Pagina 1 van 1

Sjarinda 1 - Het lot van de steen uit de duisternis.

Geplaatst: 28 dec 2012 04:05
door maramsp
Nadat ik net hoofdstuk 1 tot en met 5 online heb gezet zat ik mij te bedenken dat ik wel een deel van boek 1 online mag zetten. Dat heeft free musketeers mij een tijd geleden verteld. Frank Beerends was de man die ik aan de telefoon kreeg.

Tot ik heb uitgezocht hoe het met mijn contract zit post ik het laatste hoofdstuk - In de sterren - niet.
Degene die wil weten hoe het afloopt kan mij dit vragen.
Om spoilers te voorkomen zou ik het op prijs stellen als dit via pb gebeurt. Je krijgt hoe dan ook antwoord via pb en niet hier.

Over deel 1 wil ik het volgende kwijt.
Het is geschreven toen ik een stuk jonger was. Met schrijven had ik totaal geen ervaring, en daarom wil ik begrip vragen voor ik als debutant.

Komt ie, geniet van Sjarinda - Het lot van de steen uit de duisternis.

Woord vooraf.

In totaal ben ik nu al meer dan een jaar bezig met het schrijven van het eerste deel van het project ‘Sjarinda’. Deze periode heeft best veel impact op mij gehad, vandaar dat ik ook een tijd lang er niet aan heb gewerkt. Sjarinda kwam tot stand nadat ik mijn psychische handicap heb geaccepteerd. Eerst kon ik het niet accepteren dat ik Autisme had. Ik wou het ook niet accepteren. Het is behoorlijk frustrerend naar jezelf toe als je “ziek” bent en je de ziekte niet accepteert, vooral als je autisme hebt. Maar mede door autisme en mede doordat ik wilde laten zien wie ik ben, ben ik op het idee van Sjarinda gekomen. Dat ging als volgt.
Eerst bedacht ik in wat voor wereld en tijd het verhaal zich moest afspelen. Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Het kwam gewoon in mij op om zelf een wereld te verzinnen en dat heb ik dan ook gedaan. Daarna kwamen de personen aan bod.
Ik heb verschillende, zelf bedachte dingen gebruikt. Maar die kunnen allemaal op de lezer verward overkomen. Zoals de namen, plaatsnamen, en andere dingen.
Maar om de lezer tegemoet te komen schrijf ik, nadat het verhaal is afgelopen, een appendix. Net zoals bij The Lord of the Rings. Zodoende kan de lezer dat er altijd bij pakken, in het geval dat de lezer iets niet begrijpt. Ik heb hier ook al wat neergezet. Maar als ik hier alles neerzet, dan word dit woord vooraf erg lang. Dus vandaar maak ik, zoals gezegd, een aparte appendix.
Lysiande Hichiad was de eerste persoon met wie ik begon. Lysiande, of Hichiad klinkt misschien als Russisch maar het is een naam die ik ter plekke heb verzonnen, evenals Sniafe Vrickoloasi, Spertion Hirixiad, en Zichadarus Karautus en de rest van de namen. Ik moet hier ook bij vermelden dat ik zomaar wat klinkers en medeklinkers heb ingetypt op mijn toetsenbord, dus dat de namen moeilijk te lezen en te onthouden zijn begrijp ik, maar ik vraag ook het begrip van de lezer.
Toen ik de namen had ingetypt en ik las het verhaal, dan klopte het allemaal. Neem bijvoorbeeld Zichadarus. Dat is echt een naam voor een tovenaar, of zoals ik het in het verhaal noem, een magiër. Maar nu het volgende.
Een planeet is geen planeet als het geen specifieke eigenschappen heeft, zoals landen, valuta, afstand waarden, personen, steden, dorpen, en ga zo maar door. Dus bedacht ik de term “sjiso”.
Dit gebruik ik zowel voor gewicht als afstand.
Het werkt als volgt: Voor gewicht is één sjisa één kilo waar bij word terug gerekend naar ons en gram.
Één ons is sjiso en één gram is sjisi.
Voor afstanden geldt het net iets anders.
Hierbij moet de lezer er namelijk van uitgaan dat één sjisomar gewoon één kilometer is. Hetzelfde geldt voor sjisomer en sjisomir, terug berekenend naar meters en centimeters. Millimeters gebruiken de mensen op de planeet niet. De kleinste maat is sjisomir, die ook al bijna niet gebruikt wordt, en de grootste is sjisomar.
De valuta is “grosos” in Diskyof. Ik moet hier wel bij vermelden dat de spellingscontrole van mijn tekstverwerker het woord kent. Ik heb alleen geen idee wat het betekent, en het was ook eerst de bedoeling om gewoon wat te verzinnen. Maar ik ben pas later op een tekstverwerker overgegaan die spellingscontrole had en ik had er geen zin in om het te veranderen. Ik had al genoeg veranderd, en zou dat nog wel even moeten doen. Maar “grosos” was voor mij goed. Nu dus verder over de valuta.
Daar moet de lezer lezen: één grosos is één euro. Ook doen de mensen over de hele planeet niet aan centen. Het is of één halve grosos, of een andere valuta of één hele of anderhalf, enzovoort.
Zoals de lezer wellicht merkt heb ik geprobeerd om hypermoderne dingen te combineren met de gebruikelijke dingen uit een fantasy verhaal. Zoals de vier hoofdpersonen die met paard en ezel op weg gaan terwijl er auto’s zijn. Of dat ik over stadsbesturen schrijf terwijl er toch ook een koning is en een regering. Of dat ik over de modernste elektronica apparatuur schrijf, maar dat er ook dingen genoemd worden die wij kennen van onze wereld, om nog maar te zwijgen over magie.
Wellicht merkt de lezer ook dat er hier en daar in het verhaal een klein, lichtelijk erotisch tintje zit. Dit is echter een klein beetje, maar kan een beetje banaal en misschien zelfs onfatsoenlijk over komen.
Hierover moet ik dan ook zeggen, dat de hoofdpersonen die ik heb bedacht allemaal zo rond de twintig zijn, en nog niet helemaal uit hun puberteit. Ze gaan op reis, zonder dat ze eigenlijk weten aan welke gevaren ze blootgesteld worden.
De hoofdpersonen zijn nog wel eens in voor een geintje, en daarom heb ik die situaties geschetst. En bovendien is een fantasy verhaal niet compleet zonder de gebruikelijke taferelen in de liefde. Neem een willekeurig fantasyboek, en daar vind je 't ook in terug.
Ik hoop echter van harte dat de lezer dit niet afschrikt. Ik heb mijn best gedaan om personen neer te zetten, en die situaties mee te laten maken.
Deze situaties eisen echter wel van mij dat ik hier in dit voorwoord er wat tekst aan wijd.
Ik hoop dat ik het hier allemaal een beetje duidelijk heb gemaakt.
Dan rest mij alleen nog te zeggen dat ik door mijn broertje en mijn moeder gewezen ben op magie.
Voor het schrijven van het Sjarinda project ben ik dank verschuldigd aan J.J.R Tolkien, die met zijn lord of the rings trilogie mij de inspiratie heeft gegeven om een hele wereld te creëren. Het is dan wel zo dat mijn wereld dan niet zo goed als dat van hem is.
J.K Rowling moet ik ook noemen want zij heeft laten zien hoe simpel het kan zijn om toch je talenten te laten zien als je maar doorzet.
Terry Goodkind heeft mij met zijn wetten van de magie laten zien hoeveel fantasie een mens kan hebben.
Ik moet, nu ik deze schrijvers heb aangehaald, ook melden, dat dit boek mijn debuut is. Ik vraag lezers begrip voor het feit dat het hier en daar niet echt de klasse heeft van bovenstaande schrijvers. Maar toch heb ik goede reacties gekregen van mensen die Sjarinda hebben gelezen ten tijde van de totstandkoming.
Verder ben ik speciale dank verschuldigd aan Jan Spiegelaar en Jolanda Schoenmaker, mijn ouders die me hebben aangespoord om iets te gaan doen waar ik me in kon uiten. Dirk – Jan en Sander Spiegelaar, mijn jongere broertjes die mij soms zoveel dingen tegelijk hebben ingestampt dat ik het wel moest onthouden. En aan mijn zusje, Marjolein Spiegelaar, die net als mijn ouders mij ook heeft duidelijk gemaakt dat ik iets moest gaan doen.
Aafje en Willem Spiegelaar dank ik voor alles wat ze tot nu toe voor me waren, en hopelijk nog een hele tijd voor mij zullen zijn. Waarmee ik ook zat, ik kon altijd bij hen terecht.
Speciale dank ben ik verschuldigd aan Irene Ouwehand. Zij is anderhalf jaar mijn partner geweest. En zonder haar was Sjarinda niet tot stand gekomen denk ik. Dan had ik er waarschijnlijk op een gegeven moment de brui aan gegeven.
Als ik iemand vergeten ben te noemen ben ik die persoon ook dank verschuldigd.
Ik wens de lezer veel plezier met het lezen van Sjarinda!
Martijn, Willem, Marinus, Spiegelaar.

Boek 1: Nood aan de man.

Hoe de zaken er nu voorstaan.

