Thaoryn (oud)
Geplaatst: 19 dec 2012 12:28
Omdat ik het gewoon niet kan laten, hier een fragmentje uit het verhaal waar ik momenteel aan werk. In totaal zit ik inmiddels aan de 12 à 13.000 woorden (een deel is nog niet uitgetypt, dus dat moet ik schatten), waarmee het eerste hoofdstuk ten einde begint te komen...
Om eventuele lezers niet meteen te ontmoedigen, hier gewoon een 'flaptekst' (edit) en proloog en (in de volgende post) de eerste pagina's.
Ik heb trouwens een erg dikke huid wat (goed onderbouwde) kritiek betreft! Dit stuk gaat waarschijnlijk nog vaak herschreven worden, iedere opmerking is welkom.
Het is een hard leven, en wat een prima plan leek aangaande een festival en een draak, blijkt het alleen maar erger te maken. Dus als een humeurige tovenaar haar de eerste fatsoenlijke klus in maanden aanbiedt, grijpt ze de kans - ook al betaalt hij niet vooraf.
Dit betekent het eind van sommige problemen, maar het begin van een heleboel meer.
De deur bewoog en het gemakkelijk te vergeten gezicht van een bediende verscheen in de opening. ‘Zijne majesteit wenst niet gestoord te… oh.’ De jonge man stopte toen hij de bezoeker herkende. Van achter de deur klonk het klaterende geluid van water dat uit een emmer werd gegoten.
‘Zijne majesteit zal een uitzondering willen maken voor wat ik heb te vertellen,’ zei de oude man grimmig.
Een wolk van stoom kwam hem tegemoet toen hij de kamer binnen kwam, een schril contrast met de koude stenen gang. Ook de koning had een grijze baard en een gezicht vol groeven, hoewel deze er niet alleen door de tijd, maar ook door een vermoeiend leven in gebeiteld leken te zijn. Hij liet zich met hulp van een tweede bediende in een dampende watertobbe zakken en leunde enkele momenten achterover met zijn ogen gesloten. Pas toen richtte hij zijn blik naar de gemantelde man. ‘Rabenas. Wat is er zo belangrijk dat het niet kan wachten tot na mijn bad?’
Rabenas wierp een veelbetekenende blik naar de twee bedienden. De koning gebaarde en ze verlieten in stilte de ruimte. De bezoeker nam plaats op een stoel bij de open haard zonder zijn mantel uit te trekken. ‘Hij keert terug,’ zei hij zacht.
Voor even was er geen ander geluid dan het knappen van het vuur en het zachte geklots van water. De koning was degene die de stilte doorbrak. ‘Weet je dat zeker?’ vroeg hij bars. Het was duidelijk dat hij hoopte op een ontkenning.
‘Ik kan het niet zeker weten,’ antwoordde de bezoeker. ‘Nog niet. Maar we moeten voorbereid zijn.’
De koning had zijn blik afgewend naar het wateroppervlak. ‘Want als je gelijk hebt…’ mompelde hij.
‘Als ik gelijk heb, moeten we hem stoppen,’ zei Rabenas. Hij legde een hand op de natte schouder van de ander. ‘Het spijt me, Emenar.’
Een verbeten trek verscheen op koning Emenars gezicht. ‘Dan stoppen we hem,’ zei hij, en slechts een minieme trilling in zijn stem verraadde iets van zijn gevoelens. ‘Ditmaal voorgoed.’
Om eventuele lezers niet meteen te ontmoedigen, hier gewoon een 'flaptekst' (edit) en proloog en (in de volgende post) de eerste pagina's.
Ik heb trouwens een erg dikke huid wat (goed onderbouwde) kritiek betreft! Dit stuk gaat waarschijnlijk nog vaak herschreven worden, iedere opmerking is welkom.
***
Alles is vreemd aan Thaoryn. Om te beginnen is ze een vrouwelijke huurling. Ze is te lang, haar haren zijn te zwart, haar gezicht is anders en haar ogen hebben een ongemakkelijk makende oranjegele tint. En dan is er dat ene belangrijke deel van haar en haar leven waardoor ze, zelfs al zou ze willen, nooit lang op één plek kan blijven...Het is een hard leven, en wat een prima plan leek aangaande een festival en een draak, blijkt het alleen maar erger te maken. Dus als een humeurige tovenaar haar de eerste fatsoenlijke klus in maanden aanbiedt, grijpt ze de kans - ook al betaalt hij niet vooraf.
Dit betekent het eind van sommige problemen, maar het begin van een heleboel meer.
Proloog
***
Haastige voetstappen weerklonken door de toortsverlichte gangen. De gemantelde man die ze veroorzaakte was oud, met een puntige grijze baard en gerimpeld gezicht. Ondanks het tempo wist hij zijn passen toch een waardig karakter te geven. Hij sloeg een hoek om en tikte met zijn knokkels op een houten deur.***
De deur bewoog en het gemakkelijk te vergeten gezicht van een bediende verscheen in de opening. ‘Zijne majesteit wenst niet gestoord te… oh.’ De jonge man stopte toen hij de bezoeker herkende. Van achter de deur klonk het klaterende geluid van water dat uit een emmer werd gegoten.
‘Zijne majesteit zal een uitzondering willen maken voor wat ik heb te vertellen,’ zei de oude man grimmig.
Een wolk van stoom kwam hem tegemoet toen hij de kamer binnen kwam, een schril contrast met de koude stenen gang. Ook de koning had een grijze baard en een gezicht vol groeven, hoewel deze er niet alleen door de tijd, maar ook door een vermoeiend leven in gebeiteld leken te zijn. Hij liet zich met hulp van een tweede bediende in een dampende watertobbe zakken en leunde enkele momenten achterover met zijn ogen gesloten. Pas toen richtte hij zijn blik naar de gemantelde man. ‘Rabenas. Wat is er zo belangrijk dat het niet kan wachten tot na mijn bad?’
Rabenas wierp een veelbetekenende blik naar de twee bedienden. De koning gebaarde en ze verlieten in stilte de ruimte. De bezoeker nam plaats op een stoel bij de open haard zonder zijn mantel uit te trekken. ‘Hij keert terug,’ zei hij zacht.
Voor even was er geen ander geluid dan het knappen van het vuur en het zachte geklots van water. De koning was degene die de stilte doorbrak. ‘Weet je dat zeker?’ vroeg hij bars. Het was duidelijk dat hij hoopte op een ontkenning.
‘Ik kan het niet zeker weten,’ antwoordde de bezoeker. ‘Nog niet. Maar we moeten voorbereid zijn.’
De koning had zijn blik afgewend naar het wateroppervlak. ‘Want als je gelijk hebt…’ mompelde hij.
‘Als ik gelijk heb, moeten we hem stoppen,’ zei Rabenas. Hij legde een hand op de natte schouder van de ander. ‘Het spijt me, Emenar.’
Een verbeten trek verscheen op koning Emenars gezicht. ‘Dan stoppen we hem,’ zei hij, en slechts een minieme trilling in zijn stem verraadde iets van zijn gevoelens. ‘Ditmaal voorgoed.’