Pagina 1 van 1

Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 06 dec 2012 16:51
door MrM
Snel een voorlopige titel verzonnen, kort stukje:

I

- november 1989 -

Het leek wel een stuk speelgoed te zijn in zijn hand. Althans zo voelde het pistool voor hem aan. Diep verborgen in de binnenzak van zijn legergroene duffelcoat hield hij het stevig vast. Het was de eerste keer dat hij ermee rondliep, en hij voelde zich er allesbehalve makkelijk bij, maar het zou niet anders gaan. Ook wanneer hij het niet hoefde te gebruiken zou het toch onmisbaar zijn. Hoe dan ook, een leven zou gered worden, ook al werd er een voor in de plaats gegeven; hij zou enkel beslissen welk leven dat zou worden. Ergens voelde hij wel dat er iets mankeerde aan die redenering, maar in die dagen geloofde hij oprecht dat hij een hoger doel zou dienen. The Lord giveth, and the Lord taketh away; dat het fout was zichzelf de plaats van the Lord toe te kennen zou hij achteraf pas ontdekken.
In zijn hoofd overliep hij nogmaals stap voor stap hoe hij tewerk zou gaan. Het moest lukken. Het enige dat kon mislopen was dat hij zijn koelbloedigheid zou verliezen of zich op het laatste moment bedacht. Maar daarvoor was het nu te laat, hij was vertrokken en zou afmaken waaraan hij was begonnen. Het moment dat hij dat zichzelf insprak geloofde hij het alweer niet meer.
‘Komop, verman jezelf.’
Het koude metaal van de kolf paste zich eindelijk aan zijn lichaamswarmte aan. Hij was het pistool drie weken tevoren gaan ophalen in een locker in het Sint-Pietersstation in Gent. Daar lag het, zoals voordien duidelijk afgesproken, verpakt in een bruine papieren zak. Naast het pistool zat er nog een doosje patronen in de zak. Het was volledig schoongemaakt en de serienummer was professioneel verwijderd, zodat het wapen tijdens een eventueel onderzoek nadien volkomen nutteloos zou zijn. Hij had de papieren zak met het pistool en de patronen erin snel in zijn tas gestopt en was via de tram weer naar zijn appartement gegaan, dezelfde weg als hij was gekomen. Daar had hij het onder een hoop oude hemden verstopt en hij had het sindsdien niet meer aangeraakt, tot vandaag.
Het was die dag bitterkoud buiten en hij had spijt dat hij vergeten was zijn handschoenen aan te trekken toen hij was vertrokken. Met zijn hand verkrampt om het pistool heen geklemd leek het ook amper op te warmen, ook al zat het in zijn jas verborgen. Zo nonchalant mogelijk wierp hij vlug een blik op zijn digitale casiohorloge, dat aan de pols van zijn vrije arm hing. Twaalf over negen. Nog geen kwartier geleden had hij de deur van zijn ellendige appartement in de Brugse Poort voorgoed achter hem gesloten. Met een diepe zucht had hij toen de sleutel in het slot omgedraaid en was hij vertrokken. Het zou zijn laatste keer zijn dat hij er vertrok, dat wist hij, en met een wrange vorm van nostalgie naar al die miserabele jaren die hij samen met zijn vrouw had doorgebracht in het vuile appartement, wierp hij zijn laatste blik op het trieste blok beton dat het appartementsgebouw moest voorstellen. Het had vanuit geen enkel oogpunt een aangenaam gezicht, en van een afstand kon hij zelfs de grauwe novemberlucht, die zwaarmoedig over het hele land trok, nog amper onderscheiden van het verloederde beton waaruit het gebouw was opgetrokken.
‘Jezus, zouden ze hiervoor een architect betalen?’

Gewaar van elk geluid en elke beweging rondom hem bewoog hij zich nu voort door het Gentse stadscentrum. Zijn gehoor werd tijdelijk verstoord door het voorbijrijden van een tram in een zijstraat van waar hij liep, maar dat belette zijn ogen er niet van extra alert te zijn. Alsof hij een geheim agent uit een of andere zwartwit Hollywoodfilm was wisten zijn ogen het gevaar te onderscheiden van het banale gebeuren in het drukke straatbeeld.
Een oud vrouwtje liep hem diep voorovergebogen voorbij, gekweld onder de last van een versleten rug. Waarschijnlijk het gevolg van een leven lang zorg te dragen voor een gezin met zes kinderen en een echtgenoot die elke avond dronken thuiskwam, beeldde hij zich in. Aan de overkant van de straat stond een jongeman met een opvallend grote neus verveeld tegen een gevel te leunen, rustig genietend van een zelfgerolde peuk. Zich er niet van gewaar dat hij in het oog werd gehouden peuterde hij ongestoord even in zijn neus – alsof die niet in het oog sprong. Zijn vondst knipte hij behendig de straat op met een vlugge vingerbeweging.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 07 dec 2012 16:29
door MrM
Deze twee onschuldige en absoluut ongevaarlijke pionnen in het schouwspel van de straat verloren echter meteen zijn aandacht wanneer zijn ogen plots – eerst vaaglijk, maar kort daarna scherper dan ooit tevoren – de contouren van twee blauwe uniformen onderscheidden van de grauwe achtergrond.
Politie.
Amper enkele tientallen meters voor hem uit stonden twee agenten een praatje te maken met elkaar. Ze waren gekleed in een gewoon uniform van de Gemeentepolitie, en leken op het eerste zicht althans niet al te attent. Eén van hen warmde zijn handen en blies daarvoor kleine wolkjes adem in de ijle zaterdagochtendlucht. Vanuit hun kleine wagen achter hen weerklonk krakend een onverstaanbare stem doorheen een walkie-talkie. Het belette hen er echter niet van hun praatje onverstoord door te zetten. Plots staakten ze hun gesprek en liep een van hen nu toch naar de wagen. Het leek alsof de andere agent hem nu in de gaten hield. Hadden ze gezien dat hij iets verborg in zijn jaszak? Hij voelde elke slag die zijn hart maakte, en hij klemde zijn linkerhand nu nog steviger rond het pistool. Even twijfelde hij om de straat over te steken, maar dat vergat hij alweer snel. Er was niets te zien aan de overkant en bovendien zou het hem enkel verdacht maken moest hij plots zonodig aan de overkant gaan wandelen. Wat zou hij doen als de politieagent hem aansprak? Hij wilde een degelijk excuus verzinnen voor het hand dat nogal opvallend en onhandig verborgen stak in zijn jas, maar kon op niets beters komen dan;
‘Ik heb een geweer in mijn jaszak, meneer de agent.’

Hij wandelde hen voorbij, glimlachte misschien net iets te vriendelijk, en wachtte pijnlijk af tot één van hen hem noodlottig zou terugroepen. Het leek alsof zijn hart even stil stond. Enkele tergend trage stappen verder durfde hij eindelijk weer normaal ademhalen.
‘Alles verloopt vlot, man. Je hoeft je nergens zorgen om te maken,’ zei hij tot zichzelf. De politieagenten hadden hem laten voorbijgaan zonder hem nog maar aan te kijken, en zetten nu rustig hun gesprek van daarnet verder.
De tram was ondertussen alweer weg, en in het voorbijgaan had hij opgevangen dat het gesprek tussen de agenten ging over de val van de Berlijnse Muur, een gebeurtenis die sinds enkele dagen het hele land, en met uitbreiding de hele wereld in de greep hield. Het tijdperk van het communisme was voorgoed gedaan, voorlopig althans in West-Europa, maar het zou niet lang meer duren alvorens de Oostbloklanden en de Sovjetunie volgden in het dominospel. De hele geschiedenis ging echter compleet voorbij aan hem, voor hem zou zometeen ook een nieuw tijdperk aanbreken. Tenslotte was het hij die op die ochtend met een pistool in zijn jaszak over de smalle kasseistraatjes in het Gentse liep, en niet een of andere communist in het verre Oostblok. De Berlijnse Muur, Gorbatsjov en de hele schare ouwe zakken konden hem best gestolen worden. Zolang hij er maar geraakte zonder op te vallen, dan zou alles wel goed uitdraaien.
Dan was hij tegen het einde van deze sombere novemberzaterdag een man zonder zorgen.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 08 dec 2012 20:55
door Nutella
Ik vraag me af wat die man met dat pistool gaat doen. Schrijf snel verder!

Nutella

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 09 dec 2012 12:19
door MrM
Bedankt!

II

- januari 2002 -

37927. Drie zeven negen, twee zeven. Het was jarenlang zìjn nummer geweest, hij zou bijna zeggen zijn identiteit. Hoeveel jaren precies? Twaalf jaar, twee maanden en vier dagen om volledig exact te zijn. Als je zo’n tijd vastzit heb je momenten zat om te tellen hoelang je al effectief vastzit. Nummers zijn altijd een houvast geweest, een maatstaf om het leven buiten niet te vergeten. Na een tijdje was hij een wandelende kalender geworden, waarvan sommige cipiers en medegevangenen met plezier van gebruik maakten. Soms grapten ze dan:
‘Hé man, ik ben vergeten wanneer m’n schoonmoeder verjaart! Kan je me effe helpen?’
Als hij dan langs zijn neus weg antwoordde dat zij vorige maand al reeds was verjaard en het schaamrood op de wangen van de medegevangene stond barstten de anderen uit in een overdreven bulderlach die een welkome afwisseling was tijdens de doorgaans vreselijk saaie dagen. Zijn medegevangenen gaven hem dan vaak schouderklopjes, maar eigenlijk hadden ze hem nooit echt als een van hen beschouwd. Hij was vaak afwezig en staarde tijdens de momenten waarop hij onder de anderen was doelloos voor zich uit, mijmerend over vervlogen tijden.
Door de talloze verjaardagen en feestdagen bewust niet te vergeten, en hij dagdroomde over de zwoele zomeravonden waarop hij in vervlogen tijden deze dagen doorbracht, voelde het alsof hij het contact met de buitenwereld niet volledig had verbroken. Terwijl hij uit aluminium bekers lauw kraantjeswater dronk, omringd door uitschot waarmee hij liever niets te maken wilde hebben, zat hij in gedachten met de mensen die hij het liefst rond zich heen had, een stevig glas Cabernet Sauvignon in de hand, dat eindeloos werd bijgevuld.
Hoe pijnlijk was het soms om zulke gedachten op te roepen, beelden die na al die jaren idyllisch vervormd werden in zijn hoofd tot een karikaturale voorstelling van zijn vroegere leven – alsof hij nooit ruzie en slechte dagen had gekend. Toch hield het hem recht, het bezorgde hem een doel om niet op te geven, om niet te vergeten dat hij ooit weer zou kunnen leven. Want het ergste dat men een mens kan ontnemen is zijn hoop, en zonder doel of regelmaat in iemands leven kan die hoop al snel vervagen tot een schim van wat het ooit was geweest. Tijd is een abstract gegeven in een gevangenis, en zonder regelmaat verlies je alle grip op je leven. Uren lijken wel dagen, dagen wel maanden. Dagen en nachten wisselen elkaar af in een tempo dat dan weer vliegensvlug gaat, dan weer tergend traag. Elke dag weer opnieuw hetzelfde, met als enige ankerpunt misschien wel de eenzame kale boom op de wandelplaats, die aangaf dat het weer eens herfst werd.

