt zijn telefoon.
Het is maandagmorgen en Florian voelt zich uitgeslapen. Maar waar hij zijn telefoon en schoen heeft gelaten, weet hij werkelijk niet meer. Onder de bank lijkt hem onmogelijk, maar voor de zekerheid gaat hij op zijn knieën en scant de vloer. Niets. De wasmand? Alleen vuile was, meer niet. Waar heeft hij zijn telefoon voor het laatst gebruikt? Gisteravond in de keuken. Misschien hebben Tim en Emma hem gevonden en ergens achtergelaten. Met zijn rechterschoen en tas in zijn hand gaat hij naar beneden.
„Martha?”, schreeuwt hij door het trappenhuis, „Heb jij mijn telefoon gezien?”
„Schreeuw niet zo, Flori!”, corrigeert ze hem vriendelijk onderaan de keukentrap, „Je telefoon ligt naast je bord op de keukentafel. Ik kwam hem vanmorgen tegen met opruimen. Waarom heb je een schoen in je hand?”
„Ik kan mijn linker schoen niet vinden. Gisteravond hebben Emma en Tim mijn schoenen uitgetrokken, maar ik weet niet meer waar ze zijn gebleven.”
„Jij en je wanorde, Flori, echt. Kom naar beneden en ga zitten. Je moet nog ontbijten,” lokt ze met haar hand Florian omlaag.
„Geen tijd, sorry, ik moet mijn andere schoen vinden en dan naar de bus rennen. Ik ben al behoorlijk laat.”
In de keuken zit Elena al met de tweeling. Florian grijpt zijn telefoon en wenst de kleintjes en de au-pair tegelijk goedemorgen. Ze antwoorden in koor.
„Voor de bus ben je te laat,” meldt Martha, terwijl ze een paar boterhammen belegt met vlees en kaas.
„Hè?”, draait Florian zich om op de klok boven de keukendeur te kijken. Ook dat nog. Martha heeft gelijk en hij is te laat. Martha’s dreigende gezicht is genoeg om hem een vloek of wat te laten inslikken. Tenslotte moet hij de tweeling het goede voorbeeld geven.
„Jammer,” perst hij tussen zijn tanden eruit.
„Dat is toch niet zo erg. Dan rij je met Alex mee naar school.”
Martha lijkt gelaten te reageren, maar Florian merkt haar onderzoekende blik wel degelijk op.
„Hm, liever niet.”
Hij durft de huishoudster en goede fee van het eten niet te vertellen, dat hij momenteel niets erger vindt, dan met Alex een kwartier gevangen in een auto te zitten. Alleen al van de gedachte krijgt hij een merkwaardig gevoel in zijn buik.
„Niets aan te doen. Vraag het hem, wil je?”
Florian gaat op zijn plek zitten en pakt een broodje. Hij doet zijn best zo neutraal mogelijk te kijken.
„Ik denk, dat je beter zelf met hem kunnen praten. Ik maak jullie brood voor vandaag wel klaar.”
Martha ontvoert zijn bord zonder op zijn antwoord te wachten. Florian denkt even na. De huistelefoon is geen optie in Martha’s aanwezigheid. Jammer, want nu moet hij traplopen en de confrontatie aangaan. Met een slecht gevoel en een schoen in zijn hand staat hij dertig treden hoger voor Alex’ deur en klopt langzaam aan.
„Ja?”
Florian opent de deur en blijft staan.
Florian 26B
Geplaatst: 19 jun 2014 09:39
door Jablan
„Hallo.”
Zijn stem klinkt weer als een schorre kraai. Alex draait zich om en kijkt Florian volkomen overdonderd aan. Bijna een halve minuut gaat zo voorbij voordat de blonde jongen zich beweegt.
„Hallo.”
Alex pakt zijn mappen, schriften en boeken verder in. Alles verdwijnt op grootte gesorteerd in de tas, waarbij de jongen er zelfs op let geen extra vouwen in de losse vellen papier te maken.
„Wat is er?”
Alex kijkt niet op of om, terwijl hij zijn vraag stelt. Florian staart naar de rug van de jongen en is volkomen afgeleid. Alex draagt weer eens kleding, waarin zijn lichaam nog iets mooier lijkt dan het in werkelijkheid is. Alex’ achterwerk is ook vandaag een tweede, derde en vierde blik waard. De jongen draait zich om, „Wat is er?”
„Heb je mijn linker schoen gezien?”, weet Florian met een belegen stem uit te brengen. Heel even bewegen Alex’ mondhoeken, voordat hij zijn tas nog een keer controleert, „Nee, heb ik niet.”
„Oh ... goed,” blijft Florian in de deuropening staan.
„Is dat alles?”, komt Alex met zijn tas naar Florian om op een veilige afstand te blijven staan. Natuurlijk brengt de vraag Florians drijvende brein op snelheid. Er is nog zoveel, wat hij zou willen zeggen. Maar sinds een week of wat is het makkelijker om tegenover elkaar te zwijgen. Ook al voelt de voorbije week voor Florian als een maand. In zijn hoofd hoort hij Marc.
‘Ja, je moet je liefdesverdriet verwerken. Een week is te kort daarvoor. Daar heb zeker jij veel meer tijd voor nodig en die tijd moet je ook nemen.’
„Ik ... ik ben te laat ... voor de bus,” stamelt Florian, „Kan ik ... mag ik ... met je meerijden?”
Het knaagt aan Florian, dat hij Alex om een gunst moet vragen.
„Ja.”
Meer antwoord heeft Alex blijkbaar niet nodig. Ontstemd staart Florian naar zijn voeten, beweegt zijn tenen. Ze functioneren nog, alle tien.
„Zullen we gaan?”
Alex’ klinkt plotseling erg dichtbij. Florian kijkt op, direct in twee ogen met een koude uitstraling. Alex heeft een hand op de deurkruk liggen. Blijkbaar staat Florian in de weg.
„Ja,” blijft Florian zo kalm mogelijk. Hij heeft geen idee waarmee hij nu instemt. Geen van beiden beweegt zich. Florian hoeft maar zijn hand uit te steken om Alex aan te raken, daarom steekt hij zijn duim onder zijn riem. Zijn keel voelt weer droog aan. Dan draait hij zich om en loopt naar beneden met Alex achter zich aan. Is het een vlucht?
„Je schoen!”, klinkt opeens achter hem. Florian valt uit zijn persoonlijke hemel omlaag en landt op aarde, om precies te zijn op de overloop van de eerste verdieping. Alex staat bij een plantenbak voor de deur van Tim en Emma en vist daar een schoen uit.
„Alsjeblieft.”
„Nu weet ik het weer. Tim en Emma hebben gisteravond mijn schoenen uitgetrokken en ze ergens verstopt. De rechter heb ik wel gevonden, maar de linker ... heb ik hier achtergelaten, zodat ik vanmorgen zou weten, waar ik hem heb gelaten,” glimlacht Florian.
„Heeft goed gewerkt,” merkt Alex spottend op.
„Absoluut. Ik heb nu weer een compleet paar,” trekt Florian eindelijk zijn schoenen aan.
„Jouw logica is onnavolgbaar, Flo!”
Merkwaardig. Florian beseft, dat hij inmiddels zo gewend is aan deze afkorting, dat hij het heeft gemist de laatste dagen. Alex loopt ondertussen de trap af, Florian volgt hem zo snel mogelijk. In de keuken brengt Martha Alex op de hoogte wie waar is. Maria is onderweg naar Jana en Alina. Blijkbaar heeft Florians overstap op de bus als transportmiddel ook Maria op andere gedachten gebracht hoe ze naar en van school komt. Joachim is al lang naar zijn werk met de aankondiging vanavond op tijd thuis te zijn. Bettina schuift net aan bij Emma en Tim. De twee zijn blij, dat hun moeder weer thuis is. Florian vraagt zich af hoe de kinderen in deze familie ooit op een normale manier aandacht zullen krijgen zonder extreme dingen te doen of door boven de dagelijkse routine uit te stijgen. Nog een dag naar de dierentuin ziet hij zelf momenteel niet zitten. Ergens vindt Florian het tijd voor de familie Wanninger om een stap in zijn richting te doen en de vaste gewoontes te doorbreken. Al lijkt het hem ver buiten de werkelijkheid. Martha glimlacht naar Florian en Alex, „Is het nu geregeld?”
Florian knikt.
„Mooi,” klinkt haar oprechte blijdschap door. Alex neemt een zak met broodjes aan van een stralende Martha.
„Dank je, we moeten gaan.”
Florian kan niet zo snel weggaan als Alex. Hij moet eerst de tweeling een zoen geven, die Emma en Tim direct weer afvegen, maar als hij het niet doet, is het ook niet goed. Elena geeft hij een zoen op haar lange, zwarte haren. Zij veegt niets af en piept ook niet, maar kijkt hem vragend aan.
„Doe je de groeten?”
Florian knikt en streelt even over haar schouder. Hij heeft nog veel goed te maken bij Sandra en Elena, misschien lukt het ergens de komende tijd om de aandacht van Luca en Martin in de goede richting te sturen.
„Groeten .. goed dat je het zegt,” kijkt Bettina haar oudste aan, „Wil je Jasmin van mij groeten en haar vertellen, dat ze haar föhn niet in het hotel heeft laten liggen, maar dat ik hem per ongeluk heb ingepakt?”
Alex kreunt zacht, belooft zijn moeder de boodschap over te brengen en neemt afscheid. Hoewel Florian niet wil, gaan ze. In de auto houdt Florian zijn tas tussen zijn benen. Alex heeft extra tijd nodig om zijn tas zo neer te leggen, dat hij blijft liggen op de achterbank – ook in scherpe bochten.
„Doe dat ding toch in de gordel,” zoekt Florians ergernis zich een uitweg. Hij draait zich zo, dat hij de achterbank kan zien. Het is meer dan vreselijk, wat hij ziet.
„Wat?”
„Je boven alles geliefde tas. Zet haar in de riemen, zodat er niets mee kan gebeuren.”
Hé, ook Alex kan mokken. De jongen voelt zich voor joker staan en terecht. Tegelijk bewaart hij de schijn van onaantastbaarheid door compleet rustig en trefzeker alles te doen, wat nodig is om weg te rijden. Juist die gelatenheid irriteert Florian mateloos.
„Misschien krijg je korting op speciale zitjes voor tassen.”
Alex start de auto, rijdt eerst de oprit en daarna de straat uit. Natuurlijk niet zonder drie keer uit te kijken bij elke plek, waar hij voorrang moet geven. Florian krijgt de smaak te pakken.
„Of ... je organiseert een veiligheidsdienst, die elke morgen je heilige tas afhaalt en in een eigen, gepantserde wagen naar school brengt.”
Florian lacht spottend staccato, vindt zichzelf extreem vervelend. Alex kijkt strak naar voren en stopt voor een zebrapad om een horde kleine kinderen over te laten steken. Daarna gaat het weer verder, zonder ook maar een kilometer te hard te rijden. Florian wordt gek van zoveel zelfcontrole en blaft.
„Kun je de radio aanzetten? Je vervloekte zwijgzaamheid is niet om uit te houden.”
Hij, Arthur zou op dit moment allang ‘het’ zeggen, zet de radio aan. Reclame. Florian vindt radioreclame nog erger dan televisiereclame. Of het nu een bouwmarkt is, een hersteller van sterren in voorruiten of een universele tankpas – sommige reclames zijn eerder een aanmoediging de afzender te mijden.
„Zijn er nog betere zenders? Dit is erg.”
Alex laat de radio zoeken naar de volgende zender. Volksmuziek oftewel schlagers. De zender blijft opstaan. ‘Ik hou van jou, ik blijf je trouw’ blèrt de een of andere zangeres.
„Dit meen je toch niet?”
Florian verbijt zijn woede. Alex laat de radio verder zoeken en doet er zelf het zwijgen toe. Florian wil dat Alex met hem praat.
„Het wordt al beter,” zeurt Florian als een Amerikaanse zangeres over samen schuilen onder een paraplu zingt. Prompt zet Alex de radio uit. Florian wordt uit louter frustratie onrustig, terwijl Alex de wagen perfect door het drukke ochtendverkeer stuurt. Waarom krijgt Alex geen woord uit zijn strot?
„Welke films hebben jullie vrijdagavond gekeken?”
Florians vraag komt onverwacht en lijkt compleet los te staan. Hij heeft zichzelf overrompeld. Alex’ neus gaat iets omhoog. Het begin van een reactie. Eindelijk.
„Hebben de anderen jou niet alles al verteld?”, vraagt hij rustig. Dat hebben ze.
„Ze konden niet vertellen, waarom jij plotseling de behoefte had samen met hen urenlang films te kijken.”
„Hoezo ‘behoefte hebben’? Ze wilden films kijken en ik had daar ook zin in. Meer niet. Waar is het probleem?”
Alex klinkt geërgerd. Mooi.
„Er is geen probleem. Jouw versie verschilt behoorlijk met die van de meiden en Martin. Weet je het zeker?”
Florian kijkt vanuit zijn ooghoek naar Alex, die blijkbaar hier niet op had gerekend.
„Ja.”
Leugenaar. Vervolgens gaan de lippen strak op elkaar, de wenkbrauwen trekken zich samen en Alex kijkt strak naar voren. De jongen bijt zo hard op zijn tanden, dat zijn kaakspieren zichtbaar zijn. Waar denkt Alex nu aan en waarom vertelt hij Florian niets? De rest van de rit zwijgen ze. Florian raakt opnieuw gefrustreerd. Van binnen zit hij vol met emoties, die graag naar buiten willen, maar op een muur van graniet stuiten. Het liefste zou hij nu weggaan, naar nergens of ergens, zolang hij zich maar kan bewegen of hardlopen om alles achter zich te laten.
Zodra de auto stilstaat op het parkeerterrein van de school, heeft Florian de deur al geopend en slaat hem hard dicht. Iets rustiger loopt hij het plein voor het gebouw op. Alex haalt hem probleemloos in, maar verder volgt er geen enkele reactie. Florian probeert zichzelf te kalmeren door aan mooiere dingen te denken. Vanavond ziet hij Jens. Ogenblikkelijk heeft Florian het bijbehorende gezicht in zijn hoofd, inclusief de hemelsblauwe ogen, de doorlopende stralende lach onder de zomersproeten, de heldere basstem, waarmee Jens iedereen kan betoveren. Het mooiste aan Jens, is dat Florian hem vanaf nu weer kan zien wanneer hij wil. In ieder geval het komende halfjaar. Maar hoeveel moeite hij ook doet, het gelukkige gevoel van vrijdagavond komt niet terug. Niet zolang een blonde Adonis naast hem loopt.
„Alex! Flori!”
Automatisch blijven ze staan en wachten op Tom, die bijna uitgeput aan komt gerend en zich hijgend aan Alex’ hangt, „Morgen ... zuurstof, zuurstof.”
„Waarom ren je dan ook zo hard?”, vraagt Alex vrolijk. Goh, met andere mensen schijnt het nog te kunnen praten.
„Ik ... wilde ... jullie ... inhalen,” hapt Tom naar adem.
„Gelukt en prijs gewonnen,” spot Alex om dan zijn vriend van zich af te duwen en vervolgens op zijn horloge te kijken, „We hebben nog een kwartier. Wat wil je?”
Tom grijnst, „Van jou niets. Ik wil even met onze lieve, kleine Flori praten.”
„Met mij?”, twijfelt Florian of hij wel met Tom wil praten.
„Nee, met de andere Florian, die is veel aardiger en vooral intelligenter is dan jij,” legt Tom een arm op Florians schouder en neemt hem zo mee richting de ingang. Een bepaalde andere jongen volgt hen op de hielen.
„Waarover wil je met mij praten?”, probeert Florian zich te bevrijden van hangaap Tom en zo snel mogelijk ter zake te komen.
„Oh, er zijn heel veel dingen. Maar omdat ik van het leven hou en ook een beetje sentimenteel ben over vriendschappen, wil ik de echt interessante onderwerpen vermijden. Vandaag praten we over minder belangrijker dingen, zoals mijzelf bijvoorbeeld.”
„Jij?”
Florian probeert Tom aan te kijken. Hij houdt nu eenmaal van oogcontact wanneer hij met iemand praat. Tom heeft hem echter stevig beet. Alex houdt ze doorlopend in het oog. Zo lopen ze het gebouw binnen, waar de normale bedrijvigheid heerst en ze zich door de groepjes uit de lagere klassen loodsen.
„Ja, praten we een keer over mij. Je vindt mij toch aardig?”, probeert Tom vertrouwen te winnen.
„Hm ... meestal,” blijft Florian onzeker over waar dit heen gaat en tegelijk op zijn hoede.