Het is het jaar tweeëntwintig honderd en drieëntwintig. We leven op de planeet Sjarinda in het land Diskyof in de stad Fragien. Daar in die stad, in de wijk Gliodsa, in de straat Gloa Avenue op nummer veertien leefde een meisje. Het meisje had geen ouders meer. Die waren in de oorlog gestorven. Het meisje had daar nu nog trauma's over, want hoe kon iemand nou letterlijk en figuurlijk in de val lopen. Ze waren gewoon gebruikt. Dat was bewezen door het stadsbestuur dat in dit jaar de macht had. Het meisje heette Lysiande Hichiad. Zelf wist ze ook dat haar ouders in de val waren gelopen.
Koning Piasto Briondi had hen gebruikt door middel van list en bedrog. De koning maakte beloftes maar kwam ze niet na. Zeggen dat Diskyof toch wel zouden winnen in de eeuwige strijd tegen Qrokosto. Die oorlog hadden ze uiteindelijk ook wel gewonnen en Qrokosto werd tot provincie verklaard. Maar de toenmalige koning kon het niet waarmaken. Zijn hele leger was omgekomen.
Qrokosto was zeer goed verdedigd. Vooral als je naar de omvang er van keek: Qrokosto zelf, paste vijftien keer in Diskyof. In totaal hebben meer dan tienduizend man de strijd niet overleefd. Tot die sterfgevallen behoorden ook Crandosi en Sofiance Hichiad. Qrokosto was dan nu wel een provincie, de burgers die er leefden, hadden het er aanzienlijk minder dan voor de oorlog. Als de oorlog nou nooit was begonnen hadden we het vele malen beter, dachten vele mensen die nu in de provincie Qrokosto woonden. Het andere deel van Diskyof. Het oorspronkelijke deel, had het wonderbaarlijk goed. Sommige gebieden zelfs beter dan Kroposlakoi, het rijkste land op de planeet. Maar als het op de technologie aankwam, daar was Diskyof toch marktleider in. Dit was zoals Lysiande, Diskyof zag. En daar was ze niet de enige in.
Er waren genoeg mensen in heel Diskyof die wilden dat de eeuwige verschillen tussen arm en rijk in Qrokosto en Diskyof verdwenen. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Want de koning wilde er niet voor zorgen.
Lysiande dreigde op straat te komen, want ze had geen dak meer boven haar hoofd. Dus had ze een verzoek in gediend bij het stadsbestuur, of ze alleen in haar ouderlijk huis mocht blijven wonen. Dat verzoek werd door het stadsbestuur geaccepteerd zei het na enige aarzeling van enkele leden.
Lysiande was nog net niet meerderjarig op het moment dat ze het verzoek deed, maar het stadsbestuur stond toe dat Lysiande in het huis bleef wonen. Het stadsbestuur was de opstand tegen de koning ook niet vergeten. De leden hadden er actief aan deelgenomen. Ze waren het helemaal niet met Piasto Briondi, de koning van Diskyof eens. Als het aan hen lag werd de stadhouder Gringastor Vioplokos tot koning gekroond. Maar ja, Gringastor zou nog even moeten wachten. Piasto dacht nog niet aan aftreden. Het stadsbestuur had wel de mogelijkheid om hem en de rest van het koningshuis te controleren. Afgeleid van de informatie die ze daaraan over hielden, konden ze opmaken dat Piasto zou aftreden op het moment dat de helft van de bevolking van heel Diskyof tegen hem zou staan. Dus had het stadsbestuur een campagne opgezet om Gringastor aan te prijzen als opvolger van Piasto. Maar die campagne sloeg wonderbaarlijk genoeg niet aan in het paleis in Dridia. Piasto deed niets om zijn positie te versterken. Hij wachtte alleen maar af. Maar hij zag het doek wel langzaam zakken voor zijn ogen. En ook Piasto wist dat hij het alleen maar aan zichzelf te danken had. Maar hij kon het niet opbrengen om af te treden. Dat zou tegen de traditie in gaan vond hij. De traditie schreef voor dat de koning zou blijven zitten totdat hij, of als er een koningin was zij, zou komen te overlijden.
Wat de steden betrof, Piasto had er al lang geen vat meer op gehad. Zijn paleis stond even buiten Dridia, en in Dridia was hij dan ook hoog aangeschreven, maar hij zag wel dat de rest van het Diskyofaanse volk zich steeds meer ging richten op Fragien. Iedereen wist van de campagne die daar was opgestart, maar niemand wist precies wat Gringastor zou verbeteren in Diskyof. De een zei dit, de ander zei dat. Iedereen wist wel dat Diskyof er beter van zou worden. Maar toch waren er twijfels omdat de campagne niet duidelijk genoeg was, en Piasto Briondi er niet op in wou gaan. Ook de Fragiense burgers konden niemand in het land helpen omdat ze zelf ook weinig wisten.
Piasto had zijn doel in zijn leven bereikt. Dat doel was, toen hij koning werd, om de oorlog te winnen. Hij zou nog wel een plek krijgen in het stadsbestuur van Dridia als hij geen koning meer zou zijn. Daar was hij zeker van. Hij had het ook al toegezegd gekregen van de voorzitter. Maar hij had het land verwaarloosd en dat wist hij zelf ook. Iedere stad leefde gewoon op zich zelf, en hij liet dat toe. Hem kon het ook niet meer schelen wat elk gebied deed.
Lysiande was een populaire meid onder de jongeren van Fragien. Dat was ook niet zomaar. Ze had lang donkerblond haar, diepblauwe ogen en een goed figuur. Tevens ging er gerucht rond, dat toen ze veertien was een relatie had gehad met de zoon van Gringastor Vioplokos. Niemand kon dat echter officieel bevestigen. Lysiande hield haar mond en Chorians Vioplokos eveneens. De waarheid was dat ze inderdaad een relatie hadden gehad die uit was gegaan toen Lysiande haar ouders kwamen te overlijden. Chorians zag in dat Lysiande tijd voor zichzelf nodig had, en verbrak de relatie. Het contact hield nog wel stand tussen de twee, maar verwaterde op een gegeven moment. Lysiande had het te druk met zichzelf en Chorians verhuisde naar Xisi wat de hoofdstad van buurland Xidiad was. Gringastor en zijn vrouw Kapioda gingen uit elkaar en Kapioda had Chorians meegenomen. Dus zo heeft niemand geweten van de relatie. Alleen de drie beste vrienden van Lysiande wisten ervan. Dat waren Spertion Hirixiad, Sniafe Vrickoloasi en Pratioson Kliasandos. Het viertal had zich in de achtergrond verdiept over hun namen en waren er achter gekomen dat ze op de één of andere manier alle vier afstamden van helden uit vervlogen tijden. Helden die ze zelf niet kenden. Maar ze waren het er allemaal wel over eens dat de wereld verbeterd moest worden. Dat hadden ze waarschijnlijk te danken aan hun voorouders die ook vochten voor de verbetering van Diskyof.
Lysiande zelf was achttien, Sniafe negentien, Spertion ook negentien en Pratioson twintig. De vriendschap tussen deze vier was zeer hecht. Ze kenden elkaar vanaf de eerste school. Nu hadden ze de derde en laatste school achter de rug en waren met goede cijfers geslaagd.
De vier waren helaas niet meer samen bij elkaar. Pratioson was ontvoerd door vermoedelijk de bergbewoners die leefden ten zuiden van Xisi, de zogenaamde Xidiandsen, maar dat wist niemand. Hij was verdwenen en daar hield het op . Het waren gewoon mensen maar ze konden zichzelf transformeren in afzichtelijke schurken die meedogenloos waren. Namelijk half mensen half Gichanden. Gichanden waren vogels met gigantische klauwen, vandaar de naam Gichanden. Het waren wezens die voornamelijk in het hooggebergte leefden. Gichanden hadden ook een slechte reputatie, maar waren praktisch bijna uitgestorven, vandaar dat heel Sjarinda bang was voor de Xidiandsen. Ten noorden van Fragien was ook een hooggebergte, de Fragiabergen. Maar daar durfden ze niet te komen. De hoofdoorzaak was Fragien. Daar moesten ze eerst door of langs. Ze hadden dat in de geschiedenis al vaker geprobeerd, iedere keer steeds weer maar het lukte steeds niet. Daarna zouden ze het moeten winnen van de bewoners van het woud om uiteindelijk op de magiërs te stuiten die aan de voet van de Fragiabergen leefden in een dorp wat ze toepasselijk de Aura noemden. Het was niet vreemd om het dorp zo te noemen aangezien de aura zelf het belangrijkste voor een magiër is. Het waren echte magiërs. Niet Magiërs die, zonder uitvoerige voorbereiding, maar in hun vingers hoefden te knippen en het gebeurde. Echte magiërs waren magiërs die uitgebreide rituelen gebruikten om nieuwe spreken te leren, die aparte kleding droegen, die ander eten aten en die niet ziek werden tenzij ze betoverd waren.
Maar als ze eenmaal een spreuk kenden was het wel zeer makkelijk om te gebruiken.
Er was nog wel een vorm van magie de snel te leren was. Maar die gebruikten da magiërs om de gewone mensen de kunst van de elementen te leren.
Om een echte magiër te worden moest je drie verschillende proeven doorstaan, en eentje daarvan was de top van de FragiaPiek bereiken zonder het gebruik van een uitrusting. Alleen een staf mocht desgewenst meegenomen worden.
In het hooggebergte leefde een man die eerst bij de magiërs hoorde, maar verbannen was om andere ideeën die hij had en gebruikte in de tijd dat hij Magister was. Toen hij weggestemd werd bij de magisterverkiezing had hij een verzoek ingediend bij Piasto Briondi, de koning. Hij vroeg of hij ergens in Diskyof mocht wonen in een stad of een dorp. De koning liet een stem ronde houden onder de bevolking, maar dat was negatief voor de magiër geëindigd omdat hij anders was, namelijk een magiër. En volgens het volk van Diskyof waren magiërs wel mensen maar met vereende krachten. Die konden alles voor elkaar krijgen wat ze maar wilden. De magiër vond dat het volk ongelijk had, en wou dat ook bewijzen naar het volk toe. Dus had hij in de aura voorgesteld om te proberen te leven net als gewone mensen. Leven als gewone mensen maar dan wel met magische krachten. Zijn naam was Zichadarus Karautus. Hij was een jaar of tien geleden magister geweest. Dat was het enige dat hij er nog van wist, hij wou er ook niet meer aan herinnerd worden, dus was hij het opzettelijk vergeten.
Hij wou normaal doen. Als je maar normaal bleef, vond hij kun je meer bereiken dan door jezelf aanstellerig op te stellen. “Blijf normaal en gebruik wat je hebt alleen in nood”, was dan ook zijn levens motto. Zichadarus was dan een magiër dus gebruikte hij die gave wel ongeveer beetje dagelijks, maar hij had in de magische tak nog een speciale gave. Hij was een van de zeldzame magiërs die konden vliegen. En die gave gebruikte hij alleen als het niet anders kon, en als hij zich prettig voelde. Dan ging het wel eens vanzelf. Zichadarus was verbannen uit de Aura aangezien hij het dorp half in de as had laten leggen. Althans, dat werd aangenomen door de bewoners van de Aura. Maar de waarheid was, dat een klein groepje onder leiding van Xip Lasto Provensochi, zijn aartsrivaal in de Aura, een list had verzonnen waarmee ze hem konden verbannen. Ze hadden het dorp in brand gestoken maar de kern van de waarheid hadden ze zo verdraaid dat Zichadarus het wel gedaan moest hebben. Vanuit zijn huis is de brand aangestoken. Dat werd bewezen door Zichadarus zelf. Hij zei er wel bij dat hij onschuldig was en de magiërs geloofden hem ook, echter niet iedereen. Bij de volgende magisterverkiezing werd hij niet herkozen maar Klistadu Konian Karautus, zijn zoon die nu nog steeds Magister is. Maar het scheelde niet veel of hij had gewonnen. Om deze nederlaag te kunnen bevatten trok hij uit de Aura weg tot groot verdriet van zijn zoon, die met hem mee wilde maar niet kon omdat hij verplichtingen had ten opzichte van het magister zijn. En omdat de koning Zichadarus niet liet wonen in een stad of een dorp bouwde hij zijn eigen huis in de Fragiabergen. Het was eigenlijk geen huis, zo kon je het niet noemen, daar was Zichadarus het zelf ook over eens. Je kon het beter een berghut noemen. Hij vond dat hij de ideale plek had uitgekozen :de Fragiabergen. Daar leefden helemaal geen mensen maar alleen maar dieren. En met die dieren kon hij spreken. Dat kon iedere magiër als ze maar zelf wilden. En niet iedereen wou dat zelf. Sommige waren bang om met dieren te spreken. Maar iedere magiër sloot zich wel altijd aan bij een bepaalde leider. Hij was een echt leidersfiguur, hij was dat altijd al geweest. Hij sloot zich niet zomaar aan bij een of andere leider die op dat moment aan de macht was. Hij wachtte zijn tijd af en werd op een gegeven moment gekozen tot magister. In die tijd probeerde hij de hele planeet te helpen maar andere landen werkten gewoon niet mee. Sipondix Hichiad, de opa van Lysiande was magister geweest voordat hij tot magister gekozen werd, maar hij was vertrokken omdat hij een taak moest vervullen.
Van Sipondix had niemand meer iets gehoord maar Zichadarus wist dat er ergens in Fragien een meisje woonde dat dezelfde achternaam had als Sipondix. Lysiande Hichiad. Hij wilde haar zo graag helpen, maar iedere keer als hij bij de poorten van Fragien aankwam of ook maar in de buurt kwam werd hij tegengehouden door de poorters en werd het stadsbestuur ingelicht. Het stadsbestuur zei dan weer tegen de poorters dat ze hem maar moesten weigeren. Omdat hij de stad niet inkwam wou hij Lysiande alleen nog maar meer helpen. Lysiande was namelijk de kleindochter van Sipondix zonder dat ze zelf wist wat voor magiër haar grootvader was geweest in zijn magistertijd.