Zijn naam was Henry Dupont. De Franse klank in zijn naam liet een vage stempel na van zijn waalse afkomst, een spoor dat zelfs de slechtste detectieve makkelijk zou kunnen herleiden naar een simpel arbeidersgezin dat – net als zovele anderen – in een niet eens zo ver verleden naar Vlaanderen was getrokken om aan de armoede in het zuidelijke landsdeel te ontvluchten. De klank van zijn naam was echter nog het enige dat hem bond met deze afkomst, als zoveelste generatie na de economische migratietrek die zijn overgrootouders maakten voelde hij zich zo vlaams als wat. Geboren, getogen en uiteindelijk opgesloten in de Arteveldestad, Gent. Als hij dan toch ergens twaalf jaar moest rotten, waarom dan niet in zijn geliefde stad?
Het zou nu voorgoed de laatste keer zijn dat hij zijn nummer moest opzeggen, iets wat hij tot nu toe dagelijks had moeten als was het een vers uit het onzevader.
Onze Vader die in de Hemelen zijt, geheiligd zij Uw Naam. Uw Rijk kome, Uw wil geschiede op aarde als in de Hemel.
‘Drie zeven negen, twee zeven. Henry Dupont, blok d.’
Amen.
Elke ochtend wanneer de gevangenen werden gewekt voor hun eerste wandeling, waarop het niet al te slechte ontbijt volgde, had Henry, net als de zovele anderen klaargestaan in zijn cel. Bed opgemaakt, tanden gepoetst.
Drie zeven negen, twee zeven. Het was een deel van hem geworden. Voor de weinige vrienden die hij had gemaakt binnen de gevangenismuren was hij natuurlijk geen nummer. Voor hen was hij simpelweg Henry, of ‘Arie’ voor zij die de Franse tongval iets minder – meestal helemaal niet – beheersten.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 10 dec 2012 20:51
door MrM
Bij de bewakers stond hij bekend als een gemoedelijk man waarmee ze zelden problemen mee hadden. Hij had dan ook al die jaren zijn best gedaan om zo goed mogelijk mee te werken, zodat ze hem vroegtijdig zouden vrijlaten wegens goed gedrag. Op een enkele keer na was hij steeds een modelgevangene geweest, zonder door zijn medelotgenoten als een mouwveger gezien te worden, en dus zou hij na twaalf jaar eindelijk vrijgelaten worden. Daarvoor had hij Meneer Lejeune in stilte bedankt.
Als er een ding was wat je niet wilde zijn in de ogen van het grootste uitschot dat er te vinden was in dit kleine, zieke landje, was het als een zwakke collaborateur te worden beschouwd. Henry was verre van dat grote uitschot, en was zelf eerder tenger gebouwd; maar als de talloze goedkope b-films die hij vroeger zo graag zag hem iets geleerd hadden, was het wel dat je als nieuweling in de gevangenis meteen je grenzen moet stellen. Dat was dan ook wat hij deed, helemaal in het begin, en dat was meteen ook die enkele keer dat hij niet voldeed aan de rol van modelgevangene die hij bewust – en graag – speelde.
Hij maakte er nooit nadien nog woorden aan vuil, en schepte er ook nooit over op tegen de anderen. Hoe het exact was verlopen wisten de meeste gevangenen uiteindelijk zelf niet meer, omdat zij die erbij waren vaak alweer de gevangenis hadden verlaten. In ieder geval gingen er na al die jaren bij de haren getrokken, wilde verhalen de ronde. Er werd maar al te graag overdreven, en sappige details werden verzonnen door mannen die nog niet eens twee jaar in de gevangenis hadden doorgebracht; waarschijnlijk durfden ze Henry niet eens in de ogen kijken, uit een misplaatste angst gecreëerd door hun eigen debiele verhalen.
Tja, wat moesten ze anders dan fantaseren en cowboyverhalen ophangen? Wanneer iemand het durfde te wagen er iets aan Henry zelf over te vragen zei hij kortweg;
‘Ach, niets bijzonders. Iets met een lepel en een oude vetzak, ’t is ook alweer zo lang geleden.’
De waarheid was dat hij in zijn eerste week benaderd werd door ene Karel H., een oude gestoorde vent die uit jarenlange afwezigheid van vrouwelijk gezelschap – en duidelijke aanwezigheid van een ziekelijke geest – geregeld de nieuwelingen ‘begroette’, zoals hij het toen in Henry’s oor had gefluisterd. Iedereen wist wat er aan de gang was, zelfs de gevangenisdirecteur, maar niemand had er ooit iets tegenin gebracht. Karel was tenslotte een beer van een vent.
Om een lang verhaal kort te maken had Henry, die toen toevallig in de keuken aan het werk was en zo in het bezit was van een houten soeplepel, de vuile ouweheer verrast in zijn eigen ziekelijke spel. Er hoefde geen tekening bij te worden gemaakt, en Henry zou nadien nooit meer iemand aanraken, maar hij wist nu dat ze hem voortaan met rust zouden laten.
Veel vrienden had hij dan wel niet, het maakte zijn gevangenisleven er een stuk makkelijker op wanneer ze respect hadden voor hem.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 12 dec 2012 21:09
door MrM
Ik ga voorlopig gewoon rustig verder, misschien zijn er wel mensen die t lezen maar niet reageren. Ik hoor t wel en anders hou ik er gewoon mee op (met hier te plaatsen, niet met schrijven), no hard feelings natuurlijk =P

Het gebouw waarin hij nu meer dan twaalf jaar lang opgesloten zat had hem vaak doen denken aan zijn vroegere appartementsgebouw, datgene waar hij nota bene was vertrokken met het idee nooit meer in zo’n krot terecht te komen. Maar integendeel, nog geen week later zou het lot bepalen dat hij een groot deel van zijn leven zou moeten doorbrengen in een cel nog kleiner dan zijn oude kamer, met kille muren en schimmelende vochtplekken in het plafond.
O ironie.
‘Adieu tristesse. Bonjour tristesse,’ had hij toen gemompeld, de bekende Franse dichter Paul Éluard citerend.
Zijn cel, die hij deelde met de uiterst sympathieke Bulgaarse Belg Andrei S., had hij zo goed als mogelijk als een echte thuis proberen om te vormen. Een klein televisietoestel, een naaktkalender die ondertussen al enkele jaren achterliep – maar wie hangt zo’n kalender op om de dagen bij te houden? – en een boekenrekje met zijn favoriete romans en gedichtenbundels maakten het leven in de cel draaglijk voor hem.
Op de muur waarheen hij met zijn hoofd sliep hing de enige foto waaruit een glimp van zijn verleden kon opgemaakt worden; een foto van enkele jaren vòòr hij in de cel was beland. Zijn vrouw en hij stonden erop, ondeugend glimlachend naar de nobele onbekende die hen wilde fotografen. De foto was gemaakt in Oostende, en ze stonden allebei vanop de dijk te poseren met een waterijsje in de hand, terwijl achter hen de fiere Noordzee gestaag opschoof tot nagenoeg het hele strand in de vloed zou opgeslokt worden. Het was een foto die hem herinnerde aan zijn jaren zonder zorgen, de jaren die hij met zijn vrouw had beleefd.

Met zijn celgenoot had hij in het begin weinig contact, het duurde zelfs enkele maanden alvorens ze van elkaar wisten waarvoor ze veroordeeld waren. Andrei S. was een typisch straatjoch, uit verveling en armoede had hij enkele wagens gestolen om deze in het buitenland te gaan verkopen. Het was zijn derde keer dat hij in de cel zat, maar in totaal zou hij nog niet eens aan de helft van Henry’s straf komen.
Hij sprak in het begin amper Nederlands, maar met de hulp van Henry, en vooral diens boeken (Andrei’s favoriet was De Kappellekesbaan van Boon, niet in het minst om de expliciete inhoud ervan) en poëzie had de man enkele maanden later de gevangenis verlaten met een accent dat vlaamser klonk dan sommige Vlaams Blokkers het zouden kunnen. Ze hadden vaak uren aan een stuk steeds weer in dezelfde oude boeken gelezen, waarvan de meeste nog maar half aan elkaar hingen. Nadien bespraken ze dan wat ze hadden gelezen en wat ze ervan vonden, alsof ze samen een leesclub hadden. Het gaf hen het gevoel niet intellectueel dood te zijn, zoals ze bij zovele andere celgenoten hadden zien gebeuren. Wanneer Henry hierover achteraf vertelde, wanneer hij uit de gevangenis was, stootte hij vaak op ongeloof en lacherige reacties. Alsof twee gevangenen, de een nog lager op de sociale ladder dan de andere, met elkaar literatuur zouden bespreken! Henry reageerde dan vaak bot dat het niet was, omdat hij in de cel had gezeten, dat hij een imbiciel was. Hij beweerde nooit dat hun gesprekken van een niveau waren dat intellectueel zou genoemd worden, maar het deed niets af aan de sterke band die tussen de twee celgenoten was gegroeid.
Henry voelde zich trots met wat hij Andrei had bijgeleerd, en het had hem zeker en vast doorheen zijn moeilijke eerste maanden geholpen. Met spijt hadden ze van elkaar afscheid genomen wanneer Andrei zijn celstraf had uitgezeten. Ze beloofden aan elkaar later weer contact met elkaar op te zoeken, wanneer ook Henry weer buiten de gevangenismuren vertoefde; maar Henry had nadien nooit meer iets gehoord van Andrei, en hij had besloten dat dat misschien wel het beste was.
Sindsdien had hij nog een paar nieuwe celgenoten gehad, maar met geen van hen wilde hij nog de moeite opbrengen een vriendschap op te bouwen. Meer nog, hij hield bewust een zekere afstand tussen hemzelf en zijn celgenoten, niet enkel om opnieuw een vriend kwijt te raken, maar simpelweg omdat velen onder hen het niet waard waren zijn aandacht en vertrouwen te krijgen. Daarover had hij nooit ingezeten; voor het schoon gezelschap moest je hier niet zijn natuurlijk.

Hij voelde zich deze ochtend gelaten dat het na al die jaren eindelijk aan hem was afscheid te nemen van zijn celgenoot. Jean-Pierre P. was een kalende zestiger met een grijze borstelige snor, die bovendien een zware kettingroker was en hem ontelbare nachten lang had wakkergehouden met een chronische rokershoest waarbij de terige fluimen haast nooit leken opgehoest te raken. Achteraf gezien was dat bijna het enige dat hem zou bijblijven wanneer hij terugdacht aan zijn laatste dagen in de gevangenis. Telkens hij later in een soort nostalgische bui terugkeek op het zorgeloze leven in de cel, waar de nachten warm en de ondergrond zacht waren, hoorde hij diep in zijn herinneringen zijn celgenoot rochelen. Wat was hij blij die ranzige hoest nooit meer te hoeven horen.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 13 dec 2012 16:34
door Nutella
Ik lees wel, dus blijf hier maar posten!
MrM schreef:Ze beloofden aan elkaar later opnieuw af te spreken wanneer ook Henry vrij was, maar hij had nooit meer iets gehoord van Andrei, en had besloten het te laten zoals het was.
Een klein detail, maar ik heb pas een programma op tv gezien over iemand die mensen gaat interviewen in de cel. Blijkbaar mag je als je vrijgelaten wordt geen contact meer hebben met je celgenoot, dat is verboden of zo. Niet dat het echt belangrijk is, ik wou het gewoon even laten weten :)

Heel leuk verhaal trouwens, ik ben benieuwd wat hij eigenlijk heeft gedaan waardoor hij in de cel zit :D

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 14 dec 2012 12:40
door MrM
Bedankt Nutella!