„Kun je ons als vrienden voor het leven zien?”, woelt Tom door Florians haar, die zijn onzekerheid honend weglacht, „Vrienden voor het leven?”
„Natuurlijk. Ik hou van jou als een broer,” grijnst Tom smerig. Alex maakt een dreigend geluid. Sommige toespelingen zijn overduidelijk.
„Hoe dan ook, voor een goede vriend heb je soms iets over, nietwaar?”
Florian begrijpt welke richting dit opgaat en blijft direct, „Wat wil je?”
„Nou, nou, niet zo formeel. Ik wil je alleen om een klein beetje hulp vragen, dat is alles.”
Tom weet het zo te brengen, dat het net lijkt, alsof hij gekwetst is door Florians doelgerichte reactie.
„Wat wil je?”
Ongeduldig maakt Florian zich snel los uit Toms armen. Ze staan inmiddels voor het lokaal en Tom gunt Florian zijn meest beschaafde glimlach. Met vrolijke ogen spot Tom, „Je bent te bijdehand voor mij.”
Florian wacht af waar Tom mee komt.
„Ik zou willen dat je mij voorstelt aan die kleine jongen, je weet wel, die krullenbol, die Maria jou wilde opdringen.”
Alex krijgt grote ogen, „Tom, alsjeblieft, hier hebben we het toch al ...”
„Hé, bemoei je er niet mee. Je staat mijn liefdesgeluk in de weg.”
Tom kijkt zijn vriend gespeeld boos aan, wat op Florian vooral grappig overkomt. Voor de zekerheid vraagt hij na, „Moet ik je André voorstellen?”
„Ja,” knikt Tom vrolijk. Florian aarzelt, „Ik weet het niet. De jongen lijkt mij echt onzeker. Hij is schuchter en nog behoorlijk jong.”
„Ja, en?”, kijkt Tom onschuldig.
„Je reputatie is niet de beste.”
„Dat betekent wat?”
„Dat je met iedereen, die zich niet op tijd in veiligheid brengt, naar bed gaat.”
Schijnbaar geschokt kijkt Tom hem aan, „Wie beweert zoiets?”
Florian kijkt even langs Tom naar zijn beste vriend. Tom begrijpt hem. De mening raakt Tom echt en hij draait zich om naar Alex, die direct zijn handen omhoog houdt.
„Zo heb ik dat nooit gezegd,” verdedigt hij zich snel en kijkt Tom aan in de hoop op vergeving. Tom herpakt zich, presenteert weer zijn normale gezicht en kijkt Florian met een lach aan. Achter hem oefent Alex zijn meest dodelijke blik.
„Ik was tot nu toe niet echt iemand voor een relatie, dat klopt. Maar ik voel, dat met ... met ...”, valt Tom stil. Florian helpt hem met een glimlach, „André.”
„Precies, met André is het helemaal anders. We zijn zielsverwant, dat voel ik.”
Florian zucht, „Jullie hebben elkaar een keer gezien.”
„En? Geloof jij niet in liefde op het eerste gezicht?”, kijkt Tom eerst Florian, daarna Alex aan. Florian voelt zijn wangen opwarmen, terwijl zijn brein bekende beelden vrijgeeft. Een zwarte Daimler voor een kruising, een bestuurder met blonde haren en grijze ogen. Liefde op het eerste gezicht? Alex is niet blij met deze plaagstoot van zijn beste vriend. Florian weet, dat Alex aan hetzelfde ogenblik terugdenkt.
„Zie je,” komt Tom behoorlijk tevreden over.
„Ik geloof nog steeds niet, dat het een goed idee is om jullie in contact te brengen. André is erg gevoelig. Je kan heel makkelijk zijn hart breken.”
„Dat ben ik helemaal niet van plan.”
„Klopt, je wilt hem alleen naar bed met hem,” breekt Alex in. Tom negeert hem en kijkt Florian vragend aan, „Ik weet dat hij jong is en ik weet ook dat hij verlegen en sensitief is. Daarom heb ik je hulp nodig.”
Florian 26C
Geplaatst: 19 jun 2014 09:41
door Jablan
„Natuurlijk. Als jij de kleine jongen elk zelfvertrouwen hebt afgenomen en hem voor altijd hebt beschadigd, mag ik hem zeker met twee benen op de grond zetten en weer de weg naar een gelukkig leven wijzen,” protesteert Florian gefrustreerd. Alex’ glimlach is net teveel voor Florian, „Wat denk je? Ik ben niet zoals Maria, die op mijn eerste dag in München erover klaagde, dat zij elk meisje, waarmee Alex naar bed is geweest, mag opvangen. Daar heb ik geen zin in.”
De glimlach verdwijnt bij Alex. Beide jongens kijken Florian nu stomverbaasd aan. Tom is het meest alert, „Zover zal het helemaal niet komen. Ik ben onsterfelijk verliefd op hem en zal hem niets doen, eerlijk. Hij heeft zo’n mooi karakter, is nog zo jong en onschuldig.”
Florian schudt zijn hoofd, „Dat weet je al na drie seconden?”
„Ja, ik ben nu eenmaal snel met dat soort dingen,” knipoogt Tom brutaal.
„Grappig. De afgelopen dagen heb je met je geen woord over zijn mooie karakter gesproken. Je vond zijn geile kont veel belangrijker,” grijnst Alex met zijn armen over elkaar.
„Zullen we over de dingen beginnen, waar jij het de afgelopen dagen alleen maar over hebt gehad?”, dreigt Tom. Alex zwijgt beledigd. Florian zou het wel interessant hebben gevonden.
„Waar waren we? Oh ja, je hebt mij net beloofd, dat je mij wilt helpen. Dat is zo aardig van je.”
Tom spreidt zijn armen en trekt Florian in een stevige omhelzing. De laatste vraagt zich af, wanneer hij heeft toegestemd en wanneer hij zijn hulp heeft aangeboden?
„Dank je wel,” knuffelt Tom Florian bijna plat.
„Wat leuk. Ik wil de heren eigenlijk niet storen bij dit roerende samenzijn, maar ik ben bang, dat ik zonder jullie niet aan de les kan beginnen.”
Docent Hofer staat ineens naast hen. Zijn gezicht is vervuld van hoon en walging. Wanneer eigenlijk niet?
„U kunt meneer Krone na mijn les verder liefhebben,” spot de man en kijkt Tom vol afkeer aan.
„Geen probleem, meneer Hofer, dat zal ik doen,” glimlacht Tom beleefd.
„Of troost u hem, omdat hij opziet tegen het tentamen volgende week?”, Hofers blik dwaalt van Tom naar Florian, „Meneer Krone, u weet hopelijk, dat het voor u erg lastig zal worden. Ik hoef u waarschijnlijk niet te herinneren aan de test van vorige week en het cijfer.”
Dat hoeft de man inderdaad niet. Florian weet, dat hij slecht heeft gepresteerd. Een zware onvoldoende. In het bijzijn van de anderen schaamt hij zich voor deze aparte behandeling.
„Als u zich niet verbetert, dan zie ik u dit jaar niet halen,” meent Hofer en de man lijkt zich over deze vooruitzichten zelfs te verheugen.
„Natuurlijk weet Florian, dat hij nog het nodige moet doen en ik kan u verzekeren, dat ik hem zal helpen en hij dit jaar probleemloos zal halen,” komt Alex met een strakke, vastberaden houding tevoorschijn. Woede komt op en verdwijnt weer net zo snel op Hofers gezicht. Hij weet, dat Alex zijn woord houdt en op dit moment schieten de man geen andere bitse argumenten te binnen, waardoor hij zich moet beperken tot een onvriendelijke houding en naar de deur loopt, „Als u het zegt, meneer Wanninger.”
Ze gaan naar binnen. Florians ergernis groeit. Hij heeft nog steeds geen manier gevonden om zich tegen deze gemene kerel te wapenen. Zijn prestaties zijn catastrofaal en op korte termijn ziet Florian geen verbetering. Deze uitbrander, waar Tom en Alex bij waren, is al pijnlijk genoeg. Zelden heeft hij zich meer vernederd gevoeld, misschien ook omdat Alex voor hem in de bres is gesprongen. Hoewel het een mooi gebaar was of ook weer niet? Is Alex’ reactie ingegeven vanwege de familie-eer of omdat ze stiefbroers zijn of ging het echt om Florian zelf? Florian zou graag een signaal willen, dat hem vertelt, wat Alex drijft. De andere vraag is natuurlijk, of hij wel samen met Alex kan leren. Urenlang in dezelfde ruimte aanwezig zijn en de ander zien, horen, ruiken is tijdens normale lesuren al lastig genoeg. Praten gaat momenteel helemaal niet. Rijkelijk verward en met een vervelend buikgevoel zoekt Florian zijn plek op naast Sandra, die hem fluisterend begroet, „Hoi.”
„Hoi,” mompelt Florian met een glimlach. Daarna moeten ze zwijgen, want Hofer begint direct zijn programma af te draaien. Tussendoor komt de man geregeld terug op het komende tentamen, uit dreigementen en herhaalt keer op keer, dat dit tentamen voor sommigen einde oefening kan betekenen. Waarbij de man boosaardig richting Florian grijnst. Als de bel eindelijk verlossing brengt, schakelt Florian zuchtend zijn tablet uit, „Ik ga het beslist verknallen.”
Sandra kijkt hem meelevend aan, „Als je er rustiger van wordt, je zal niet de enige zijn met een zware onvoldoende.”
„Daar wordt ik niet kalmer van, spijt mij, Sandra. Alex heeft tegenover Hofer beweerd, dat hij mij zal helpen.”
Sandra kijkt verbaasd op en begint half te lachen, „Eerlijk?”
„Hij heeft het tenminste gezegd,” haalt Florian zijn schouders op.
„Als hij het gezegd heeft, dan zal hij het ook doen,” blijft Sandra vol vertrouwen.
„Hm ...”, groeien Florians twijfels.
Sandra glimlacht, „Ik vind het wel erg lief van hem.”
„Hm ...”
„Zo attent, zo aardig, zo bezorgd.”
„Precies. Attent, aardig, bezorgd, het zijn precies de woorden, die mij als eerste te binnen schieten, als ik hem moet beschrijven,” spot Florian. Sandra verdedigt zich, „Het is wel netjes van hem.”
„Sinds wanneer ben jij lid geworden van zijn fanclub?”, wil Florian geïrriteerd weten. Sandra haalt haar schouders op, begint ovale cirkels op haar notitieblok te tekenen en tegelijk zacht te praten, „Ik ben geen fan, dat weet je. Ik denk alleen, dat je het niet zo snel moet opgeven. Wie weet, hebben jullie nog meer tijd nodig.”
„Tijd? En dan?”
„Misschien lukt het dan wel met jullie.”
Florian snuift en trommelt met zijn vingers op het tafelblad.
„Aan mij ligt het niet. Hij heeft voor de gemakkelijke weg gekozen.”
Sandra kijkt hem vastbesloten aan, „Nu ligt het wel aan jou.”
„Waarom?”
„Jens.”
Meer zegt ze niet. Dat hoeft ook niet, Florian begrijpt haar zo ook wel en schudt zijn hoofd.
„Sandra, alsjeblieft. Wat moet ik anders? Mij terugtrekken op mijn zolder en daar gaan treuren, melodramatische sonnetten schrijven, mij wentelen in eenzaamheid en zelfmedelijden en hopen dat hij ooit toch voor mij kiest, terwijl hij met zijn vriendin in bed ligt, waar zij hem met handboeien aan vastketent?”
Sandra blijft stil. Reageren kan niet meer, want het lokaal loopt weer vol omdat de pauze bijna is afgelopen. De klasgenoten komen terug, zoeken hun plek op, graven in hun tassen naar de boeken en aantekeningen voor het komende blok. Florian en Sandra zitten zwijgend naast elkaar en bekijken de drukte van de anderen. Florian voelt Celine naar hem kijken, maar ontwijkt oogcontact. Hij heeft behoefte aan afleiding in plaats van zo’n frustrerend en teleurstellend begin van de week. Zo’n slecht humeur kent hij niet van zichzelf. Om zich iets op te vrolijken, stuurt hij Jens een bericht, ‘Heb zin in vanavond, kan bijna niet wachten.’
‘Ik ook, denk aan je,’ komt vrijwel direct terug. Florians buikgevoel is het er helemaal mee eens. Iemand denkt aan hem, op een positieve manier. Florian glimlacht vanzelf bij het bericht. Dan melden zijn nekharen, dat iemand naar hem kijkt. Rechts van hem. Alex’ grijze ogen kleven aan hem vast.
„Goedemorgen, iedereen.”
Docent Stein komt binnen, sluit de deur en kijkt stralend rond. Zijn groet wordt net zo vrolijk beantwoord. Goedgehumeurd gaat de man op de rand van zijn tafel zitten.
„Zo, de laatste keer heb ik u relatief eenvoudig huiswerk opgegeven. U zou nadenken over de relatie van burgerdochter Louise en adelzoon Ferdinand. Wie is schuldig aan de tragedie en is er eigenlijk wel sprake van een schuldige?”
Met interesse kijkt Stein rond. Sandra pakt haar exemplaar van ‘Kabale und Liebe’ van Schiller erbij en zoekt naar haar aantekeningen. Florian heeft niets genoteerd, laat staan een seconde over Ferdinand, Louise en hun problemen nagedacht. Tenslotte heeft hij zelf al meer dan genoeg intrige en liefde in zijn leven en het boek al lang geleden gelezen.
„Heeft iemand een mening? Ja, Alex?”
Alex’ had zijn hand opgestoken en kijkt nu naar een velletje papier, wat hij volledig heeft beschreven.
„Als je al een van de twee schuldig wilt verklaren aan het drama, dan zou ik kiezen voor Ferdinand. Hij draagt de verantwoordelijkheid en maakt de fouten,” meent Alex, redelijk beslist.
„Goed en waarop baseert u uw mening?”, laat Stein alle ruimte open.
„Ferdinand is een voorbeeld van ongeremde dadendrang. Zijn impulsiviteit en egoïsme maken het voor hem onmogelijk zich in de positie van anderen te verplaatsen. Hij denkt, dat hij iets kan bereiken puur op wilskracht. Zijn sociale omgeving, maar ook de emoties en de principes van Louise kunnen hem niets schelen. Hij komt niet terug op zijn beslissingen.”
Alex eindigt zijn kleine voordracht met volle overtuiging. Impulsief? Egoïstisch? Geen rekening houden met principes? Automatisch gaat Florians hand omhoog.
„Florian, hoe ziet u het?”
Goede vraag. Hoe kijkt Florian er tegenaan? Hij heeft last van trillende handen.
„Ferdinand is blijkbaar schuldig aan het mislukken van de relatie?”
De retorische vraag brengt Alex rechtovereind in zijn stoel. Florian laat zich niet afleiden.
„Alleen omdat hij impulsief is? Hij is gewoon eerlijk. Hij houdt van Louise. Stand, familie en maatschappelijke verplichtingen kunnen hem niets schelen. Hij wil de vrouw, van wie hij houdt en daar heeft hij alles voor over. Kun je hem daarom de schuld in de schoenen schuiven?”
Hoewel hij naar de docent kijkt, is de vraag direct aan de hufter naast hem gericht, die gelijk in het aas hapt.
„Niemand zegt, dat hij schuldig is, omdat hij van iemand houdt. Daar gaat het ook niet om. Hij negeert de positie en de gevoelens van Louise, is niet in staat zich haar positie voor te stellen. Dat is zijn probleem. Ferdinand begrijpt simpelweg niet, dat hij een vaste positie heeft, die hij niet zomaar opzij kan schuiven en zelfs als hij het zou kunnen, hangt Louise een ander geloof aan.”
Ook de oppereikel kijkt strak naar voren. Stein luistert met interesse. Florian ergert zich.
„Hoe zit het met Louise?”, verrast gaan Steins ogen naar Florian, „Ze stelt haar geloof en status boven Ferdinand en hun liefde voor elkaar. Ze staat zichzelf in de weg.”
„Heeft ze een andere keuze?”, onderbreekt Alex hem, „Ze beschermt haar familie en bovendien is ze in zekere zin trots op haar status als burgerdochter. Wat is er verkeerd aan om de gewoontes van een sociale stand te vertegenwoordigen?”
„Niets, tenzij het uit lafheid gebeurt. Louise had ook meer moeite kunnen doen, maar ze heeft van te voren al opgegeven. Het was waarschijnlijk de makkelijkste weg.”
Florian kan Alex nu wel in de ogen kijken, die vuur spuwen. Stein knikt, maar lijkt verward.
„Heel interessant. Nog iemand met een mening?”
De bekende stilte van een lesuur treedt in. Alex en Florian staren elkaar de grond in.