Re: Sjarinda 1 - Het lot van de steen uit de duisternis.

Geplaatst: 28 dec 2012 04:06
door maramsp
Hoofdstukken 1, 2 en 3.
Deze heb ik geschreven in het allereerste begin.

Hoofdstuk 1.
Het plan.
'Hij is ontvoerd. Ik weet niet wie 't heeft gedaan. Maar ik zag heel in de verte dat hij meegesleurd werd.'
Lysiande was net bezig met koffie zetten toen haar vriendin Sniafe binnenstormde met deze mededeling. Omdat Sniafe haar liet schrikken liet ze per ongeluk het koffieschepje dat vol met koffie zat op de grond vallen.
'Snif. Je laat me schrikken.'
'Sorry, dat was niet de bedoeling, maar dit is ernst, Lys. Echt!'
'De koffie loopt, ga zitten en vertel wat er gebeurt is.'
Sniafe liet zich op een keukenstoel ploffen en vertelde.
'Pratioson. Hij was gewoon op het plein waar hij altijd zit te bollen met zijn vrienden. Tenminste, hij liep er overheen. En zomaar ineens besprong iets of iemand hem. Ik kon niet zien wie of wat het was. Pratioson werd overmeesterd, en eigenlijk als bij toverslag was er een tweede die die andere hielp.'
'Kon ie zich niet verdedigen of wat?'
'Het was een verrassingsaanval Lys. Dan ben je bij voorbaat kansloos.'
'Ja. Pratioson dus verdwenen. En wat nu?'
Sniafe haalde haar schouders op. 'Maar één mogelijkheid denk ik.'
'Er achteraan gaan?'
Sniafe knikte.
'Maar we hebben geen spoor om te beginnen.' Sniafe werd met de seconde radelozer.
'Wat moeten we dan doen om Pratioson te bevrijden?' vroeg Sniafe die op een gegeven moment ten einde raad was.
'We moeten op onderzoek uitgaan,’ reageerde haar vriendin beslist. 'Gewoon de bossen ingaan en alles uitkammen. Als maar ons eigen ding doen en ons niets aantrekken van wat die lui van de regering zeggen, dat het niet veilig zou zijn buiten de stad en zo. Die denken toch alleen maar dat ze zelf het beste zijn.’
'Inderdaad, je hebt gelijk maar laten we het Spertion maar eens vragen. Ik durf er een wedje op te leggen dat hij wel mee gaat. Maar hij is ook slim en avontuurlijk aangelegd. Eigenlijk gewoon een wereld gozer. En misschien heeft hij een beter idee, ‘k weet het niet.’
'Ja, we moesten maar eens naar hem toegaan, maar nu nog niet. Het is nog maar negen uur en hij zou nog wel slapen. Het is ook zaterdag. Hij wordt altijd wakker tegen de tijd dat de klok van de grote kerk luid.’
'Inderdaad, en die luid pas om half tien. Maar snif, we gaan er gewoon heen het is nog minstens zes sjisomar lopen. Tegen de tijd dat we er zijn is het wel ongeveer tien uur. En Spertion kennende zou die dan wel aan z'n ontbijt zitten. En nog iets, Snif. Je bent laat.'
'Ik ben niet in de moed voor grapjes nu, Lys.'
Lysiande nam het allemaal wat luchtig op. Zo'n vaart zou het niet lopen dacht ze.
Sniafe was erg vroeg bij Lysiande voor de deur verschenen, maar ja, het was dam ook gebruikelijk voor haar om vroeg op te staan. En als ze dan eenmaal wakker was, was meestal het eerste dat ze deed, naar school gaan of naar Lysiande gaan. Het maakte haar niet uit of het nou zes uur in de ochtend was, of dat het nou één uur ’s nachts was, als Sniafe zin had om ergens heen te gaan dan deed ze dat. Lysiande vond het niet echt leuk om vroeg op te staan, maar ja, als Sniafe voor de deur stond kwam ze er toch maar uit.
Zij was meer iemand die op het laatste moment pas opstond als ze ergens heen moest of iets moest doen. En als ze niets had, dan sliep ze graag zo lang mogelijk uit. Inmiddels was de koffie ook klaar en Lysiande schonk in.
'Ik dacht dat je weg wilde. Naar Spertion toe.'
'Zonde van de koffie,' reageerde Lysiande droog.
'Daar heb je gelijk in. Koffie is de opstart motor voor de dag.'
Lysiande schonk haar vriendin een stralende glimlach.
Zoals bijna iedereen in Fragien vonden ze dat de mens een dag niet beter kon beginnen dan met een bak koffie. En iedereen op de hele planeet gaf de voorkeur aan de stadskoffie van Fragien. De koffie wordt binnen de stadsmuren, even buiten het centrum verbouwd. Hele koffieplantages zijn er te vinden te midden van de huizen. Maar elke woonwijk in Fragien was zeer ruim opgezet.
Lysiande zelf had het huis van haar ouders geërfd toen ze meerderjarig werd. Dat huis was gebouwd naast een delicatesse speciaalzaak midden in een grote goed onderhouden buitenwijk. Zeven sjisomar van het centrum van de stad. En in de hele stad gingen de winkels altijd om negen uur open. Gewoonlijk moest Lysiande dan eerst naar school om vervolgens in de delicatesse winkel helpen.
Ze kende de winkeliers zeer goed. Het waren oude jeugdvrienden van haar ouders.
Ze had net examen gedaan in de derde school dus ze kon nu doen en laten wat ze wou. Als ze namelijk geen zin had in helpen in de winkel hoefde ze dat alleen maar even door te geven.
Haar huis was gekocht en het was goed onderhouden en lag zoals gezegd in een mooie wijk zeven sjisomar buiten het centrum van de stad.
Er liep geen hypotheek meer want haar ouders hadden die al afgelost nadat de koning een hoge premie had betaald aan haar ouders. In die tijd was Piasto Briondi nog geliefd onder het volk en de ouders van Lysiande waren erg blij met de manier waarop hij het land bestuurde en besloten daarom maar om samen met een groepje andere mensen speciale maar ook gevaarlijke opdrachten voor hem uit te voeren, want dat bracht extra geld in het laatje.
Lysiande had geluk met de verdere onkosten voor het huis. Je hoefde alleen belasting te betalen als je een winkel bezat of een ander openbaar gebouw, dus Lysiande hoefde dat niet. De verdere onkosten voor gebruik van gas water en elektriciteit kreeg ze vergoed van het stadsbestuur. De kosten voor het gebruik van Internet, telefoon en andere zaken die geld kosten betaalde ze zelf. Haar ouders hadden haar een middelgroot fortuin nagelaten. Dat geld was al apart gehouden vanaf haar geboorte.
Toen haar ouders stierven omdat ze een opstand leidden tegen Piasto Briondi, vond ze een dag na hun sterfdag een brief op haar kamer. Hij was verstopt onder het kussen van haar bed. Dit is wat er in stond:

Lieve Lysiande.
Als je deze brief krijgt, zijn wij gestorven.
Dat wij gestorven zijn weet je al wel, en het doet ons ook pijn om je er nog aan te herinneren, maar we moeten wel. We hebben namelijk jouw hele leven lang al een geheim gedragen, en nu pas is de tijd gekomen om dat geheim met jou te delen.
Wij zijn vanaf jouw geboorte al bezig met werk voor het koninklijk huis, zoals je weet brengt dat best veel geld in het laatje maar zoals je ook weet, kan het ook gevaarlijk werk zijn. Omdat we wisten dat het ooit eens onze dood kon worden hebben we besloten vanaf jouw geboorte iedere maand een geldbedrag op een aparte rekening te zetten. Dat geld is voor jou en voor niemand anders. Je kunt met je PID een pinpas ophalen bij DiskyofBank. Het is niet nodig om meer woorden op papier te zetten dan nodig is, dus daarom alleen nog…
We houden van je, Lysiande, je bent en blijft onze dochter, zelfs wanneer we dood zijn blijf je bij ons.
Moge je weg naar veel geluk leiden.
Groetjes en heel veel liefs van Papa en Mama.

Toen Lysiande dit las, biggelden er toch wel wat traantjes over haar wangen.
Maar ze moest toch ook weer verder dus liet ze het even rusten ging gewoon verder met de dagelijkse gang van leven
Onderweg naar Spertion praatten Lysiande en Sniafe over verschillende dingen. En ze kwamen zoals altijd langs de markt. Die ook altijd om negen uur open ging. Helemaal geen wachters bij de markt of wat dan ook. Gewoon een markt zoals een markt moet zijn. Een teken van leven onder de mensen. Iedereen deed normaal tegen elkaar.
Maar er waren altijd wel kooplui die longen van leer hadden en die hun koopwaar te koop aan boden door hun longen uit hun lijf te schreeuwen. Wonder boven wonder lukte het dan ook nog bijna altijd om iets te verkopen.
‘Hier de beste vruchten van heel Sjarinda voor maar een halve grosos per stuk’, hoorde je dan bijna overal. Of 'Nu, bijna voor niets. De mooiste kleding voor maar de helft van de oorspronkelijke prijs.'
Niet iedereen vond dat altijd even plezierig, maar de meeste mensen klaagden niet.
Maar waar je ook kijkt in Sjarinda, overal op de planeet vind je zulk soort mensen. Iedereen was verschillend en dat was maar goed ook. Iedereen had wel zijn eigen gewoontes en gedachten en sommige mensen trokken zich van niets en niemand wat aan. Zelfs niet van de wet.
Dus die werden aangesproken of gearresteerd door de politie die in Fragien altijd gekleed ging in donkerblauwe uniformen.
Verder kwamen ze nog langs één van de vele kerken in de stad, dit was de grote kerk. Daar kwamen de meeste mensen bij elkaar en dan baden ze weer tot één of andere god. Maar er waren zoveel verschillende goden dat niemand nou echt wist bij welk geloof iedereen nou hoorde. Ook kwamen ze langs het kantoor van het stadsbestuur. Met de geschiedenis die achter het gebouw zat was het ook één van de mooiste gebouwen in de stad en één van de belangrijkste. Sniafe, Lysiande en Spertion vonden dat Diskyof het goed deed. Alleen de koning vonden ze niet meer een leider. De regering had het maar te slikken. Nergens had het volk wat in te brengen. Ja, er waren wel stem rondes. Maar niemand wist het meer, op wie ze hun stem moesten uitbrengen. Over het algemeen gingen de stemmen van de stadsmensen naar de stadhouders. Diskyof was dan wel een monarchie, maar echt veel zag je er niet van. De regering mocht onderling stemmen over welke partij wat mocht uitvoeren. Maar ook de regering had de wil van de koning maar te slikken.
Tegen de tijd dat Lysiande en Sniafe bij de grote kerk aankwamen begon deze net te luiden.
'Crisis, ik schrok me het leplazerus, ik wist niet dat de klok altijd zo hard luidde,' zei Lysiande.
'Ja, ik hoor hem helemaal nog in thuis in Karatis.’
'Ja, en dan te bedenken dat Karatis een buitenwijk aan de rand van de stad is. Dat je die klok daar dan nog hoort! Maar laten we nu maar verder lopen, anders is Spertion misschien al we de hort op.
‘Ja, kom op.’
En zo liepen de twee meiden maar weer door. Ze waren toch nog maar een paar straten van Spertion verwijderd.
Tegen de tijd dat ze bij Spertion aankwamen vonden ze zijn moeder in de achtertuin die het schone linnengoed aan het droogrek hing wat in de tuin stond. Ze hadden geen wasdroger. Bijna niemand in de stad had dat trouwens. Alleen de echt rijke mensen. En die woonden weer in Azaxias, aan de noordkant van de stad.
Spertion vonden ze binnen aan zijn ontbijt. Met zijn mond vol met brood stak hij hand op ten teken dat ze maar even ergens moesten gaan zitten.
'Hé, Sper, alles lekker?' vroeg Lysiande.
'Ja, hoor. Met jou?' zei Spertion met zijn mond propvol.
'Ook wel lekker, en met Sniafe ook denk ik,' zei Sniafe richting Lysiande kijkend.
'Prima,' was het antwoord.
Spertion's moeder kwam binnen lopen met een dienblad met verse koffie, koffiekopjes, melk en suiker en zette het gelijk op tafel neer.
'Hallo, mevrouw Hirixiad, hoe is het met u dan?' vroeg Sniafe
'Prima, prima, maar mijn man ligt zoals gewoonlijk weer op bed.’
'Dat ken ik van mijn vader. Die blijft ook altijd maar liggen, hij wordt altijd wel wakker maar pas als de grote kerkklok een paar keer heeft geluid.’
'Hmpff, hij hoort gewoon op te staan hij zou de tuin nog even bij snoeien en hij ligt er nog steeds in. Wel ja, laat hem ook maar liggen, hij moet het zelf maar weten, het is immers ook zijn vrije dag.’
Ineens hoorden ze gestommel op de trap. Even later zagen ze het slaperige maar verzorgde gezicht van Sjapo Hirixiad om de deur verschijnen. Hij had alleen nog wat tandpasta op zijn gezicht.
'Morgen,' zei hij en gaf zijn vrouw een kus. ‘Ben ik te laat?’
Voordat Skoia Hirixiad kon antwoorden klonk het ‘ook goedemorgen,' door de kamer.
‘Een beetje, het is niet erg hoor het is weekend.’
'Hoe is het hier?’ vroeg Sjapo terwijl hij iedereen probeerde aan te kijken.
'Lekker hoor schat, wil je ook wat koffie? Trouwens er zit nog tandpasta aan je mond,' zei zijn vrouw.
'Echte koffie, ja tuurlijk dat gaat er altijd in, hè, heerlijk,' zei hij terwijl hij over zijn gezicht wreef.
Spertion kwam er ook bij zitten en zo zaten ze alle vijf aan een bak heerlijke koffie.
Ze praatten eerst over de gebruikelijke dingen zoals het weer, de politiek en over hoe goed ze het wel niet hebben hier in het noorden en dat Qrokosto maar in armoede leeft. Plotseling vroeg Lysiande: 'Hé Sper, heb jij misschien een idee hoe we Pratioson kunnen vinden?'
'Hm, eens even zien, misschien moeten we het gebied rond de stad maar eens uitkammen, misschien dat we iets vinden, laten we beginnen in de bossen.’
'Ja, dat zei ik ook al, en jij kent de bossen gewoon super. Eigenlijk het hele gebied rond de stad ken je gewoon.’
'Nou kom op dan. Laten we het dan ook meteen gaan doen, we hebben nog de hele dag de tijd’, zei Spertion met een vragende blik naar zijn ouders.
'Prima hoor, we horen het wel als jullie wat nodig hebben,' zeiden Meneer en mevrouw Hirixiad in koor.
En zo vertrokken twee meiden en één jongen er op uit naar wat voor hen zonder dat ze het wisten een groot avontuur zou worden.
Hoofdstuk 2.
De magiër.