Op de voet gevolgd door Francis, een van de cipiers die in blok d werkte, wandelde Henry door de kale gang zijn vrijheid tegemoet. Elke voetstap die hij zette weerklonk luider en helderder in de smalle, lange gang. De betonnen vloer was net als overal in de gevangenis donkergroen geverfd, de muren waren mistroostig in het wit.
De laatste barrière was nu reeds in zijn gezichtsveld.
Hij was opgewonden, klaar voor zijn nieuwe leven, maar angstig ook voor de harde buitenwereld die hem op te wachten stond, als een oude vriend die je na al die jaren nog amper kent en plots aan je huis staat.
Hoelang zou het nu nog duren?
Wat zou het eerste zijn dat hij zou doen?
Ontelbare gedachten en beelden schoten zijn hoofd te binnen. Hier had hij zo lang op gewacht, hier had hij twaalf jaar lang naartoe geleefd.
Of het ervaren van zijn gevoel het waard was geweest? Waarschijnlijk niet; maar het doet een mens wel opnieuw beseffen wat het betekent om te leven, wanneer je vrijheid je ontnomen wordt.
Vrijheid.
Als hij zijn ogen sloot zag hij zichzelf in een oude Chevrolet Camaro uit ’69 over route 66 razen, zijn haren wapperend in de wind. Een cliché, dat wist hij wel, maar het kon hem geen moer schelen. Dat gevoel wilde hij ervaren, en wel meteen.
Nog slechts een paar stappen. Daar was de balie waar hij zijn oude spullen terug zou krijgen. Daar zou hij weer Henry worden, en niet langer ‘37927’. Zelfs de kleinste prullaria die hij ruim twaalf jaar geleden had achtergelaten kreeg hij terug, en het voelde alsof hij werd teruggekatapulteert naar het jaar waarin de Berlijnse Muur was gevallen; het jaar waarin hij zijn leven als celbewoner was begonnen.
‘Wat een administratieve puinhoop moet dat wel zijn, als je voor elke veroordeelde een oude aansteker, een sleutelbos en een paar Belgische franken jarenlang moet wegstoppen,’ dacht hij.
Maar ach, wat was hij blij dat hij zijn bezittingen terughad! Een nieuwe start, vermomd in een jeansvest die zelfs in 1989 alreeds uit de mode was geweest. Back to the future. Maar het leven buiten de deuren had niet stilgestaan, dat wist hij. Het voelde ludiek om weer gekleed te zijn alsof de tijd had stilgestaan, terwijl er ruim een heel decenium was voorbijgegaan. Een stel nieuwe kleren stond dan ook bovenaan zijn imaginaire to-do lijst, iets waar hij zich de laatste weken mee had beziggehouden. Andere zaken die hij had bedacht waren onder andere: naar de bioscoop gaan, een tattoeage laten zetten, een ijscoupe met vers fruit eten op een terrasje (het was dan wel januari, hij had alle tijd), nieuwe boeken lezen, maar vooral wandelen. Véél wandelen.
Bovendien hadden de jaren meer hun tol geëist dan hijzelf had gedacht. Niet alleen begon hij stilaan kalend en grijs te worden – hij werd dan ook 56 dit jaar – hij was ook een behoorlijk pak aangekomen, waardoor zijn ouderwetse outfit aanvoelde alsof hij zichzelf in een Victoriaans korset duwde.
Hij ondertekende nog snel enkele papieren die de ontvangst van zijn oude spullen bevestigden, en ontving nadien een bundel papieren en folders in verband met zijn ‘recente vrijlating’, zoals dat mooi verwoord stond op een van de kleurrijke vouwfolders.
Zo zou hij, verbonden aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling en de ernst van zijn veroordeling, aan enkele voorwaarden moeten beantwoorden. De lastigste was dat hij zich om de andere dag stipt om acht uur ‘s ochtends moest aanmelden bij zijn begeleider in het OCMW. Dit zou hij de eerste drie maanden moeten volhouden; daarna werd dat aantal verminderd tot eenmaal per week, tot hij uiteindelijk na een jaar nog een enkele keer per maand moest verschijnen op het kantoor. Dat zou dan duren tot hij de duur van zijn officiële strafmaat bereikt. Daarnaast mocht hij geen alcohol drinken, in geen geval in aanraking komen met het gerecht als beschuldigde, geen contact opzoeken met ex-gedetineerden die hij kende, enzovoort. De hele waslijst aan voorwaarden zou hij later wel in zijn nieuwe woning doornemen, nadat hij had genoten van een lange wandeling in de zuivere avondlucht van de onbegrensde wereld waarin hij zich dadelijk zou begeven.
Nou ja, onbegrensd is een relatief begrip wanneer je voorwaardelijk op vrije voeten bent; zoals hij later zou lezen mocht hij niet buiten de landsgrenzen treden zolang hij op voorwaardelijke invrijheidstelling rondliep.
Het was beter dan niks.

Henry groette de cipier Francis; die hem het allerbeste toewenste en weer terugkeerde naar het hol van de leeuw; en nam afscheid van de man aan die balie, die hij nog nooit voordien had gezien. Maar het was wel die onbekende man die hem zo meteen zou vrijlaten, en dus leek het hem niet misplaatst de man nog snel de hand te schudden. Jammer genoeg zat de man achter dubbel glas en geraakte Henry’s hand niet door het kleine doorgeefgat waardoor hij net zijn spullen had ontvangen.
De man trok een wenkbrauw op en glimlachte verward naar Henry, die zijn hand terugtrok toen hij besefte dat het raar zou zijn een hand te geven door het kleine doorgeefgat heen. Toegegeven, het waren de zenuwen die hem parten hadden gespeeld. Zijn hele beeld als koele, beredeneerde gevangene leek verdwenen te zijn met het uittrekken van zijn gevangenisplunje. Poef. Weer was hij de zenuwachtige slungel van veertig jaar geleden; met ledematen die ongecontroleerd alle kanten opgingen en pukkels die plots uit het niets opdoken als etterige molshoopjes in het groene gras van zijn nog gladde jongenshuid.
Beschaamd om zijn stommiteit, maar nog meer om het feit dat hij er zich überhaubt iets van aantrok, mompelde hij snel: ‘Nou, tot ziens dan maar,’ gewoon om de man niet in de ogen te hoeven kijken.
Maar in zijn hoofd zong hij.
‘Adieu, sois heureuse!’
Het enige dat hem nu nog scheidde van de buitenwereld was de dubbele deur, die elektrisch vergrendeld was, waar hij nu voor stond. Met zijn bezittingen onder de arm en een buik die het gevecht met zijn smalle jeansbroek nog niet had opgegeven stond hij voor de deur, zijn ogen gericht op dikke staal dat weldra plaats zou maken voor de frisse ochtendlucht die hij al die jaren enkel op de wandeling had ingeademd. Het zou dezelfde lucht zijn, maar toch keek hij reikhalzend uit naar zijn eerste hap lucht buiten de muren van het gebouw.
Hij was slechts een druk op een knop door de man achter de balie verwijderd van zijn vrijheid. Zijn straf had hij – voorwaardelijk althans – uitgezeten; de maatschappij had hij terugbetaald voor wat hij had weggenomen; hij hoopte nu eindelijk het hoofdstuk in zijn leven af te sluiten.
Met een luid gezoem ontgrendelden de deuren uit zichzelf, en de man wenste hem nog het beste toe. Henry haalde diep adem en greep naar de deurknop. Met een beetje kracht en een hele hoop verwachtingen opende hij de deur naar buiten.
Het was nu nog enkele meters alvorens hij buiten voor een tweede poort stond, die door een andere cipier voor hem geopend werd.
‘Dit was het dan. De laatste stap op deze rotte grond. De laatste steen van het verdriet, het verderf; het is zover; de ellendige opsluiting is voorbij.’

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 14 dec 2012 13:50
door -Maaike-
Ik wilde je verhaal al een tijdje lezen, want de titel spreekt me erg aan. Alleen, tsja de tijd er voor vinden is soms wat lastig :P Maar nu heb ik het gelezen en ik blijf het graag volgen, dus ik hoop dat je verder gaat.

De titel vind ik dubbelzinnig, want bedoel je nu dat de gevangenen thuis komen als in vrijheid of dat ze weer worden opgesloten? Ik ben benieuwd welke uitleg het verhaal me gaat geven!

Je schrijfstijl vind ik prettig lezen, wat ik wel een beetje mis zijn alinea's (enters, geen witregels). Nu zijn het blokken tekst zonder een moment van lucht. Het leest voor mij fijner, wanneer er af en toe een alinea is, die het blok doorbreekt :)

Een tip, wanneer je verhalen van anderen leest is de kans groter dat je reacties op jouw verhaal krijgt. ;)

Ik ben benieuwd hoe het verder gaat! Ga zo door

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 14 dec 2012 19:34
door MrM
Bedankt Maaike :) Ik heb de vorige stukjes wat aangepast qua alinea's, en door mijn vervelende gewoonte steeds opnieuw kleine dingen aan te passen in vorige stukjes tekst (perfectionist, zeker?) heb ik nog een paar wijzigingen gemaakt :p

Ik heb momenteel zelf weinig tijd om verhalen van anderen te lezen, omdat ik binnenkort examens heb.. :p

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 16 dec 2012 13:03
door -Maaike-
Het ziet er nu veel beter uit, veel uitnodigender om te lezen ook! :D Goed gedaan.

De stukjes die je hebt gewijzigd zijn die voor mij belangrijk? Of voegen die niets toe aan de rode draad. Anders mis ik straks nog iets belangrijks :P

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 16 dec 2012 22:24
door MrM
Vooral kleine dingetjes, zinnen die ik wat anders heb geformuleerd of iets wat uitgebreider uitgelegd. Het enige misschien dat ik kort vernoem dat hij een vrouw heeft (in het eerste deeltje). We zitten alvast aan hoofdstuk 3...


III

- augustus 1989 -

Twaalf augustus 1989 was de dag dat de wereld instortte. Althans voor het simpele arbeidersgezin dat bestond uit Henry en zijn vrouw Rita. In het klein kamertje in hun appartement, een van de zovele identieke kamers in de sociale woning waarin ze verbleven, vernamen ze het nieuws wat als een paukenslag alles rondom hen deed daveren. Voor een kleine tien miljoen landgenoten was die dag waarschijnlijk een dag als een andere was geweest, en als je ze zou vragen wat ze hadden gedaan op de twaalfde augustus 1989 zouden ze het beslist niet meer weten; voor Henry en Rita Dupont zou deze dag voor altijd in hun geheugen gegrift staan. Het was de dag dat de postbode te laat was gekomen, maar beter helemaal niet was gekomen.
Na die dag zou het nooit meer hetzelfde zijn, en amper drie maanden later zou Henry de misstap begaan die de rest van zijn leven zou tekenen. Het heeft weinig zin om het verhaal van Henry te vertellen, en te beginnen op die sombere, maar fatale novemberdag, zonder te weten wat hem ertoe te dreef deze daad nog maar te overwegen. Want laat het duidelijk zijn: wat Henry die dag deed, was niet impulsief of zonder overwegen; integendeel, het leek de enige weg te zijn die hij kon bewandelen.
Maar zoals alles in het leven heeft ook de gebeurtenis die plaatsvond op twaalf augustus 1989 een oorsprong die verder teruggaat in de tijd. Het is niet mogelijk te zeggen hoe ver men precies terug in de tijd moet gaan om te kunnen achterhalen wat er op die verdomde twaalfde augustus net gebeurde; wie weet moest je daarvoor teruggaan tot het samensmelten van een zaadcel en een eicel zo’n dertig jaar geleden.
Het is echter zo dat de eerste tekenen zich niet zo heel lang voordien pas begonnen te tonen, en daarom gaan we eerst terug naar een gebeurtenis enkele weken vòòr de twaalfde augustus.



Weer maar eens enkele wijzigingen, ik leer er niet uit :$ Veel leesplezier! :D

Edit 2: ik heb het stuk in 2 delen opgesplitst omdat ik nog iets heb bijgevoegd in het midden en het anders misschien wat lang werd

