De reis
Geplaatst: 25 nov 2012 13:41
Hier een begin van mijn nieuwe verhaal, deze zal wat langer gaan worden.
Ik ben benieuwd naar jullie reacties!
De reis
Het is een stormachtige novemberavond. De hagel slaat tegen de ramen van de trein, maar de man leest onverstoorbaar verder.
Over een half uurtje zal hij aankomen in Trondheim.
'Dames en heren, Trondheim,' zegt de conducteur. De man kijkt over zijn boek en ziet dat het weer niet veel beter is geworden in de tussentijd.
De hagel is gestopt, maar heeft plaatsgemaakt voor zware sneeuwval.
Hij stapt uit de trein en kijkt om zich heen, zoekend naar de uitgang. Het bordje 'taxi' hangt aan de linkerkant en hij vervolgt zijn weg.
De wind speelt met zijn sjaal, hij knoopt hem wat steviger vast.
Het rustig bij de taxi's, de man kan er zo een aanhouden.
'Ik wil graag naar Fagerstad,' zegt de man tegen de taxichauffeur.
De taxichauffeur kijkt hem onderzoekend aan en zegt: 'Ik weet niet of we daar helemaal kunnen komen meneer, gezien de weersomstandigheden'.
'We zullen wel kijken hoever we kunnen komen,' zucht de taxichauffeur als hij geen antwoord krijgt.
Hij legt de koffers van de man achterin, hij zit al op de achterbank.
Het zicht is erg slecht, terwijl de taxichauffeur aan het rijden is.
De storm neemt toe, net als de sneeuw. Hij heeft nog steeds geen idee wie die man op de achterbank is. Hij staart alleen maar naar buiten, de verte in.
Wanneer ze bij Reitan aankomen, ziet de taxichauffeur rode lichten voor hem.
Hij remt af en doet zijn raampje open. Een politieman komt richting de auto gelopen, zijn armen zwaaiend boven zijn hoofd.
'Meneer, u kunt hier helaas niet verder. Het zicht is te slecht, het is te gevaarlijk om door te gaan hier in de plaatselijke herberg te slapen,' schreeuwt de politie over de wind heen.
De taxichauffeur knikt, en rijdt het dorpje in. Hij kan de bordjes maar slecht lezen, en rijdt drie keer voorbij de herberg.
Hij parkeert de auto, en gaat snel door de kou de herberg in.
'Heeft u nog 2 kamers mevrouw?,' vraagt hij aan de gezette vrouw achter de balie.
'Maar natuurlijk meneer,' lacht ze zoet. 'We hebben nog genoeg kamers over!'
'Ik heb alleen wel even de namen nodig van de mensen die blijven, en voor hoe lang'.
De taxichauffeur loopt terug naar de auto en vraagt de man zijn naam. Hij kijkt verstoord op en vraagt: 'Waarom heeft u mijn naam nodig?'
De taxichauffeur legt het verhaal uit, en de man knikt begrijpend.
'Mijn naam is Sjurd,' zegt de man.
'Sjurd,' zegt de chauffeur nadenkend. 'Dat is een mooie naam. Mijn naam is Frederek, prettig eindelijk kennis maken'.
'Ah, een Zweedse,' zegt Sjurd.
'Dat klopt ja,' zegt Frederek verbaast, 'dat weet u goed'.
'Laten we naar binnen gaan,' stelt Sjurd voor. 'Ik geloof dat we nog even niet van elkaar af zijn, dus we kunnen elkaar net zo goed leren kennen'.
Frederek knikt en zegt: 'Een nieuwe vriend is er nooit één teveel.
Ze stappen de warmte van de herberg in, en Frederek geeft hun namen door aan de vrouw achter de balie.
'Ik weet alleen niet hoelang we hier moeten blijven, dat hangt van het weer ziet u?,' zegt Frederik, en weer lacht de vrouw zoetjes naar hem.
'Hier heeft u de kamersleutels, en tevens de nummers. De kamers zijn boven, het café zit hier links. 's Morgens van 8 tot 9 is er ontbijt,' zegt ze vriendelijk terwijl ze ondertussen de richtingen aangeeft met haar mollige armen.
'Bedankt mevrouw,' zeggen Sjurd en Frederek in koor.
Samen lopen ze naar boven, om de koffers van Sjurd naar zijn kamer te brengen. Ze slapen tegenover elkaar op de verdieping.
Wanneer ze zich wat opgefrist hebben, lopen ze naar beneden voor een biertje.
'Zo Sjurd,' begint Frederek terwijl ze aan een tafel gaan zitten. 'Wat heb je eigenlijk te zoeken met dit hondenweer in Fagerstad?'
'Dat is een lang verhaal Frederek, maar ik denk dat we daar tijd genoeg voor zullen hebben gezien het weer nog wel even zo blijft,' zegt Sjurd, terwijl hij zoals altijd naar buiten staart.
