Pagina 1 van 1

meneer Tuttie

Geplaatst: 28 mei 2007 10:21
door Vlinder
Ik weet niet precies waar dit verhaal hoort, (Kinderverhalen? Fantasy?)
dus ik plaats het maar hier. Ik heb het een tijd geleden geschreven voor de verjaardag van één van m'n drie beste vriendinnen, Marlous. :)
Ik had een koffertje gemaakt met allemaal dingen die in het verhaal voorkomen. Best orgineel toch =P ..

Geplaatst: 28 mei 2007 10:26
door Vlinder
Er was eens een lief klein prinsesje, dat lieve kleine prinsesje heette Marlous. Marlous woonde in het grootste kasteel van het hele land, misschien zelfs wel in het grootste kasteel van de hele wereld. Het lieve prinsesje had alles wat ze maar wilde, de allermooiste roze kamer, de allermooiste sieraden de allerleukste kleren. Alles, echt alles wat een meisje maar wensen kan. Al die dingen die sieraden en kleren maakte Marlous eigenlijk helemaal niets uit. Ze had één ding, één persoon die echt alles voor haar betekende. Dat was Meneer Tuttie. Meneer Tuttie was een mini giraffe, een magische mini giraffe. Hij was Marlous allerbeste vriendje en de twee konden absoluut niet zonder elkaar. Waar Marlous ging was Meneer Tuttie en natuurlijk ook andersom. Meneer Tuttie leerde Marlous toveren en hij had zijn eigen speciale plekje op haar kamer, vlak naast het bed van het lieve kleine prinsesje. Meneer Tuttie was zó magisch dat hij niet eens een toverstafje nodig had om te toveren. Hij kon van alles laten gebeuren door alleen maar met zijn ogen te knipperen. Meneer Tuttie en Marlous leken samen onoverwinnelijk. Ze hadden al hun problemen tot nu toe samen op kunnen lossen, maar op een dag veranderde dat allemaal.