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 18 dec 2012 23:22
door MrM
Het was in de laatste week van juli – meer bepaald op 23 juli – dat het echtpaar Dupont een uitstapje naar de Zoo van Antwerpen had gepland. Deze uitstap hadden ze jaarlijks gemaakt sinds ze getrouwd waren, ondertussen alweer zeven jaar geleden. (‘Wat ging de tijd razendsnel voorbij.’)
In elk mensenleven zijn er bepaald aantal dagen die men zich achteraf glashelder herinnert, alsof men de gebeurtenissen van die dag keer op keer herbeleeft; die julizondag was er zo één voor Henry. Vaak is het zo dat zulke dagen voor het leven in iemands geheugen gegrift staan. Het is bovendien meestal zo dat de gebeurtenis waardoor die de dag zo onvergetelijk wordt het minst helder is, in contrast met de herinnering aan randgebeurtenissen en onbenulligheden van die dag. Op 23 juli 1989 won de Amerikaan Greg LeMond de Tour de France met amper acht seconden voorsprong op de tweede – Laurent Fignon – in het eindklassement. Voor wielerfanaten is die gebeurtenis op zich misschien al onvergetelijk; nooit eerder werd een Tour gewonnen met een zulk klein tijdsverschil tussen nummer één en twee.
Voor Henry was het een kantelpunt is zijn leven, al besefte hij dat toen nog niet ten volle. Het was echter wel zo dat hij de aankomst had gevolgd op de radio in volle spanning, in een staat van complete alertheid en zelfs angst; en misschien had die beklijvende radio-uitzending van LeMond’s aankomst hem daarom wel nooit meer verlaten.
Hoewel ze amper rondkwamen met Henry’s werkloosheidsuitkering, en Rita nu ook sinds enkele weken onbetaald thuis zat door een aanslepende verkoudheid, hadden ze besloten net als elk jaar de uitstap toch te maken. Henry was wat ze noemden een langdurige werkloze – een paria in de ogen van de maatschappij. Een stempel die hij absoluut niet graag droeg. Zijn huidige situatie had nochtans weinig te maken gehad met luiheid, zoals vaak wordt gedacht bij langdurig werklozen; sinds hij ongeveer twee jaar tevoren tezamen met zo’n driehonderd anderen zijn arbeidersjob was verloren na een sanering van een welbekend Belgisch staalbedrijf in de Gentse haven, had hij talloze vruchteloze pogingen ondernomen een nieuwe job te vinden. Het was hem tot nu toe echter niet gelukt ook maar iets te vinden, op enkele klusjes na die hij ‘in het zwart’ had uitgevoerd.
Maar ondanks de tegenslagen die ze zelfs toen al kenden, het bezoek aan de Zoo was een traditie geworden die telkens in het weekend nabij hun huwelijksdag viel, en als ze daarvoor enkele dagen op figuurlijk water en brood moesten overleven, dan zou het maar zo zijn. Voor vele mensen was een uitstap naar Antwerpen niets bijzonders, maar Henry en Rita keken er elk jaar opnieuw naar uit. Ze hadden zelf geen wagen – die hadden ze ook niet nodig vermits ze in het stadscentrum van Gent woonden – dus namen ze de intercitytrein in het station Gent-Dampoort.
Het was al jaren geleden dat ze nog eens een echte reis hadden gemaakt; voor een week of zelfs maar enkele dagen ergens anders verblijven dan hun eigen appartement. Vroeger, toen Rita nog een goede job had als kassierster in een kruidenierszaak bij hen in de buurt, hadden ze wel eens de trein naar de Belgische kust genomen wanneer het weer meezat. Die enkele reizen naar onze kust waren de enige keren dat ze de trein namen, tezamen met hun jaarlijkse uitstap op hun huwelijksdag; daarom voelde het voor hen telkens een beetje aan als op reis gaan.
‘Gaat het, Rita?’ vroeg Henry terwijl ze, een sigaret rokend, op hun trein stonden te wachten op perron 2. De trein had zeven minuten vertraging, maar wie kon het deren; het beloofde een prachtige zomerdag te worden. De lucht was helder en de vroege ochtendzon van daarnet begon stilaan een heerlijke warmte af te geven zoals dat enkel in juli kon. Rita stond uitgeput op het perron, te hijgen als een werkpaard dat net de hele dag in de blakende zon had moeten ploegen.
‘Ik moet gewoon even zitten, denk ik. Dan gaat het wel weer over.’
Ze gooide haar half opgerookte sigaret weg en hapte naar adem. Het zweet stond op haar voorhoofd terwijl ze zich zette op een van de banken op het perron. Henry gaf haar een plastic waterflesje waar traag ze enkele slokken van nam.
'Ben je zeker dat je niet terug naar huis wil, schat?'
‘Het gaat alweer,’ perste ze moeizaam uit haar longen terwijl ze wees naar het spoor, waar net de trein naar Antwerpen-Centraal arriveerde. Het was een een aangename zondagochtend in juli, en dus was ook niet ongewoon dat de gehele trein propvol dagjestoeristen zat. Rita voelde zich weer beter, en ze was vooral blij dat zij zichzelf tot een van de dagjestoeristen kon rekenen die gezellig opeengepakt over het Belgische spoornet raasden.
Henry en Rita hadden nog net twee vrije plaatsen kunnen bemachtigen, en hun korte reis richting Zoo verliep verder vlot. De zachte zomerwind verzorgde onderweg een heerlijk verkoelende bries die, ritmisch klappend als een op hol geslagen metronoom, via het geopende schuifraampje van de treinwagon binnenkwam.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 20 dec 2012 23:05
door MrM
Zooo we gaan gewoon rustig verder :D

‘Dames en heren, de volgende halte is Antwerpen-Centraal. Antwerpen-Centraal is tevens de eindbestemming van deze trein. Wij wensen U nog een prettige dag verder.’ De stem van de treinomroeper galmde heerlijk doorheen de hele trein. Henry keek Rita aan en glimlachte toen hij zag dat ze genoot van de uitstap, zelfs zonder nog maar een zebra of giraffe gezien te hebben. Het gevoel even weg te zijn uit haar grauwe kamer met steeds hetzelfde trieste uitzicht vanuit haar raam, dat alleen al gaf haar plezier. Ze ving zijn blik op en beantwoordde zijn glimlach met een zachte por.
‘Kom, laten we geen tijd verliezen, schat,’ zei ze opgewekt.
Het echtpaar verliet de trein en ging al snel op in de indrukwekkende massa die op deze onbenullige zondagochtend in het station krioelde als een hoop mieren. Waar gingen al die mensen toch heen?
Het gevoel te behoren tot de massa die zich kriskras en ogenschijnlijk zonder doel door elkaar bewoog deed Henry iets. Hij had, na zo lang werkloos te zijn, nu eindelijk weer eens het gevoel te behoren tot de maatschappij. Het anonieme en mysterieuze van de passerende treinreiziger liet hem niet enkel nadenken over hùn doel, hij bedacht eveneens dat zij zich over hem hetzelfde moesten afvragen. Dat korte moment – misschien maar een fractie van een seconde – in de massa die bestond uit pendelaars, dagtoeristen, zakenmannen in maatpak en god weet wie, dat moment voelde hij zich opnieuw waardevol.
Enkele seconden later, wanneer ze het drukke perron hadden verlaten en de massa verspreid over het hele station was veranderd in enkele individuen die zich onafhankelijk voortbewogen, waren ook Henry en Rita op weg naar de uitgang. Toen pas kwam de immense ruimte van het station tot zijn ware recht. Het station was doorgaans een prachtig gebouw, officieel door koning Leopold II geopend in 1905, maar het was jammer genoeg sinds enkele jaren in een broodnodig herstel. Nu waren de rijkelijk versierde muren en de majestueuze koepel uit glasramen jammerlijk gehinderd door een lelijke stelling, die nog slechts een glimp liet doorschijnen van de pracht die de ruime stationshal normaal gezien vertoonde. Het belette Henry echter niet om zijn verbazing over het gebouw aan Rita te uiten, een verbazing die hij elk jaar opnieuw had wanneer hij er kwam.
‘“C’est une petite belle gare” had de koning toen doodleuk gezegd, Rita. Die man moest over humor beschikken om dit station klein te noemen!’ schaterde Henry. Het was een anekdote die hij al talloze malen had verteld, maar telkens opnieuw was Rita oprecht verrast over koning Leopold’s vermeende humor, en barstte ze samen met Henry uit in lachen.
De stationsklok die centraal temidden van de grote koepel aan de ingang hing sloeg op dat ogenblik tien maal, en Henry besloot dat ze nu wel genoeg gelachen hadden; het was tijd om voort te maken.
Vanuit het station was het slechts enkele minuten wandelen naar de Zoo, en die weg kenden ze na de vele jaren ondertussen al als hun binnenzak. Veel verder dan de enkele honderden meters die ze moesten volgen om tot hun eindbestemming te komen reikte hun kennis over Antwerpen echter niet, iets wat Henry altijd jammer had gevonden. Zoals hij zelf altijd had gezegd, was hij iemand die de wereld wilde verkennen, en het liefst gewoon in het wildeweg vertrekken; in het bandenspoor van Jack Kerouac en de zovele andere romantische zielen die het Amerikaanse continent afschuimden in de intussen vervlogen tijden, waarin alles binnen handbereik leek te liggen. Zijn grote droom was dan ook om in een oude, Amerikaanse roestbak helemaal van de oostkust naar de westkust te trekken; geen plannen, geen verplichtingen; enkel de oneindig uitgestrekte weg en de ongekende pracht van het immense landschap dat voor hem uit lag. Er waren twee zaken die zijn droom als een zeepbel uiteen deden spatten: de eerste was Rita, die niets liever deed dan in de stad wonen, en bovendien een gezondheid had die het niet zou toelaten onder zulke omstandigheden te overleven; anderzijds was er gewoonweg de harde realiteit die hem financieel nooit in de mogelijkheid zou stellen het land te bezoeken. Voorlopig nam hij genoegen met een uitstap naar de Zoo.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 21 dec 2012 09:12
door -Maaike-
Dat beloofd niet veel goeds, als je plotseling hoofdpijn hebt, die even snel verdwijnt als hij komt. Dat zal vast wat nare dingen in beweging zetten :(
Het echtpaar kende wandelde tussen de drukte door alsof ze dagelijks pendelden naar Antwerpen
Ik zou het woordje "kende" hier weglaten ;)

Ga zo door!

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 24 dec 2012 11:12
door MrM
Bedankt Maaike! Ik heb de vorige stukjes aangepast, want ik was blijkbaar een stukje ertussen vergeten :$

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 28 dec 2012 01:14
door MrM
Het zag ernaar uit een prachtige dag te worden, met de felle zon die al reeds voor het middaguur toeliet in korte broek te wandelen; zelfs in een shirt als men de laatste zucht van een frisse noordenwind kon verdragen. Dat jaar was het in feite een erg matige zomer, en misschien hadden ze wel de beste dag van de hele zomer uitgekozen – vanuit meteorologisch oogpunt gezien dan toch.
Tijdens de treinrit tussen Gent en Antwerpen hadden ze genoten van het Vlaamse landschap dat zich aan een razend tempo naast de sporen ontvouwde: ontelbare weilanden met magere melkkoeien of paarden, van elkaar gescheiden door omheiningen van ondiepe grachten en schrikdraad; akkers waarop oude mannen met versleten knieën en nog versletener rieken door het drassige slijk sjokten; de ochtenddauw die nog niet geheel verdwenen was, en in mistachtige slierten verdampte onder de opkomende warmte van de zon. Via de afschuwelijke lintbebouwing waarvoor ons kleine land zo bekend staat werden de decors met elkaar verbonden; willekeurig neergepote huizen in alle kleuren en formaten die als vuile vlekken op een propere theedoek het immer platte landschap bespikkelden.
De wachtrij aan de inkom van de Zoo was dan ook navenant het goede weer, en het duurde ruim een half uur alvorens het echtpaar Dupont de kassa bereikte waar Henry twee toegangskaartjes kocht.
Hij keek even snel op zijn horloge – meer uit gewoonte dan om echt te weten hoe laat het was. Het was tien voor elf; ze hadden nog ruim de tijd om een hele dag te kunnen kuieren. Het zou hun dagje worden.
Enkele uren later echter was Rita alweer onwel geworden. Het gebeurde toen het koppel naar een stel bavianen stond te kijken, dat moet zo omstreeks het vier uur in de namiddag geweest zijn, als je het gewone traject volgt – wat Henry en Rita steevast deden.
Of het er een verband mee hield heeft Henry nooit geweten, maar het was op het moment dat een jong Japans stelletje een foto nam van één van de bavianen dat Rita een helse hoofdpijn had gekregen. Net na het klikgeluid dat de Nikon had gemaakt verscheen de oogverblindende flits, en voelde het aan alsof ze getroffen werd door een bliksemschicht. De pijn was ondraaglijk, en even verloor ze zelfs het bewustzijn. Enkele tellen later kwam ze weer bij bewustzijn en hoorde ze Henry roepen; onduidelijk, als onder water.
Hij riep; tegen het Japanse koppeltje, dat er geen woord van begreep en verwarde gebaren maakte naar hun fotocamera; en tegen de anderen rondom hem dat ze dringen medische hulp moesten halen.
De migraine-aanval, zoals toen nog gedacht werd, duurde in totaal amper zes minuten, maar was zo hevig en indrukwekkend dat Rita volledig afgemat de Zoo per ambulance had verlaten naar het dichtsbijzijnde hospitaal.

