@Anna: Woah, in één keer! Dat is een groot compliment op zich al =D ja, de goden zijn Alex niet gunstig gezind, inderdaad. En yay, you like Panda! (who doesn't?) Hier is alweer een stukje
@Jorinduh: *ziet jou en je vader* hahaha, dat vond ik nou een leuke reactie (ik moest er zelf van lachen

) En dankje, dankje. Ik voel me net Albert Einstein door al die complimenten!
@Monsterous: *big smile* ik zie dat je het een heel leuk stukje vond
@Maaike: yay, mijn topstuk! *strooit met confetti en doet een raar dansje* en inderdaad, laat nooit je telefoon met het nummer van een barman slingeren in de buurt van een vriendin die het nummer kan draaien. Je weet nooit wat eruit komt!
En Ralfie is inderdaad wel wat gewend, ja, haha. Of niet, misschien vindt hij Alex wel ZO ontzéttend leuk dat hij het helemaal niet erg vindt dat ze een langrijdende tunnel nadoet. ÓF hij vindt haar niet leuk, maar gewoon grappig. Uh-oh, ik mag niks zeggen! *zipt mond dicht*
Thankies voor je reactie
Be prepared: het is een lang stukje! Maar ik wilde regel vier niet ergens knippen =)
* * *
Quatro
-voicemail is je vriend-
Het is stil. Het enige wat ik hoor is Seb die met zijn kwast op het doek veegt. Hij is bezig met een schilderij van een landschap. Het ziet er best fraai uit, maar ik ben te geïrriteerd om hem te complimenteren. Ik tik ongeduldig met mijn voet op de houten grond van zijn appartement. Seb kijkt niet op of om, maar gaat vrolijk verder met schilderen. Vandaag heeft hij een enorme, geruite donkerblauwe short aan en een verkreukeld, wit shirt met de gebruikelijke verfvlekken erop.
“Wat…” begin ik langzaam. “Doe ik hier?!”
“Seb wil je helpen met Ralf,” zegt Panda met een grote glimlach. Hij ligt uitgebreid op de grond –tussen een berg zooi- en kauwt tevreden op een bamboestok. Op zijn goudblonde haar prijken nog steeds de pandaoren en hij heeft tot mijn verbazing dikke, zwarte handschoenen aangetrokken. Waarschijnlijk omdat ze op pandaklauwen lijken.
“Ik heb helemaal geen hulp nodig,” sputter ik. “Ik heb zelfs al een sms’je gekregen!” Het was waar. Wonder boven wonder had Ralf weer contact met me gezocht (ik was zelfs zo geschokt dat ik mijn vaders rendierenverzameling omver stootte. Hij was woest geworden). Ik weet nog precies wat erin stond:
Hey beauty.
Zin om van de week een keertje af te spreken?
X
“Zo, zo,” zegt Seb. Hij kijkt eindelijk op van zijn schilderij. “Dat is vreemd, na je imitatie van een langsrijdende tunnel.”
Ik gaap hem aan, ik dacht dat ik dat onderwerp zo zorgvuldig in onze gesprekken had weten te ontwijken. “Potverdriedubbeltjes,” zeg ik. “Heeft Phil je dat verteld?”
“Jep,” antwoordt Panda in zijn plaats al kauwend.
“Ze deed zelfs het bijbehorende geluid na. Het klonk behoorlijk angstaanjagend,” vervolgt Seb. Hij veegt zijn handen af aan een verfomfaaid doek en werpt daarna het stoffige geval ergens achter zich.
“Bedoel je niet ‘indrukwekkend,’” vraag ik liefjes.
“Indrukwekkend angstaanjagend, ja. Wat heb je teruggestuurd?”
“Niets nog.” Ik trek mijn benen op de sofa en sla mijn armen eromheen . “Ik wil iets slims en geestigs terugsturen, maar ik ben er nog niet uit wat.”
“Bel hem,” oppert Panda vrolijk en hij steekt zijn bamboestok omhoog om zijn woorden kracht bij te zetten.
“Hahahahahaha,” lach ik. “Dat is een goeie. Nee, mijn vriend. Ik denk dat ik het maar bij een veilig en charmant SMS-je houd.”
“Nee, nee, nee.” Seb schudt zijn hoofd. “Nee, je moet hem bellen. SMS’en is zo gewoontjes. Als je hem belt denkt hij: ‘Hé, wat een leuk, spontaan meisje.’ Als je hem SMS’t denkt hij: ‘Hé, wat een stom, standaard meisje.’”
“Seb,” zeg ik met een zucht. “Ben je dan nu al vergeten hoe ik aan de…”
“Geeft niet,” onderbreekt hij me. “Want nu ben ik erbij. Ik kan je tegenhouden als ik merk dat je iets stoms gaat zeggen. Bel hem nou maar.” Hij pakt mijn telefoon, die meteen onder de blauwe verf zit en zoekt Ralfs nummer op.
“Alsjeblieft,” zegt hij, en hij duwt de telefoon in mijn handen.
Ik kijk Seb nog even wanhopig aan en luister hoe de telefoon over gaat. “Hé,” hoor ik opeens, “met Ralf…”
“Ralf, met mij. Alex,” begin ik, maar dan besef ik dat hij gewoon door me heen zit te praten. O. Voicemail.
“… ik ben er even niet, maar als je een bericht in spreekt bel ik je wel terug. Of niet. Net waar ik zin in heb. Ciao!” –Piiiep. Seb kijkt me vragend aan.
“Voicemail,” antwoord ik. O, godver. De piep was al gegaan. Ik hang snel op.
“En mag ik vragen waarom je een bericht achterlaat waarin je "Voicemail" zegt en niet een bericht waarin je de schijn ophoudt dat je een normaal mens bent,” vraagt Seb. Hij houdt zijn hoofd een beetje scheef.