'We lopen nu al uren en we hebben nog niks gevonden.’ Sniafe was bekaf.
'Kom op gewoon doorzetten, jij doet dit toch ook niet voor niets?' vroeg Lysiande.
'Ja, tuurlijk, maar kunnen we dan niet even rusten?'
'Ach, waarom ook niet, het is ten slotte ook mooi weer. En het is nog geen eens drie uur maar we hebben ook al erg lang gelopen.’
Spertion was een eindje vooruit gelopen en draaide zich nu om terwijl hij antwoord gaf.
Lysiande die zelf ook wel moe was gaf Spertion gelijk. Ze vond hem ook wel erg leuk en dat speelde ook een grote factor om hem gelijk te geven. Plotseling stokte haar adem in haar keel. Er was zomaar uit het niets een man verschenen. Daar bij die oude eik, zomaar uit het niets
Niemand reageerde, maar iedereen had het gezien. Ze waren bij een open plek beland en vlak daar achter stond een hele oude en grote, statige eik. Daar verscheen hij. Zomaar vanuit het niets. De man keek heel aandachtig naar de eik en mompelde wat en keerde zich om. Tot nu toe had niemand gereageerd, maar toch wist Sniafe als eerste wat te zeggen.
'Wie… wie bent u?' vroeg ze met moeite.
'Mijn naam is Zichadarus Karautus en wat ik ben weten jullie waarschijnlijk al,' sprak de man op mysterieuze toon.
'Ja, u bent magiër, dat zagen we inderdaad,' zei Sniafe. 'U verscheen zomaar uit het niets.’
'Dat kunnen magiërs als ze dat willen’, ging Zichadarus verder. ‘Maar ik ben hier niet zomaar. Ik ben hier om jullie te helpen.’
'Hoe weet u dan dat wij hulp nodig hebben?' vroeg Spertion ademloos. Hij had tot nu toe nog niets gezegd
'Dat kan ik zien door te schouwen vanuit mijn berghut.’
‘Hoe bedoelt u?’ Lysiande wist nu ook eindelijk iets te zeggen.
‘Gelukkig kan ik nu eventjes vrijuit praten’, zei de magiër. ‘Ik heb namelijk zonet toen ik bij die oude eik stond een spreuk uitgesproken die een tijdelijk schild over deze plek trekt. Die spreuk is alleen over een paar minuten alweer uitgewerkt.’
‘Waarom is het nodig dan om hier een schild over deze plek te trekken?’ vroeg Spertion.
‘Nou, als de duistere magiërs van de Aura, de aanhang van Xip Lasto Provensochi dus, ons horen weten ze waar we over praten, en magiërs zijn nogal op hun privacy gesteld. Maar Xip en zijn magiërs trekken zich daar niets van aan, vandaar dat ik een schild hierover heb uitgesproken.’
‘U zegt dus dat u hier niet vrijuit kan praten? Maar waar kunt u dat wel dan?’ Spertion wou wel wat meer horen over wat deze magiër te zeggen had.
‘In mijn berghut. Die is zo betoverd dat niemand daar kan binnendringen, wat ze ook proberen. En verder kunnen we in de stad kunnen ook ongestoord praten. De huizen in de stad zijn gemaakt van puur Diskyof steen en dat heeft van zichzelf al een magie afstotende werking. De meeste mensen in de stad weten dat zelfs niet.’
‘Ik wel, dat heb ik eens ergens gelezen,' viel Spertion de oude magiër in de rede.
‘Het probleem is alleen om als magiër de stad binnen te komen. Maar daar zijn trucjes voor die de meeste magiërs niet kennen, alleen de magisters en de leerling magisters weten die trucjes. Maar goed, als je eenmaal binnen de stadsmuren bent kun je gewoon magie gebruiken, je kan alleen niet afgeluisterd worden.'
'Gelukkig zijn er nog mensen die weten dat het zo is’, zei Zichadarus met een flauwe glimlach om zijn lippen. Maar hoe het ook zei, in dit bos zo dicht bij de Aura kun je niet een gesprek voeren zonder dat je afgeluisterd word door de duistere magiërs. Vandaar dat ik een schild over deze plek heb getrokken.’
Iedereen was nog een beetje stijfjes tegenover de magiër, want magiërs hadden nogal een slechte reputatie in de volksmond, maar Spertion zag als eerste dat Zichadarus geen kwaad in de zin had.
‘U, hebt dus echt geen kwade bedoelingen?’ vroeg hij.
‘Wees gerust ik ben een verbannen magiër omdat ik andere ideeën had dan de andere magiërs in het dorp van de magiërs. Maar kunnen jullie met mij mee komen, zoals ik al zei, in mijn berghut kunnen we verder en beter praten?’
De drie vrienden keken elkaar even aan, ze waren nogal op hun hoede, maar toch, nog geen tien seconden later knikten ze allemaal haast gelijktijdig.
‘Mooi zo’, zei Zichadarus tevreden en hij begon te lopen langs allerlei bomen, bloemen en planten waar hij over vertelde. Zowel Sniafe, Spertion als Lysiande hadden die nog nooit gezien.
‘Dit, is magiërs kruid’, zei Zichadarus terwijl hij op een grote groene, en bovendien stekelige plant wees. ‘Van de stengels kan een magiër bijna alle toverdrankjes maken. Het is één van de basis ingrediënten van toverdrankjes. En dat daar is bulderkruid.’
Lysiande keek naar waar de magiër heen wees en zag een rode bloem. Hij was bijzonder mooi van kleur. Het was niet felrood of bloedrood van kleur maar een beetje geel, rood, oranje achtig.
‘Als je van die blaadjes eet, dan krijg je een gigantisch harde stem. Heel handig om je verstaanbaar te maken. Zelfs als je duizenden mensen om je heen hebt. Je moet dan wel wat meer blaadjes eten.’
Na ongeveer een half uur te hebben gelopen voelden de vrienden dat het landschap begon te glooien. Ze voelden het aan hun kuiten, maar ze konden ook zien dat het pad omhoog liep. Daardoor liep iedereen liep langzamer behalve Zichadarus. Hij had wel vaker gelopen. Meestal was dat alleen uit verveling. Hele tochten maakte hij dan. Sjisomars lang. Maar als hij iets belangrijks had hij gewoon. Opeens stopte hij en keek om zich heen.
'Zien jullie dat?' vroeg hij aan de drie terwijl hij op de lucht wees.
'Zien wij wat?' vroeg Lysiande.
'De lucht betrekt, en aan de kleur van de lucht kan ik zien wat er gaat gebeuren. Er komt sneeuw en dat betekent wolven, die komen altijd in de buurt van de rand van het bos als de sneeuw naar beneden valt.
Ze denken dat ze voedsel hier kunnen vinden dan.
Meestal is dat ook wel zo, want er zijn altijd wel kleine diertjes die vast komen te zitten in de sneeuw.’
'Hoe ver is het dan nog naar uw berghut,' vroeg Spertion die aardig moe was.
'Ongeveer drie en een halve sjisomar maar we moeten versneld lopen willen we voor de wolven komen binnen zijn. Ik spreek nu een spreuk over jullie uit die dat voor jullie mogelijk maakt, ik hoop niet dat jullie dat erg vinden.’
Zichadarus keek eventjes hoopvol uit zijn ogen.
Ze moesten alle drie even slikken. Nog nooit waren ze betoverd. Ja, misschien Lysiande. Door Spertion. Ze vond hem namelijk niet alleen erg leuk. Ze had zelfs diepe gevoelens voor hem. Maar ze durfde er niet echt goed voor uit te komen. Zelfs niet tegenover Sniafe, die toch haar hartsvriendin was. Als de tijd daar is, dan zeg ik het hem gewoon, dacht ze steeds.
‘Als ik geen spreuk over jullie mag uitspreken, dan halen we het niet, en komen we dus in de problemen met de wolven. Misschien komen we er nu ook al eentje tegen en die kan ik wel tegenhouden, maar de hele roede, dat lukt me denk ik niet.’
Iedereen dacht er nog even over na, maar uiteindelijk was het Lysiande die besliste.
‘Nou, doe dan maar’, zei ze.
'Achibumnsu,' zei Zichadarus gelijk toen Lysiande had toegestemd. Er was geen tijd te verliezen volgens hem.
Iedereen was erg moe, maar zodra Zichadarus de spreuk had uitgesproken merkten ze meteen dat ze nieuwe kracht in hun benen en voeten kregen.
Eerst voelden ze een tinteling langzaam vanuit hun tenen naar boven stromen. Daarop volgde een moment waarop ze zich beresterk voelden over hun hele lichaam, hoewel ze doodmoe waren. Maar ze konden lopen, hard lopen zelfs als het moest, dat wisten ze omdat ze dat zo voelden. En lopen deden ze ook. Ze renden bijna.
Zichadarus voorop, daarachter Lysiande, Sniafe en Spertion. Vele bomen, planten, bloemen en struiken trokken aan hen voorbij. En het werd steeds donkerder en donkerder. Net voordat de sneeuw begon te vallen hield Zichadarus de pas in. Hij keek achterom naar de drie tieners en zei: 'zien jullie dat bruine stipje daar aan de horizon? Dat is mijn berghut. Met een paar minuten zijn we er.’
'Gelukkig, ik kan nog wel lopen. Ik ben nog lang niet moe, maar ik heb het wel ijskoud,' zei Spertion die inderdaad stond te klappertanden.
Op het moment daarna gebeurde er iets wat iedereen deed schrikken. Een wolf sprong naar voren. Maar Zichadarus was daar op voorbereid.
Hij stak zijn armen in de lucht en de wolf stond meteen stil.
'Wolf wat doe je hier, wou je mijn vrienden kwaad doen,' vroeg Zichadarus op dreigende maar toch vriendelijke toon.
De wolf die hier niet op voorbereid was sloeg een kreet: ‘Auwaar.’
'Oké, dan beveel ik je nu om weg te gaan en tegen je groep te zeggen dat jullie mij en mijn vrienden met rust laten.’
'Wauwuwwwarr,' was het antwoord, en de wolf ging er vandoor.
‘Wat zei de wolf?’ wou Sniafe weten.
‘Hij had opdracht gekregen van zijn akela om voedsel te zoeken. Hij mocht ook grof geweld gebruiken als dat nodig was, maar een wolf alleen doet een magiër nooit iets aan.’
‘Gelukkig dan maar’, zei Sniafe
‘Dan komen we inderdaad goed weg’, zei Spertion opgelucht.
‘Ik denk dat als we alleen hier hadden gelopen, we er niet zo goed vanaf hadden gebracht.’
Zichadarus keek hem eens even goed aan en knikte. Hij mocht Spertion wel. De twee tienermeiden trouwens ook wel. Maar Lysiande en Spertion mocht nog het meest. Hij zag ook wat aan die twee. Lysiande en Spertion waren voor elkaar gemaakt. En hij had ook door dat zowel Spertion als Lysiande verliefd op elkaar waren, maar daar nog niet echt voor uit durfden te komen
Maar verder bleef hij niet langer wachten dan nodig was dus liep hij weer verder.
Lysiande, Spertion en Sniafe waren nog enigszins verschrikt van de wolf maar toch liepen ze maar achter de magiër aan.
Spertion keek de rest aan alsof hij wou zeggen: ‘dit is interessant een magiër die de natuur onder controle heeft en met dieren kan praten.’
De anderen knikten. Het was inderdaad bijzonder om zo iemand tegen te komen.
Sniafe antwoordde Spertion geluidloos met haar lippen, maar nog net hard genoeg zodat Lysiande die naast haar liep haar nog kon horen.
‘We zijn in goede handen bij Zichadarus.’
Lysiande en Spertion lieten merken dat ze zich helemaal op hun gemak voelden bij Zichadarus. Sniafe zelf had ook al vriendschap met de magiër gesloten ondanks dat ze nog een heel klein beetje terughoudend was. Maar ze merkte wel dat de roddels die in de stad de ronde deden over magiërs, niet waar waren. Ja, misschien voor sommige magiërs, maar in ieder geval niet voor de magiër die hen net had opgepikt, zonder dat hij wist dat hij de drie tieners de stuipen op het lijf had gejaagd door middel van zijn verschijning.
Hoofdstuk 3.
In het huis van Zichadarus.