“Tutt? Tuttie?”, Marlous rende roepend door de gigantische paleistuin heen. Ze was opzoek naar Meneer Tuttie. Hij had die ochtend niet op zijn eigen plekje gelegen dus Marlous dacht dat hij alvast naar buiten gegaan was. Terwijl ze verder door de tuin heen liep liet ze magische sterretjes uit haar handen glijden. Dat was iets wat Meneer Tuttie haar geleerd had. De prachtige sterretjes fonkelde in alle kleuren. Marlous bleef na een tijdje staan, het was stiller dan anders in de tuin. Té stil eigenlijk, de mooie vogels die altijd zo vrolijk tjilpte waren nergens te bekennen en zelfs de vissen leken uit het water verdwenen te zijn. Marlous liep zo stil mogelijk weer terug naar de paleisdeur, er klopte iets niet en Marlous wilde niet alleen zijn als ze erachter kwam wat er aan de hand was. Als Meneer Tuttie hier was geweest had hij zo ie zo al wel antwoord gegeven, en aangezien dat antwoord uitbleef moest hij wel ergens anders zijn. Marlous liep door de lange gangen heen nog steeds roepend om haar allerbeste vriendje. “Tutt? Tuttie? Meneer Tutt?”. Na een half uur begon Marlous ongerust te worden. Wat als hij wel in de paleistuin was? Wat als er iets met hem gebeurt was? Net op het punt dat Marlous zich omdraaide om terug te gaan naar de tuin klonk er een harde bonk aan die kant van het kasteel. Marlous twijfelde geen moment en rende vol ongerustheid en moed naar het geluid toe. “Wie is daar!?”, Marlous klonk onzekerder dan dat ze zich voelde. Alsof iets heel diep binnen in haar zei dat dit geen goed plan was, dat ze beter zo snel mogelijk weg kon gaan, maar als er iets met Meneer Tuttie was moest ze hem wel gaan helpen. “Hehehehehe”, een kwaadaardig klinkend lachje galmde door de gang heen. Marlous voelde de rillingen over haar rug lopen maar stapte naar voren alsof ze nergens last van had. “Wie is daar?”. Een duister figuur kwam uit de schaduw gestapt, hij, het of zij had een kap op en was onherkenbaar. “Als je je lieve Tutt terug wilt kom je voor volle maan naar de duistere kant”. “Het is Meneer Tuttie voor jou! Waar is hij? Wat heb je met hem gedaan?”, Marlous stuiterde van woede haast de gang door. “Als je hem terug wilt kom je naar de duistere kant”. Het duistere figuur verdween in het niets en Marlous bleef alleen achter, haar allerliefste vriendje was spoorloos en de enige manier om hem terug te krijgen was door iets te doen wat hij haar zo vaak verboden had, het betreden van de duistere kant. De duistere kant was een gebied waar criminelen en slechte wezens zich schuil hielden. Het was een kopie van de goede wereld waarin Marlous leefde maar dan eigenlijk precies het tegen over gestelde. Volgens Meneer Tuttie zou er een soort voorspelling zijn “De prinses met haar held als vriend trekt de lijn tussen de werelden vaag”. Volgens Meneer Tuttie ging die voorspelling over hem en Marlous. Hij had nog meer verteld maar door alle spanning kon Marlous het zich allemaal niet meer herinneren. Ze wist alleen dat de voorspelling betekende dat als zij naar de duistere kant zou gaan ze de hele wereld duister zou maken. Marlous twijfelde, ze probeerde te denken zoals Meneer Tuttie dacht. Wat zou hij op dit moment gezegd hebben? Haar gevoel vertelde haar dat ze gewoon moest gaan, dat ze wel een manier zouden vinden om de wereld weer goed te maken als ze samen waren. Marlous liep naar het allerbovenste plekje van het kasteel, haar kamer. Ze liet zich op het grote hemelbed vallen. Het lieve kleine prinsesje had de tranen in haar ogen staan maar ze kon en mocht nu niet gaan huilen. Ze moest doorzetten ze moest haar vriendje redden, tenminste als dat nog kon. Marlous probeerde een plan te bedenken maar er kwam helemaal niets in haar op. Ze dacht aan al de leuke dingen die ze met Meneer Tuttie had meegemaakt. Ze keek naar de foto die op haar zilveren nachtkastje stond, het was een foto van haar en Meneer Tuttie. Marlous stond op en liep de grote inloopkast in. Niemand zou haar tegen houden, de duistere kant niet de wereld niet. Ze ging haar aller beste vriendje redden. Ze pakte haar blauw met groene stippelkoffertje uit de kast en stopte die vol met alles wat ze nodig dacht te hebben. Een spiegeltje, spullen waar ze zich mee kon wassen en een paar foto’s. Marlous liep naar haar sieradenkistje en schoof een paar van haar mooiste sieraden in het koffertje. Ze wist niet hoelang het duurde voordat ze bij de duistere kant was en misschien had ze voor die tijd geld nodig, ze zou de sieraden dan kunnen verkopen. Marlous trok haar fijnste schoentjes aan en ging onderweg naar buiten. Ze liep even de keuken in om iets eetbaars in haar koffertje te doen en klikte hem daarna dicht. Marlous sloot de keukendeur en liep met het koffertje in haar hand naar buiten. Marlous keek nog een laatste keer om en hoorde de deur in het slot vallen. In de verte was het Begrensde bos al vaag te zien. In het midden van het Begrensde bos begon de duistere kant. Het lieve prinsesje zou een heel eind moeten lopen maar ze had het er voor over. Ze zou alles doen om haar allerliefste vriendje te redden. Marlous liep het pad af naar het dorpje. Ze zou proberen zo lang mogelijk in veilig gebied te blijven. Het was akelig leeg in het dorpje. Er liep niemand en het enige geluid kwam van de wind. Marlous keek naar de geslote winkels en kreeg het vermoede dat het duistere figuur niet alleen in het kasteel was geweest maar ook in het dorp. Het prinsesje ging steeds sneller lopen maar toen ze het eind van het dorp bereikt had ging er ergens een raam open. “Prinses, wat gaat u doen? De duistere figuren gingen ook die richting uit. Het is daar niet veilig voor een prinses als u”. Een vrouw met een vriendelijk maar angstig gezicht hing uit het raam. “Ik moet mijn beste vriend redden, ze hebben hem ontvoerd”. Marlous voelde dat de vrouw gelijk had, dat het niet veilig zou zijn. “Maar prinses, heeft u daar geen ridders voor?”. De vrouw leek verbaasd dat Marlous dit deed voor haar beste vriend. “Hij zei dat ik moest komen voor volle maan. Ik red mezelf wel”. Marlous glimlachte naar de vrouw en wou net verder lopen toen ze weer riep. “Wat als het een valstrik is? Er zijn hier meer mensen verdwenen, maar niemand is hen gaan zoeken. Wat als ze u kwaad willen doen?”. Het woord valstrik had ervoor gezorgd dat Marlous kippenvel kreeg. Was als Meneer Tuttie al niet meer leefde? Wat als ze hem iets hadden aangedaan? Marlous ging weer iets sneller lopen. Ze moest ervoor zorgen dat ze voor de avond een veilige slaapplek had. Ze had nog even de tijd, het was pas middag maar ze wist dat er achter het dorp maar weinig veilige plekken waren. Eigenlijk was het dorp ook niet meer veilig. Het leek wel alsof de grens naar de duistere kant steeds meer ruimte innam. Alsof er steeds minder goede wereld was. Misschien was dat ook wel zo. Er gebeurde steeds meer slechte dingen. Marlous voelde dat het kouder werd nu ze dichter bij het begrensde bos kwam. Waarschijnlijk kwam dat ook door het verschil tussen de twee kanten. Het lieve prinsesje was bang voor de duistere kant. Voor wat er zou gebeuren als ze de grens overging. Zou de wereld echt slecht worden? Marlous dacht er liever niet over na en liep nog steeds stevig door.