Het was daar op dat moment, in die ambulance, dat Henry de radio-uitzending volgde over de aankomst van Greg LeMond. De ambulancier naast hem was een hevig wielerfanaat, en besefte waarschijnlijk niet eens dat Henry’s gedachten uitgingen naar zijn vrouw die achterin op de brancard lag. Hij ging maar door over allerlei onbenulligheden die Henry toen geen ene moer scheelden, maar die hij nadien nooit meer zou vergeten. Terwijl hij wild manoeuvrerend de auto’s voorbijzoefde die voor hem aan de kant gingen, piepte hij opgewonden bij het horen van de 76ste Touraankomst. Het was een zenuwachtig mannetje, die ambulancier. En ook al reden ze in een ambulance met de zwaailichten aan; de roekeloze rijstijl waarmee de man naar het hospitaal raasde maakte Henry nog zenuwachtiger dan hij al was, en hij kon zich niemand inbeelden waarbij hij zich onveiliger zou voelen in een wagen.
‘Ja hé, die Greg LeMond dat is er me eentje, hé. Wist je dat die vorig jaar was neergeknald door zijn zwager? Kun je dat nou geloven? Gewoon zo, bam! Hé hé, met een jachtgeweer, volledig doorzeefd. Wat is die man stérk, zeg, dat ‘ie er dit jaar gewoon weer staat!’
Het was inderdaad zo dat LeMond het jaar daarvoor tijdens een jachtpartij door zijn schoonbroer verkeerdelijk als een stuk wild werd aanzien, en vol geraakt werd door een hagelbui, had Henry achteraf in de krant vernomen. Niettemin kon het hem niets schelen op dat moment; voor zijn part mochten ze die ambulancier vol hagel knallen, als hij maar gewoon zijn bek zou houden.
Het was een zenuwlopende tijdrit die uiteindelijk zou bepalen wie er het podium mocht beklimmen in de gele trui; Greg LeMond had een achterstand van niet minder dan 49 seconden in te halen op een afstand van 24 en een halve kilometer. Het gevoel dat Henry beleefde toen hij in de ambulance dwars door de drukke stad snelde, bijna synchroon met de Amerikaan die op dat moment naar de Avenue des Champs-Élysées reed tegen een snelheid die de hunne misschien wel overtrof, was onbeschrijfelijk. Het was alsof hij zelf meedeed aan de Tour, alsof de radiopresentator zìjn naam riep doorheen de microfoon. En of hij de Tour zou winnen; Greg LeMond had nog een paar honderd meters te rijden wanneer de ambulance het Universitair Ziekenhuis Antwerpen bereikte. De finish had hij zelfs nooit gehoord.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 29 dec 2012 00:53
door MrM
Zo dit is het einde van hoofdstuk 3!

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 01 jan 2013 17:43
door -Maaike-
Nu weet ik nog niet of het goed komt met zijn vrouw o.O Post maar snel het begin van hoofdstuk 4 ^_^

Ga zo door!

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 04 jan 2013 01:26
door MrM
IV


- januari 2002 -


‘Zo. Dit was het dan,’ mompelde Henry tegen zichzelf. Zonder toezicht stond hij nu helemaal alleen voor de ingangspoort van de Gentse gevangenis. Het voelde alsof hij was achtergelaten, alsof hij niet langer voor zichzelf kon zorgen zonder dat hij in het oog werd gehouden. Waar moest hij naartoe? In de bundel papieren die hij bij zijn vrijlating had meegekregen stak een speciaal buskaartje voor een enkele rit naar het centrum. Van daaruit moest hij zichzelf een weg zien te banen naar het dichtsbijzijnde OCWM door de drukte van het leven dat gewoon zijn gang had gegaan, al die jaren aan een stuk. Daarvoor had hij dan weer een klein stadsplannetje meegekregen.
‘Net een fotozoektocht met de jeugdbeweging,’ lachte hij in zichzelf, verbaasd van de bruuske overgang tussen gevangene en vrije burger. Niemand zou zelfs merken dat hij twaalf jaar lang achter slot en grendel had weggezeten, weggestopt door de maatschappij omdat hij er een gevaar voor was geweest. Hij zou een oud vrouwtje de straat over helpen, en niemand die zou vrezen dat hij haar handtas zou stelen.
De bushalte was enkele tientallen meters verder, aan de overkant van de straat. Henry’s te kleine jeansbroek werkte verschrikkelijk hard tegen, en maakte het korte wandelstukje genant. Hij besloot zijn broeksknoop gewoon open te zetten, en hoopte dat hij onderweg niet al te veel volk tegenkwam die hem met een scherpe blik bekeken. Zo zat hij een achttal minuten op het bankje in het bushokje te wachten, nerveus met zijn vingers aan zijn jas aan het frunniken omdat hij al uren niet meer gerookt had. Hij had enkele euro’s op zak, munten en briefjes die hij nog nooit voordien had gebruikt in het openbaar. De honderdvijftig Belgische franken die hij nog had van vroeger durfde hij niet eens meer omruilen in een bank, omdat het zo belachelijk weinig was. Hij zou ermee blijven rondlopen.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 05 jan 2013 10:02
door MrM
Bus 38 richting Gent Blaarmeersen – een oude, rammelende bus – was gelukkig op een paar enkelingen na leeg; en zij die erop zaten zouden niet eens merken dat hij net uit de gevangenis kwam. Enkel de buschauffeur, die zijn kaartje kon zien, zou het weten. Die trok er zich geen ene moer van aan.
‘Goeieochtend, meneer. Mooie dag, is het niet?’ Henry knikte en wandelde naar een van de vele vrije plaatsen. Zin in een praatje had hij niet, maar de simpele begroeting van de buschauffeur deed hem plezier. Het was de eerste die hem terug als mens had aangesproken, en niet als een crimineel, een gevaarlijke zot.
De busrit voelde aan als een safaritocht: hobbelend over de weggezakte kasseien van de Coupure gingen hij en zijn onbekende companen op zoek naar ongekend terrein. Zo reden ze, allen zwijgend, naast het stille water van de Leie, die als een mangroverivier doorheen de jungle die Gent was slingerde.
Het was een avonturentocht: gewoon de bus nemen.
De puber die enkele zitplaatsen verder zat en luide muziek doorheen de koptelefoon van zijn walkman (in feite was het een mp3-speler, maar dat wist Henry niet) joeg wekte Henry uiteindelijk uit zijn dagdroom door op het stopknopje te drukken. Een belletje vooraan maakte een vrolijk ‘ping’ en waarschuwde de chauffeur dat hij bij de volgende halte moest stoppen. Henry herkende de halte en besloot hier ook maar ineens af te stappen. Ver zou het niet meer zijn naar het OCMW, en hij had zin om zich op de straat te begeven. Overspoeld worden door prikkels van overal; geleid door het geluid van de alledaagse drukte en de heerlijke geur van de vele koffiezaken zou hij de gezellige straatjes bewandelen, net als vroeger; met het lage zonlicht dat oogverblindend scheen op het rimpelende wateroppervlak van de Leie en golvende lichtspektakels op de gebouwen eromheen weerspiegelde.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 06 jan 2013 23:45
door MrM
Kort op elkaar, maar het telkens maar kleine stukjes (ik weet niet wat het best is, liever een langer stuk en wat langer wachten dan?)

Het was bijna middag nu, en Henry besloot eerst iets te eten alvorens zijn begeleider te ontmoeten. Nog steeds in zijn afschuwelijk te kleine en verouderde kledij stapte hij de dichtstbijzijnde broodjeszaak binnen. Hij zag er dan wel slecht gekleed uit, in een stad kan je er bijna zeker van zijn dat er ergere gevallen rondlopen dan jezelf. Nieuwe kledij kopen was dan ook niet zijn belangrijkste prioriteit, ondanks dat hij zich toch bekeken voelde. Maar misschien lag dat eerder aan zijn ongeschoren stoppelbaard, ingevallen ogen en grauwe huid; dat laatste was het gevolg van de weinige uren die hij al die jaren in de buitenlucht had kunnen vertoeven. Zag hij er als een gevangene uit?
‘Meneer?’
‘Oh, excuseer juffrouw.’ Blijkbaar had de vrouw hem ondertussen al tweemaal gevraagd wat hij wilde hebben, terwijl hij meer bezig was geweest met zijn voorkomen. ‘Verdomme, nu kijken ze me zeker en vast als een halve gare aan,’ dacht hij.
‘Ehm… een broodje tonijnsalade, graag,’ besliste hij snel. Hij had niet eens na kunnen denken waar hij zin in had. Het zou zijn eerste maaltijd zijn uit de gevangenis, maar de druk van enkele ongeduldige klanten achter hem maakte dat het een snelle beslissing werd.
‘Volkoren of wit? Met alle groentjes erop? Nog iets om te drinken ook?’ vroeg de juffrouw.
‘Jezus, wat een ondervraging. Is een broodje tonijnsalade gewoon geen broodje tonijnsalade?’ dacht hij, maar hij antwoordde:
‘Doe maar een volkoren. Enne, zonder groenten. Een blikje cola mag wel, juffrouw.’ Hij keek even achter hem om zich te excuseren tegen de volgende in de rij, een bouwvakker die zo meteen een bestelling zou doen waarmee je een heel leger mee te eten kon geven.
‘Zo, meneer. Dat is alles? Dat maakt dan drie euro en zestig cent, meneer.’
‘Verdomme nog aan toe, geen Belgische franken meer,’ besefte Henry plots. Hij had al wel geld verdiend in de gevangenis in de nieuwe munteenheid, maar ermee betalen had hij nog nooit hoeven te doen.
‘Oh ja, ehm. Zou je me even kunnen helpen? Ik zie niet meer zo goed, juffrouw,’ loog hij snel, zodat zij voor hem de juiste munten zou uitkiezen. Met het broodje – wat hij trouwens verbazend klein vond – onder de arm en het blikje cola in zijn hand wandelde hij snel weer de straat op. Het was aangenaam warm geweest in de broodjeszaak, en hij besefte nu pas hoe koud het eigenlijk wel was buiten. Misschien had hij toch beter een koffie genomen? In ieder geval wilde hij in de buitenlucht eten, het was tenslotte niet eens aan het vriezen.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 07 jan 2013 10:22
door -Maaike-
Op zich zijn wat langere stukken fijner omdat je dan in het verhaal komt en je hebt de mogelijkheid bij een spannend stuk te stoppen. :) Bijvoorbeeld het moment dat hij moet betalen en beseft dat hij nog nooit met euro's heeft betaald. Dan wil de lezer weten, lukt het hem? En komt daardoor eerder terug.

En zou ik iets van 1 à 1,5 pagina per keer plaatsen, tot 2x per week :) (Dan kan ik het bijbenen ^.^ )

Toen ik weer verder las begon het met Henry die voor het eerst buiten kwam, maar ik dacht dat hij allang weer buiten was. Omdat hij in het begin van het verhaal een straat overstak en zich langs de politie heen werkte zo onopvallend mogelijk. Of was dat een ander personage?

In dit laatste stukje maak je gebruik van gedachten, dat vind ik heel goed. Want dan krijg ik een beeld hoe hij het ervaart. Maar het is handiger als je dat in het vervolg tussen dubbele aanhalingstekens zet en schuin, zo valt het beter op dat het een gedachte is. Nu dacht ik steeds dat hij het zei, terwijl hij het dus dacht.
"Verdomme, nu kijken ze me zeker en vast als een halve gare aan," dacht hij.

Ga zo door!

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 07 jan 2013 10:56
door MrM
Oh ja dat is misschien beter om het schuin te zetten!