Vijf minuten later kwamen ze eindelijk bij de berghut aan. Het leek eerder een gewoon huis dan een vervallen berghut. Het enige verschil was dat in de tuin een vuurplaats was gemaakt met daarboven een spies om wild te roosteren en dat het huis van hout was in plaats van steen. Verder was het huis magisch betoverd. Daar kwam Spertion achter toen hij door het hek de tuin in wou lopen. Hij wou de tuin inlopen, maar bleef plotseling stokstijf staan. Hij kon niet meer bewegen.
'Ja,' zei Zichadarus een beetje lachend. Spertion was namelijk in een lachwekkende houding stil blijven staan.
'Mijn huis wordt beschermd door een protectiespreuk als ik zelf niet thuis ben.’
Zodra je daarmee in aanraking komt kun je tien seconden niet meer bewegen. En als je het nog een keer probeert tien minuten en daarna tien uur. Je kunt niet door het schild komen wat je ook probeert. Alleen door het juiste woord te kiezen en dat dan uit te spreken. Dan kun je door de magische poort komen.’
Zichadarus ging voor de magische poort, dus achter Spertion staan en zei: ’Zichopen.’
'Weer wat magie er bij geleerd,' merkte Lysiande op. Ze had het gevoel dat iedereen magie kon leren, als je er zelf maar voor open stond.
Zichadarus leek haar gedachten te raden.
'Ja, en als jullie zo meteen aan een beker hete koffie zitten leren jullie nog veel meer,' zei Zichadarus.
‘Leuk, magie is verrekte interessant, dat wil ik wel leren’, zei Spertion die inmiddels weer bevrijd was uit zijn houding.
Eenmaal binnen liep Zichadarus naar de gootsteen. Maar voordat hij de kraan aanzette, richtte hij zijn vinger op de knoppen van de kraan en zei: ‘ieffok.’
Daarna draaide hij de warme kraan open en er kwam koffie uit. Daarna draaide hij de koude kraan open, en er kwam koude koffiedrank uit. Koude koffie was een delicatesse in Fragien. Het werd op een speciale manier gemaakt. Normaal voor warme koffie werd het water warm gemaakt in het koffiezetapparaat. Maar voor koude koffie moest je op het apparaat op een knopje drukken waar onder stond: ‘koude koffie.’
En als je dan weer warme koffie wou hebben dan drukte je op de knop waar onder ‘warme koffie’ stond.
Bovendien waren de Fragieners meesters in het branden van de koffiebonen. Overal op de planeet werd een gooi gedaan naar de kwaliteit van de Fragiense koffie. Maar tevergeefs. Daarom liet bijna iedere winkelier op de planeet zijn koffie uit Fragien komen, omdat de koffie zo gewild was. En dit zorgde er voor dat Fragien, dat toch al een grote export markt had, alleen maar rijker en rijker werd.
'Een heel eenvoudige spreuk, erg eenvoudig te leren, je richt je wijsvinger op een voorwerp, bijvoorbeeld een kraan. Als je wilt dat er koffie uit komt zeg je alleen maar “ieffok”, koffie omgekeerd dus. Het kan ook met andere dingen. Neem nou een klok. Normaal geven die alleen de uren, minuten en seconden aan. Maar als je bijvoorbeeld “ainneced” zegt, geeft hij decennia weer, en “ainnelim” geeft millennia weer. Simpel, probeer het maar eens.’
Lysiande liep naar de kraan, richtte haar wijsvinger en zei: ‘aloc’ en warempel, er liep cola uit de kraan.
Spertion probeerde het met de klok waar nu eerst alleen maar de uren, minuten en seconden weergegeven werden. Hij richtte zijn vinger op de oude klok en zei: 'ainnelim.’
Even gebeurde er niets. De klok leek even tijd nodig te hebben om na te denken wat er moest gebeuren, maar toch gebeurde er iets na een paar seconden.
Eerst verscheen er een aparte teller, die eerst op nul stond maar toen keurig naar tweeëntwintig honderd drieëntwintig rolde.
'Zichadarus, hoe komt het dat wij kunnen toveren?' vroeg Lysiande.
'Dat kan iedereen, als je het maar wilt leren. Het gaat erom dat je de wilskracht die je hebt zo weet te gebruiken dat je het ook daadwerkelijk voor elkaar krijgt.
Jijzelf, Lysiande, zou het moeten weten.
Jou opa was namelijk magister bij de magiërs in de tijd dat ik daar hoog op het lijstje stond om magister te worden. Dat werd ik uiteindelijk ook, maar ik werd met hetzelfde gemak weer verbannen vanwege iets dat ik niet gedaan had.’
Lysiande hield even haar adem in. Haar opa was in tweeëntwintig honderd zestien met de noorderzon vertrokken, niemand wist waar hij was gegaan. Maandenlang had ze het antwoord proberen te vinden op de vraag waar haar opa was en wat hij deed. Niemand kon haar dat antwoord echter geven. Nu hoopte ze wel dat ze het antwoord kreeg. En dan nog wel van een magister alias magiër.
'Ja, Lysiande. Ik wist al dat jij bestond toen jou opa zich net bij onze groep had aangesloten. Ik weet daarom ook je naam. Van je vrienden weet ik ze niet maar die zul je mij zo meteen wel geven als ik uitgesproken ben. Jouw opa was een top magister. Zeer goede ideeën, menselijk, geen waanideeën voor ogen had hij. Hij bezat geen dwaze hebzucht om de macht in handen te krijgen, gewoon een normaal mens als ik vanuit jou positie mag spreken. Wij magiërs zien ons zelf niet als mens. We hebben dan wel hun lichaam gekregen. We hebben echter ook andere krachten gekregen van onze oppergod Sopiodus. Daarom spreken wij over onszelf als magiër in plaats van mens. Nu weer terug naar Sopiodus. In zijn levensverhaal staat geschreven dat wij niets meer zijn dan een mens met speciale krachten, maar dat wij ons zelf geen mens mogen noemen totdat dat volledig door de menselijke autoriteiten is vastgelegd. Tot die tijd zijn wij of leerling-magiër, magiër, leerling magister of magister. Niets meer dan dat.’
‘Dus wij zijn nu eigenlijk leerling magiër?’ vroeg Spertion.
Helemaal juist jongeman. Jou opa Lysiande, vertrok toen hij hier zijn tijd als magister erop had zitten weer terug naar de mensen. Het laatste wat hij zei was: "Beste magiërs, mijn tijd is dus toch gekomen om te gaan, menig ieder van jullie hadden dat kunnen zien in de tijdslijn die oppergod Sopiodus ons geschonken heeft. Nu weet ik ook dat niet iedereen van jullie de tijdslijn kan lezen. Maar als er iemand is die jullie het kan leren is het Zichadarus Karautus wel. Ik kon de tijdslijn lezen en begrijpen toen ik vijftien jaar oud was, Zichadarus kon het vanaf zijn vijfde al, maar had niemand er over verteld voordat hij zestien werd.
Alleen aan mij heeft hij het verteld, beste magiërs. Hij heeft mij ook opgedragen om aan jullie de kunst om de lijn van de tijd te kunnen lezen en begrijpen door te geven. Dat is gelukt naar mijn en zijn oordeel. Het koste jullie veel tijd en moeite om de tijdslijn te kunnen lezen, maar jullie deden het allemaal in jullie eigen belang en ook dat van de hele, ontdekte wereld, en mede daardoor is het jullie gelukt. Wat jullie daarin hebben gelezen ga ik nu nog vertellen voor degene die de lijn niet hebben kunnen lezen.
Er dreigt gevaar, meer kan ik daarover op dit moment niet zeggen omdat ik weg moet. Mijn tijd bij de magiërs zit erop.
Daarom zal ik aftreden als magister en zal ik vertrekken. Het is aan jullie om te beslissen wie mij opvolgt, zoals de gebruikelijke rituelen zijn. Er zal een tijd aanbreken dat ik terug kom om te zien hoe jullie het er vanaf hebben gebracht.” Na die woorden vertrok hij. Hij kwam expres niet terug naar Fragien. Het toenmalige stadsbestuur zou hem daar namelijk nooit meer toelaten. Het bestuur van Diskyof ook niet. Hij was naar de Aura vertrokken en uit Fragien weggegaan. En als je iets niet mocht doen van het stadsbestuur van Fragien en de regering van Diskyof dan was het overlopen naar de magiërs. Vandaar dat hij naar Gisopioda is vertrokken. Daar leeft hij net als ik hoog in de bergen. Echter niet alleen, maar in een dorp met alleen mensen, hij is daar nu een medicijnman. Het stadsbestuur van Biosatkrion heeft zijn verzoek om mens te mogen zijn ingewilligd op voorwaarde dat hij niet in de stad zou wonen. Dus is hij naar dat dorp gegaan. Daar woont hij nu tussen gewone mensen. Toen kwam de tijd dat ik magister werd. Magister kun je zo lang blijven als mogelijk is, maar om het halve jaar is er een magisterverkiezing. Jou opa was nog magister en vertrok dus. Ik was nog net niet klaar met mijn opleiding, en ondanks dat iedereen mij graag als nieuwe magister wou kon dat natuurlijk niet, want je moest eerst je opleiding af hebben. Die opleiding kreeg je trouwens van de oppergod Sopiodus zelf.
Daarvoor moet je naar de grot van de magiërs, die ligt even buiten de Aura. Daar kun je met de goden van de magiërs spreken. Ze kunnen zichzelf wel aan je bekend maken in de vorm van een verschijning maar dat moet dan altijd van hen uit komen. Als je zelf met de goden wilt spreken kan dat alleen via die grot.
Maar hoe dan ook, er moest wel een nieuwe magister komen, dus werd Xisadiando gekozen als nieuwe magister. Voor het eerst een vrouw. Ze kwam uit Xidiad en omdat dat land van oorsprong vele magiërs heeft voortgebracht, en ze dezelfde naam had als de grondlegster van dat land werd ze gekozen. Zij was uiteindelijk maar een jaar aan de macht voordat ik werd gekozen, omdat ik dezelfde ideeën had als jouw opa. Maar na een half jaar alweer tijdens de volgende verkiezing werd mijn zoon gekozen. Dat kwam omdat ik zogenaamd ons dorp half had laten verbranden.’
'Maar u had dat zeker niet gedaan, er was vast iemand die u niet zag zitten als leider van de magiërs?' kwam Spertion tussenbeide.
Helemaal juist jongeman,' antwoordde de magiër.