Ik ben benieuwd naar jullie reacties!
De reis
Het is een stormachtige novemberavond. De hagel slaat tegen de ramen van de trein, maar de man leest onverstoorbaar verder.
Over een half uurtje zal hij aankomen in Trondheim.
'Dames en heren, Trondheim,' zegt de conducteur. De man kijkt over zijn boek en ziet dat het weer niet veel beter is geworden in de tussentijd.
De hagel is gestopt, maar heeft plaatsgemaakt voor zware sneeuwval.
Hij stapt uit de trein en kijkt om zich heen, zoekend naar de uitgang. Het bordje 'taxi' hangt aan de linkerkant en hij vervolgt zijn weg.
De wind speelt met zijn sjaal, hij knoopt hem wat steviger vast.
Het rustig bij de taxi's, de man kan er zo een aanhouden.
'Ik wil graag naar Fagerstad,' zegt de man tegen de taxichauffeur.
De taxichauffeur kijkt hem onderzoekend aan en zegt: 'Ik weet niet of we daar helemaal kunnen komen meneer, gezien de weersomstandigheden'.
'We zullen wel kijken hoever we kunnen komen,' zucht de taxichauffeur als hij geen antwoord krijgt.
Hij legt de koffers van de man achterin, hij zit al op de achterbank.
Het zicht is erg slecht, terwijl de taxichauffeur aan het rijden is.
De storm neemt toe, net als de sneeuw. Hij heeft nog steeds geen idee wie die man op de achterbank is. Hij staart alleen maar naar buiten, de verte in.
Wanneer ze bij Reitan aankomen, ziet de taxichauffeur rode lichten voor hem.
Hij remt af en doet zijn raampje open. Een politieman komt richting de auto gelopen, zijn armen zwaaiend boven zijn hoofd.
'Meneer, u kunt hier helaas niet verder. Het zicht is te slecht, het is te gevaarlijk om door te gaan hier in de plaatselijke herberg te slapen,' schreeuwt de politie over de wind heen.
De taxichauffeur knikt, en rijdt het dorpje in. Hij kan de bordjes maar slecht lezen, en rijdt drie keer voorbij de herberg.
Hij parkeert de auto, en gaat snel door de kou de herberg in.
'Heeft u nog 2 kamers mevrouw?,' vraagt hij aan de gezette vrouw achter de balie.
'Maar natuurlijk meneer,' lacht ze zoet. 'We hebben nog genoeg kamers over!'
'Ik heb alleen wel even de namen nodig van de mensen die blijven, en voor hoe lang'.
De taxichauffeur loopt terug naar de auto en vraagt de man zijn naam. Hij kijkt verstoord op en vraagt: 'Waarom heeft u mijn naam nodig?'
De taxichauffeur legt het verhaal uit, en de man knikt begrijpend.
'Mijn naam is Sjurd,' zegt de man.
'Sjurd,' zegt de chauffeur nadenkend. 'Dat is een mooie naam. Mijn naam is Frederek, prettig eindelijk kennis maken'.
'Ah, een Zweedse,' zegt Sjurd.
'Dat klopt ja,' zegt Frederek verbaast, 'dat weet u goed'.
'Laten we naar binnen gaan,' stelt Sjurd voor. 'Ik geloof dat we nog even niet van elkaar af zijn, dus we kunnen elkaar net zo goed leren kennen'.
Frederek knikt en zegt: 'Een nieuwe vriend is er nooit één teveel.
Ze stappen de warmte van de herberg in, en Frederek geeft hun namen door aan de vrouw achter de balie.
'Ik weet alleen niet hoelang we hier moeten blijven, dat hangt van het weer ziet u?,' zegt Frederik, en weer lacht de vrouw zoetjes naar hem.
'Hier heeft u de kamersleutels, en tevens de nummers. De kamers zijn boven, het café zit hier links. 's Morgens van 8 tot 9 is er ontbijt,' zegt ze vriendelijk terwijl ze ondertussen de richtingen aangeeft met haar mollige armen.
'Bedankt mevrouw,' zeggen Sjurd en Frederek in koor.
Samen lopen ze naar boven, om de koffers van Sjurd naar zijn kamer te brengen. Ze slapen tegenover elkaar op de verdieping.
Wanneer ze zich wat opgefrist hebben, lopen ze naar beneden voor een biertje.
'Zo Sjurd,' begint Frederek terwijl ze aan een tafel gaan zitten. 'Wat heb je eigenlijk te zoeken met dit hondenweer in Fagerstad?'
'Dat is een lang verhaal Frederek, maar ik denk dat we daar tijd genoeg voor zullen hebben gezien het weer nog wel even zo blijft,' zegt Sjurd, terwijl hij zoals altijd naar buiten staart.