Er zijn 2 verhaallijnen door elkaar, in het begin van elk hoofdstuk staat telkens het jaartal (ofwel 1989 ofwel 2002), het gaat wel om hetzelfde personage maar het eerste stukje was dus vòòr hij in de gevangenis ging, dit laatste hoofdstuk is wanneer hij weer vrijkomt :)

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 08 jan 2013 23:26
door MrM
Terwijl hij met voldoening zijn eerste zelf betaalde maaltijd in lange tijd naar binnen speelde, kreeg hij maar niet genoeg van alles wat er rondom hem aan het gebeuren was. De bedrijvigheid; het komen en gaan van mensen die je nooit voordien hebt gezien en hoogstwaarschijnlijk nadien nooit meer opnieuw zal zien; kinderen die onbezorgd op straat staan te spelen, hun ouders die hen met angst in de ogen behoeden voor een passerende auto; zakenmannen in maatpak die met een stevige pas en een krant onder de arm geklemd geen tijd te verliezen hadden voor wat dan ook; een stelletje daklozen die in de eeuwig pijnlijke koude hun toevlucht zochten tot elkaar en een blik goedkoop bier. Henry voelde zich onwel worden, moest zijn ogen sluiten omdat ze niet meer gewend waren zoveel informatie tegelijk te verwerken. Plots besefte hij de pijnlijke vaststelling dat hij helemaal alleen was in deze wereld vol bedrijvigheid. Hij was geen ouder, geen echtgenoot, geen zakenman in maatpak, niet eens een dakloze; zelfs zij hadden het gezelschap van elkaar. Hij was alléén.
Hij ademde diep in door zijn neus, tot hij de droge, koude winterlucht voelde verspreiden tot in het kleinste longblaasje, opende langzaam weer zijn ogen en ademde bruusk uit. Het klonk als een zucht. Even zag hij nog vlekken voor de ogen, maar zijn gezichtsvermogen herstelde zich snel. ‘Ik heb gewoon zin in een sigaret,’ was zijn conclusie. Daarvoor had hij echter momenteel niet genoeg geld meer, en dus werd het dringend tijd om zijn begeleider te bezoeken. Het draaierige gevoel van daarnet was alweer verdwenen, en met hernieuwde moed sprong hij recht van het stenen verhoogje waarop hij had gezeten. Tijdens het zitten was de ritssluiting van zijn broek geopend – dat kwam omdat zijn broekknop niet dicht was. Zip. Het restje cola dronk hij in een teug op – gevolgd met een luid ‘Aah’ en een oprisping die hij zo goed als mogelijk stil hield voor de voorbijgangers rondom hem – het lege blikje wierp hij in een vuilbak onderweg, tezamen met het papiertje waarin zijn broodje tonijn gewikkeld was.

‘Goeiemiddag, meneer,’ zei de bevallige vrouw in het OCMW-kantoor vriendelijk, ‘Waarmee kan ik u helpen?’
‘Ehm, mijn naam is Henry. Dupont. Ik zou een afspraak hebben met meneer Peeters, als het correct is?’ antwoordde Henry terwijl hij zichzelf zo verzorgd mogelijk voordeed; zijn houding was fiks, zijn blik scherp. Het was belangrijk meteen een goede indruk na te laten bij deze mensen, bedacht hij. Zij beslisten tenslotte grotendeels hoeveel vrijheid ze je toekenden.
‘Aha, ik zie je hier staan in mijn computer, inderdaad.’ Wat was haar stem zacht; haar ogen vrolijk en helderblauw. Henry glimlachte.
‘Je zal wel mevrouw Peeters bedoelen, er zal een foutje gemaakt zijn,’ glimlachte ze breed.
‘Ga maar naar de tweede deur links, meneer Dupont,’ vervolgde ze, even zacht als daarnet – bijna fluisterend – terwijl ze opstond van haar bureaustoel om over haar bureau heen de deur even snel aan te wijzen. Zoals ze daar toen stond kon hij makkelijk in haar decolleté kijken, als hij dat wilde. Maar hij deed het niet, en dat had niets te maken met een gebrek aan interesse in het vrouwelijke geslacht, oh nee. Integendeel, zij was de eerste vrouw van vlees en bloed geweest die hem weer deed hunkeren naar de warmte en de heerlijke geur die zo’n lichaam, gevleid tegen het zijne, kon afgeven. Net daarom wilde hij zich niet verlagen tot een simpele gluurdersblik in haar boezem. De receptioniste straalde pure sensualiteit uit, zodanig dat hij er bijna lyrisch van werd. Haar bewegingen waren zo vloeiend en gecontroleerd, en het deed Henry denken aan zijn eigen zenuwachtige gedrag deze ochtend, toen hij als een slungel voor het kogelvrije glas van de gevangenisbalie stond – wat een contrast met de deze verschijning, de vrouw die de vlam van zijn verlangen weer zou aanwakkeren. Ze deed hem op een bepaalde manier zelfs aan Rita denken, en dat was niet onlogisch als je bedenkt welke indruk de receptioniste zou achterlaten op hem – zelfs al zou hij haar nadien nooit meer te zien krijgen.
‘Mevrouw Peeters, aha, natuurlijk. Leuk hoor, je slaat weer een mal figuur, Henry. Het wordt stilaan een gewoonte, ouwe vent.’ Henry praatte vaak in zichzelf; daar was hij uit eenzaamheid en verveling onbewust mee begonnen in de gevangenis. Het was iets waar hij nadien nooit meer vanaf geraakte; hij was zijn enige en beste vriend geworden.
Het kantoor van mevrouw Peeters – die Henry meteen bij haar voornaam mocht noemen, en vanaf heden dan ook als Sarah in ons verhaal zal verschijnen – was ruim en liet veel licht toe. De enkele goudpalm stond strategisch geplaatst in het meest zonrijke plekje in de ruime kamer, en probeerde vergeefs een exotische toets te geven aan de saaie kamer. Minimalistisch, heet dat dan. Een simpele tafel uit namaakhout stond in het midden van de kamer en deed dienst als bureau; duidelijk kenbaar gemaakt door de computer, wat schrijfgerij en een lelijke grijze telefoon. De grote, donkerbruin geverfde metalen kast – zo eentje dat je in zowat elk ambtenarenkantoor terug kan vinden – stond plomp tegen de witte muur erachter. Ook de inhoud van de kast was als dertien in een dozijn: naast de gebruikelijke woordenboeken (de Dikke Van Dale, Frans-Nederlands, Nederlands-Frans, Engels-Nederlands) stond een complete encyclopediereeks en tenslotte een hele reeks dikke kaften vol dossiers en meer van die onzin.
‘Zet je, zet je,’ drong de jonge vrouw zacht aan. ‘Aangenaam. Meneer Dupont is het? Of Henry, als ik mag? Ik stel voor dat we elkaar tutoyeren, dat is toch altijd aangenamer werken, denk ik dan. Mijn naam is Sarah, en ik zal het komende jaar jouw begeleidster zijn, heb ik begrepen? Laat ik eventjes je dossier opdiepen,’ zei ze zonder schijnbaar eenmaal naar adem te halen.
Met een stevige armbeweging duwde ze zich af tegen het goedkope meubelstuk, en rolde zo vlot vanop haar bureaustoel naar de plompe kast achter haar – Henry zag nu duidelijk dat het nog een jong ding was; ‘Iemand die langer dan twee jaar afgestudeerd is toont nooit zoveel enthousiasme’. Ze haalde er één van de vele dikke kaften uit, en liet die met een luide plof vallen op het bureau.
‘Geen nood, hoor. Dit is niet allemaal over jou,’ grinnikte ze. Terwijl ze in de stapel dossiers zocht naar het juiste nam Henry voorzichtig plaats op één van de stoelen aan de weerszijde van het bureau.
‘Goed, laten we eraan beginnen, Henry,’ sprak ze nu krachtig en formeel, terwijl ze kort knikte en hem nog slechts met de restant van een glimlach in de ogen aankeek. Het naïeve schoolmeisje van zo-even ging voor zijn ogen op in rook.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 10 jan 2013 00:11
door MrM
Maaike, ik zie dat de zinnen die in word schuingedrukt staan hier gewoon recht staan, das wel lastig :( Heb alweer een nieuw stukje klaar maar ik wacht nog even :D

Ik vraag me af of er nog lezers zijn die niet reageren? =P

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 14 jan 2013 18:06
door -Maaike-
Goed vervolg! Vooral hoe hij alles omzich heen ziet, de drukte etc. vind ik goed beschreven!

Om je tekst hier schuingedrukt te krijgen moet je dat per zin doen. Als je een reactie plaats (niet snel reageren) heb je boven aan je tekstvenster allemaal knoppen als je i gebruikt zet hij je tekst schuin ;)

Ga zo door!

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 15 jan 2013 00:20
door MrM
Oké ik ga het meteen toepassen vanaf hier dan :D


Maar Henry’s concentratievermogen was beneden alle peil gezakt door zijn ontmoeting met de receptioniste enkele minuten daarvoor, en van het hele gesprek zou hij bijna niets onthouden hebben. Sarah had dit opgemerkt, en ergens halverwege haar ingeoefende monoloog – het leek wel een spreekbeurt – stopte ze plots met praten en keek Henry aan, die niet eens merkte dat ze haar uitleg staakte.
Ze tuitte haar lippen en fronste haar wenkbrauwen, maar faalde in haar poging om écht streng te lijken. Daarvoor waren de trekken rond haar volle meisjeslippen nog te glad, haar ogen te rond en bovendien te hoopvol. Hoop dat zij iets kon betekenen voor de mensen die haar om hulp kwamen vragen. Dat was tenslotte de reden waarom ze maatschappelijk werkster wilde worden; niet om de zoveelste ongeïnteresseerde onbenul weer opnieuw de cel te zien ingaan.
Henry besefte plots dat het doodstil was in het kantoor en keek haar nu recht aan in die hoopvolle ogen. Hoewel ze nog steeds met een diepe frons naar hem keek, wist hij dat het geen frons was uit woede, maar uit teleurstelling.
Henry had altijd goed mensen kunnen lezen, en Sarah’s ogen waren op dat ene moment als een open boek voor hem, alsof ze hem wilden toespreken en zeggen: ‘Luister nou gewoon even. Ik wil je hélpen, weer op het rechte pad brengen. Stel me alsjeblieft niet teleur.’ Hij herinnerde zich ook dat hij een goede indruk wilde maken tijdens het eerste gesprek met zijn begeleidster, maar hij kon haar toch niet zeggen dat hij dagdroomde van de receptioniste? Hij besloot het over een andere boeg te gooien en verbrak de stilte:
‘Ben ik je eerste?’ vroeg hij.
‘Excuseer?’ antwoordde Sarah verbaasd. ‘“Ben ik je eerste?” Laat het anders lijken alsof je haar nieuwe vriendje op de middelbare school bent, idioot!
‘Ik bedoel,’ verbeterde hij zichzelf, ‘ben ik de eerste gevangene die je begeleidt?’
‘Oh,’ glimlachte ze (‘gelukkig, ze lacht weer’), ‘niet de eerste, nee.’
‘Hoe ging ‘t met die vorige dan?’ vroeg Henry. Ze twijfelde even alvorens ze antwoordde.
‘Het spijt me, Henry, daar kan ik je niets over zeggen. Beroepsgeheim, weet je.’ Hij zag opnieuw de teleurstelling van daarnet in haar ogen.
‘Neen, het spijt mij dat ik niet aandachtig was, Sarah. Ga alsjeblieft verder, ik ben één en al oor,’ glimlachte Henry. Even beeldde hij zich in hoe zij hem nu zag zitten; met zijn onverzorgde stoppelbaard, die spoedig de laatste kleurtinten zou verliezen, in zijn oude jeansvest en een veel te krappe broek die wijdopen stond. Hij moest erom glimlachen. Sarah ging nu weer verder met haar uitleg, maar niet langer alsof ze een ingestudeerd nummertje opbracht: ze vertrouwde hem nu, en dat was net wat Henry wilde.

