Grimm
Geplaatst: 13 okt 2012 21:07
Grimm, mijn allereerste verhaal ooit, compleet herschreven met een donkerder en serieuzer tintje, het lijkt eigenlijk helemaal niet meer op het origineel. Grimm is waar ik begon met schrijven, Grimm is duister, avontuurlijk en spannend. Zoals je ziet is Grimm 16+, maar dat is vooral vanwege het geweld en grimmige onderwerpen, seks zul je er waarschijnlijk niet in vinden. Hier is het proloog, het enige wat ik erbij wil zeggen is dat Anton niet de hoofdpersoon is, het is maar even dat je het weet ^^
Proloog
De agent drukte zijn sigaret uit tegen de natte lantaarnpaal.
Wat een rotweer, dacht hij chagrijnig, maar hij moest niet klagen, de familie die hij ging bezoeken had het vele malen zwaarder, althans, hun zoon dan.
Hij vermande zich, hij mocht geen teken van zwakte tonen, die mensen vertrouwden hem.
Hij liep naar de roodbruine villa. Er brandden alleen lichten in de woonkamer en een van de slaapkamers boven. De agent zag een jongen van binnen naar hem kijken.
De jongens draaide zich om, riep iets, en sloot toen de gordijnen.
Er waren dus meerdere mensen in die kamer.
Het zwembad van de mensen was bedekt, je had dat ook niet nodig in het najaar.
Hij besloot niet langer in de regen te wachten en ging onder het afdak van de villa staan en drukte op de deurbel. Er werd open gedaan door een klein meisje. Hij schatte haar rond de dertien.
Het meisje staarde de agent een tijdje aan en riep toen naar iemand in huis.
´Mama! De agent is er!´ Een vrouw van rond de veertig met kort rood haar kwam in de deuropening staan. `Kom binnen meneer…´ Ze was duidelijk zijn naam vergeten.
´Zeg maar Anton,´ zei de agent en zwaaide met zijn hoed. Hij hing zijn druipende jas en hoed aan de kapstok en volgde de vrouw mee de woonkamer in.
Ze schoof voor het een stoel aan bij een lage tafel, waar haar man met een kop koffie zat, diep in gedachten verzonken. `Meneer en mevrouw Hanabi neem ik aan?’ vroeg Anton.
De ouders knikten, een Aziatische achternaam, maar zo zagen ze er absoluut niet uit.
Vreemd, dacht Anton. Anton nam een voorzichtig slokje van zijn koffie, nog te heet, merkte hij vrijwel meteen.
‘U weet waar ik het met u over wilde hebben neem ik aan?’ De man en vrouw knikten.
‘Over Tieneke nietwaar?’
‘Dat klopt,’ antwoordde Anton. ‘U heeft dus al bericht gehad van mijn superieur.’
Hij wachtte niet op antwoord. ‘We zijn naar jullie gekomen omdat u de enige waren met een connectie tot het slachtoffer, althans, uw zoon dan, als ik het goed begrepen heb?’
‘Dat klopt,’ zei John Hanabi, de vader. ‘Tieneke was de vriendin van Leon.’
Leon, de naam waarmee ze de identiteit van het slachtoffer hadden kunnen bepalen.
Tieneke was verbrand, dat was alles wat ze wisten, eerst was ze vermoord, hoe, dat wisten ze niet.
Daarna was er benzine over haar dode lichaam gegoten en haar in de fik gestoken.
Lafaards. Het enige dat ze gevonden hadden was een gouden kettinkje in de vorm van een hartje, waar de namen van Leon en Tieneke in gegraveerd stonden.
‘Ik neem aan dat u met onze zoon wilt praten?’ vroeg Tanya Hanabi.
‘Graag,’ zei Anton, hij kon toch niet meer informatie uit de ouders krijgen.
‘Als dat zou kunnen tenminste.’ De vrouw knikte.
‘Hij is boven met zijn vrienden, maar hij zei dat hij bereid was met u te praten.’
Anton glimlachte, dat was fijn om te horen. Hij groette de ouders van Leon en het kleine meisje wees hem naar de trap.
Bonnie Hanabi, het zusje. Hij liep naar de slaapkamerdeur van Anton en klopte drie keer.
Hij hoorde zacht gemompel en toen riep iemand vanuit de slaapkamer: ‘Binnen!’
Anton opende de deur en twee jongens verlieten de kamer. Eentje was klein en tenger met zwart haar en helderblauwe ogen. De jongen knikte beleefd naar de agent en sleurde een zware boekentas mee.
De andere daarentegen was groot en gespierd, met goudblond haar dat tot zijn schouders hing en een leren jack met bijpassende zwarte broek.
De tweede jongen gunde Anton geen blik waardig en had op het eerste gezicht een sigaret in zijn mond, maar het bleek het een lolly te zijn.
Jimmy, zo stond hij bekend op het bureau, een herrieschopper en vandalist, maar er was nooit concreet bewijs geweest tegen zijn misdrijven.