Tom steekt zijn hand op, „Louise is niet laf. Ze houdt zonder twijfel van haar Ferdinand. Maar het klopt wel, dat ze haar verplichtingen tegenover haar familie na wil komen. Ze is de enige dochter, enigst kind. Haar ouders hebben haar nodig. Er wordt veel van haar verwacht. Ferdinand daarentegen is heel anders opgevoed. Hij is vrij en wereldwijs. Het lukt hem alleen niet Louises situatie te begrijpen.”
Florian beweegt zijn ogen. Dit was te verwachten. Met zijn elleboog moedigt hij Sandra aan ook iets bij te dragen. Een beetje overdonderd steekt ze van wal.
„Eh ... Louise kent haar Ferdinand. Ze houdt van zijn hartstocht en ze had graag een mogelijkheid willen hebben om met hem te praten, hem alles uit te leggen. Als ze tegenover hem eerlijk was geweest, was het misschien heel anders afgelopen. Maar ze laat hem zitten, verklaart niets en verwart hem daardoor nog meer. Ferdinand weet niet waar hij aan toe is met Louise.”
Stein knikt tevreden en kijkt van de een naar de ander. Alex reageert onderkoeld.
„Waarom zou zij alles moeten verklaren? Hij kan haar beslissing, zoals ze die heeft genomen, niet accepteren. Dat zou hij moeten doen en daarmee komen we weer uit bij zijn karakter, dat uiteindelijk verantwoordelijk voor het falen is.”
Florian onderdrukt zijn woede, maar laat zich niet in een hoek drijven.
„Hij gelooft in een toekomst met iemand van wie hij houdt en dat is zijn fout?”, sist hij.
„Zijn fout is, dat hij geen feiten wil accepteren en dat zijn fijne gevoel voor wat wel en niet kan onderontwikkeld is,” blaast Alex terug.
„Hij is in alle opzichten een sensitief persoon,” schiet Sandra uit haar slof.
„Zolang het om zijn eigen gevoel gaat,” werpt Alex tegen.
„Louise zit in een situatie, waardoor ze niet zo kan handelen als ze zou willen,” draagt Tom een steentje bij.
„Louise is een verkrampte, domme meid, die wegloopt voor haar verantwoordelijkheid en zich als zielig slachtoffer ziet.”
Iedereen kijkt plotsklaps naar Florian, die iets harder sprak, dan hij wilde. Stein schraapt zijn keel.
„Eh ... het is geweldig hoe intensief jullie met het onderwerp bezig zijn,” de man kijkt naar de vier, „Maar misschien heeft een van de anderen nog iets bij te dragen?”
De anderen zijn in een ding heel erg goed. Zwijgen. Dat doen ze dan ook. Celine heeft alleen oog voor haar vriend en niemand durft iets te zeggen. Blijkbaar heeft de discussie de rest van de klas behoorlijk aan het twijfelen gebracht. Florian kneedt zijn vingers, hij is verschrikkelijk opgefokt nu. In zijn rechter ooghoek merkt hij, dat het Alex niet veel beter vergaat. Daar molesteert een hand een pen. Het liefste zou Florian nu een paar rondjes om het gebouw hardlopen om zijn hoofd vrij te krijgen. Er is nog maar weinig nodig om hem te laten exploderen. Gelukkig voor hem blijven verdere escalaties tijdens de rest van dit blok uit. Florian zwijgt, Alex is stil en beiden houden zich buiten de andere zienswijzen op ‘Kabale und Liebe’. Na afloop heeft Florian grote haast om het lokaal te verlaten. Op de gang halen Martin en Sandra hem in.
„Wat was dat voor een discussie?”, weet Sandra niet of ze zal lachen of huilen.
„Waarom?”, toont Martin naast haar zijn verbazing, „Ik begrijp helemaal niet waar jullie je zo druk over maken. Dat boek is vreselijk saai en de twee hoofdpersonen ergeren mij mateloos met hun doorlopende overdrijvingen en hun dramatiek. Er zijn veel leukere boeken uit dezelfde tijd.”
Sandra en Florian kijken elkaar aan en lachen ongewild. Sandra schudt haar hoofd, „Ach, Martin.”
Florian 26D
Geplaatst: 19 jun 2014 09:42
door Jablan
Op de derde verdieping zijn ze de eersten voor de maandagse bezigheidstherapie inzake kunst. Per twee of drie komen de anderen erbij, wachtend tot het lokaal opengaat. Ze praten over Florian, die van de weeromstuit elk oogcontact mijdt. Hij concentreert zich op een ontspannen ademhaling, zonder pijn op de borst. Wat de rest denkt, is minder belangrijk voor hem. Van hem mogen ze denken, dat Alex en hij onenigheid hebben. Of dat er jaloezie onder de stiefbroers heerst. Hoewel er een klein nadeel aan vastzit. Als ze denken, dat Florian en Alex elkaar niet kunnen uitstaan, heeft Alex de betere kaarten inzake groepsloyaliteit en kan het voor Florian wel eens behoorlijk vervelend worden.
De groep op de gang wijkt uiteen en verleent Jasmin Eichel of haar wolk parfum een vrije doortocht. Ze heeft een grote doos bij zich, volgepakt met olieverf. Alex krijgt de doos in zijn handen gedrukt, terwijl ze naar de sleutel van het lokaal zoekt. Dit gaat altijd zo. Als Jasmin hulp nodig heeft, dan kiest ze altijd voor Alex. Haar glimlach voor hem is vertrouwelijk, een buitenstaander zou er een flirt in kunnen zien. Florian kan zich hierover opwinden, hij vindt het ongekend brutaal. Afgezien van het leeftijdsverschil en het feit, dat zij ook zijn lerares is, had ze een affaire met zijn stiefvader. De vrouw liegt en bedriegt Alex’ geliefde moeder en haar schijnbaar beste vriendin. Florian kan het mens niet uitstaan.
Langzaam gaan ze naar binnen. Florian loopt lusteloos achter Sandra aan, als iets hards zijn achterwerk raakt. Alex bruist voorbij met Jasmins doos en heeft met het ding blijkbaar opzettelijk Florian geramd. Daarbij wekt Alex de indruk alsof Florian niet bestaat, maar die eigenschap beheerst hij sowieso heel erg goed. Martin en Sandra treft het dit jaar, vorig jaar waren het Jan en Melanie, die genegeerd werden. Florian gaat zitten op zijn vaste plek tussen Martin en Sandra. Jasmin naaldhakt tussen de rijen door en legt een nieuwe opdracht uit. Ze moeten een kunstenaar en zijn werk niet alleen voorstellen, maar ook interpreteren. Geen Monet, geen Van Gogh, maar levende kunstenaars uit de regio. Het mogen ook leken zijn, die tekenen, modellenwerk doen, stof verknippen of met hout werken. De feitelijke opdracht bestaat uit het ontdekken en presenteren van de intenties achter de creaties. Florian moppert, „Ik ken helemaal geen kunstenaars uit de regio.”
Sandra lacht, „Ik ook niet.”
Martin heeft er meer vertrouwen in, „Mijn vader organiseert elk jaar een tentoonstelling van schilders en tekenaars uit München. In de zomermaanden kunnen ze exposeren in de foyer van de bank. Ik zal hem eens naar een paar adressen vragen.”
„Goed idee en als het niet lukt, zal ik mijn kleine zus inzetten. Emma tekent fantastische eenhoorns, uilen en teckels.”
Jasmin roept iedereen naar voren, „Haal hier alstublieft olieverf en penselen op. Ik wil dat jullie een beetje vertrouwd raken met de materialen. Probeer zelf alles uit. Gebruik water, meng de kleuren, gewoon een beetje experimenteren.”
Iedereen staat op en waggelt in eendengang naar voren. Alex en Celine schuiven voor Florian langs. Galant laat de blonde jongen haar voorgaan, zijn handen raken haar schouders. Hoewel Florian beter weet, kan hij er niets aan doen. Zijn lichaam doet wat het wil en strekt een been. Alex struikelt, verliest bijna zijn evenwicht, doet een stap naar voren, stoot zijn vriendin per ongeluk weg en zij valt op haar knieën. Iedereen is in rep en roer. Florian zoekt dekking achter Martins lange lichaam. Alex oefent een van zijn dodelijke blikken, terwijl anderen Celine op de been helpen.
„Niets aan de hand,” glimlacht ze verlegen met een blos op haar wangen, „Ben je gestruikeld?”
Die vraag richt ze aan Alex, die zich nog niet eens heeft gebukt om haar op twee benen te zetten. In plaats van een helpende hand te bieden, kijkt hij nog steeds naar Martin of beter gezegd, naar degene die zich achter de slungelige jongen verstopt.
„Hè? Oh ja, ik struikelde, het spijt mij, lieverd, heb je er iets aan overgehouden?”, probeert hij weer in zijn rol te komen, maar zelfs voor een glimlach is de jongen nog te boos.
„Nee, het is al goed,” pakt het volgzame kuddedier de hand van de oppereikel en neemt hem op sleeptouw.
„Was dat nodig?”, spreekt Sandra Florians geweten aan, terwijl Martin een stap opzij doet.
„Ik wilde niet, dat zij zou vallen. Ik wilde, dat hij zou vallen. Een retour voor zijn fijne, grove binnenkomst hier net,” kauwt Florian op zijn onderlip.
„Flori, je bent onmogelijk,” spuwt Sandra, „Wees blij, dat de rest het niet goed heeft meegekregen. Als ze gezien hadden, dat jij Alex een pootje hebt gelicht ...”
Het zal waarschijnlijk een eervolle vermelding op de interne klassenpagina opleveren, die na een dag of wat door Tom wordt verwijderd op verzoek van Alex. Net zoals is gebeurd met het incident tijdens de sport. Maar hierover wil Florian niet eens nadenken. Hij zorgt de rest van de tijd ervoor buiten bereik van Alex te blijven, ontwijkt de moordlustige grijze ogen. Terwijl hij schildert, ziet hij iedere keer van binnen het superpaar struikelen en vallen. De gedachte laat hem met een lachend gezicht olieverf op een doek aanbrengen, extra gemotiveerd door zijn gefrustreerde woede. Het werken met olieverf lucht op en Sandra’s oordeel maakt het alleen maar leuker. Ze vindt, dat hij twee parende olifanten verbeeldt. De bel brengt behalve het einde van de maandagse lesdag ook een zekere rust in zijn hoofd. Het vervelende deel van de dag zit erop, de rest van de dag wordt alleen maar leuker. Hij kijkt uit naar Ludwig, de winkel, het werk, een bezoek van de jongens en zijn afspraak met Jens.
Jens.
Sandra en Martin haasten zich om een bus te halen. Sandra geeft hem een zoen als afscheid, Martin steekt een hand op.
„Wat nu? Krijg ik van jou geen zoen?”, roept Florian hem na. Martin steekt een middelvinger omhoog als antwoord. Florian doet het rustig aan. Hij gaat met de metro de stad in en is altijd ruim op tijd op zijn werk.
„Mijn moeder heeft mij gevraagd je te laten weten, dat ze per ongeluk je föhn heeft ingepakt. Je krijgt hem een volgende keer terug.”
Alex staat voorin het lokaal en praat tegen Jasmin. Voor Florian interessant genoeg om even te blijven luisteren.
„Dank je, lief van je,” prijst Jasmin de jongen de hemel in, inclusief een allesbehalve onschuldige glimlach.
„Alex, ik heb net je werk bekeken van vandaag,” neemt de stem van de docente een vertrouwelijke toon aan.
„En?”, ergert Alex zich.
„Ik begrijp het niet. We hebben het er al vaker over gehad ... Je hebt echt talent en dat meen ik oprecht, als lerares. Maar je tekeningen of schilderijen zijn altijd statisch, correct. Je volgt altijd exact de opdracht en nooit meer dan dat. Waarom hou je je in? Waarom laat je niet zien, wat je kunt?”
„Ik weet niet, waar je het over hebt.”
„Dat weet je wel.”
„Ik heb nu geen tijd meer ... ik moet ... Florian naar zijn werk brengen.”
Florian staat nog bij de deur en draait zich met grote ogen om. Hij gelooft zijn oren niet.
„Het spijt mij,” sluit Alex af en loopt met grote stappen naar Florian.
„Eh ... goed, dan nog een prettige dag verder en groeten aan jullie ouders.”
Jasmin steekt even haar hand op. Florian knikt alleen, meer brengt hij niet op bij deze vrouw, bovendien sleurt Alex hem mee het lokaal uit.
„Laat mij los,” probeert Florian aan Alex’ ijzeren greep te ontkomen, „Man, je doet mij pijn.”
„Als dat zo is,” versterkt Alex grimmig zijn greep.
„Alex?”
Een uitschietende meisjesstem achter hen lonkt naar de blonde adonis. Ze blijven staan, waarbij Florian zich eindelijk van Alex weet te bevrijden. Het is zijn vriendin. Celine hijgt zich dichterbij, al klinkt ze verleidelijk.
„Ga je niet mee de stad in? Wij willen uit eten, naar een pizzeria of zoiets.”
Haar ogen vleien en smeken tegelijk. Alex verontschuldigt zich per schouderophaal.
„Dat gaat helaas niet. Ik moet Florian naar zijn werk rijden.”
„Jij moet niets en voor mij hoef je niets extra’s te doen. Ga gerust met je vrienden spaghetti vreten. Ik kom normaal vanzelf op mijn werk,” heeft Florian zichzelf teruggevonden, inclusief dubbelzinnige glimlach.
„Nee, dat lukt je niet. Mama en papa hebben mij speciaal gevraagd je te brengen, omdat je te vaak verdwaalt. De vorige keer hebben we je bij het Starnberger meer op moeten halen. Weet je het niet meer?”
Alex ogen laten iets van plezier zien. Celine heeft een twijfelende blik voor Florian in petto.
„Nee, Alex, dat weet ik niet meer. Ik weet wel, dat jij thuis verdwaalt in de talloze slaapkamers en ik verdwaal alleen hier op school, omdat alle lokalen zo op elkaar lijken.”
Alex wordt bleek, Florian bloost en Celine beslist voor haar vriend.
„Goed, dan zien we elkaar vanavond,” kust ze haar vriend op zijn wang.
„Ja,” knikt Alex, correct als altijd.
„Geweldig,” piept Florian. Celine kijkt hem nog een keer met afwijzing en argwaan aan, voordat ze uit beeld verdwijnt. Florian kan het nog steeds niet opbrengen medelijden met haar te hebben.
„Kom,” pakt Alex nu Florians pols vast.
„Laat mij los,” eist Florian nu harder. Zonder resultaat. Pas na een schop tegen Alex’ kuit wint hij zijn vrijheid terug. Zwijgend gaan ze naar de auto, zwijgend stappen ze in, zwijgend rijdt Alex richting centrum. Na een paar minuten geeft Florian het op – Alex beheerst het spel ‘wie kan het beste niets zeggen’ nu eenmaal beter dan hij.
„Waarom wil je mij naar mijn werk brengen?”, verlangt Florian ongeduldig een verklaring.
„Omdat ik nu eenmaal een aardig iemand ben,” antwoordt de bestuurder bloedserieus.
„Die anderen dwingt tegen hun wil in te stappen. Weet je wel waar ik werk?”
„Nee, maar dat ga jij mij zo vertellen.”
„Laat maar eerst zien hoever je in de buurt komt.”
Alex zwijgt weer. Florian kijkt opzij.
„Waarom wilde je niet met Jasmin praten?”
„Omdat ik daar geen zin in had.”
„Wat aardig. Waarom doe je bij tekenopdrachten niet zo je best, als je blijkbaar talent ervoor hebt?”
Florian observeert het geconcentreerde gezicht naast hem.
„Omdat ik geen zin heb,” herhaalt Alex zichzelf, volkomen emotieloos.
„Jij hebt ook nergens zin in,” reageert Florian zo cynisch mogelijk. De monotonie van Alex leidt tot de volgende aanval van agressie. Alex zwijgt en Florian gebruikt zijn bovenbeen als trommelvel. De zelfbeheersing van de kerel naast hem brengt Florian nog eens in een inrichting. Hoe kan hij Alex wel tot communicatie brengen?
„Je hoeft mij vanmiddag niet af te halen.”
„Je gaat naar het Starnberger meer?”
De poging tot humor bereikt de bijrijder niet.
„Grappig weer. Nee, ik wordt al afgehaald. Door Jens. Ik ben vanavond laat thuis.”
Nu grijnst Alex. Hij lijkt echt plezier te hebben.
„Je bent nu een beetje zielig, Flo.”