Ruim anderhalf uur later zou Henry het kantoor pas weer verlaten, alweer met een hele bundel paperassen die hij thuis zou doornemen. Belangrijker was nu echter dat hij de huissleutel van zijn nieuwe woning had ontvangen; een kleine maar zeer degelijke sociale woning (amper twee jaar oud) niet zo ver afgelegen van de Korenmarkt. Daarnaast had hij ook een deel van zijn uitkering ontvangen, die hij in de toekomst tweewekelijks zou ontvangen tot zolang hij een job zou vinden – daarvoor moest hij wel kunnen bewijzen actief op zoek te gaan naar betaald werk. Zijn uitkering bedroeg niet zo veel, maar tenslotte had hij geen gezin om voor te zorgen. Het eerste dat hij kocht was een pak roltabak en vloeitjes.
Ondertussen was het buiten zachtjes beginnen sneeuwen, en in de plotseling grauw geworden namiddag bereikte Henry zijn nieuwe verblijfplaats. Alsof hij thuis kwam na een zware werkdag gooide hij zich uitgeput op het bed, waar hij indommelde en bijna twee uur later pas wakker werd. Hij had niet eens de tijd genomen het appartement te bekijken.
Nu hij weer wakker was knipte hij het licht aan – ondertussen hadden de enkele sneeuwvlokjes van daarnet plaatsgemaakt voor een ware sneeuwstorm. Miniscule ijskristallen bewogen zich vliegensvlug en kriskras doorheen de lucht tot ze zich onvermijdelijk vervoegden in het almaar aanzwellende sneeuwtapijt dat nu het hele straatbeeld had ingenomen. In de plotse opwelling van uitputting die Henry had getroffen bij het binnenkomen van zijn appartement had hij er niet eens aan gedacht de verwarming aan te zetten, waardoor hij nu rillend van de kou zijn eerste blik wierp op de plek die hij voortaan ‘thuis’ mocht noemen. Maar hij had nog enkele zaken te regelen alvorens het echt laat werd, en dus ging Henry alweer de straat op – hij zette de verwarming alvast aan voor later.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 16 jan 2013 00:01
door MrM
Het was een aangenaam en modern appartement, en hoewel het in oppervlakte niet bijster groot gaven de drie kamers een gevoel van ruimte voor Henry. Een aparte badkamer, naast een slaapkamer – waar net een eenpersoonsbed in pastte – en een eigen keuken was al een hele luxe voor hem. De keuken deed tegelijk ook dienst als woonkamer; naast de kleine eettafel was er net plaats genoeg om een televisietoestel en een zetel te zetten.
Maar hij had nog enkele zaken te regelen alvorens het echt laat werd, en dus ging Henry alweer de straat op – hij zette de verwarming alvast aan voor later.
Met nog steeds niets anders aan dan de dunne jeansvest waarin hij deze ochtend de gevangenis had verlaten verliet hij zijn appartement, op zoek naar een degelijke tweedehandswinkel waar hij nieuwe spullen kon halen.
Buiten raasde de storm ongenadig verder. De ijzige wind scheerde langs zijn oren, terwijl duizenden sneeuwvlokjes hem leken aan te vallen en hem zo het zicht belemmerden. Terwijl hij met zijn ene hand zijn kraag hoog over zijn hals trok en met zijn andere hand zijn ogen bedekte tegen de ijskoude sneeuw, wandelde hij minutenlang doelloos rond. Hij had amper een idee waar hij zich begaf. Zijn handen waren meteen compleet verkleumd, en toen zijn tenen nagenoeg gevoelloos waren hoorde hij plots een stem roepen in de verte:
‘Hé man, wat doe jij nog buiten? Kom snel binnen! Het is om dood te vriezen daarbuiten, man!’ Henry hield halt en keek rond hem heen. Pas nu merkte hij dat hij nog als enige op straat liep; het was stikdonker geworden en zelfs in de felle straatverlichting was het moeilijk om meer dan drie passen voor je uit te kijken.
‘Hier, man! Kom snel!’ riep de stem opnieuw. Henry volgde het geluid en zag pas na enkele meters dat de man die hem riep in de deuropening van een kroeg stond. Hij trok Henry aan diens arm snel naar binnen en sloot de deur met een klap achter hem dicht. De heerlijke warmte omhelsde Henry als een mantel, en zijn natte kaken gloeiden al snel naast de hitte van de Leuvense stoof die centraal in de kroeg stond. Zijn handen, die bloedrood zagen en ijskoud aanvoelden, kregen al tintelend eindelijk weer gevoel.
‘Wat bezielde je om met dit weer over straat te wandelen? Je ziet geen steek, voor je ‘t weet lig je nog in de Leie,’ vroeg de man, die de uitbater bleek te zijn, bezorgd. De kroeg was omhuld in één grote rookwolk; Henry’s zicht reikte niet veel verder hier binnen dan in de storm buiten. Maar hier was het wel aangenaam warm, en ondanks de jarenlange opsluiting voelde Henry zich onmiddelijk weer in zijn natuurlijke habitat. Aan de toog zaten een stuk of zes vaste klanten – duidelijk te herkennen aan hun glazige blik, halflege pint en eeuwig smeulende peuk tussen hun gelige vingers. Hun gesprekken waren stilgevallen, hun glazige blikken gericht op de onbekende indringer van hun territorium. Op de achtergrond speelde B.B. King onvermoeibaar de ene gierende gitaarsolo na de andere; hetzelfde plaatje lag al voor de derde keer op. Niemand maalde erom.
Henry voelde elk van hun blikken over hem gaan, maar besloot er te blijven – tenslotte had de uitbater hem er zelf binnengehaal – en nam plaats op een vrije barkruk. Daarvoor moest hij eerst toestemming krijgen van de vaste tooghangers; een ritueel in het kroegleven. Hij maakte aanstalte, zij keurden hem – ruige baard, lege blik in de ogen – en knikten om hun toestemming duidelijk te maken. De uitbater nam alvast een lege pint in de hand, maar Henry gebaarde dat hij liever een cola wilde.
‘Wat jij wil,’ mompelde de uitbater, die het glas verbaasd weer terugzette. ‘Verdomme, zo ga je hier geen vrienden maken. Maar ik kan toch niet meteen mijn voorwaarden schenden en bier drinken? Ach wat, eentje kan ook geen kwaad.
‘Doe toch maar een biertje,’ gaf Henry toe, ‘Ik kan er best wel een gebruiken.’
‘Hé man, dat kunnen we allemaal,’ besloot de uitbater.
‘Ja, dat kunnen we allemaal…’ zei de man naast Henry als een echo. Het was zo’n zin die dronkelappen wel eens vaker gebruikten; hij betekende tegelijkertijd helemaal niets, maar toch ook weer alles. Zijn stem klonk schor, en het was alsof die zin het laatste was wat hij zou zeggen alvorens deze trieste aardbol te verlaten. Hij keek troosteloos voor zich uit en gebaarde dat zijn glas bijna leeg was.
De man had een leren jack aan dat misschien wel ouder was als Henry’s vest, en eronder droeg hij een vuil shirt dat los over zijn buik hing. Hij keek Henry aan – althans in zijn richting, zijn ogen leken wel dwars doorheen Henry te kijken – en krabte door zijn vettige haren.
‘En wie ben jij, eigenlijk?’ vroeg hij. De andere mannen moesten erom lachen. Niet dat ze Henry uitlachten, het was meer uit ongemak en zatte verveling.
‘Ik ben Henry. Henry Dupont,’ stelde hij zichzelf voor. ‘Ik was op zoek naar een tweedehandswinkel, wanneer de sneeuwstorm plots opkwam en ik hier naar binnen werd geroepen.’ Hij knikte naar de uitbater, die hem enkele ogenblikken geleden inderdaad naar binnen had gehaald.
‘Een tweedehandswinkel?’ de man fronste nu zijn wenkbrauwen. De anderen lachten opnieuw. Henry wees naar zijn openstaande gulp. Nu grinnikten ze, ook al zagen ze niet allemaal waarnaar Henry wees.
De manier waarop hij praatte, gekleed was én het feit dat hij op zoek was naar een tweedehandswinkel volstond voor de stamgasten van de kroeg:
‘Henry, jij bent best wel oké,’ lachte de man en hij ontblootte met een grijns zijn resterende tanden.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 17 jan 2013 23:26
door MrM
Heel kort stukje, maar ik heb besloten dit hoofdstuk hier te eindigen, vandaar :)

Edit: Ik heb snel na elkaar drie stukje geplaatst, maar nu heb je even tijd om het te lezen hoor Maaike (nog steeds de enige lezer vermoed ik, waarvoor dank =P ), want een nieuw hoofdstuk beginnen duurt altijd net iets langer!
_______________________________________________________________________________________

Het zag ernaar uit dat de storm niet meteen zou gaan liggen, en Henry voelde dat hij weldra voor een pijnlijke keuze zou staan. Het duurt namelijk nooit lang vooraleer de typische, anonieme praatjes over het weer en het voetbal in een pijnlijke stilte uitdraaien, een stilte die onherroepelijk verbroken wordt wanneer één van de tooghangers de vraag stelt:
‘Zeg eens, Henry, wat doe jij zoal in het leven?’ Het was de vraag waarop Henry angstvallig had zitten wachten, de hele dag lang. Toch was hij erdoor overweldigd, en het angstzweet brak hem spontaan uit.
Zou hij de waarheid spreken en zeggen dat hij net uit de gevangenis kwam, nog eens geen etmaal geleden?
Of zou hij simpelweg liegen en een verhaaltje ophangen voor zijn nieuwe kameraden, waardoor hij geen risico zou lopen uitgejouwd te worden?
Laat het duidelijk zijn dat de gedachten die toen door Henry’s hoofd schoten niet langer als een fractie van een seconde de tijd hadden, want hij kon onmogelijk helemaal niet antwoorden op de anders zo simpele vraag. Hij gunde zichzelf wat meer bedenktijd en zei:
‘Wel, euh.’
Misschien niet de beste manier om tijd te rekken; met de moeilijke keuze waarvoor hij toen stond kon hij niets beters verzinnen. Henry voelde pijnlijk hoe de anderen in stilte op een antwoord wachtten, en nam zijn sprong in het ongewisse. B.B. King stond Henry bij in het eenzame moment en zong de ziel uit zijn lijf: our love is nothing but the blues / baby, how blue can you get?
‘Nou dat is een lang verhaal, hebben jullie eventjes?’ probeerde Henry luchtig het gesprek te starten. Het bleek te werken; de mannen werkten gulzig hun laatste slokken bier naar binnen en vroegen meteen een volle pint, ook voor Henry. Tijd hadden ze zat; zij gingen vaak pas weer naar huis wanneer de zon zich moeizaam optrok in de grauwe, natte ochtendlucht; een goed verhaal konden ze best gebruiken om die tijd te doden.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 21 jan 2013 14:51
door MrM
Hoofdstuk V dan maar!

______________________________________________________________________________________


- augustus 1989 -


‘Waar blijft hij nou toch, verdomme?’ riep Henry terwijl hij zenuwachtig doorheen de kamer ijsbeerde, en voor de zoveelste maal door de jaloezieën aan het grote raam naar buiten tuurde. Hij stak een sigaret op en probeerde tegen naar een verschrikkelijk radioprogramma te luisteren om zijn zenuwen onder controle te houden.
‘Wind je niet zo op, Henry. Hij zal heus wel komen,’ antwoordde Rita. Ze wist wel dat Henry’s vraag retorisch bedoeld was, maar ze wilde hem kalmeren.
Het was nu bijna drie weken geleden dat Rita opgenomen was in het hospitaal, na haar hevige aanval in de Antwerpse Zoo. Sindsdien was Rita’s toestand er allesbehalve op verbeterd, en hoewel ze op een hoop pijnstillers de dag kon doorbrengen, kwam ze het bed niet meer uit sinds een week. Het was twaalf augustus, en op die dag zouden de resultaten van haar onderzoek in het hospitaal toekomen. Daar had ze een volledige check-up ondergaan; haar hart en longen werden gecontroleerd, ze hadden bloed getrokken en haar zelfs onder een grote scanner gestopt waarvan Henry steevast overtuigd was geweest dat de stralingen ervan haar gezondheid enkel maar slechter zou maken.
‘Hij komt anders nooit te laat, Rita. Dat weet jij evengoed.’
Henry had sinds die dag geen meter geweken van zijn vrouw, en zorgde ervoor dat haar niets ontbrak terwijl ze half gedrogeerd de dagen in haar bed doorbracht. Hij had geen idee wat hem te wachten stond, maar hij had zichzelf al ontelbare scenario’s ingebeeld.
Buiten regende het ongestoord verder; dat deed het al dagen aan een stuk. Henry klaagde tegen zichzelf: over het slechte weer, over de irritante radiopresentator die er niets van bakte en over de verdomde postbode die zich waarschijnlijk ergens zat bezatten in plaats van de post rond te brengen.
‘Ze zijn allemaal hetzelfde. Allemaal!’
Hij stond stijf van de zenuwen. Hij drukte zijn sigaret uit en stak meteen weer een nieuwe op. Rita zweeg nu, het had geen zin tegen hem te praten wanneer hij zulke dingen begon te zeggen.
Hij keek haar aan; ze lag op haar zij in het bed en ondersteunde haar hoofd met haar handen, die ze in elkaar gevouwen onder haar hoofdkussen hield. Zonder te bewegen volgde ze zijn bewegingen nauwlettend; haar ogen hadden hun prachtige glans verloren en zagen er nu nog grauwer uit dan ze al waren in de schaduw van het zwakke licht. Troosteloos schuifelde Henry van links naar rechts en weer terug doorheen de kamer, terwijl hij binnensmonds verder bleef vloeken op alles rondom hem.
Hij kon het niet meer verdragen, in het kleine appartement te wachten, en mompelde dat hij nood had aan wat frisse lucht; op een antwoord van Rita wachtte hij niet meer toen hij bruusk de deur achter hem dichtgooide en in de trappenhal drie verdiepingen naar beneden stormde.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 21 jan 2013 16:16
door -Maaike-
Ik vergeet steeds de datum bij de hoofdstukken te checken. Dan begin ik bij de eerste alinea en dan denk ik "huh, wat heb ik gemist." Haha, maar de naam van Rita verhelderde ook veel (A)

Wat ik leuk vind aan jouw schrijfstijl is het Belgische tintje. Die typische woorden die niet in het Nederlands gebruikt worden, maar toch herkenbaar zijn. Het maakt de dagelijkse dingen wat minder gewoon ^.^

Ga zo door!