Het pad waarop Marlous liep begon omhoog te lopen. Ze zou niet voor het donker bij het bos zijn. Ze had nog een dag, morgen avond werd het volle maan. Marlous liep nog een eind door maar het werd steeds donkerder. Toen ze het pad niet goed meer kon zien ging ze onder een boom zitten. Marlous maakte een vuurtje en pofte daarin de popcorn die ze in haar koffertje had gedaan. Marlous at de popcorn op en probeerde daarna te gaan slapen. Ze dacht nog even na over wat ze zou aantreffen aan de andere kant van het begrensde bos maar viel daarna in een diepe slaap.

“Prrrret, wakker worden! Wakker worden prinses! Prrret we moeten Meneer Tuttie redden! Kom op, kom op prrret!” Een klein hyperactief musje vloog over Marlous hoofd heen. “Wat doe je hier? Wie ben je?” Marlous wreef in haar ogen om wakker te worden. “Maakt niet uit, maakt niet uit prrret. We moeten Tuttie redden prrret”. Marlous keek geïrriteerd naar het musje, ze hield er niet van als ze niet gewoon antwoord kreeg. Het musje floot en vloog nog steeds om het hoofd van Marlous heen. “Prrrret, kom ik breng je naar de duistere kant. We moeten Meneer Tuttie redden kom!”, Marlous haalde het spiegeltje uit haar koffer een keek argwanend naar het musje. “Prrrret geen tijd voor spiegeltjes.. Prrrret Meneer Tuttie moet gered worden”. “Oh mus hou je mond, dit is niet zomaar een spiegeltje. Dit is een spiegeltje waarmee ik kan zien of je te vertrouwen bent”. “Vertrouwd u Musje Mus niet? Prrrrret.” Het musje maakte in de lucht een salto en vloog nog steeds op een hyperactieve manier rond. “Dus je heet Musje Mus?”. “Dat klopt dat klopt, prrrret Prinses.” Marlous richtte het spiegeltje op Musje mus en het musje lichtte groen op. “Prrrret dat kietelt prinses”. “Oké we kunnen gaan, ik weet nu dat ik je kan vertrouwen. Marlous stopte het spiegeltje weer terug in haar gestippelde koffertje en ging samen met Musje Mus verder op haar tocht. “Is het nog ver Musje Mus?”, Marlous keek naar het bos wat steeds dichter bij kwam. “Prrret, nee prinses we zijn er bijna. Heeft u al een plan bedacht? Prrret”. Marlous schudde nee en dacht dat Musje Mus haar verbaasd aankeek maar hij zei er niets van.