De lage basstem trilt van de meegevoerde hoon. Heeft hij gelijk? Shit, hij heeft gelijk, hoewel Florian het eerder als een huiselijke, informatieve mededeling zag. Pijnlijk weer. Wat wil Florian bereiken? Ergens wilde hij precies dit vermijden. De stilte komt terug, Florian controleert zijn hartslag en pijn op zijn borstkas. Het gaat niet goed. De woede wordt ingehaald door een alles omvattend neerslachtig gevoel. Het is uitputtend om met iemand als Alex te moeten discussiëren, te interpreteren en te oordelen. Vanzelfsprekend zwijgt Alex.
„Zeg iets,” fluistert Florian, nog net boven het motorlawaai uit. De bestuurder kijkt naar de passagier.
„Wat?”
„Zeg iets,” herhaalt Florian met gebroken stem.
„Wat zou ik moeten zeggen?”, blijft Alex serieus.
„Weet ik veel. Iets.”
„Iets?”
„Ja.”
Met rimpels op zijn voorhoofd let de bestuurder op de weg.
„Ik heb niets te zeggen,” fluistert Alex.
„Ach?”, snuift Florian zacht.
„Ja?”
„Heb je echt niets te zeggen of wil je tot het volgende blok Duits wachten?”
Alex kijkt even opzij, „Waarom?”
„Mijn God, doe niet zo zielig!”, toont Florian zijn ongeduld.
Alex laat zich niet opjutten, „Ik weet niet waar je het over hebt.”
„Natuurlijk niet,” begint Florian opnieuw boos te worden. De bestuurder concentreert zich met een strak gezicht op het verkeer.
„Ik heb het wel verdiend,” meent Florian hees. Hij krijgt meer en meer moeite om kalm te blijven.
„Wat heb je verdiend?”
Alex klinkt verrast.
„Dat je met mij praat.”
„Zou wat ik te zeggen hebben dan iets veranderen?”, schudt Alex zijn hoofd.
„Daar gaat het niet om.”
„Niet?”
„Het gaat erom, dat je het tenminste probeert. Als je het mij uitlegt, laat je zien, dat je mij serieus neemt.”
Florian kijkt opzij en vindt het ingewikkeld. Zodra iets hem onder de huid gaat, komt hij nooit op de goede woorden. Waarom moet dit zijn zoals het is? Waarom kan de jongen hem niet omhelzen en is het daarmee goed? Zonder ruzie, zonder discussie, zonder verklaring. Gewoon alleen Alex en Florian. De bestuurder bewaart zijn rust.
„Ik heb je gezegd, wat ik te zeggen heb. Ik verwacht niet van jou, dat je mij begrijpt.”
„Je hebt een paar stomme redenen naar mijn hoofd geslingerd, die je uit je hoofd hebt geleerd. Hoe moet ik weten hoe het er van binnen uitziet?”
„Het is, zoals het is.”
Shit! Weer zo’n nietszeggend, stompzinnig antwoord, waarmee Florian geen kant mee op kan. Hij maakt zijn riem los.
„Stop!”
„Hè?”, kijkt Alex opzij.
„Je moet stoppen,” schreeuwt Florian en pakt zijn tas nog steviger vast.
„Ik rij ...”
Alex klinkt overdonderd. Florian heeft zijn hand al op de hendel van het portier.
„Ik wil eruit.”
„Flo ...”
„Voor jou nog altijd Florian, hoogste tijd voor jou om jezelf daaraan te wennen.”
Florian heeft zijn gezicht al afgewend van Alex, die eindelijk stopt. Florian maakt direct het portier open, springt uit de auto, kijkt rond waar hij is en gaat op weg naar de dichtstbijzijnde tramhalte zonder zich om te draaien. Alles is beter voor hem dan zo’n taxichauffeur.
*
Het is bijna elf uur wanneer Florian het luik van zijn kamer openklapt. Daar is Navaro, daar kan hij zijn vermoeidheid achterlaten.
De middag en avond waren leuk. Ludwig heeft hem perfect afgeleid en Jens is ... leuk. Ze hebben in een Steak House gegeten. Dat was weliswaar niet zo romantisch, maar wel heel erg lekker. Bovendien voor Florian goedkoop. Hoewel hij erop stond om voor zichzelf te betalen, liet Jens hem geen kans daarvoor. Jens had hem tenslotte uitgenodigd. Ergens vindt Florian het een charmant gebaar. De bioscoop heeft Florian wel betaald en de komedie was de moeite waard. Jens direct naast hem, de popcorn recht voor hen en voldoende leuke, originele grappen op het scherm voorin de zaal. Tijdens de film hebben ze steeds heftiger geknuffeld. Jens weet wat hij doet en Florian voelt zich goed bij hem.
Helaas hebben ze het wel hierbij moeten laten. Jens moet morgenochtend weer aan het werk, Florian naar school. Bettina en Joachim stellen het niet op prijs als hij doordeweeks na middernacht terugkomt en daarbij maakt het niet uit hoe oud hij is. Desondanks was het een fijne avond, die Florian goed heeft gedaan. Hij voelt zich bijna weer net zo goed als voor de zomer in Hamburg. Jens had het ook naar zijn zin en heeft beloofd morgen te bellen.
Florian struikelt door zijn badkamer en wil alleen nog slapen. Hopelijk droomt hij van Jens. Licht uit en nog even naar de hemel kijken. Als hij zich omdraait in Navaro, voelt hij iets hards in zijn zij. Hij gaat rechtop zitten en voelt onder het dekbed. Hij heeft het goed gevoeld. Op het laken, onder het dekbed ligt een schrijfblok. Zodra hij het licht op zijn nachtkast heeft ingeschakeld, ziet hij precies wat het is en van wie het is. Is Alex op zijn kamer geweest?
Re: Florian
Geplaatst: 20 jun 2014 13:45
door Danab
Alweer zo'n verschrikkelijk open einde

Haha..
Ik ben weer helemaal bij, ga zo door..
Re: Florian
Geplaatst: 22 jun 2014 21:07
door Jablan
Danab schreef:Alweer zo'n verschrikkelijk open einde

Haha..
Het is een kleine vooruitblik op het volgende hoofdstuk.
Danab schreef:Ik ben weer helemaal bij, ga zo door..
Voorlopig elke twee weken wat nieuws, totdat ik genoeg voorraad heb.
Re: Florian
Geplaatst: 22 jun 2014 22:25
door savrom
Hee! Net eerste hoofdstuk gelezen. Ziet er goed uit. Leest heel makkelijk weg en leuk dat er van die kleine details in zitten waar je inderdaad zelf ook over na zou denken. Heb nu niet zoveel tij d om alles te lezen, maar als ik vakantie heb ga ik zeker een poging wagen. Jammer dat er zo weining respons komt. Maar 2 reacties (nu dus 3) in bijna 30 hoofdstukken. Misschien komt het door de titel

die klinkt niet echt aanlokkelijk.
Re: Florian
Geplaatst: 23 jun 2014 10:04
door Jablan
Ik vind het helemaal niet erg om weinig reacties te krijgen. Het is nu eenmaal
- een lang verhaal. Dit lees je niet even tussendoor, maar inderdaad tijdens je vakantie of als je een week ziek thuis bent of wanneer je ook tijd hebt.
- een doelgroepding. Onlineverhalen is een algemene verhalensite en lang niet iedereen wil over een homo als hoofdpersoon lezen. Voor de meeste lezers zal het een uitstapje in een vreemde wereld zijn. (Vind je het wel leuk, dan sta op markojablan.eu nog meer verhalen in deze richting, vooral van anderen)
- een verhaal met weinig fouten. Dit is niet arrogant bedoeld, maar als je bijna foutloos schrijft in Nederland, dan hebben mensen niets te zeuren en krijg je ook weinig reacties. Zelf reageeer ik overigens ook nauwelijks op de teksten van anderen. Als ik al iets heb op te merken, gaat dat meestal per mail of pb.
Goede vakantie en neem nog een paar andere verhalen mee om te lezen

Florian 27A
Geplaatst: 03 jul 2014 08:37
door Jablan
27 Ik en jij
Het zwarte schrijfblok is het enige, wat Florian ziet. Zijn keel is droog. Hij herinnert zich het versleten, volgeschreven schrijfblok op Alex’ bureau, waar Alex zich voor leek te schamen. Dit blok lijkt nieuw, is relatief zwaar en vertoont geen enkel spoor van slijtage. Alex moet een nieuw blok hebben gekocht, hoewel hij beweerde niet meer te schrijven. Met trillende hand slaat hij het open. Wat heeft de jongen geschreven? Waarom heeft hij het in Navaro verstopt? Of was dat iemand anders? Hebben Maria of Tom zich weer eens ongevraagd ermee bemoeid? Is het een poging tot verzoening? Alle gedachten verwerpt Florian als onzin. Zijn buikgevoel meldt, dat alleen Alex dit hier neergelegd kan hebben. Blijkbaar moet Florian iets lezen.
De eerste bladzijden zijn maagdelijk wit, nog ongeschonden. Een paar pagina’s verder herkent hij het handschrift. Gelijkmatig, foutloos, vastberaden en in een woord gewoon mooi om te zien en makkelijk te lezen. Florian trekt het dekbed omhoog, probeert rustig te ademen en begint te lezen.
*
Passie onderweg
De achterlichten van de auto’s voor mij verblinden mij. Telkens weer lichten ze rood op, om de paar seconden. Filerijden in de stad geeft mij het gevoel al een kwartier op dezelfde plek te staan. Koud, wit licht uit de cafetaria naast mij verlicht de stoep ervoor. Patat is deze week in de aanbieding en zelfs voor een student als ik betaalbaar. Ik heb honger en mijn ogen willen vanzelf naar de cafetaria, die er verlopen uitziet. De geur van verbrand vet kan ik zelfs hier in de auto ruiken. Boven de ingang staat in gifgroene neonletters ‘Dö\er’. De N in het midden is gedeeltelijk kapot, knippert af en toe nog zwak. Mijn maag rommelt, trekt zich vervelend samen en doet pijn. Wanneer heb ik eigenlijk voor het laatst gegeten? Oh ja, vanmiddag in de mensa. Het was onherkenbaar vlees met aan elkaar geplakte pasta en een saus uit regenwater en puddingpoeder. Geen wonder, dat mijn maag in opstand komt. Als ik thuis ben, gun ik mijzelf een kant-en-klare maaltijd, die in vijf minuten op tafel staat. Beslist lekkerder dan de patat uit de cafetaria. Hongerig haal ik mijn te lange haar uit mijn gezicht, terwijl ik een meter kan opschuiven. De dikke Daimler voor mij heeft sinds een minuut of tien een knipperlicht aanstaan. De bestuurder wil van rijbaan wisselen. Maar de andere rijbaan gaat net zo snel als de mijne.
Op de radio is nu een uur met hits uit de jaren tachtig van de vorige eeuw. In principe vind ik oude muziek niet erg om te horen. Er is genoeg mooie muziek geschreven in de afgelopen eeuwen. Op dit moment storen de valse kopstemmen van Dieter Bohlen en Thomas Anders mij enorm. Welk kersenmeisje ze ook aanprijzen, het kan mij niet schelen. Elk meisje zou vluchten als ze zo wordt toegezongen. Snel wissel ik van zender. maar van geen enkele andere zender word ik vrolijker. Politiek, economie, hoorspelen, hits van de afgelopen tijd wisselen elkaar af, net zolang totdat ik weer bij Modern Talking ben aangekomen. Blijkbaar een extra lange versie van het kersenmeisje. Teleurgesteld zet ik de radio uit en trommel zelf een melodie met mijn vingers op het stuur. Het is kwart voor negen volgens de klok op het dashboard. Voordat ik thuis ben, is het beslist half tien. Graag zou ik dan even iets eten, douchen en gaan slapen. Maar de koelkast zal, zoals altijd, leeg zijn. Mijn huisgenoot Katharina, ze is bekrompen zoals niemand anders, klaagt altijd als iemand na negen uur doucht. Aangezien ik de huiselijke vrede niet in gevaar wil brengen, valt een douche uit vanavond. Slapen kan ik nog lang niet, want ik moet nog het nodige voor mijn studie doen. Het zijn allemaal de kleine hoogtepunten van een studentenleven.
Er zit weer beweging in de eindeloze rij auto’s. Weliswaar een klein stukje, maar ook deze weinige vooruitgang telt mee. De Daimler probeert nog steeds van rijbaan te wisselen en zo sneller door de file te komen. Hier is dat zinloos, hier staat alleen ‘s nachts geen file. Een kledingketen heeft een filiaal hier. De winkel is natuurlijk al gesloten. Twee jonge verkoopsters zijn bezig de etalages opnieuw in te richten. Naakt en zonder geslacht staan de poppen in hun glazen kasten. De vrouwen halen er zonder bedenkingen armen en benen af. Zonder ledematen zien de poppen er met recht bizar uit. Misschien een goede reclame voor een fabrikant van kettingzagen.
Ergens tussen het vele rood op straat, zie ik een groen licht. Het verkeerslicht laat weer een paar auto’s door. Het levert welgeteld tien meter op. In dit tempo ben ik over een kwartier voorbij de kruising. Mijn handen glijden langs mijn gezicht. Ik voel de stoppels. Vanmorgen heb ik mij verslapen. Er was geen tijd meer om mij te scheren. Op de achterbank ligt nog een tas met vuile was. Eigenlijk had ik vandaag nog langs de wassalon willen rijden, maar daarvoor is het nu te laat. Daarom zal ik ook morgen mijn zwarte coltrui wel moeten dragen, voor de derde keer deze week. Ondergoed en sokken kan ik nog met de hand wassen en in mijn kleine kamer laten drogen boven de verwarming, met geopend raam.
Rechts van mij ligt mijn tas met mijn tekenblok en in een grote, grijze map zit de reden voor mijn slaapgebrek. Een van de opdrachten voor dit semester. Over twee weken moet de opdracht worden ingeleverd en tot nu toe ben ik met elk ontwerp meer dan ontevreden. Het onderwerp van deze opdracht is liefde. Hoe poëtisch, hoe vaag en hoe inhoudsloos. De docent is een paar keer te vaak in het Louvre geweest en heeft daar inspiratie opgedaan om een romantische, neurotische kunstenaar te verbeelden met een zekere voorliefde om zichzelf op de voorgrond te plaatsen, inclusief huilbuien en bovenmatige wijnconsumptie. De opdracht moet in olieverf worden uitgewerkt. Ik heb een voorkeur voor krijt, potlood of stiften, maar dat maakt niet eens zoveel uit hierbij. Liefde. Wie komt tegenwoordig nog met zulke onderwerpen aan?
„Als ik jullie tekeningen zie, dan wil ik liefde voelen,” herhaalt de vermeende Fransoos zichzelf keer op keer. Mijn geschilderde expressie roept geen enkele emotie op. Ik voel niets erbij en Monsieur helaas ook niet.
Tot nu toe was de studie aan de kunstacademie geen enkel probleem voor mij. Ik werk hard voor mijn punten en voor deze opdracht altijd met succes. Alleen in dit semester moet ik het blijkbaar tegen mijn ergste demonen opnemen. Samengevat noemen ze zich passie.
Ik slaap elke nacht in een te klein bed en de veren van het matras laten afdrukken op mijn lichaam achter. Met twee bijbanen, die al mijn vrije tijd opeten, probeer ik de huur, de auto en de kunstacademie te betalen, geholpen door een lening en een verzekering. In hoofdzaak leef ik op kant-en-klaar voedsel. In mijn leven is weinig ruimte voor passie.
Als ik terugdenk hoe ik als jongen van vijf jaar voor een wit tekenblok zat en compleet onbevangen en zorgeloos met de penselen het lege vel van kleur heb voorzien, dan moet ik ongemerkt grinniken. Indertijd zou iemand in alle veelkleurige tekeningen een zekere hartstocht kunnen opmerken. Vroeger had ik weinig moeite om plezier, verdriet en geluk in waterverf om te zetten. Misschien was ik zelfs in staat geweest om ‘liefde’ te tekenen. Maar die tijden zijn al jaren voorbij. Tegenwoordig is analyseren populairder, net zoals doorvragen en discussiëren. Elk gevoel moet rationeel worden onderbouwd. Liefde is alleen nog een chemisch product, een combinatie van bepaalde stoffen en hormonen in de hersenen. Over een paar jaar, als alle wetenschappelijke bewijzen zijn geleverd, komen er misschien medicijnen of drugs op de markt, waarmee je liefde kunt doseren. Ik zou willen, dat ik over mijzelf kon zeggen, dat ik anders ben. Dat is in dit opzicht onwaar.
„Roep uw herinneringen op, denk era hoe u zich toen voelde, laat u inspireren door uw ervaringen.”