'Mijn naam is trouwens Spertion Hirixiad' ging Spertion verder, niet op nadere uitleg van de magiër wachtend. 'Ik vind dat u het recht ertoe had om herkozen te worden in plaats van uw zoon. U doet ons geen kwaad, zoals menig ander magiër wel zou hebben gedaan, u hebt ontzettend goede ideeën met betrekking tot de nieuwe wereld. Iedereen moet gewoon als mens kunnen leven. Wijzelf hebben het ook niet met de koning op, het is een achterlijke oude gek. Het stadsbestuur was ook altijd huiverig als het op zaken aan kwam waar ze niks van af wisten, maar gelukkig is er nu een betere tijd gekomen. Er word nu niet meer zo huiverig gedaan naar dingen die niet zo bekend zijn. Ze proberen nu te kijken of die zaken goed of slecht zijn. Ik weet dan ook zeker dat Gringastor Vioplokos u wel zou toelaten om mens te worden als hij koning zou zijn. Hoe dat in andere landen zou gaan weet ik niet. Maar u moet zich een weg terugvechten naar de top of anders wraak nemen.’
'Spertion, dat zou ik graag doen als ik kon. Maar mijn taak die ik moet vervullen roept mij al meer dan een halve eeuw aan, ik ben van plan om hem binnenkort te vervullen. En om even terug te komen op het feit dat ik niet herkozen ben. Dat vind ik helemaal niet erg. Mijn zoon heeft gelukkig dezelfde ideeën als dat ik heb, en ik weet zeker dat hij niet onder voor mij doet.’
'Wat is uw taak dan die u moet vervullen?’ Lysiande dacht er niet bij na toen ze dit aan de magiër vroeg. En nadat ze er over na had gedacht voelde ze zich een beetje een indringer, misschien wou de magiër dat helemaal niet met hen delen, maar ze werd niet teleurgesteld.
'Dat weet ik zelf ook nog niet helemaal, maar ik zal er vroeg of laat wel achter komen denk ik, ik zal op reis moeten dat is het enige dat ik weet.’
Lysiande vroeg zich bij zichzelf af of Zichadarus misschien wist waar Pratioson gevangen werd gehouden, of in ieder geval, of hij wist waar Pratioson was.
Zichadarus leek de gedachten van Lysiande te raden. Hij zei: ‘er wordt een vriend van jullie gevangen gehouden heb ik gehoord?’
‘Ja, dat klopt’, zei Sniafe. ‘U hebt mijn naam nog niet eens gehoord. Die luidt Sniafe Vrickoloasi, onze vriend, Pratioson Kliasandos is omstreeks twee weken geleden plotsklaps verdwenen, Hij ging ‘s middags rond twee uur de stad uit, maar is niet meer teruggekomen.’
‘Dan heb ik goed nieuws voor jullie, of eigenlijk slecht nieuws. Hij wordt gevangen gehouden door de Xidiandsen, zoals de inwoners van Fragien al vermoedden. Ik heb dat gezien toen ik in de buurt van Xisi aan het schouwen was. Door vermoeidheid dreef ik af naar het zuiden van de stad. Ik was de hele dag al bezig met schouwen. Maar daar zag ik te midden van de Xidiandsen een jongen van een jaar of achttien. Duidelijk iemand uit Fragien. Jullie zijn naar hem op zoek? Dan durf ik met zekerheid te zeggen dat die jongen Pratioson Kliasandos is. Maar dat kan ik natuurlijk niet bewijzen. Ik kan nu nog wel een keer naar die plek schouwen zodat jullie hem ook kunnen zien.’
‘Kunt u dat?’ Spertion schreeuwde het bijna uit van opwinding met het idee een andere plek te kunnen zien die sjisomars verderop lag. In zijn enthousiasme vergat hij nog net niet het uit te brullen.
‘Kunt u écht sjisomars van hier zien hoe het daar op dit moment is?’
‘Ja, dat kan ik, hier achter in mijn tuin is een vijvertje. Schouwen kun je met water en met spiegels. Loop maar mee.’
De drie vrienden liepen achter de magiër aan die hen voorgegaan was naar de achtertuin van de berghut.
Of eigenlijk als je het een tuin kon noemen. Het enige wat er te zien was, waren een paar rotsen en een vijvertje waar water in zat. Zichadarus liep naar een tafeltje waar enkele stenen potten en kruiken op stonden en nam er een klein kruikje tussenuit. Daarna liep hij naar de vijver en liet de kruik vollopen. Daarna liep hij weer terug naar de tafel, en pakte een stenen schaal. Daar deed hij het water in. Hij hief zijn handen op en mompelde: '‘isardiosondesiop Xisi.’
Er gebeurde eerst helemaal niets, het water bleef gewoon zijn eigen kleur houden, maar toen Lysiande er heen liep en zich vooroverboog en erin keek zag ze een landschap: een stad op de voorgrond met daar achter bergen.
‘Dat is Xisi, hoe het er nu uit ziet’, zei Zichadarus. ‘Kijk nu ben ik in de stad zelf.’
En dat was inderdaad waar, Lysiande keek nu naar een plein waar marktkramen stonden opgesteld.
‘Maar laten we er niet teveel omheen draaien. Kunt u Pratioson ook zien, of ik bedoel kunt u ook laten zien waar hij nu is?’ vroeg ze.
‘Ja zeker, daarvoor moeten we naar de bergen overschakelen. Kijk nu zijn we er’, zei Zichadarus. ‘Kijk hier is het dorp van de Xidiandsen, daar zit hij, ik zal er even wat dichter naar toe gaan zodat we hem kunnen zien.’
Het beeld dorp leek dichterbij te komen in de schaal, en inderdaad daar zag Lysiande Pratioson, bewaakt door twee Xidiandsen.
‘Dat is hem, Sper, Snif, kom es kijken’, riep ze uit.
‘Laat zien’, beval Spertion terwijl hij zich omdraaide en naar de stenen schaal sprintte. Hij was een beetje door de tuin heen gelopen om zijn opwinding te kunnen beheersen, maar nu sprintte hij richting het tafeltje waar de schaal op stond.
Sniafe stond nog geen sjisomer achter Lysiande dus schrok ze een beetje omdat ze niet had verwacht dat Lysiande ook zo opgewonden werd.
‘Hier is hij, zoals je ziet, dit is diep in de heuvels aan de voet van de bergen ten zuiden van Xisi’, zei de magiër.
‘We halen hem daar weg. En zorgen ervoor dat die Xidiandsen ons met rust laten’, zei Sniafe die er ook bij was komen staan.
‘Dat is makkelijker gezegd dan gedaan’, zei Zichadarus. ‘Je moet er wel rekening mee houden dat ze slim zijn, die Xidiandsen, ook al zien ze er niet zo uit.’
‘Ja, maar het is het proberen waard, hij is niet voor niets onze beste kameraad’, zei Spertion.
‘Inderdaad’, zei de magiër, ‘dat kan ik zien aan jullie, maar nu moeten jullie maar teruggaan naar Fragien.' De sneeuwval is bijna over namelijk maar het is nog een behoorlijk eind lopen. Hier in de tuin kan het niet sneeuwen. Mijn plek hier in de bergen is op zo betoverd dat niets dat sterker is als mijzelf, ook het weer niet. Hier kan niets en niemand binnendringen. Ik zal jullie opnieuw betoveren zodat jullie sneller thuis zullen zijn, maar het zal toch minstens vanaf hier nog twee uur lopen zijn, houd daar rekening mee’, zei Zichadarus en vervolgens schepte hij het water uit de schaal op met de kruik en liet het weer in de vijver lopen.
‘Tot slot, wil ik jullie nog vragen of jullie met mij mee willen gaan die kant op, ik moet die lange reis maken. Niet alleen om Pratioson te vinden maar ook om mijn taak te vervullen en ik zou het fijn vinden als jullie mij gezelschap hielden. Maar, dat is aan jullie.’
‘Tuurlijk gaan we er heen’, zei Lysiande, ‘dat hebben we voor Pratioson over, of niet?’
‘Ja, natuurlijk’, zei Spertion. 'En het zou wel dom zijn om Zichadarus niet mee te laten gaan, waar anders vind je een betere reisgenoot? Nergens toch?’
‘Nee, dat ben ik met je eens’, antwoordde Sniafe die nu helemaal over de angst heen was die ze eerst had gehad toen ze Zichadarus zag. ‘En wat Pratioson betreft, ik wil hem echt weer terug hebben, lekker dicht bij ons in Fragien.’
‘Wat dan?’ Spertion was nieuwsgierig geworden.
Sniafe werd een beetje rood maar liet zich verder niet kennen.
‘Hij is mijn allergrootste liefde’, wist Sniafe schoorvoetend uit te brengen.
‘Snif, waarom vertel je dat nu pas.’
Lysiande was helemaal opgewonden van het nieuws dat Sniafe net vertelde.
‘Je had ons er helemaal niets over verteld.’
‘Nee, dat klopt, eerlijk gezegd durfde ik dat niet zo goed.’
‘Ach, het maakt ook niets uit, we weten het nu, en we zullen je er heus niet mee pesten, hoor Snif geloof me maar’, zei Spertion serieus.
‘Dat doe ik ook wel hoor, maar ik ben gewoon een beetje verlegen van aard als het op liefdesgebied aan komt.’
‘Wat die tocht betreft’, kwam Zichadarus weer tussenbeide. ‘Die kan wel eens verder gaan dan alleen naar Xisi als jullie met mij meegaan. Ik denk niet dat ik mijn taak voor die tijd al heb volbracht. Maar hup nu, jullie moeten nog ver lopen.’
Lysiande kreeg ineen keer een idee.
‘Zichadarus, kunt ons niet verplaatsen met behulp van magie?’
‘Om jullie thuis te brengen? Ja, dat zou wel kunnen, ik kan mezelf in ieder geval verplaatsen zonder dat het enige moeite kost, maar als ik iemand meeneem, dan kost het een onmens lange tijd aan voorbereiding. En ook als ik jullie alleen zou verplaatsen, dat zou denk ik zelfs nog meer tijd kosten.’
‘Dan moeten we maar gaan lopen’, zei Spertion.
‘Inderdaad.’
Sniafe was het met hem eens.
‘Ik kom jullie morgen wel opzoeken in Fragien’, ging de magiër verder.
Sniafe trok een verbaasd gezicht.
‘Nee Sniafe, ik ben niet bang meer voor de wachters van de stad, daar ben ik overheen gekomen door hier te wonen met de dieren als mijn metgezellen. En wat Spertion net vertelde maakt me nog minder ongerust. Eerst kwam ik de stad niet in, nog steeds niet denk ik, als ik naar de poorten toe zou gaan, maar toch, als ik naar binnen wil, gebruik ik wel één van die trucjes. . Ga nu, ik spreek jullie morgen.’
‘Hoe laat dan?’ wou Lysiande weten.
‘Een magiër is nooit aangewezen op tijd, ik zal komen wanneer dat nodig is, of wanneer het gewoon gebeurt, houd er in ieder geval rekening mee dat het op ieder willekeurig tijdstip kan zijn. Dat is nou eenmaal de ongeschreven wet voor magiërs: Houd nooit rekening met de tijd, maar met de situatie om je heen.’
En bij deze woorden loodste hij het drietal naar de deur en hij sprak nog een keer de spreuk ‘achibumnsu’ over hen uit en zo begon het vriendengroepje nu nog bestaande uit Lysiande, Spertion en Sniafe aan de terugtocht naar Fragien. Het eerste avontuur zat erop. Ze hadden een magiër ontmoet. En ze hadden vrienden met hem gemaakt.
Het was wel een beetje een vreemde magiër vond Spertion. Omdat hij opeens de drie vrienden weer weg wou hebben. Maar het was wel een magiër die je kon vertrouwen. Waarom had hij anders hulp aangeboden om Pratioson te vinden.