Er bleef een jongen achter in de kamer. Leon Hanabi, een knappe jongen met donkerbruin haar en staalblauwe ogen, zijn ogen stonden vol tranen, maar het had net zo goed water kunnen zijn, want hij keek niet verdrietig. Leon staarde roerloos uit raam. Hij was leeg. ‘Leon,’ vroeg de Agent. ‘Wat is er gebeurt?’
Proloog
De agent drukte zijn sigaret uit tegen de natte lantaarnpaal.
Wat een rotweer, dacht hij chagrijnig, maar hij moest niet klagen, de familie die hij ging bezoeken had het vele malen zwaarder, althans, hun zoon dan.
Hij vermande zich, hij mocht geen teken van zwakte tonen, die mensen vertrouwden hem.
Hij liep naar de roodbruine villa. Er brandden alleen lichten in de woonkamer en een van de slaapkamers boven. De agent zag een jongen van binnen naar hem kijken.
De jongens draaide zich om, riep iets, en sloot toen de gordijnen.
Er waren dus meerdere mensen in die kamer.
Het zwembad van de mensen was bedekt, je had dat ook niet nodig in het najaar.
Hij besloot niet langer in de regen te wachten en ging onder het afdak van de villa staan en drukte op de deurbel. Er werd open gedaan door een klein meisje. Hij schatte haar rond de dertien.
Het meisje staarde de agent een tijdje aan en riep toen naar iemand in huis.
´Mama! De agent is er!´ Een vrouw van rond de veertig met kort rood haar kwam in de deuropening staan. `Kom binnen meneer…´ Ze was duidelijk zijn naam vergeten.
´Zeg maar Anton,´ zei de agent en zwaaide met zijn hoed. Hij hing zijn druipende jas en hoed aan de kapstok en volgde de vrouw mee de woonkamer in.
Ze schoof voor het een stoel aan bij een lage tafel, waar haar man met een kop koffie zat, diep in gedachten verzonken. `Meneer en mevrouw Hanabi neem ik aan?’ vroeg Anton.
De ouders knikten, een Aziatische achternaam, maar zo zagen ze er absoluut niet uit.
Vreemd, dacht Anton. Anton nam een voorzichtig slokje van zijn koffie, nog te heet, merkte hij vrijwel meteen.
‘U weet waar ik het met u over wilde hebben neem ik aan?’ De man en vrouw knikten.
‘Over Tieneke nietwaar?’
‘Dat klopt,’ antwoordde Anton. ‘U heeft dus al bericht gehad van mijn superieur.’
Hij wachtte niet op antwoord. ‘We zijn naar jullie gekomen omdat u de enige waren met een connectie tot het slachtoffer, althans, uw zoon dan, als ik het goed begrepen heb?’
‘Dat klopt,’ zei John Hanabi, de vader. ‘Tieneke was de vriendin van Leon.’
Leon, de naam waarmee ze de identiteit van het slachtoffer hadden kunnen bepalen.
Tieneke was verbrand, dat was alles wat ze wisten, eerst was ze vermoord, hoe, dat wisten ze niet.
Daarna was er benzine over haar dode lichaam gegoten en haar in de fik gestoken.
Lafaards. Het enige dat ze gevonden hadden was een gouden kettinkje in de vorm van een hartje, waar de namen van Leon en Tieneke in gegraveerd stonden.
‘Ik neem aan dat u met onze zoon wilt praten?’ vroeg Tanya Hanabi.
‘Graag,’ zei Anton, hij kon toch niet meer informatie uit de ouders krijgen.
‘Als dat zou kunnen tenminste.’ De vrouw knikte.
‘Hij is boven met zijn vrienden, maar hij zei dat hij bereid was met u te praten.’
Anton glimlachte, dat was fijn om te horen. Hij groette de ouders van Leon en het kleine meisje wees hem naar de trap.
Bonnie Hanabi, het zusje. Hij liep naar de slaapkamerdeur van Anton en klopte drie keer.
Hij hoorde zacht gemompel en toen riep iemand vanuit de slaapkamer: ‘Binnen!’
Anton opende de deur en twee jongens verlieten de kamer. Eentje was klein en tenger met zwart haar en helderblauwe ogen. De jongen knikte beleefd naar de agent en sleurde een zware boekentas mee.
De andere daarentegen was groot en gespierd, met goudblond haar dat tot zijn schouders hing en een leren jack met bijpassende zwarte broek.
De tweede jongen gunde Anton geen blik waardig en had op het eerste gezicht een sigaret in zijn mond, maar het bleek het een lolly te zijn.
Jimmy, zo stond hij bekend op het bureau, een herrieschopper en vandalist, maar er was nooit concreet bewijs geweest tegen zijn misdrijven.
Er bleef een jongen achter in de kamer. Leon Hanabi, een knappe jongen met donkerbruin haar en staalblauwe ogen, zijn ogen stonden vol tranen, maar het had net zo goed water kunnen zijn, want hij keek niet verdrietig. Leon staarde roerloos uit raam. Hij was leeg. ‘Leon,’ vroeg de Agent. ‘Wat is er gebeurt?’