Monsieur ondersteunde zijn poging tot motivatie met krachtige armbewegingen en richtte zich speciaal op mij. Hij had misschien verwacht, dat ik compleet uit mijn dak zou gaan en mij als een idioot op het doek zou storten, gedreven door een plotselinge ingeving. Ik kon echter alleen maar serieus knikken. De man is gek.
Ongemerkt ben ik heel langzaam over de kruising gereden en wacht nu op het volgende verkeerslicht. De Volkswagen voor mij laat zien, dat alle remlichten werken. De bestuurder drukt woedend op de claxon. Precies voor hem steekt iemand over. Met een aktekoffer in zijn hand gebaart de voetganger allesbehalve vriendelijk naar de bestuurder. Waarom zijn er eigenlijk zebrapaden en verkeerslichten? Vanavond is iemand blijkbaar levensmoe, al verleent de bestuurder van de Volkswagen uitstel van executie. Nu staan we weer stil. In de auto naast mij zit een dikke kerel, die zijn vingers als drilboor voor zijn neus gebruikt. Het ziet er smerig uit. In het handschoenenvak zoek ik naar mijn eigen muziek. Die heb ik nu nodig. Ik sluit de muziekspeler aan op de radio en laat een willekeurig lied lopen. ‘Lost’ klinkt uit de luidsprekers. Ontspannen leun ik achterover.
‘Laat u inspireren door uw gevoel.’
Mijn gevoel vertelt mij niet zoveel. Het leven is geen eeuwigdurende serie, die vijf dagen per week wordt uitgezonden. Ik geloof niet in zulke sprookjes. Ik geloof niet in ‘en ze leefden nog lang en gelukkig’. Passende deksels op potten bestaan ook niet, net zo min als liefde op het eerste gezicht en wie denkt de wereld door een roze bril te bekijken, kan beter naar de oogarts. Relaties kunnen heel pijnlijk zijn. De zachte, vriendelijke versie van liefde, zoals bezongen in talloze liedjes en beschreven in kasteelromans, bestaat nu eenmaal niet. Waarom zouden er anders zoveel films hierover gemaakt worden, als het publiek zich niet vol verlangen in een fantasiewereld zou willen onderdompelen?
Iedereen weet, dat de realiteit er anders uitziet. Mijn ouders zijn gescheiden omdat ze met hun liefde voor elkaar, elkaar hebben vernield. Voor mijn beste vriend is liefde een synoniem van lust en hij denkt, dat lichamelijke bevrediging hem ook geestelijke vrede brengt. Anderen vinden in hun relaties bescherming voor eenzaamheid of zijn ervan overtuigd, dat een partner bij een compleet leven hoort en ze daarom een partner nodig hebben. Het is allemaal ver weg van de romantiek, maar we weten al, dat de werkelijkheid niet romantisch is. Of ik ook zonder de ‘ware’ kan leven? Geen idee, maar ik weet alleen, dat ik geen andere keus heb. Stapvoets kom ik verder, op de weg, in het leven.
Het volgende verkeerslicht heeft een hardnekkige voorliefde voor de kleur rood. Net zoals het gemiddelde verkeerslicht een haat-liefde verhouding met de kleur oranje heeft. Ik heb geen zin meer en open het raam. Avondlucht vermengd met uitlaatgas stroomt naar binnen. De muziek speelt verder, roept een aangename melancholie op. Ik voel iets. Onbepaalde prikkels op mijn gezicht, op mijn huid. Wat is het? Waar komt het vandaan? Koud heb ik het niet, de zomeravond is aangenaam warm. Dat kan nooit kippenvel oproepen. Ik kijk om mij heen. Een lange stoet blik op de weg, ook de fiets- en voetpaden worden druk gebruikt.
Links van mij heeft nog iemand een raam opengedaan. De passagier kijkt in mijn richting. Bruine ogen, donkerbruin in het avondlicht, rond en groot boren zich door mij heen, fixeren mij, vangen mij. Hij lijkt mij een, twee jaar jonger dan ik ben, en is mooier dan iedereen, die ik tot nu toe heb gezien. Zijn lange, dichte, volle lokken hangen deels voor zijn gezicht. De wipneus geeft hem een lief en kwetsbaar uiterlijk. Maar belangrijker dan alle schoonheid is de intensiteit van zijn ogen. Die blik geeft hem iets kwetsbaars en tegelijk een onvoorstelbare kracht. Hij heeft iets van een klein dier. Een tijgerwelp? Nee. Een babybeer? Ook niet. Een hert? Dat is het. Hij heeft de ogen van een jong damhert. Bambi-ogen.
We staren naar elkaar. Zijn mond vormt een ‘oh’. De verrassing en verbazing is hem in het gezicht geschreven, net alsof hij zich afvraagt waarom hij mij hier ziet. Volslagen flauwekul natuurlijk, we kennen elkaar niet. Een aangename, weldadige warmte maakt zich meester van mijn lichaam. Ook hier zal vast een gedegen verklaring voor zijn, maar ben ik wel geïnteresseerd in de reden? Nee. Ik kijk Bambi in zijn ogen en krijg opnieuw kippenvel, als ik mij realiseer wat die ogen prijsgeven. Het is alsof ik direct zijn ziel zie. Een onbevlekte ziel, waarvan ik mij te pletter schrik.
Dan is hij ineens weg. Zonder waarschuwing vooraf. Zonder aankondiging. Ineens is Bambi verdwenen. Zonder dat ik er iets aan kon doen. Inmiddels klopt mijn hart als een razende om alle adrenaline goed te verdelen en zweet ik. De auto rijdt ondertussen over de kruising. De auto met de mooiste jongen op de passagiersstoel. Maar de warmte is er nog, ook het aangename gevoel in mijn buik.
Ergens klinkt een toeter. Is het mijn hart? Het is wakker geworden uit een lange winterslaap. Ik heb het nog nooit zo gevoeld. Het is een zeldzaam idee, het voelt zo ... levend. Om bang van te worden. Ergens in mij leeft iets. Opnieuw een toeter, nu ongeduldiger. Die ogen. Bambi-ogen. Bambi is een volslagen vreemde voor mij en desondanks heb ik het gevoel niemand zo goed te kennen als hij. Het is merkwaardig, het is gek ... en het is mooi. Een compleet orkest van toeters klinkt achter mij. Ik schrik op, knipper met mijn ogen. Waar ben ik?
Shit. Ik sta nog steeds voor het verkeerslicht. De auto naast mij is bij groen weggereden en ik had ook groen. Ik had de jongen kunnen volgen, tegelijk oprijden tot de volgende kruising. In plaats daarvan wacht ik nu tot het licht mij toestemming geeft weg te rijden met mijn handen stevig aan het stuur. Ik blijf het warm houden. Eindelijk springt het licht op groen en kan ik verder rijden. De resterende rit naar mijn thuis blijft Bambi in mijn hoofd hangen. Ik verlang naar hem. Kun je naar iemand verlangen, die je verder niet kent? Ik probeer mij zijn stem voor te stellen, meer nog zijn lach. Hij lacht beslist vaak en veel. Ik stel mij voor hoe hij er verder uitziet, hoe wij knuffelen.
Potten en deksels, sprookjesprinsen en een gelukkige toekomst, liefde op het eerste gezicht. Het is allemaal onzin. Ik ben geen kind meer. Ik weet dat alle droombeelden niet bestaan.
Als ik thuiskom, heb ik geen honger meer en is mijn vermoeidheid verdwenen. Ik pak direct een leeg stuk doek en olieverf om met een dunne, fijne penseel de passie, de liefde, de hartstocht te verbeelden. Die bruine hertenogen en de integere ziel van Bambi verschijnen vanzelf op het doek.
*
Florian 27B
Geplaatst: 03 jul 2014 08:43
door Jablan
Florian blijft hangen bij de laatste zin. Zijn hele lichaam ... hij heeft het warm zonder zich ziek te voelen. Het boek legt hij opzij, klimt uit Navaro en ijsbeert over zijn opbergzolder. Overal voelt hij een bijzonder sensatie tussen jeuk, acupunctuur en kippenvel in. Tegelijk heeft hij het idee blind te zijn, terwijl van hem een helder zicht verwacht wordt. Is hij een stuurman in dichte mist? Na een paar minuten gaat hij weer op Navaro zitten en bladert verder door het blok. Een paar pagina’s verder ontdekt hij een tweede verhaal. Wil hij het wel lezen? Geeft het verhaal hem de antwoorden, waarnaar hij zoekt? Het blok trekt hem bijna magisch aan, tegelijk heeft er een zekere angst voor. Waarom heeft Alex het hem gegeven? Wil Alex, dat hij zijn verstand verliest? Aarzelend leest hij verder.
*
Een nacht
De wekker op je nachtkast houdt het op kwart voor zes. De jaloezieën heb je open gelaten. In het oosten gaat de zon op. De hemel verkleurt naar licht rood. Nergens is een wolk te zien, hooguit een condensstreep van een vliegtuig op tien kilometer hoogte. Voorzichtig ga ik rechtop zitten. De matras veert mee. Ik kijk naar jou. Je draait je, mompelt iets, een paar spieren in je gezicht bewegen. Ik blijf stil zitten en wacht af. Jij slaapt verder. Opgelucht sta ik op en zoek mijn boxershorts. Ze liggen op de vloer, half onder je bed. Mijn broek ligt op je bank. Op blote voeten ga ik op zoek naar frisse lucht, die ik op het balkon vind.
Jij woont in een flat met alleen mooie, kleine woningen voor een of twee personen. Het gebouw ziet er goed uit. Overal is het nog stil. Jouw twee kamers met keuken en badcel zijn op de zesde verdieping. Het uitzicht gaat verder dan de nieuwbouwwijk met veel flats en reikt tot de binnenstad onder in het dal. Van de autosnelweg dichtbij komt weinig lawaai. Het is zondagmorgen, dan heeft de wereld minder haast en slaapt graag een uur langer. De nacht neemt langzaam afscheid. De donkere hemel is allang niet meer donker. Blauwe schemering verdringt het zwart, steeds sterker. Ik leun op de reling van het balkon en geniet van de morgen. Hoewel het vroeg is en ik hier zonder bovenkleding sta, is het niet koud. Of nauwelijks. Ik denk aan je bed en aan de warmte onder het donzen dekbed, aan de warmte van je lichaam.
Ik draai mij om naar de balkondeur, die van glas is. Ik kan je zien, hoe je ligt en slaapt. Je ziet er erg ontspannen uit, heel gelukkig. Geluk. Dat was ook een van de eerste dingen, die mij te binnen schoten, toen ik je gisteravond in de club zag dansen. Ik dacht bij mijzelf, dat jij gelukkig bent. Niet zonder zorgen of een leven als een droom, maar een ander soort geluk. Jouw geluk ligt veel meer in het feit, dat jij heel vrij overkomt, innerlijk bevrijd bent. Ik vind het lastig om dit in de goede woorden aan te geven.
Ik kwam net uit een lange en ontzettend zenuwslopende conferentie. Mijn chef heeft mij daartoe gedwongen, ook om met de partners van ons bedrijf nog een kleinigheid te gaan eten terwijl hij zich al terugtrok in het hotel en daar met honderd procent zekerheid een prostituee op zijn kamer heeft besteld. De hele avond moest ik de hielen likken van onze klanten. Over grappen lachen, die ik vreselijk vind, en verhalen aanhoren over schoolgaande kinderen, die mij in het geheel koud laten, natuurlijk niet zonder de verplichte glimlach en bijpassende intelligente vragen te stellen.
Ik heb een hekel aan dienstreizen. Eerst een seminar om de ochtend te vullen, dan de workshop en besprekingen om de middag mee door te komen en deze keer een vermoeiend etentje, wat de avond vernielde. Ik was compleet afgepeigerd. De heren stelden voor nog een bier in de pub naast het restaurant te pakken, maar ik heb ze afgewimpeld. Ik was echt te moe. Zodoende heb ik het vijf-sterren-restaurant alleen verlaten en ben op weg naar het hotel gegaan. Ik heb er nog aan gedacht om een taxi te bellen. Het hotel was nog vele zijstraten verderop. Maar de nacht was warm en de straten op deze zaterdagavond goed gevuld. Kortom, het was aantrekkelijker om te gaan wandelen. Gemoedelijke cafés en bistro’s hadden nog hun terrassen geopend. Onder de gesponsorde parasols zaten mensen in veelvouden van twee en vermaakten elkaar. Ik liep verder. Telkens weer kwamen mij jongeren tegemoet op weg van het ene feest naar het andere. De stad leefde. Ik kwam langs enkele clubs. De meesten waren nog niet echt vol. Over twee uur zou je je er geen stap voor de andere kunnen zetten. De inrichting is meestal modern en stijlvol, de muziek populair en veelgevraagd. Ik keek door de glazen buitenmuren naar binnen. Overal dezelfde lounge-inrichting inclusief lage fauteuils, een overdaad aan kussen en hangbanken. De sfeer was uitnodigend.
Ik onderdrukte een geeuw en was in gedachten al bij mijn bed op de hotelkamer, toen ik langs een geopende deur van een club kwam. De muziek klonk naar ‘Lost’, een van mijn meest favoriete nummers. Geen standaard repertoire voor zo’n club. Ik bleef staan om verder te luisteren. De uitsmijter keek mij kort aan. Ik aarzelde niet langer. Toch nog een biertje voordat ik ging slapen. De uitsmijter liet mij binnen. Het was er warm, maar het rook nog niet extreem naar verbruikte lucht, zweet en seks. Begeleid door de vertrouwde klanken ging ik op zoek naar de bar. Het was geen grote club. Overzichtelijk. Ook dat beviel mij goed. De meeste bezoekers waren jong, meestal een paar jaar onder mij. Ik bestelde mijn bier en bleef aan de bar staan.
De dansvloer was nog vrijwel leeg. Langs de rand aan de andere kant staan een paar jonge vrouwen, niet al te uitdagend, eerder smaakvol gekleed. Onopvallend wiegen ze mee met de muziek. Ik voelde mij hier prettig. Mijn dure jacquet trok ik uit, de stropdas ging los, de bovenste knopen van mijn overhemd open. Dat was al beter. De jonge vrouwen kwamen wat dichterbij, hielden mij in het oog. Ze waren niet de enigen en ik ken het spel al langer. Het gebeurt mij altijd. Mensen staren naar mij, volgen mij met hun ogen.
Men zegt, dat ik mooi ben. Goed, als men het zegt. Ik denk zelf meestal aan andere dingen. Heb ik gisteravond nog de contracten doorgestuurd? Red ik het om tussen de middag de auto naar de garage te brengen? Wat geef ik mijn vader, moeder voor hun verjaardag? Hoe haal ik deze eigenzinnige klant over om bij ons te bestellen? Wat moet ik extra doen om de volgende stap op de provisieladder te bereiken? Deze en andere vragen overspoelen meestal mijn hoofd. Mijn uiterlijk doet daarbij minder ter zake. Ik weet, dat veel mensen mij aantrekkelijk vinden. Zowel privé als zakelijk kan dat een voordeel zijn. Mijn chef bijvoorbeeld stuurt mij meestal naar de vrouwelijk klanten in de hoop op een flirtbonus. Bij dit soort klanten geef ik honderdvijftig procent – zonder te flirten, maar op inhoud wil ik hen overtuigen. Onze vrouwelijke klanten interesseren mij verder niet zoveel, in het algemeen val ik niet op vrouwen.
Het bier smaakte goed, de muziek viel in mijn smaak. Een aantrekkelijke vrouw kwam naast mij staan aan de bar en bestelde een cocktail. Ze keek mij aan met een charmante glimlach. Ik hield het bij een beleefde glimlach. Ze wachtte even, hoopte vermoedelijk, dat ik de eerste stap zou zetten. Dat deed ik natuurlijk niet. Ze kreeg haar mix met zoete alcohol aangereikt en nam het met een ‘dank je’ in ontvangst. Ze nam haar tijd, zocht nog een keer mijn ogen. Ik keek langs haar heen. Ze begreep het en verdween.
Ik zou niet weten waarom ik meer op mannen val. Vrouwen zien aardig, meestal lief, aantrekkelijk, hebben vaak meer stijl en charme en tenslotte is het met ze veel gemakkelijker. Je kan ze probleemloos mee naar huis nemen, de familie voorstellen, kinderen krijgen. Dat is veel gemakkelijker. Maar wat kan ik er aan doen? Ik wil een man, een echte, geen twijfelaar. Plotseling trokken wolken over mijn goede humeur. Dit soort gedachten overvallen mij op de meest onmogelijke ogenblikken, kwellen mijn geest te vaak. Mijn vermoeidheid kwam twee keer zo hard terug. Ik dronk mijn bier leeg en stond op. De club was ondertussen iets drukker geworden. De muziek was ook anders, meer clubmuziek en minder Britse rock, lokte meer mensen op de dansvloer. Ik ging op weg naar de uitgang.