Na nog meer dan twee uur te hebben gelopen kwamen ze aan bij de rand van het bos. “Prrret ik kan niet mee naar de duistere kant. Prrret ik ga mee met u tot aan de grens daarna moet u alleen verder. Prrret”. “Waarom Musje Mus? Waarom ga je met mee tot aan de grens en niet verder?”. “Prinses, weet u het dan niet? Prrret, vogels kunnen niet vliegen aan de andere kant. Er vliegt daar helemaal niets, er is niets maar dan ook helemaal niets goeds aan die kant prrret. Als ik met u mee zou gaan zou ik het niet overleven prrret. Ik moet aan deze kant blijven prrret. Prrrret het spijt me”. Marlous zuchtte, “het is niet zo gezellig aan de andere kant geloof ik. Het maakt niet uit dat je niet meegaat Musje Mus. Het komt allemaal wel goed”. Toen Marlous en Musje Mus bij de grens aankwamen namen ze afscheid. Musje Mus ging op een tak van één van de bomen zitten en beloofde dat hij op haar zou wachten Marlous keek met een droevig gezicht naar de donkere kant van het bos. Er was geen enkele kleur te bekkenen, het was één droevig geheel. Marlous keek naar de grond, naar de duidelijke lijn tussen de goede en duistere kant. Op het moment dat ze haar voet over de grens heen gezet had tolde het hele bos voor haar ogen. Ze werd naar het kasteel getransporteerd. Marlous tolde nog na toen ze de grond weer onder haar voeten voelde. “Hehehe, dus je bent gekomen”. Marlous stond recht tegenover het duistere figuur dat haar in het kasteel had opgezocht. “Wat dacht je dan, dat ik Meneer Tuttie niet zou komen redden?”, Marlous keek nijdig naar het duistere figuur. “Laat jezelf zien lafaard”. Het duistere figuur liet de kap zakken. Marlous schrok, ze keek zichzelf recht in de ogen, tenminste de duistere vorm van zichzelf. “Wat is het? Ken je me niet? Het stoute kleine prinsesje uit je nachtmerries? Hehehe!”. Het lieve kleine prinsesje maakte een grommend geluidje naar het stoute kleine prinsesje. “Waar is Meneer Tuttie!?”. “Ach lief prinsesje wat maakt het nog uit. Door hier te komen heb je je eigen wereld vernietigd! Dacht je nou echt dat je tegen de voorspelling opkon. Je had beter moeten wetten”. Het spottende commentaar van de slechte versie van Marlous galmde na in de oren van het lieve prinsesje. De tranen sprongen in haar ogen, was het waar? Had ze haar eigen wereld echt vernietigd? “Marlous! Marlouhoes!”. Allebei de Marlousjes keken geschrokken om. “Tuttie!”. De lieve prinses rende zo snel ze kon langs de slechte prinses heen. Het geluid kwam uit de duistere versie van de paleistuin. “Tutt ik kom er al aan!”, Marlous gooide de deur naar de tuin open en zag daar haar allerbeste vriendje, opgesloten in een anti-toverkooitje. Marlous greep het kooitje en rende zo snel ze kon het kasteel weer uit. Ze rende zonder op te houden twee hele dagen lang met de duistere prinses op haar hielen. “Tutt wat als er geen terug naar huis meer is? Wat als onze wereld is vernietigd”. Ze naderde het bos en Marlous begon de hoop steeds meer te verliezen. “Marlous samen kunnen we dit aan oké. Als er geen goede wereld meer is dan zullen we samen zijn in de slechte wereld. Marlous bedankt dat je voor me gekomen bent. Ik zou niet weten wat ik zonder je moet”. Marlous bedacht zich nog net op tijd dat ze geen tijd hadden om sentimenteel te worden. Ze moest naar de grens. Als die er tenminste nog was. “Tuttie ik kan niet meer, ik kan niet meer rennen het lijkt wel alsof er geen eind aankomt”. “Daar is het al Marlous!”. Marlous was verbaasd dat de grens er nog steeds leek te zijn maar maakte een duik over de grens heen. “Neeeee!”, hoorde ze haar slechte versie nog net roepen en toen verdween de grens samen met het kooitje waarin haar beste vriendje opgesloten zat. Marlous knuffelde haar beste vriendje helemaal fijn. “Maar hoe? Hoe.. Wat is er gebeurt..”. Meneer Tuttie keek Marlous verbaasd aan. “De prinses met haar held als vriend trekt de lijn tussen de werelden vaag”, plotseling drong het allemaal tot Marlous door en op precies opdat zelfde moment kwam er van alle kanten gejuich en applaus. “Tuttie, ik denk, dat die voorspelling… Ik denk dat we de duistere kant vernietigd hebben doordat ik de grens overgegaan ben. “Lang leve de prinses en Meneer Tuttie!”, klonk het van alle kanten. Musje Mus vloog vrolijk over de hoofden van alle mensen heen. Marlous en Meneer Tuttie liepen samen met de mensen terug naar het dorp. Marlous nodigde Musje Mus uit om samen met haar en Meneer Tuttie in het kasteel te wonen en daar leefde ze nog lang en gelukkig.

Geplaatst: 29 mei 2007 12:21
door yesdnil
Ik vind dat het meer bij kinderverhalen thuishoort :) echt grappig hahaha
Wel mooi gevonden!

Geplaatst: 03 jun 2007 10:48
door DigitalCupcake
Hahahahahah eindelijk heb ik het musje mus verhaal gelezen! :D

Geplaatst: 03 jun 2007 11:57
door Silent Dream
Ik denk dat het verstandig is om gebruik te maken van alinea's. Je hebt nu één grote lap tekst. Dat leest heel vermoeiend.

Als iemand iets gezegd heeft: enter.
Als er een nieuwe gebeurtenis is: enter

Zo creeër je rust in je verhaal, wat door deze lappen tekst ver te zoeken is. Zeker voor je doelgroep (sprookjesachtig), moet het makkelijk te lezen zijn.

Geplaatst: 03 jun 2007 12:01
door Vlinder
Ik had een alinea indeling :angel maar ik heb t hier achter elkaar gekopieerd =P Maar ik snap wat je bedoeld :)