
Hoofdstuk 1 Fataal
De oktoberregen tikte tegen het raam. Het weer paste perfect bij mijn stemming. Het was twee uur geleden gebeurd en nog besefte ik het niet. Toen zat ik nog in een lokaal van het Hogema College, nu zat ik naast mijn koffer op het bed van papa en mama. Honderdtwintig minuten geleden was alles gewoon, normaal. Had ik zaken aan m'n hoofd zoals elke zestien jarige. In één klap was dit veranderd. Als ze zich niet hadden verslapen was er niets aan de hand geweest. Als ze vijf minuten later van huis waren vertrokken was er ook niets aan de hand geweest. Net die ene seconde, was de beslissende seconde geweest. Sommigen noemen het, het lot, anderen noemen het pech. Het was gebeurd en niets kon dat nog veranderen.
Niemand had verwacht dat mevrouw Losjes, het schoolhoofd, samen met een agent in doorweekt uniform het lokaal zou binnen komen. Niemand had verwacht dat ze mijn naam: Kim zouden noemen en ik zelf al helemaal niet. Niemand had verwacht welke woorden er daarna over haar lippen gleden. Niemand had mijn reactie verwacht. Menig zullen hun hand voor de mond geslagen hebben. Een aantal slaakten angstaanjagende kreten. De druktemakers waren stil, wat misschien nog angstaanjagender was.
En wat deed ik? Ik staarde voor me uit, diep in gedachten verzonken. Ik hoorde alles, elk woord wat mevrouw Losjes haar trillende lippen verliet. De woorden die me de rest van mijn leven uit mijn slaap zouden houden, die me na zouden jagen en me uiteindelijk zouden verstikken.
'Kim lieverd, je ouders hebben een tragisch ongeval gehad op de A7, ze zijn op slag overleden.'
Dat waren de woorden die mijn leven veranderden, erger dan ik nu nog kon beseffen. Terwijl een normaal mens zich geen erger scenario voor zou kunnen stellen zou dat lot of voor anderen die pech, zich voltrekken.
Maar voor nu betekenden deze woorden dat ik wees was. Dat ik niemand meer had, zo ver ik wist had ik geen familie, alleen mijn ouders. De agenten hadden een adres gevonden van ene Wim van Berken, een aangetrouwde achteroom van me, waarvan de vrouw overleden was. Ze hadden hem gebeld en hij was blij dat ze belden zodat hij iets kon doen.
Ik maakte mijn koffer dicht en op dat moment kwam mevrouw Losjes de kamer binnen lopen. 'Arm meiske toch.' zei ze en streek door mijn haren. 'Het spijt me zo voor je.'
Ik had geen idee wat ik moest antwoorden. Allerlei gedachten spookten door mijn hoofd. De vrachtwagen die zonder richting aan te geven invoegde, de twee kisten die gesloten voor me in de kerk zouden staan, wat hun laatste woorden zouden zijn geweest.
'Zeg maar niets het is al goed, ik begrijp het.' zei mevrouw Losjes en drukte me tegen zich aan.
'Bedankt dat u met me mee ging om mijn spullen te pakken.' zei ik. De al wat oudere vrouw liet me los. De geur van haar gebloemde tuniek leek even aan me te kleven. 'Dat is toch `t minste wat ik kon doen. Maak je niet al te druk meiske, alles gaat goedkomen. Die oom van jou klonk als een lieve, zorgzame man. Hij zei dat hij er naar uitkeek zijn nichtje te ontmoeten.'
Ik knikte en glimlachte naar haar om het te bevestigen. Ze pakte de koffer en zei: 'Ik leg deze in de auto, kom je als je klaar bent?' Zonder mijn antwoord af te wachten verdween ze in de deuropening.
Voorzichtig liep ik naar de gezinsfoto die aan de muur hing. Ik durfde niet te kijken, maar wilde het wel. Langzaam keek ik op en zag drie gelukkige gezichten naar me kijken. Twee ervan zou ik nooit meer zien en de derde zou waarschijnlijk nooit meer hetzelfde zijn. Mijn vinger gleed over het warme gezicht van mama en het vrolijke van papa. Tranen welden zich op in mijn ogen. 'Vaarwel papa en mama.' Dit was het definitieve afscheid en nu zou ik de kamer verlaten en daarna het huis. Het was als vakantie, ik wilde nog niet weg en het liefst zou ik nooit weg gaan.