Opeens was jij daar. Ik weet niet meer precies hoe. Heb ik je eerst gezien of gehoord? Ik denk dat ik je eerst gehoord hebt. Je lachte. Je stem was helder en zuiver. Erg opvallend. Ik keerde om, wilde weten waar deze jongenslach vandaan kwam. Je stond middenin een groep jongeren, misschien studenten. Jullie waren allemaal uit – vrolijk, de grappen vlogen rond, de gesprekken gingen nergens over. Jij keek naar een lange kerel naast je, die met zijn armen praatte en wat hij vertelde, was blijkbaar erg leuk.
Als je lacht, dan lach je je tanden bloot. Je hele gezicht straalt – letterlijk. Ik keek je aan en wist meteen wie ik wilde, dat ik jou wilde. Mijn gezonde verstand wilde het beter weten. Natuurlijk was het wijzer om naar het hotel te gaan en te gaan slapen. Hier in de club was het gevaarlijk. Ik negeerde deze gedachten, terwijl ik normaal mijn verstand volg. Tot nu toe is het met deze tactiek altijd goed gegaan. Geen grote verrassingen, geen grote teleurstellingen. Mijn hoofd heeft in de regel alles onder controle.
Ik ging terug naar de bar, bestelde nog een bier en hield je continu in de gaten. Hoe langer ik naar je keek, hoe sterker ik mij tot je aangetrokken voelde. Je ziet er lief uit. Tegelijk was je sportief gebouwd. Maar je uiterlijk is secundair voor de grote fascinatie, die je in mij opriep. De eigenlijke reden waren je ogen. Ze leven, ze stralen, ze inspireren. Je gaf met je ogen veel warmte en met dezelfde ogen trok je mensen in je ban.
Ik staarde naar jou. Je moet het gemerkt hebben. Je vertrok je gezicht een beetje, dacht na wat er zo apart was totdat je besefte, dat iemand naar je keek. Je keek zoekend om je heen totdat je mij zag. Even gebeurde er niets meer. We keken naar elkaar, niets meer, niets minder. Daarna had je weer aandacht voor je vrienden of met wie je ook in de club was. Alleen uit je ooghoeken bleef je mij volgen. Langzaam liep ik tussen de nadere bezoekers door in jouw richting. Ik vond het onhandig om je in het bijzijn van je vrienden aan te spreken. Ik kon niet inschatten hoe ze zouden reageren op een poging tot flirten, daarom bleef ik op een veilige afstand. De groep om jou deelde zich op, een deel ging naar de bar en de rest ging naar de dansvloer. Daar was ik heel tevreden over. Je treuzelde iets, liep als laatste richting bar. Opzettelijk? Je was in elk geval alleen. Ik liep achter je aan en trok je aandacht met een hand op je schouder, „Hoi.”
Je draaide je om en keek mij aan. Nu met een bepaalde spanning in je ogen. Je was opgewonden of zenuwachtig. Dat zorgde ervoor, dat ik rustiger werd, maar ook meer zin in je kreeg.
„Hallo.”
Ik heb zelf een basstem, die de meeste mensen als verleidelijk of erotisch inschatten. Jouw iets hogere stem vind ik mooier. Je stem trilde een beetje.
„Mag ik je iets te drinken aanbieden?”, vroeg ik beleefd. Had je geweigerd, dan was het duidelijk over en sluiten.
„Een bier graag.”
Hiermee begon het spel van loven en bieden, van aftasten en uittesten, van willen en weigeren. Ik bestelde een bier, jij ging naar een statafel naast de bar, ik volgde je met het bier.
„Dank je,” glimlachte je.
Ik stelde mij voor, jij stelde je voor. Zwijgend dronken we ons bier. Het knetterde zo heftig, dat ik het liefste het bier het bier had gelaten en je direct meegenomen naar mijn hotelkamer. Maar jij straalde iets uit, dat jij niet geïnteresseerd bent in snelle en anonieme seks. Eerst het werk, dan het plezier. We begonnen te praten.
Ik heb een hekel aan inhoudsloze gesprekken. Ze zijn irrelevant. Je stelt vragen, waarop de antwoorden je totaal niets kunnen schelen. Je veinst interesse, acteert verbazing of fascinatie of andere emoties, terwijl het alleen een middel is om het doel te bereiken. Het kan gaan om nieuwe contacten op te bouwen, vertrouwen te winnen, tijd dood te slaan, gênante situaties te ontkomen, je aaibaarheidsfactor te verhogen of simpelweg een vorm van beleefdheid. Ik kan het allemaal. Iedereen, die enigszins is opgevoed, weet wat beleefdheid is en wat goede manieren betekenen, kan lege gesprekken voeren. Ik ben zo opgevoed. Met jou is het anders. Jij bent anders.
Jij praat over dingen, waarover ik nog nooit eerder iemand heb horen spreken. Moeiteloos spring je van het ene onderwerp naar het andere, en terug. Het is lastig om je gedachten, je zinnen, je uitspraken te volgen, maar wie een klein beetje moeite doet, vindt zichzelf terug op een prikkelende reis door jouw wereld, jouw realiteit, jouw dromen. Wanneer jij vertelt, dan doe je dat met je hele mimiek, met een naïeve hartstocht, die tegelijk zeer serieus is en je komt overtuigend over. Ik moest zo vaak lachen. We hebben over alles gepraat. Ik denk echt, dat we geen enkel onderwerp hebben overgeslagen. Waarmee ik wil zeggen, dat jij over iets begon en ik alleen mijn vrolijke reactie erop gaf. Na een klein uur had ik het gevoel je zo goed te kennen als niemand anders op aarde. Je openheid, je merkwaardige naïviteit waren zelfs voor mij vervreemdend. Hoe langer wij ouwehoerden, hoe harder mijn gezonde verstand in mijn achterhoofd begon te piepen en hoe groter mijn irrationele angsten werden.
Florian 27C
Geplaatst: 03 jul 2014 08:46
door Jablan
De club was ondertussen afgeladen vol. De muziek begon te dreunen. De lucht begon steeds meer verbruikt te ruiken. Ik wilde naar buiten, jij knikte en wilde meekomen. Ik glimlachte, jij vertelde je vrienden waar ze jou konden vinden. Tegelijkertijd meldde mijn geweten, behoorlijk ongeduldig, dat het tijd werd om mij wijzer, verstandiger te gedragen. Misschien was het ook beter geweest om op dit moment te verdwijnen. Het was tenslotte niet mijn bedoeling om vannacht seks te hebben, daar had ik mij vooraf niet op ingesteld en in het algemeen achteraf spijt van. Thuis is de keuze groot genoeg om goede seks te krijgen. Maar ik ben gebleven, heb buiten voor de club op je gewacht. De lucht was prettig zomers en beloofde een zwoele nacht.
Jij kwam iets later naar buiten en toen je mij zag, overviel een zekere verlegenheid jou. Je zei, dat je geen zin meer had om verder uit te gaan, dat je moe was. Natuurlijk begreep ik jou en bood aan een taxi te bellen. Dat vond je niet nodig. De tram is jouw transport. Ik mocht je wel begeleiden. Het was allemaal zo heerlijk eenvoudig met jou. We hebben verder gepraat, meer nog gelachen. In de tram waren alleen nog staanplaatsen vrij, zodat ik een arm om je heb gelegd om te voorkomen, dat je zou vallen. Je lichaam zo naast het mijne voelde goed aan. Ik kon je gezicht nu veel beter zien.
Je hebt mij je telefoonnummer gegeven in de club, op een viltje. Ik heb gedaan alsof ik je mijn nummer gaf – het nummer bestaat niet. Waarom zou je mij ook bellen? Ik leef normaal aan de andere kant van het land en ik vind relaties op afstand een kansloze, trieste verspilling van mijn tijd. Eigenlijk gaat dat op voor elke relatie. De emotionele afhankelijkheid, waarmee je na afloop gekwetst en met littekens op je ziel achterblijft, schrikt mij af. Nog afgezien van het feit, dat ik om verschillende redenen het mij niet kan permitteren met een man samen te leven. Vanzelfsprekend heb ik je dit allemaal niet verteld.
Jij hebt gevraagd, waar ik woon, leef en wat voor werk ik doe. Ik heb eerlijk antwoord gegeven. Liegen is een teken van zwakte en ik verafschuw zwaktes. Ik lieg nooit, niet tegen mijzelf, niet tegen mijn omgeving. Ik verander de nadruk, geef zo’n draai aan de waarheid, dat het klopt. Een klein beetje draaien en duwen is genoeg daarvoor. Je was tevreden met mijn antwoorden. Misschien was je te nerveus om de werkelijke betekenis van mijn woorden op te pakken. Of heb je naar jezelf geluisterd en besloten, dat ik een bijzonder iemand ben, dat het goed was, dat ik goed ben. Elke keer als ik je aankeek, kreeg ik het gevoel je geest te zien. Je was onschuldig en vol hoop. Je hoopte op een dag iemand tegen te komen, waarvan jij direct wist, dat het die ene was, waarnaar jij zocht. Liefde op het eerste gezicht, voor elkaar bestemd zijn, de absolute toevalstreffer. Totale shit en dat is mijn mening. Of dat was mijn mening.
Jij hebt mij gevraagd of ik zoiets vaker deed, met jongens mee naar huis gaan, die ik eerst ergens heb ontmoet. De waarheid zou ‘ja’ zijn. Ik hield het bij het vagere ‘dat hangt er vanaf’. Mijn antwoord heb je als flirt opgevat.
Van de tram naar je woning hebben we elkaar omarmd. Het was donker en de straten leeg. Het was rustig in jouw wijk. Je groeiende nervositeit maakte je voor mij alleen maar aantrekkelijker. Ik kon het nauwelijks afwachten om met je alleen te zijn. Het kostte al mijn zelfbeheersing om in de lift de kleren aan je lijf te laten, zo dicht stonden we bij elkaar.
Je woning past bij jou, maakt het beeld van jou completer. De inrichting getuigt van je goede smaak, al neig je naar nostalgie en melancholie bij de vele erfstukken. Je hebt mij in je woonkamer op de bank achtergelaten, terwijl jij hectisch naar wijn en glazen zocht en tegelijkertijd eindeloos doorpraatte over muziek, films, eten. Sneller dan in de club huppelde je van het ene onderwerp naar het andere totdat ik het glas uit je hand nam en op tafel heb neergezet. Je kwam tot rust. Ik kon opnieuw zoveel in je ogen lezen, dat je mij kippenvel bezorgde. Je was geil, vol verlangen en je vertrouwde mij. Ik heb je op elke denkbare plek gezoend, op alle manieren, die ik ken. Soms langzaam en teder, dan nieuwsgierig en onderzoekend, anders wild en vol passie. Het was mooi om te zien hoe jij je kunt overgeven aan een paar lippen, zonder een moment terughoudend te worden of te aarzelen.
We hebben elkaar geneukt – op de bank, in bed. Jij hebt alles gegeven wat je had, ik hebt alles genomen wat je wilde geven. Je lichaam, je hart, je ziel. Ik heb werkelijk mijn best gedaan je in de zevende hemel onder te brengen, in elk geval een paar uur. Mijn verstand heeft afscheid genomen van mijn lust. Het zal zich later melden met een voorraad verwijten en mij een gevoel van spijt bezorgen. Dat zal waarschijnlijk thuis zijn. Ik heb alles van jou opgenomen, mijzelf ingeprent en geprobeerd te bewaren in het hoekje met de goede herinneringen. Ons opgewonden gekreun. Je zachte en warme huid. Je lichaam – zonder klederen adem jij goede seks. Je geur, waarmee je mijn vertrouwen won. Je kent geen remmingen. Wij hebben elkaar aangekeken toen we kwamen, vier keer in totaal. Het was mooi om je te zien tijdens je orgasme. Je liet je compleet gaan, ik mocht je opvangen. Jij was gelukzalig. Ik vond het heerlijk met jou.
Of ik liever koffie of thee bij mijn ontbijt wilde, vroeg je, voordat je je tegen mij aan nestelde. Ik zei, dat ik ‘s morgens op koffie wakker word, maar jij was al ingeslapen. Dat was ook beter zo, want nu hoefde jij het verdriet in mijn stem niet te horen.
Inmiddels sta ik op jouw balkon en begin het toch koud te krijgen. De nacht was bijzonder goed, de seks was ongelofelijk goed en jij bent ongewoon goed – te goed voor mij. Over een paar uur gaat mijn vliegtuig. Stilletjes sluip ik terug naar binnen. Jij slaapt nog altijd. Je haren zijn uit model, hier en daar draag jij de sporen van de afgelopen uren. Je ziet er eindeloos lief uit en erg, heel erg sexy. Graag zou ik weer naast je gaan liggen, je voelen, ruiken, horen, zien, proeven. In plaats daarvan zoek ik mijn kleren bij elkaar en kleed mij aan. Een snelle blik in de spiegel vertelt mij, dat ik er precies zo uitzie als ik mij voel. Mijn haar kan ik in elk geval weer in model brengen, zodat ik tenimnste beter uitzie. Nu wordt het tijd. Ik sluip nog een keer je slaapkamer binnen. Jij ziet er uitgeput uit, maar ook tevreden en ... gelukkig. Het kost moeite om mij los te rukken van jou.
Vroeger vond ik liefdesliedjes, waarin werd bezongen hoe mooi het is om iemand in zijn slaap te bewonderen, totale onzin. Sterker nog, ze ergerden mij en werkten op mijn zenuwen. Vanmorgen sta ik in jouw slaapkamer, zie je slapen en voel mij plotseling de zanger van precies zo’n liedje. Ik kan het helemaal begrijpen. Ik wil zien hoe jij slaapt en kan alleen maar mijn hoofd schudden over mijzelf. Tegelijk ga ik op mijn knieën, naast je bed om je beter te zien. Je slaapt de slaap der onschuldigen. Word wakker voor een vijfde ronde! Maar je ademhaling is regelmatig, je bent ver weg in jouw land der dromen. Voorzichtig geef ik je een laatste zoen.
Ik kan je nu niet meer zien, dat verdraag ik niet meer. Dan sta ik op en sluip uit je woning. De lift heeft veel tijd nodig om op je verdieping aan te komen. De hijskamer brengt mij naar beneden, naar frisse lucht, naar de toekomst. Met jou is het gedaan en voorbij. De nacht is nu echt voorbij, de zon schijnt met steeds meer kracht voorbij de horizon met de belofte een mooie zomerdag langs te brengen. Jammer genoeg niet voor jou en dat weet ik zeker. Je zal wakker worden, terwijl ik weg ben. Dan komt de verbazing op bezoek, gevolgd door de twijfel, op de hielen gezeten door de woede en uiteindelijk heb jij visite van verdriet. Misschien zal je het ooit kunnen accepteren, geholpen door je vrienden. Dan komt de dag, waarop je aan mij terugdenkt als een kleine herinnering, een oud verhaal.
Voor jou zal deze nacht een stap in het ontwaken zijn. Het leven is nu eenmaal geen sprookje en eeuwig geluk is met uitsterven bedreigd. Misschien is dat, wat je het meeste zal bijblijven van onze ontmoeting. Ik vind het vreselijk om juist jou zo te raken, je ideeën over echte liefde aan het wankelen te brengen. Ik heb je getoond, dat je niemand zo vrijmoedig kan en mag vertrouwen. Dit is mijn levenslange beloning, hoe wrang ook. Met iets meer geluk denk je aan deze nacht met een glimlach terug, zet je de voorbije uren als een incident van je af en vind je je geluk in de armen van een ander. Hoewel deze gedachte mij net zo min bevalt als de vorige.
Wat er ook gebeurt, ik zal er niet bij zijn. Ik kan je bij je beslissingen niet steunen. Ik zal ergens anders zijn – alleen in gedachten bij jou. Het liedje ‘Lost’ treft het precies, hoe ironisch het ook is. Ik raap mijzelf bij elkaar, nu ik het hotel binnenloop. Mijn chef zit in de lobby met zijn laptop en een kop koffie. Plagerig wil hij weten waar ik vandaan kom, direct gevolgd door een glimlach, die zijn smerige, kleine wereld verraadt. Ik geef hem geen antwoord. Hij concludeert, dat deze zakenreis in meerdere opzichten een succes was. Ik stem toe, tenslotte is hij mijn chef en wil ik nog een paar jaar in dit bedrijf werken. Maar was het een succes? Waarom heb ik permanent het gevoel in deze nacht iets verloren te hebben?