“Ik weet het niet,” piep ik. “Ik ben bang voor voicemails!”
“Hoe kun je nou bang zijn voor voicemails,” vraagt Seb, met één wenkbrauw opgetrokken. “Voicemails zijn ideaal. Ze zeggen 'ik heb je geprobeerd te bellen, dus ik ben een leuk en sociaal persoon' maar ze geven je ook de tijd op van te voren iets te bedenken.”
“Ik vind ze doodeng,” ril ik.
“Vreest niet,” zegt Seb plechtig. “U bevindt zich in de nabijheid van de Voicemail-meester.” Hij zwaait een beetje met zijn kwast waardoor zijn zogenaamde wijsheid teniet wordt gedaan.
“Waar?” Ik doe alsof ik wild om me heen zoek.
“Wacht maar, grapjas,” zegt Seb en hij pakt pen en papier uit een rammelend kastje achter hem. “Ik zal wel even een briljant script voor je uitschrijven en alles komt goed. Ontspan jij nu maar.” Hij gaat aan een rood met wit gestipte tafel zitten die midden in zijn appartement staat (en scheef gezakt is omdat er een stuk van één poot af is) en begint te schrijven.
Een tikje ongerust blijf ik in dezelfde houding zitten.
Niet dat ik geen vertrouwen heb in Seb’s Voicemail-kunsten, maar... Oké, ik heb geen vertrouwen in Seb’s Voicemail-kunsten.
“Hé Bamboefanaat, zoek is even om je heen naar een citatenboek,” zegt Seb over zijn schouder tegen Panda. “Ik wil er een paar pakkende citaten doorheen gooien.”
Panda graait wat om zich heen en trekt dan ergens een versleten boek uit de rommel, met samengeknepen ogen leest hij voor: “Eh –kauw- ik heb hier een –smwjak- citatenboekje van Nietzsche.”
“Ah, perfect!” zegt Seb opgetogen.
Goh, citaten van Nietzsche.
Nu ik erover nadenk heb ik van Panda gehoord dat Seb altijd hele diepe, intelligente berichten achterlaat. Maar goed, we hebben het hier over Panda. Hij vond ook dat de Meneer Van de Bakker heel aardig en sociaal was. Het bleek dus de Meneer Van de Bakker zo chagrijnig was als een kogelvis zonder kogels en dat Panda hem alleen leuk vond omdat hij wit met zwart bevlekte handschoenen droeg.
“Zo, klaar,” hoor ik Seb zeggen en ik schrik op uit mijn gedachten. Panda staat inmiddels ook bij Seb en krabbelt nog snel even zijn inbreng op mijn Voicemail-script.
Hij geeft me mijn telefoon en een notitieblaadje aan en ik ga aan zijn rood met wit gestipte tafel zitten. De telefoon gaat over en ik luister naar Ralfs stem en de pieptoon, richt mijn aandacht op het blaadje en lees voor: “Yo Ralf.” Ik kijk Seb met grote ogen aan.
Hij knikt plechtig en gebaart dat ik door moet lezen.
“Alles Goed Met Je?” O, shit. Ik mag er wel wat meer bezieling in gaan leggen. Dit klinkt heel nep.
“Met mij wel, hoor,” lees ik verder. Ik zie dat Seb de woorden mee murmelt. God, wat irritant. Ik draai me om en vervolg: “Ik wilde mijzelf nog even verontschuldigen met betrekking tot ons telefoongesprek laatst. Diep zuchten. Dingen tussen haakjes niet voorlezen.” O, godsamme. Ik had het briefje beter eerst even kunnen doorlezen. Ik draai me om en kijk Seb wanhopig aan. Die bijt op zijn lip en sist: “Lees nou maar verder.” Ik kijk weer op mijn blaadje. “Om Friedrich Nietzsche maar even te citeren: Verscheidene mensen, meer in het bijzonder vrouwen, kennen de verveling niet, omdat ze nooit behoorlijk hebben leren werken.” Wat is dit?! Ik zit mijn eigen geslacht gewoon af te kraken. Ik geef Seb een keiharde schop en hij kan een kreetje van pijn niet onderdrukken. “Ik heb dat niet geschreven,” sist hij naar me. “Dat was Panda!”
Ik verfrommel het briefje, de rest vul ik zelf wel aan.
“Sorry. Sorry voor dit, voor ons gesprek laatst. Ik vond...”
Ik stop even, verstoord door het feit dat Panda ineens een verhitte discussie met zichzelf aan het voeren is. “En toen zei ik tegen hem, je moet toch echt wat minder gel gaan gebruiken. Nee, echt? En wat zei hij toen? Hij zei de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet. Nou ja!”
Ik rol met mijn ogen en loop naar de gang.
“Ik vond het heel erg leuk om een berichtje van je te ontvangen. En het lijkt me heel gezellig om binnenkort iets af te spreken. Als jij dat ook nog steeds wilt na het horen van dit bericht, en ik neem het je niet kwalijk als je, je bedacht hebt, dan bel je maar even. Dag.”
Ik hang op en slaak een diepe zucht. Het is een wonder als hij me belt. Ik ben een ramp.
Dan zie ik Seb en Panda in de deuropening staan. “Klaar,” vraagt Seb geluidloos.
Ik knik. “Wat was dat gel-debat daarnet,” vraag ik gepikeerd aan Panda.
“Ik deed alsof je immens populair bent en niet eens even kunt bellen zonder dat er allemaal mensen om je heen hangen,” zegt Panda verontwaardigd, alsof het zo klaar als een klontje was.
“Nou,” zeg ik en ik woel door z’n haar heen, waardoor zijn pandaoren half afzakken. “Verzin dan de volgende keer in elk geval een interessant onderwerp.”