Het spijt me
Geplaatst: 15 dec 2012 00:34
Haat, het gif dat door mijn aderen stroomt. Haat, walging, oncontroleerbare woede als ik in je ogen kijk. Diepbruine ogen die niet van mij zijn. Duister, ziek niet zoals mijn groene ogen. Het zou een genoegen moeten zijn als ik je hoor schreeuwen wanneer mijn vuisten je raken. Je bent het schepsel dat mij is opgedrongen. Hetgeen dat mijn leven verkrachtte. Maar iedere gil, iedere keer als je smeekt maakt het me woedender. Het geluid is als messteken, het rijt mijn lijf uit elkaar. Tranen verblindden mijn zicht, ik weet niet eens waarom ik huil. Wazig kijk ik op je kleine lichaam, rillend opgekruld tot een klein bolletje. Rode vege bevlekken de vloer.
Wat heb ik gedaan?
Mijn handen trillen, mijn hele lijf terwijl ik hevig met mijn hoofd schud. Je diepbruine ogen blijven me aanstaren. Die angstige blik waarmee je vraagt of het over is. Ik kan alleen maar weglopen, zo snel als mijn benen willen voort bewegen. Ik wil alleen maar vergeten, ik wilde dat ik je dat kon uitleggen. Vergeten, ik wil je niet echt pijn doen. Maar jij bent echt, een levende herinnering.
Pas uren later durf ik bij je terug te komen. Mijn maag verkrampt van de angst. Iemand heeft je in bed gestopt, je wonden verzorgt. Als een klein onschuldig hoopje lig je opgekruld in het grote bed. Je bent er zo klein in. Een kleine glimlach bekruipt mijn gezicht, een traan glijd over mijn wang. Mijn ogen glijden naar je waker. Degene die naast je ligt en je heeft verzorgd, degene die er nooit is om je voor mij te beschermen. Er is een onuitgesproken woede en haat tussen ons, iets waar we beide niets aan doen en we laten jou het slachtoffer zijn.
Het matras zakt in onder mijn gewicht. De lichte ogen van mijn man houden me in de gaten, afwachtend op wat ik ga doen. Ik negeer hem, net zoals hij mij negeert. Mijn vingers vinden je zachte blonde lokken. Mijn maag verkrampt als ik de schade zie. Zwarte vlekken, kapotte huid tekenen je jonge gezichtje. En toch zie je er nog zo vredig uit. Onschuldig, het is ook niet jouw schuld.
Woorden verlaten fluisterend mijn lippen. Het spijt me, ik beloof je geen pijn meer te doen.
Iedereen in de kamer weet dat dat een leugen is. Maar op deze momenten geloof ik het. Hoe kan ik zoiets kleins pijn doen?
“Ik hou van je.”
Dat is de waarheid. Ik hou van je, ik zou alleen willen dat ik me er ook naar kan gedragen. Een zachte kus druk ik tegen je voorhoofd, liefdevolle tekens die ik geef wanneer ik weet dat je ze niet opmerkt. Misschien wil ik wel dat je me haat.
Ik sluit mijn ogen en voor even kan ik alles vergeten. In mijn dromen zijn we vredig, zijn we een echt gezin.
“Mama?”
Verbaasd zie ik hoe je me aankijkt, met je grote bruine ogen die plotseling prachtig zijn. Je spreekt de woorden die je niet mag zeggen. De woorden die mijn hart breken.
“Ik hou ook van jou.”
De woorden waarom ik niet uit je leven verdwijn.
Wat heb ik gedaan?
Mijn handen trillen, mijn hele lijf terwijl ik hevig met mijn hoofd schud. Je diepbruine ogen blijven me aanstaren. Die angstige blik waarmee je vraagt of het over is. Ik kan alleen maar weglopen, zo snel als mijn benen willen voort bewegen. Ik wil alleen maar vergeten, ik wilde dat ik je dat kon uitleggen. Vergeten, ik wil je niet echt pijn doen. Maar jij bent echt, een levende herinnering.
Pas uren later durf ik bij je terug te komen. Mijn maag verkrampt van de angst. Iemand heeft je in bed gestopt, je wonden verzorgt. Als een klein onschuldig hoopje lig je opgekruld in het grote bed. Je bent er zo klein in. Een kleine glimlach bekruipt mijn gezicht, een traan glijd over mijn wang. Mijn ogen glijden naar je waker. Degene die naast je ligt en je heeft verzorgd, degene die er nooit is om je voor mij te beschermen. Er is een onuitgesproken woede en haat tussen ons, iets waar we beide niets aan doen en we laten jou het slachtoffer zijn.
Het matras zakt in onder mijn gewicht. De lichte ogen van mijn man houden me in de gaten, afwachtend op wat ik ga doen. Ik negeer hem, net zoals hij mij negeert. Mijn vingers vinden je zachte blonde lokken. Mijn maag verkrampt als ik de schade zie. Zwarte vlekken, kapotte huid tekenen je jonge gezichtje. En toch zie je er nog zo vredig uit. Onschuldig, het is ook niet jouw schuld.
Woorden verlaten fluisterend mijn lippen. Het spijt me, ik beloof je geen pijn meer te doen.
Iedereen in de kamer weet dat dat een leugen is. Maar op deze momenten geloof ik het. Hoe kan ik zoiets kleins pijn doen?
“Ik hou van je.”
Dat is de waarheid. Ik hou van je, ik zou alleen willen dat ik me er ook naar kan gedragen. Een zachte kus druk ik tegen je voorhoofd, liefdevolle tekens die ik geef wanneer ik weet dat je ze niet opmerkt. Misschien wil ik wel dat je me haat.
Ik sluit mijn ogen en voor even kan ik alles vergeten. In mijn dromen zijn we vredig, zijn we een echt gezin.
“Mama?”
Verbaasd zie ik hoe je me aankijkt, met je grote bruine ogen die plotseling prachtig zijn. Je spreekt de woorden die je niet mag zeggen. De woorden die mijn hart breken.
“Ik hou ook van jou.”
De woorden waarom ik niet uit je leven verdwijn.