*
Na het lezen van het tweede verhaal blijft Florian een tijdje zitten. Heel rustig, ergens ook ontspannen, gewoon op Navaro. Hij voelt zich heerlijk leeg. Ruis vult zijn brein. Witte vlokken sneeuw op een zwarte achtergrond. Of een nest mieren op de vlucht op een witte ondergrond. Hij kan zijn eigen adem horen en door het open dakraam een voorbijrijdende auto. Ergens blaft een hond. Met open ogen ziet hij Alex’ heldere, duidelijke handschrift. Geen letter drijft op de regel, terwijl Florian weet, dat Alex zonder onderlegger met lijnen schrijft. De jongen schrijft van nature al volledig horizontale regels, waar anderen over het papier dwalen. De laatste zinnen, woorden, letters vervagen.
Met gesloten ogen is hij terug in Hamburg. De verhalen doen hem denken aan het vak Duits, een paar jaar geleden. De docente had de gewoonte om een van de opstellen voor te lezen, zonder erbij te vertellen van wie het was. Dat mochten ze altijd raden. Wat zouden zijn Hamburgse vrienden hiervan maken?
Armin zou hem de pagina’s eerst laten digitaliseren en daarna er een filmscript van maken, waarbij de ik-figuur een buitenaards wezen zou zijn. Inge zou willen weten hoe de tweede hoofdpersoon eruit ziet. Vivienne zou vragen of de schrijver een paar van haar eigen belevenissen met de wondere wereld van heteroseksuele mannen kan beschrijven. Kalle zou de schrijver wat marihuana aanbieden en hem dan om een nieuw verhaal vragen. Maar geen van allen zouden begrijpen wat deze twee, korte verhalen met Florian doen. Misschien komen Laura en Mario nog het meest dichtbij, maar het is nu te laat om ze wakker te maken. Los van de vraag, dat Florian niet weet bij wie van de twee ze vandaag slapen. Oma Ulla zou hartelijk lachen en hem eraan herinneren, dat hij nog steeds minder dan drie maanden in München woont. Hamburg biedt geen hulp hierbij. Hij zal het zelf moeten doen.
Als hij de laatste pagina opnieuw vluchtig leest, krijgt hij het benauwd. De eerste aankondiging van een naderende paniekaanval. Alles in zijn kamer lijkt te bewegen. Zo snel hij kan, zoekt hij zijn badkamer op. Het harde licht, de koude tegels zijn nu een eerste hulp om zichzelf onder controle te krijgen. Het koude water uit de wastafelkraan doet de rest van het werk. Hij wordt weer kalmer, nadat hij eerst van het water heeft gedronken en daarna zijn gezicht onder de kraan heeft gehouden. De spiegel geeft vandaag een treurig beeld retour. Met een handdoek fatsoeneert hij zichzelf. Wat is er met hem aan de hand?
Het echte antwoord kent hij niet. Het niet meer weten, komt het dichtste in de buurt. Terug op zijn kamer neemt hij zijn omgeving weer waar. Het ziet eruit, alsof hij nog maar een minuut geleden is binnengekomen door het luik. Zijn jas hangt over zijn bureaustoel, zijn sokken en schoenen liggen voor Navaro. De rest van zijn kleding achteloos verspreid door de kamer. Het is inmiddels rond middernacht. Het blok ligt op Navaro, opengeslagen op de laatste bladzijde van het tweede verhaal. De volgeschreven pagina straalt hem tegemoet, het handschrift en de woorden zijn sterker dan het papier. Het is net alsof het papier vraagt, wat nu te doen. Florian heeft nog geen idee. Het blok dringt aan, vraagt, schreeuwt om een reactie. Florian moet reageren.
De vragen buitelen over elkaar in zijn brein. Waarom heeft Alex dit gedaan? Wat verwacht de blonde adonis van hem? Hoe kan Florian het beste zijn reactie voor de oppereikel verpakken? Was dit gebaar een uitnodiging of een verklaring? Wil Alex dichterbij komen of wil de herder van de schoolse kudde juist meer afstand? Hoe moet Florian dit allemaal weten. Bij Florian liggen alle emoties blank. Verdrietig, ontroerd, verward, maar vooral woedend. Hoe kan Alex zo mooi hem beschrijven, in een paar woorden duidelijk maken, dat hij Florian mag en drie woorden later elke relatie uitsluiten. Wat is nu Alex’ bedoeling? Wil hij met Florian spelen, zoals een volgevreten kater met een muis speelt? Verwacht Alex van Florian, dat hij niets met Jens begint? Jens’ aantrekkingskracht op Florian heeft een volledig andere bron dan die van Alex.
Florian begint werkelijk boos te worden. Bits, gefrustreerd en behoorlijk opgefokt. Dan valt zijn beslissing. Hij pakt het blok en klapt het dicht. Met het blok voor zijn buik gaat hij naar het luik, de enige toegang tot Assepoesters opbergzolder, op weg naar beneden.
Florian 28A
Geplaatst: 17 jul 2014 19:10
door Jablan
28 Jij en ik
De steile, houten trap naar beneden neemt Flo met twee treden tegelijk. De deur naar de overloop op de tweede verdieping klemt een beetje, Flo laat hem open. Hoe sneller hij dit achter de rug heeft, hoe sneller hij terug kan naar zijn etage. Met een onregelmatige hartslag en ruis in zijn oren staat hij voor die andere deur, de toegangspoort naar hemel, hel en Lex. Energie voor de normale omgangsvormen in dit huis ontbreekt. Flo duwt de deur direct open zonder aan te kloppen. Hij hoopt Lex uit zijn slaap te halen, wakker te schrikken.
Maar Lex schrikt niet, knippert niet een keer met zijn ogen, slaapt nog niet eens. De jongen zit dwars op zijn bed, leunt tegen de muur, heeft zijn leesbril op en een boek in zijn handen. De bril gaat direct af, zodra hij Flo ziet. Een ansichtkaart krijgt een tweede leven als bladwijzer, waarna Lex het boek dichtklapt en opzij legt. Dan kijkt de jongen op, naar Flo, die nog geen stap in het domein van Lex heeft gezet. Flo’s woede is ondertussen verder gegroeid. Hij beseft, dat de ander op hem heeft gewacht en al wist, dat hij zou komen.
Lex kent de kleine, domme Flo immers zo goed. Het lijkt Flo eerder waarschijnlijk, dat Lex op zijn horloge heeft gekeken en zich heeft afgevraagd, wanneer hij zou opduiken. Hij is tenslotte zo goed te voorspellen, zo makkelijk te manipuleren, zo eenvoudig te vernederen. Flo is nog het meest boos op zichzelf.
„Hoi,” begint Lex fluisterend.
„Hoi?”, vraagt Flo met krassende stem en trillende handen, „Hoi?”
Lex knikt, Flo loopt verder de kamer in en staat voor het voeteneinde van het bed. Lex kijkt hem uitdagend aan. Schijnbaar verwacht hij antwoord op een vraag, die hij weliswaar niet heeft uitgesproken, maar wel heeft gesteld. Ze kijken elkaar aan. Flo houdt het blok omhoog, „Wil je weten, wat ik hierover denk?”
Flo heeft een schorre stem, zoveel moeite kost het spreken hem. Lex knikt en lijkt zich nergens voor te schamen. Elke kleine aanwijzing van onzekerheid ontbreekt. De grijze ogen kijken onderzoekend, ernstig naar Flo, die zich afvraagt hoe iemand zo sterk kan overkomen. Hoe is het mogelijk, dat Lex in werkelijk elke situatie, bij elke gebeurtenis een totaal neutrale uitdrukking toont? Voor zover nog mogelijk, ziet Flo nog meer rood dan iets eerder en slingert het blok naar Lex, die bliksemsnel reageert. Lex duikt opzij, zodat het blok niet zijn hoofd raakt maar met een doffe klap de luchtreis eindigt tegen een ingelijste foto van Lex’ fanclub aan de rand van het een of andere meer. Waarschijnlijk het Starnberger meer. De foto valt omlaag, het glas breekt. Flo is toch een klein beetje trots op zichzelf, „Dit is mijn mening.”
„Ben jij waanzinnig geworden?”
Lex is toch geschrokken, getuige de vibratie in zijn stem en de flits in zijn ogen. Flo is nog lang niet zijn agressie kwijt en probeert het nu door op Lex te springen. Flo heeft gewoon zin om Lex te beschadigen, hem echt pijn te doen ... zoals Lex keer op keer bij hem doet. Een kans daartoe krijgt Flo niet, want Lex heeft met een snelle en vastberaden beweging direct zijn polsen vast. Flo verzet zich weliswaar, maar het is zinloos. Lex pakt door en draait Flo’s armen om, drukt hem op het bed en gaat op Flo’s benen zitten. Lex is veel sterker dan hij eruit ziet of is Flo veel minder krachtig dan hij zelf dacht? Behendig gaat Lex zo zitten, dat Flo zich nauwelijks kan bewegen. Desondanks probeert Flo zich los te vechten, hij heeft er een gebroken arm voor over. Zonder effect. Flo is dichtbij een huilbui, veroorzaakt door zijn woede en frustratie.
„Leef je gerust uit,” spot Lex en klinkt echt vrolijk daarbij, „Ik raad je krachttraining aan, twee keer per week je hele lichaam. Je kunt wel meer spierkracht gebruiken. Overal.”
„Hou je bek,” geeft Flo met een van woede verstikte stem terug.
„Graag, als jij ophoudt je als een mislukte puber te gedragen.”
„Ik ... jij ... je bent echt een rukker ...,” hijgt Flo. Dankzij Lex heeft hij nu moeite om te ademen.
„Je bent aardig,” spot Lex verder.
„... en een ijskonijn. Je bent gemeen, arrogant, sadistisch ...,” probeert Flo de blonde jongen van zich af te duwen.
„Je vergeet berekenend en emotieloos,” merkt Lex op. Hij klinkt verbitterd.
„Ik haat je,” schreeuwt Flo in het dekbed en verliest de macht over zichzelf. Een eerste traan dringt zich naar buiten en drupt op het laken. Lex buigt zich voorover, bijt heel even in Flo’s oor om dan te fluisteren.
„Echt?”
De vraag klinkt eerlijk, zonder de gebruikelijke hoon en spot, eerder met een rest onderdrukte angst. Flo geeft het op om zich los te vechten. Natuurlijk is het een leugen. Hij is niet eens in staat om Lex te haten. Lex laat hem los, Flo blijft liggen. Hij moet eerst zijn ademhaling wat normaler zien te krijgen en voorbij de huilbui zien te komen.
Lex is op de rand van het bed gaan zitten, met zijn rug naar Flo. Ze hebben niets te zeggen. Flo is nog altijd verward, boos, opgewonden en vooral opgefokt. Na een paar minuten is hij zover, dat hij kan zitten met droge ogen. Met zijn rug tegen de muur, eigenlijk op dezelfde plek waar Lex zat te lezen. Het uitzicht op Lex’ rug geeft hem ergens rust, maar nog geen antwoorden op zijn vragen. De woede vlamt weer op.
„Waarom heb je mij je blok gegeven?”
„Je moest het lezen.”
Een typisch antwoord voor Lex. Buitengewoon informatief, extreem waardevol. Geen antwoord op Flo’s vraag. Hij schraapt zijn keel, „Waarom heb je mij je blok gegeven?”
Flo klinkt gespannen, maar vastberaden. Lex draait zich om met zijn gebruikelijke neutrale gezichtsuitdrukking.
„Omdat je het verdiend hebt.”
„Hè?”
„Dat heb je vanmiddag toch gezegd of niet? Je hebt het verdiend.”
„Ja ...”, slikt Florian de brok in zijn keel door.
„Daarom,” haalt Lex zijn schouders op.
„Daarom?”
Eindelijk is er oogcontact.
„Ja, maar ik ben nog geen stap verder,” bromt Flo.
„Niet?”
„Nee en hou nu op met je retorische vragen of antwoorden,” ruw droogt Flo zijn gezicht, „Die helpen niet.”
„Goed.”
Lex staat op en kijkt op en rond zijn bed. Rustig verzamelt hij alle scherven en splinters van de gebroken fotolijst. Alles krijgt een plek op zijn bureau, ook de foto – die nu wat krassen heeft – vindt er een rustplaats. Het blok raapt hij van de vloer en houdt het in zijn handen. Traag legt hij het blok naast de foto op het bureaublad om daarna door zijn kamer te ijsberen. Flo observeert alles, terwijl hij zijn hartslag telt. Nog steeds niet helemaal goed, maar beter dan het was. Toch durft hij nu het gesprek aan te gaan.
„Ik heb het gelezen en nu? Ik weet nog steeds wat ik ervan moet vinden.”
„Het spijt mij, dat kan ik je ook niet vertellen. Je wilde mij begrijpen. Je wilde, dat ik je zou vertellen wat ik denk en dat heb ik gedaan.”
Lex staat middenin zijn kamer en kijkt naar Flo, die protesteert.
„Dat heb je niet. Je bent er alleen in geslaagd de raadsels nog groter te maken. Ik weet nu helemaal niet meer, waar ik aan toe ben met jou. Waarom kan je niet gewoon met mij ergens gaan zitten en een normaal gesprek voeren?”
„Precies daarom, dat kan ik niet. Ik dacht, dat je intelligent en sensibel genoeg bent om de achtergronden te begrijpen. Zo ben ik nu eenmaal. Ik kon toch niet weten, dat ik voor jou overal een tekening van moet maken.”
De lamellen in de grijze ogen laten toch wat zenuwachtigheid door. Flo blaast terug.
„Stop met mij te beledigen. Je gooit mij deze verhalen voor mijn voeten ... deze emoties ... maar ik moet ze zelf interpreteren?”
„Zo gaat dat nu eenmaal, Flo. Er is geen gebruiksaanwijzing voor het leven,” trekt Lex zijn wenkbrauwen op.
„Wat een geweldige wijsheid. Zeker gevonden op het toilet van je oma, op de vierde tegel van links? Weet je zeker, dat je het niet direct moet opschrijven, voordat je het vergeet? Het past geweldig goed bij je cynische hoofdpersoon in je volgende verhaal. Ik kan niet wachten om het te lezen.”
Eigenzinnig gaat Flo rechtop zitten, leunt op zijn bovenbenen. Lex heeft een weerwoord paraat, maar slikt het in. In plaats daarvan verschijnt een lichte teleurstelling in de grijze ogen.
„Je wilt het niet begrijpen, Flo. Het maakt niet uit, hoe vaak ik het probeer, jij staat er niet open voor en blokkeert elke poging. Ik kan duizend-en-een verhalen voor je schrijven, weet ik hoeveel liedjes voor je zingen, tekeningen voor je maken of berichten voor je achterlaten, het maakt geen verschil.”
Lex begint weer als een bezetene te ijsberen. Flo is nog steeds woedend.
„Dat is niet waar en dat weet je ook. Ik ben door de bank genomen bereid om moeite voor je te doen, je te begrijpen. Maar als jij het eenvoudiger vindt, dan blijven we bij jouw mening. Je geniet er nu eenmaal van de eenzame, onbegrepen held te spelen. Dat weet ik al langer.”
Lex zoekt opnieuw oogcontact, terwijl hij heen en weer blijft lopen.
„Misschien heb ik mij echt vergist in jou. Ik dacht, dat je veel gevoeliger bent en beter in staat bent om emoties te begrijpen.”
Flo glijdt van Lex’ bed en staat op.
„Wat is dit voor onzin? Wat wil je van mij? Wat verwacht je? Wat wil je, dat ik doe?”
Lex heeft geen antwoord en gebruikt zijn kamer nog steeds als tijgerkooi.
„Kom op, Lex, je bent nu oneerlijk. Toen je je blok onder mijn dekbed hebt verstopt, wat dacht je? Wat verwachtte je? Waar hoopte je op?”
Flo staat met gespreide armen voor het bed en volgt Lex’ bewegingen door de kamer. De jongen haalt zijn schouders op.
„Shit, man, kom nu niet met onzin aan. Je hebt het niet zomaar gedaan. Goed, je wilde mij vertellen, hoe jij je voelt. Je houdt van mij, oké, super, dat weten we vanavond, dat wisten we gisteren. Maar verder? Wat wil je dat ik doe? Hoe gaat het verder met ons?”
Eindelijk blijft Lex staan. Ze kijken elkaar aan. Lex is de personificatie van de stilte voor de storm. Zijn borstkas gaat snel op en neer, de grijze ogen glanzen, hij is zenuwachtig.
„Het gaat er niet om, wat ik wil.”
Lex verbreekt het oogcontact. Flo laat zich niet van de wijs brengen.
„Daar gaat het wel om. Of moet ik nu zeggen, dat het mooi geweest is? Leuke verhaaltjes, afgezien van een paar grammaticale missers, maar die doen er niet toe. Ik wens je nog een leuk leven en tot ziens?”