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 21 jan 2013 16:53
door MrM
Bedankt! Ik probeer inderdaad echt 'Vlaams' te schrijven om de sfeer weer te geven van het verhaal dat zich afspeelt onder een typisch simpel vlaams gezin =P

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 28 jan 2013 23:51
door MrM
Pfoe, weer een kort stukje. Ik zit even met een writers block ofzo, t vlot niet echt =P

_______________________________________________________________________________________

‘Mooi weertje, vind je niet?’ grinnikte René-van-twee-verdiepingen-lager, die naast Henry kwam staan roken onder het kleine afdakje aan de ingang van het appartementsblok. ‘Verdomme, ook nog die zeikerd,’ dacht Henry. Zonder René aan te kijken snoof hij om toch maar enige reactie te tonen.
‘René, man, lang geleden! Nou, ik moet net, eh-…,’ mompelde hij terwijl hij vanonder het afdak verdween en nu in de gietende regen stond. Het was een slecht excuus – was het überhaubt wel een excuus? – zolang hij maar geen praatje hoefde te maken.
Daar stond hij dan, twee meter verder, onder een zomerse douche van zure regen. Na enkele seconden was hij al kletsnat, maar het zou een stom zicht zijn om nu terug keren en weer langs René te hoeven gaan. ‘Nou ja, een wandelingetje dan maar. Gezellig toch, zo in de regen, met niet meer aan dan een dunne sweater? Wat boeit het nog.’
Hij wierp nog snel bezorgd een blik over zijn schouder heen, naar het raam van hun woning op de derde verdieping. Natuurlijk kon hij Rita niet zien vanaf daar, maar hij wist hoe ze daar lag; zo lag ze er al te lang. Het natte haar uit zijn ogen vegend verliet Henry met stevige pas het gebouw, zonder zelf te weten waar naartoe. René sloeg het vreemde gedrag van Henry gade vanonder het kleine afdak maar stelde er verder geen vragen bij.
Terwijl Henry zich doelloos doorheen de smalle straatjes van het historische centrum bewoog, doorweekt van de aanhoudende regen, liep hij bijna tegen een fietser aan.
‘Hé! Kijk eens uit je doppen, verdomme!’ vloekte de tweewieler terwijl die bruusk de hendels van zijn remmen dichttrok en bijna van de stoep viel. Henry sprong net op tijd opzij; door de felle regen in zijn ogen had hij niet verder gekeken dan enkele kasseien voor hem uit. Geschrokken van het actiemoment richtte hij zijn blik naar de man die zichzelf weer recht klauterde.
‘Jij. Jij!’ riep Henry nu ziedend terwijl hij frontaal op de man afstormde.

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 29 jan 2013 19:14
door Antje
Vandaag begonnen met het lezen van jouw verhaal en in één keer uit gelezen.
Ik hoop dat je snel weer inspiratie genoeg hebt om een volgend hoofdstuk te plaatsen :D

Groetjes,
Antoinette (Antje)

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 30 jan 2013 17:53
door MrM
Leuk dat er nog iemand is die het verhaal volgt! :) Ik doe m'n best :D

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 01 feb 2013 15:12
door -Maaike-
Ohoo, cliffhanger! Zou dat het moment zijn waarop duidelijk wordt waarom hij naar de gevangenis moest?

Ga zo door!

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 18 feb 2013 23:50
door MrM
Ik zit momenteel in een enorm drukke periode waardoor ik weinig tijd vind om te schrijven, maar ik ben er niet mee gestopt!

Re: Wanneer gevangenen thuiskomen

Geplaatst: 27 mar 2013 14:09
door Tijgerlelie
Hallo MrM,
Je had om reactie gevraagd bij de Tipp-ex’ers dus bij deze. Ik heb de eerste post door gelezen. De basis van je stuk vind ik goed, je hebt vaak mooie zinsnedes en duidelijk zin om het verhaal te vertellen. Ik proef de sfeer al. Je karakter is nog ongrijpbaar maar wel interessant. Wat wel jammer is, is dat je vaak ‘over’ verteld. Teveel woorden om het mooi te maken. Soms mag het ook wat minder uitleggerig/vertellerig. Hieronder zal ik wat dingetjes uitpluizen dat deze opmerkingen hopelijk duidelijk maakt. Je plakt ook best vaak woorden aan elkaar waar eigenlijk een spatie tussen moet maar als je goed kijkt vind je die vast wel!
Oftwel, sterk begin maar nog ruimte voor verbetering.
Groetjes,
Tijgerlelie
Het leek wel een stuk speelgoed te zijn in zijn hand.
In zijn hand, leek het een stuk speelgoed.
Het leek een stuk speelgoed in zijn hand.
Beiden 8 ipv 11 woorden en naar mijn mening veel sterker.
Diep verborgen in de binnenzak van zijn legergroene duffelcoat hield hij het stevig vast.
Ik heb wel eens gehoord van duffelbags maar duffelcoats? Waarom is ‘groene legerjas’ of ‘legergroene jas’ niet goed genoeg? Als het in het Nederlands woordenboek staat mag het, tenminste, dat is de regel die ik zelf gebruik.
Het was de eerste keer dat hij ermee rondliep, en hij voelde zich er allesbehalve makkelijk bij, maar het zou niet anders gaan.
Pas op met gecompliceerde zinsconstructies. Volgens mij kun je je niet makkelijk voelen, wel gemakkelijk of op je gemak.
Nog een dingetje wat ik zelf nooit zo mooi vind en dat is ‘, en’. Veel mensen gebruiken het maar omdat beiden bedoeld zijn om twee zinnen aan elkaar te knopen vind ik het een soort dubbele pauze inroepen.
Het was de eerste keer dat hij ermee rondliep, hij voelde zich niet op zijn gemak.
Het was de eerste keer dat hij ermee rondliep en hij voelde zich niet op zijn gemak.

Ook wanneer hij het niet hoefde te gebruiken zou het toch onmisbaar zijn. Hoe dan ook, een leven zou gered worden, ook al werd er een voor in de plaats gegeven; hij zou enkel beslissen welk leven dat zou worden. Ergens voelde hij wel dat er iets mankeerde aan die redenering, maar in die dagen geloofde hij oprecht dat hij een hoger doel zou dienen. The Lord giveth, and the Lord taketh away; dat het fout was zichzelf de plaats van the Lord toe te kennen zou hij achteraf pas ontdekken.
In zijn hoofd overliep hij nogmaals stap voor stap hoe hij tewerk zou gaan. Het moest lukken. Het enige dat kon mislopen was dat hij zijn koelbloedigheid zou verliezen of zich op het laatste moment bedacht. Maar daarvoor was het nu te laat, hij was vertrokken en zou afmaken waaraan hij was begonnen. Het moment dat hij dat zichzelf insprak geloofde hij het alweer niet meer.
Wat mij betreft is dit allemaal kletspraat. Erg veel overbodige zinnen en zinsdelen. De zin ‘Hoe dan ook..... .... ... welk leven dat zou worden’ is ook buitengewoon complexmet twee komma’s en een puntkomma.
Een tegenstrijdigheidje zit er ook in. ‘Het enige dat fout kon gaan was dat hij zich op het laatste moment bedacht. Maar daarvoor was het nu te laat.’ Dus dan kan dat niet meer fout gaan toch? Ik zou in dit stuk iets meer zijn emoties willen voelen, het is voor mijn gevoel nog te afstandelijk en beschrijvend.
‘Komop, verman jezelf.’
Typisch zo'n woordje waar een spatie in hoort. Maar je doet het vaker.
Hij was het pistool drie weken tevoren gaan ophalen in een locker in het Sint-Pietersstation in Gent.
Drie weken van tevoren of drie weken eerder volgens mij.
Het was volledig schoongemaakt en de serienummer was professioneel verwijderd, zodat het wapen tijdens een eventueel onderzoek nadien volkomen nutteloos zou zijn.
Ga ervanuit dat je lezer enige vorm van intelligentie bezit. Door helemaal uit te leggen waarom dat serienr verwijderd wordt (wat iedereen die één keer CSI gekeken heeft weet) zeg je eigenlijk ‘jij lezer, je bent maar een debiel dat je dat niet kunt bedenken, laat ik het maar uitleggen.’
Hij had de papieren zak met het pistool en de patronen erin snel in zijn tas gestopt en was via de tram weer naar zijn appartement gegaan, dezelfde weg als hij was gekomen. Daar had hij het onder een hoop oude hemden verstopt en hij had het sindsdien niet meer aangeraakt, tot vandaag.
Woordherhalingen. ‘Hij had.... Daar had hij... en hij had.’ Pas op dat je niet dezelfde zinsbouwen/woorden/woordcombinaties te vaak achter elkaar gebruikt. Daarnaast, is deze verhandeling echt nodig op dit punt in het verhaal? Maakt het iets uit waar hij het pistool vandaan heeft en hoe die transactie precies in zijn werk is gegaan? Dat het in bruin papier zat, is dat een detail wat ik niet kan missen als lezer? Ik denk dat dit details zijn die voor jou je wereld levend maken en je helpen je karakter(s) te scheppen maar voor mij als lezer op dit punt overbodig zijn.
Het was die dag bitterkoud buiten en hij had spijt dat hij vergeten was zijn handschoenen aan te trekken toen hij was vertrokken. Met zijn hand verkrampt om het pistool heen geklemd leek het ook amper op te warmen, ook al zat het in zijn jas verborgen.
Typisch stukje wat inkorting kan gebruiken. Constructies als ‘hij had spijt dat hij vergeten was’ slaan voor mij nergens op. Je hebt spijt dat je ze niet meegenomen hebt of je bent ze vergeten. Maar spijt dat je ze vergeten bent... Daarna wordt het verwarrend. ‘het’ verwijst terug naar ‘zijn hand’ in beide gevallen maar je hebt het over het pistool volgens mij? Extra verwarrend omdat je het eerst over handschoenen hebt wat koude handen impliceert, niet een koud wapen.
Nog geen kwartier geleden had hij de deur van zijn ellendige appartement in de Brugse Poort voorgoed achter hem gesloten. Met een diepe zucht had hij toen de sleutel in het slot omgedraaid en was hij vertrokken. Het zou zijn laatste keer zijn dat hij er vertrok, dat wist hij, en met een wrange vorm van nostalgie naar al die miserabele jaren die hij samen met zijn vrouw had doorgebracht in het vuile appartement, wierp hij zijn laatste blik op het trieste blok beton dat het appartementsgebouw moest voorstellen.
Ook ‘over-verteld. Kill your darlings!
Het had vanuit geen enkel oogpunt een aangenaam gezicht, en van een afstand kon hij zelfs de grauwe novemberlucht, die zwaarmoedig over het hele land trok, nog amper onderscheiden van het verloederde beton waaruit het gebouw was opgetrokken.
Lange zin, complex ook met 3 komma’s.
Alsof hij een geheim agent uit een of andere zwartwit Hollywoodfilm was wisten zijn ogen het gevaar te onderscheiden van het banale gebeuren in het drukke straatbeeld.
Overbeschrijvend. ‘Hij voelde zich een spion uit een Hollywoodfilm. Zijn ogen zochten naar gevaar in het verder banale straatbeeld.’
Woordcombinaties als 'een of ander' 'net zoals' 'dacht te weten dat' en nog veel meer halen altijd de kracht uit je zin. ''uit een film' is veel sterker dan 'uit een of andere film'.