Re: Ducunt volentem fata
Geplaatst: 11 jul 2012 15:02
En nog een stukje, weet niet of er nog lezers zijn xD maar als het te snel gaat of te grote stukjes ofzo moeten jullie maar zeggen, ik moet weer even gelijk met Saskia komen xD.
Twee luiken aan de zijkanten werden behoedzaam opengedaan. Meteen schoten er wezens uit, grijs en gezichtloos. Ze hadden menselijke lichamen maar liepen gebogen met hun handen op de grond. Finderlingen, wezens die de gezichten aan namen van hun slachtoffers.
Ynisa had altijd gedacht dat het sprookjes wezens waren, maar dit bewees wel het tegendeel. Ze waren levensecht en afschuwelijker dan haar fantasie ooit had kunnen bedenken.
Ze cirkelden bedachtzaam rond hun tegenstanders, sluipend als waren jagers en af en toe stegen er hogen schelle geluiden uit hun kelen die alle haartjes op Ynisa's lichaam recht overeind deden staan. Ze sloeg haar handen voor haar ogen toen de eerste aanviel. Ze wilde het niet zien, ze wilde niet weten wat er daar beneden gebeurde.
Om haar heen kon ze het afgrijzelijke juigen van de omstanders horen, hoe hun genoten van dit leed. Ze hoorde een kreet van pijn door de aanmoedigingen heen gaan. Het geluid bleef als een gruwelijke verleiding door haar oren gaan en heel voorzichtig gluurde ze door haar vingers heen.
Een lichaam lag roerloos op de grond. Erover heen gebogen stond een tweede man. Ynisa keek er naar met een mengeling van angst en nieuwsgierigheid. Ze perste haar lippen op elkaar om ieder geluid binnen te houden toen ze besefte dat de man met het bloed om zijn kaken precies dezelfde persoon was als het lijk onder hem.
Het ultime doel van de finderling, de identiteit van een ander stelen. Zelfs dat was niet gelogen uit de verhaaltjes die ze had gelezen. Alleen kon ze ditmaal niet hopen op een romantisch einde zoals haar sprookjes kenden.
Dit waren geen sprookjes meer, dit was de realiteit.
De aanvallen gingen door. De finderlingen leken hun best te doen om de wilden uit elkaar te drijven. Vol afschuw keek Ynisa toe hoe ze een vrouw apart wisten te drijven. Ze wilde haar ogen er wel van lostrekken, maar kon het simpelweg niet. Ze moest zien wat het volgende was dat er zou gebeuren zodat ze wist dat het echt was. Zodat de kinderlijke hoop opdat dit een schouwspel was, verpulverd werd.
De vrouw vocht moedig tegen de wezens, maar vier tegen een was een strijd die ze alleen maar kon verliezen en er was niemand anders die haar zou redden. De rest was weggevlucht. Ze hadden haar al opgegeven.
Toen een van de wezens wist door te breken en met zijn klauwe het fel van de vrouw haar gezicht en hals scheurde, sprong Ynisa op. Ze kon niet langer hier zitten en toekijken. Ze wilde niet zien hoe meer mensen werden afgeslacht.
Misselijk rende ze weg. Vaag hoorde ze haar moeder haar nog na roepen, maar ze was al om de bocht verdwenen en met haar rokken hoog opgetrokken, rende ze de trap af.
Smalle gangen schoten aan haar voorbij. Ze lette er niet op, gaf er niet om zolang ze haar maar ver weg van het stadium brachten, zodat ze dat vreselijke gejuich niet meer kon horen. Pas toen de steken door haar zij schoten en haar ademhaling zwaar langs haar keel schuurde, kwam ze tot een halt.
Twee luiken aan de zijkanten werden behoedzaam opengedaan. Meteen schoten er wezens uit, grijs en gezichtloos. Ze hadden menselijke lichamen maar liepen gebogen met hun handen op de grond. Finderlingen, wezens die de gezichten aan namen van hun slachtoffers.
Ynisa had altijd gedacht dat het sprookjes wezens waren, maar dit bewees wel het tegendeel. Ze waren levensecht en afschuwelijker dan haar fantasie ooit had kunnen bedenken.
Ze cirkelden bedachtzaam rond hun tegenstanders, sluipend als waren jagers en af en toe stegen er hogen schelle geluiden uit hun kelen die alle haartjes op Ynisa's lichaam recht overeind deden staan. Ze sloeg haar handen voor haar ogen toen de eerste aanviel. Ze wilde het niet zien, ze wilde niet weten wat er daar beneden gebeurde.
Om haar heen kon ze het afgrijzelijke juigen van de omstanders horen, hoe hun genoten van dit leed. Ze hoorde een kreet van pijn door de aanmoedigingen heen gaan. Het geluid bleef als een gruwelijke verleiding door haar oren gaan en heel voorzichtig gluurde ze door haar vingers heen.
Een lichaam lag roerloos op de grond. Erover heen gebogen stond een tweede man. Ynisa keek er naar met een mengeling van angst en nieuwsgierigheid. Ze perste haar lippen op elkaar om ieder geluid binnen te houden toen ze besefte dat de man met het bloed om zijn kaken precies dezelfde persoon was als het lijk onder hem.
Het ultime doel van de finderling, de identiteit van een ander stelen. Zelfs dat was niet gelogen uit de verhaaltjes die ze had gelezen. Alleen kon ze ditmaal niet hopen op een romantisch einde zoals haar sprookjes kenden.
Dit waren geen sprookjes meer, dit was de realiteit.
De aanvallen gingen door. De finderlingen leken hun best te doen om de wilden uit elkaar te drijven. Vol afschuw keek Ynisa toe hoe ze een vrouw apart wisten te drijven. Ze wilde haar ogen er wel van lostrekken, maar kon het simpelweg niet. Ze moest zien wat het volgende was dat er zou gebeuren zodat ze wist dat het echt was. Zodat de kinderlijke hoop opdat dit een schouwspel was, verpulverd werd.
De vrouw vocht moedig tegen de wezens, maar vier tegen een was een strijd die ze alleen maar kon verliezen en er was niemand anders die haar zou redden. De rest was weggevlucht. Ze hadden haar al opgegeven.
Toen een van de wezens wist door te breken en met zijn klauwe het fel van de vrouw haar gezicht en hals scheurde, sprong Ynisa op. Ze kon niet langer hier zitten en toekijken. Ze wilde niet zien hoe meer mensen werden afgeslacht.
Misselijk rende ze weg. Vaag hoorde ze haar moeder haar nog na roepen, maar ze was al om de bocht verdwenen en met haar rokken hoog opgetrokken, rende ze de trap af.
Smalle gangen schoten aan haar voorbij. Ze lette er niet op, gaf er niet om zolang ze haar maar ver weg van het stadium brachten, zodat ze dat vreselijke gejuich niet meer kon horen. Pas toen de steken door haar zij schoten en haar ademhaling zwaar langs haar keel schuurde, kwam ze tot een halt.