Flo kijkt vragend naar Lex, die zijn ogen openspert en zijn armen over elkaar legt.
„Of wil je dat ik voor je op mijn knieën ga, schreeuw en vlei tot ik een ons weeg om je te overtuigen dat we bij elkaar horen en ik mijn polsen opensnijd als je mij laat zitten?”
„Grappig,” spot Lex en kijkt strak voor zich uit met een bedrukt gezicht.
„Kan ik zo niet zeggen, spijt mij,” houdt Flo Lex scherp in het oog, die eerst ademhaalt, voordat hij reageert.
„Ik ... verwacht alleen, dat ... dat je mij begrijpt ... begrijpt wat ik doe en laat.”
„Je bedoelt, dat jij vasthoudt aan je vriendin en wij als broers in dit huis wonen?”
„Ja.”
Florian denkt ‘nee’ in grote hoofdletters. Hij kan dit niet begrijpen. Het kost hem de nodige moeite, maar het lukt hem om hier geen commentaar op te geven. Het klopt gewoon niet, wat Lex zegt of denkt. In plaats daarvan probeert hij de pijn op zijn borstkas kwijt te raken, rustig te blijven ademen en zijn maag uit de knoop te halen.
„Goed,” fluistert Flo. Het lukt hem niet om meer volume te praten, laat staan zijn keel te schrapen.
„Ik heb je verhalen gelezen ... ik heb begrepen, wat je wilde vertellen ... en ... en ik ga mij volkomen verstandig en normaal gedragen. Wij zijn broers, leven onder hetzelfde dak, hebben dezelfde broers en zussen, zitten in dezelfde klas, gaan naar dezelfde feesten. Kortom, we gedragen ons absoluut braaf en helemaal aangepast.”
Het lukt Flo nog wel om zijn sarcasme alle ruimte te geven. Lex knikt.
„Ja, zoiets ... in die richting.”
„Je wilt, dat ik je vriendin accepteer?’
„Ja.”
„Goed. Zorg jij er dan ook voor, dat zij mij accepteert en wat minder roddelt?”
„Eh ... ik doe mijn best.”
„Je wilt, dat ik elke dubbelzinnige toespeling over ons en elke sarcastische opmerking over jou laat vallen?”
„Ja.”
„Kun je dan zelf ook wat minder vaak cynisch doen?”
„Eh ... ik doe mijn best.”
„Je wilt, dat ik tegenover jou mij zo compleet natuurlijk en neutraal opstel als ik kan?”
Florian 28B
Geplaatst: 17 jul 2014 19:24
door Jablan
„Ja.”
„Je wilt, dat ik met een goed gebouwde, slimme, leuke, lieve student uit Hamburg gelukkig word?”
„...”
Daar ziet Flo het weer, de hartstocht in de grijze ogen. Flo zou probleemloos durven te zweren, dat als Lex het zou kunnen, hij nu het liefste zou grommen als een Rottweiler. In plaats daarvan begint Lex weer te ijsberen en laat daarbij zijn armen vrij hangen.
„Ja.”
Het klinkt inderdaad als een grom.
„Super,” trakteert Flo de ander op een dubbele glimlach, „Dan ga ik vanaf nu voor Jens. Het wordt beslist leuk.”
Lex schudt grimmig zijn hoofd. De stoom komt bijna uit zijn oren, terwijl hij steeds sneller zijn rondjes door de kamer loopt. Flo kan het nu niet laten en speelt de onschuld zelve.
„Wat is er? Is er iets niet naar je zin?”
„Nee, het is goed.”
„Mooi.”
Waarom voelt Flo zich nu alsof de zegen van de pastoor heeft gekregen?
„Hm ...”
„Hm?”
Lex wordt steeds onrustiger en dat slaat over op Flo. Lex stopt bij zijn bureau, pakt het blok en bladert er even doorheen, voordat hij het weer dichtslaat en op de andere hoek van het bureau een plek geeft.
„Nu heb ik er spijt van,” mompelt Lex. Flo dreigt, „Waarvan?”
„Niets.”
„Oh. Niets? Vertel op, waar heb je spijt van?”
Lex kijkt Flo aan, nu met ijspegels als ogen, „Dat ik je het blok heb gegeven. Ik ben ervan uitgegaan dat dit”, Lex wijst naar Flo en zichzelf, „voor jou minstens net zo emotioneel is als voor mij. Blijkbaar heb ik mij vergist. Ik denk dat in werkelijkheid jij hier veel minder diep inzit.”
Lex lijkt niet teleurgesteld, maar ... geraakt te zijn. Flo vergeet van schrik adem te halen. Geschokt doorboort hij Lex met zijn blik.
„Wat? Hoe bedoel je dat?”
Lex houdt zijn armen als een vorm van bescherming voor zijn borst om ze iets later te kruisen en met zijn handen zijn schouders vast te houden. Is hij bang, dat Flo door zijn hart kijkt?
„Ik had het altijd over liefde, maar voor jou was het alleen een kleine verliefdheid, een bevlieging.”
Het verwijt treft Flo diep, „Eh?”
„Nou, dat kan toch niet anders, als je zo snel iemand anders zoekt en vindt.”
Flo’s mond valt van verbazing open. Zijn woede vindt nieuwe brandstof, zo kwetsend vindt hij dit oordeel. Langzaam gaat hij naar Lex, kan alleen nog maar fluisteren omdat zijn boosheid zijn stem heeft overgenomen.
„Misschien is het snel ... misschien is het te snel ... maar ... dat gaat jou helemaal, maar dan ook totaal niets aan.”
„Natuurlijk,” spot Lex met zijn kin omhoog gericht.
„Zeker, ja. Wat ik doe, is alleen voor mijn rekening. Jij hebt daarmee niets te maken en dat is jouw eigen keuze geweest.”
Flo heeft last van trillende handen, onderdrukt zijn boosheid en de bijbehorende tranen, die al onderweg naar buiten zijn.
„Dat weet ik en ik zal mij er ook niet mee bemoeien. Ik denk er alleen het mijne van.”
„Shit, Lex, man, wat wil je van mij?”, Flo’s stem explodeert, „Jij zegt niets van mij te willen. Of wil je dat, terwijl jij met je vriendin het gelukkige paar veinst, ik zit te treuren op de opbergzolder? Wil je, dat ik op je wacht als een domme, trouwe, kleine schoothond? Denk jij dat je de enige homo in München bent? Denk je, dat jij de enige bent, die zich voor mij interesseert of voor wie ik mij interesseer?”
„Nee, absoluut niet, je hebt al bewezen, dat het niet zo is,” gebruikt Lex zijn volgende kans tot bijtend sarcasme, „Ik was ... of naïef of ... te romantisch met je bezig, net hoe je het wilt zien. Ik heb er lang over nagedacht, mij echt zorgen gemaakt, over jou en mij afgevraagd, wat ik kon doen om het voor jou en mij makkelijker te maken, minder verdrietig, minder pijnlijk, meer normaler. Maar dat was vooral dom van mij. Jij gaat niet kapot aan liefdesverdriet. Over een paar dagen heb je alles al weer verwerkt en vergeten.”
Sprakeloos observeert Flo de ander. Hij zou hem willen toeschreeuwen, maar heeft nu het idee, dat alleen verstikte snikken naar buiten komen.
„Of je hebt niet van mij gehouden ... of jij bent in staat om binnen een week je hartzeer om te zetten in een nieuw hart.”
De grijze ogen leven. Ze laten van alles zien. Storm, regen, donkere wolken, felle bliksemschichten, wilde hartstocht, gevaar, melancholie en rouw of berouw? Florian fluistert, „Geloof jij het zelf?”
Zijn borstkas doet weer pijn. Ademhalen is weer eens een ingewikkelde en vooral vermoeiende bezigheid. Wanneer valt er een zuurstofmasker uit het plafond omlaag, direct onder handbereik? Het zou Flo goed uitkomen.
„Moet ik wel of niet? Tenslotte vier jij feest in de clubs hier en knuffel je met willekeurige voorbijgangers.”
Ook Lex’ stem vibreert. Flo knippert zijn tranen in de goede richting – naar binnen. Waarom heeft hij in dit opzicht de genen van zijn moeder en niet van zijn vader meegekregen? Ergens moet er toch iets niet goed zijn gegaan, bijna negentien jaar geleden, toen hij nog geen naam had en uit een paar duizend cellen bestond. Inmiddels heeft hij zich weer voldoende onder controle om Lex fluisterend van repliek te dienen.
„Jammer genoeg heb je ongelijk. Maar ik zou graag willen, dat je gelijk hebt. Jij bent een enorme lul ... van het gemene soort ... en geloof mij ... als het zou kunnen, dan zou ik graag al het verdriet inruilen voor een gezonde portie geluk ... en niet van je houden ... maar ik probeer door te gaan en het zal ook lukken ... op een dag ben ik over jou heen en kan ik verder met iemand, die het echt verdiend heeft ... die werkelijk de moeite waard is ... die mij ook wil zoals ik ben ... die erop let, niet op mijn ziel te dansen, maar met mij te door het leven te dansen ... misschien heet hij Jens ... daar wil ik nog achter komen en er alles voor doen ... en ik heb spijt ... spijt van de seks met jou ... Jens is nu al veel attenter ... toont meer respect ... en ik denk niet, dat Jens na de seks mij als een stuk oud vuil alleen achter zal laten ... ik had mijn eerste seks liever met Jens gehad dan met jou.”
Lex staart hem aan. Hij geeft een pijnlijk geraakte indruk. Flo kan het op dit moment niets schelen. Hoewel ... als Flo eerlijk is, dan kan het hem wel iets schelen en is hij op de een of andere manier tevreden. Het is gelukt Lex met zijn eigen wapens aan te vallen. Dat is al heel wat waard.
„Goed, dan mag de goede Jens mij wel bedanken. Ik vind het vervelend om nu te moeten zeggen, maar jouw onervarenheid was allesbehalve geil.”
Au. Daar komt iets met lichtsnelheid binnengezeild. Flo krimpt heel even ineen, merkt, dat hij geen energie meer over heeft en fluistert, „Eruit!”
„Hè?”
„Eruit!”
„Eh ...”
„Weg hier!”
Flo is razend van woede, wat hem onverwacht kracht geeft. Hij wordt handtastelijk en duwt Lex naar de deur. Het is te pijnlijk om Lex om zich heen te hebben. Lex zou Flo eigenlijk met rust moeten laten. Dan heeft hij ineens niets meer om vast te houden. Lex is weg, de deur is dicht. Flo wankelt naar het bed en laat zich erop vallen. Even geen nieuwe prikkels voor zijn te drukke hoofd. Geen kleuren, vormen, bewegingen, geluiden.
Het werkt niet. Flo kan Lex’ gezicht direct voor zich zien. Alles is er nog. Misschien als hij zich omdraait, op zijn zij gaat liggen? Werkt ook niet. Stap voor stap ontspant hij zijn lichaam, probeert de spanning kwijt te raken. Lex is zijn persoonlijke ravijn. Als de jongen er niet is, dan mist hij hem en voelt zich behoorlijk eenzaam. Maar als hij er wel is, dan levert dat gegarandeerd een reeks pijnlijke beledigingen op, waar Flo nog dagen voor nodig heeft om er overheen te komen.
Waarom valt hij eigenlijk op deze kerel? Er zijn zoveel jongens op de wereld, in Duitsland, in Bayern, in München. Hoe is het mogelijk dat juist hij tussen al die jongens op iemand valt, die een reeks negatieve kenmerken tentoonstelt. Lex kan heel gemeen, ook koud en boosaardig zijn. Maar hij is tegelijk de mooiste en gevoeligste onder alle jongens. Zijn gezonde verstand raadt hem aan om rationeel ermee om te gaan. Het heeft geen zin. Maar waarom luistert zijn hart niet naar zijn verstand? Het zou fijn zijn als hij die knop kon omdraaien. Van het ene op het andere moment Lex achter zich te laten en zijn leven weer oppakken. Het dekbed is lekker warm. Misschien valt hij zo in slaap en als hij morgen wakker wordt, is alles een droom geweest. Een verdrietige droom, maar ook dat is een droom.
De deur gaat piepend, tergend langzaam open. In het licht van een lamp op het nachtkastje herkent Flo het slanke silhouet van Lex, die in de deuropening blijft staan. Flo kijkt geërgerd op, „Wat wil je? Ik heb gezegd, dat je moest verdwijnen.”
„Ja ... maar ...,” fluistert Lex totaal onzeker. De jongen is nauwelijks te verstaan.
„Wat maar?”, zeurt Flo.
„Maar ... dit is mijn kamer!”
Flo kijkt rond. Lex heeft gelijk. Shit! Koppig houdt hij vol, „Boeiend. Ik wil, dat je oprot.”
„Waar moet ik dan slapen?”
Lex snapt niets meer.
„Op de bank in de woonkamer, in bad, in de auto, in de oven, in de broodtrommel, in Emma’s poppenhuis, onder een boom ... boeit mij allemaal niet. Je hebt genoeg keuze!”
Lex spreekt hem voorzichtig tegen, „Maar dit is mijn kamer, mijn bed.”
„Oh, wat een nieuws weer.”
„Waarom slaap je niet in je eigen bed?”
„Ik ga geen discussies meer met je aan, duidelijk? Laat mij met rust!”
Flo heeft helemaal geen zin om onder het warme dekbed uit te komen. Het bed beweegt een beetje. Lex is op de rand van het bed gaan zitten. Waarom luistert die jongen ook niet?
„Waarom verdwijn je niet?”
„Het is mijn kamer.”
Er zit een lach in de stem, die bij Flo brutaal overkomt. Iets later houdt een hand een papieren zakdoek voor zijn ogen, waarmee Flo zijn neus snuit. Hij wil niet weten, hoe hij er op dit moment uitziet. Lex haalt de zakdoek weer weg en gooit hem in een keer in de prullenmand. Dan houdt hij voor Flo een stuk chocolade in de lucht. Flo knikt, Lex breekt een stuk af en legt het in Flo’s hand. Het is wel lekker en hij wil meer, krijgt ook meer. Raar, dat hij juist door chocolade zich wat beter, kalmer, prettiger voelt.
„Waar blijft de rest?”, eist Flo. Lex grinnikt zacht. Flo bokt, „Ik wil chocolade.”
„Waarom dealen we niet? Jij chocolade, ik een stuk dekbed?”
Dat worden teveel prikkels tegelijk voor Flo, „Nee. Ik lig hier nu lekker warm, laat mij.”
„Maar ik heb het koud,” probeert Lex.
„Dat is niet belangrijk,” blijft Flo koppig. Lex mag niet onder het dekbed.
„Wat je wilt.”
Lex steekt het volgende stuk chocolade in zijn mond en verorbert het met extra veel geluid. Flo krijgt natuurlijk niets.
„Martha heeft echt lekkere chocolade gekocht, had ik eerder moeten proberen.”
Lex smakt ook nog erbij en geeft Flo in het geheel het beeld van een spinnende, gelukkige kater. Flo kauwt ondertussen op zijn onderlip. Hij weet niet meer wat hij nog kan doen om Lex tegen te houden. De jongen plaagt hem door het blok chocolade duidelijk zichtbaar voor Flo vast te houden en als hij het wil pakken, direct weg te halen.
Iets later kijkt Lex hem verleidelijk aan, „Wil je chocolade?”
„Hm ...”
„Anders eet ik alles alleen op.”
Woede en waanzin trekken zich langzaam terug bij Flo, maar hij is nog steeds vol onbegrip en verdrietig. Chocolade helpt daar niet echt bij, Lex wel. Flo adem uit met geluid en laat het dekbed even los. Precies lang genoeg voor Lex om eronder te kruipen. Het levert Flo wel een stuk chocolade op plus een koud lichaam naast hem. Lex warmt zich op aan Flo. Zeldzaam – Flo wordt eindelijk rustiger, kalmeert echt. Hoewel de emotionele pijn blijft. Lex fluistert ineens, vriendelijk en tegelijk onzeker.
„Heb je er echt spijt van dat je eerste keer met mij was?”
„Nee,” schudt Flo zijn hoofd. De grijze ogen zijn opgelucht, „Goed, ik ook niet.”
„Dan ... dan was ik ... niet ... slecht?”
Flo schaamt zich een beetje voor de vraag.
„Nee, natuurlijk niet.”
Flo ontspant nog iets meer, waarbij een andere vraag opkomt, „Waarom maak je alles altijd zo moeilijk?”
„Waarom maak je alles altijd zo makkelijk?”, komt gekweld terug.
„Omdat het heel simpel is. We houden van elkaar.”
„Maar dat is precies het probleem.”