Re: Sjarinda 1 - Het lot van de steen uit de duisternis.

Geplaatst: 28 dec 2012 04:08
door maramsp
Hoofdstuk 4, 5, 6 en 7.

Hoofdstuk 4.
Het teken aan de Hemel.

De volgende ochtend. Lysiande werd vroeg wakker na een onrustige slaap. Haar dromen waren de hele nacht geteisterd door nachtmerries, daardoor werd ze steeds opnieuw wakker. Niet echt prettig dus, als je weet dat je de komende tijd een zware tocht voor de boeg hebt. Nadat ze zichzelf had gewassen in de badkamer, en zichzelf had aangekleed liep ze de trap af naar beneden naar de keuken waar de geur van verse koffie een uitnodigend effect had op haar. Ze trof Sniafe in de keuken aan. Lysiande wreef nog even de slaap uit haar ogen en staarde Sniafe die er modieus uitzag een kort moment aan. Nadat haar was opgevallen dat Sniafe haar blonde haar in een lange staart droeg en dat ze een marineblauw truitje boven een zwarte broek aanhad, en ze bovendien geen spoor van de voor haar zo dierbare oorbellen aantrof, schonk ze een kop koffie in en ging tegenover Sniafe zitten aan de keukentafel.
‘Snif, ook een goede morgen wat doe jij zo vroeg hier? Het is nog geen eens acht uur. En waar zijn je oorbellen?’ vroeg ze terwijl ze uitgebreid gaapte.
Bij dat gezicht moest Sniafe lachen.
‘Ach, ik dacht van, laat ik maar eens op tijd opstaan. Wie weet hoe laat Zichadarus bij ons dacht te verschijnen, ook goedemorgen trouwens. Mijn oorbellen heb ik niet in vandaag, ik had gewoon geen zin om ze in te doen.’
‘Bij jou is vroeg opstaan om een uur of vijf of niet?’
‘Ja, zoiets’, zei Sniafe zonder er bij na te denken wat een positief effect had op Lysiande die wat wakkerder werd.
‘Maar ze zijn… je oorbellen, ik bedoel, je draagt ze toch altijd?’
‘Klopt, maar zoals je weet heb ik iets te kleine gaatjes voor die oorbellen. En de tijd die het dan kost om ze in te doen kan ik wel beter besteden. Helemaal nu, ik ben veel te opgewonden over wat er komen gaat.’
‘Dan ben je niet de enige Snif’, zei een stem vanuit de gang die naar de voordeur liep. Lysiande keek Sniafe aan en zei bijna geluidloos: ‘heb jij een deur gehoord?’
Sniafe schudde haar hoofd.
Lysiande draaide zich om en keek in het grijnzende gezicht dat toebehoorde aan Spertion.
Hij had zijn bruine haar in een out of bed kapsel zitten. Maar dat was niet omdat hij het zo gemodelleerd had. Lysiande wist dat Spertion nooit voor negen uur zijn bed uit was en ook dat hij nooit lang voor de spiegel stond. Ook nooit in de tijd op school. Wat bijna tot gevolg had dat hij van de derde school af werd getrapt.
De zeldzame keren dat hij zo vroeg opstond, was als er iets bijzonders was of als zijn moeder er ontelbare keren op had aangedrongen dat hij vroeg op moest staan. Spertion stond ’s ochtends op, en ging zich douchen, en stond daarna alleen voor de spiegel om zijn tanden te poetsen en deodorant op te doen. Nu had hij ook wat stoppels onderaan zijn kin wat betekende dat hij zich niet had geschoren. Wat er volgens Lysiande wel weer sexy uitzag. Van teveel baard hield ze niet, maar een dag of drie ongeschoren, ja dat vond ze wel wat hebben.
‘Hallo Sper, ik had je nog niet verwacht, maar kom gerust binnen, de koffie is klaar, bedien je zelf zou ik zeggen’, zei Lysiande.
‘Lekker, koffie gaat er altijd wel in’, antwoordde Spertion. ‘maar vooral zo op de vroege ochtend kan ik koffie goed gebruiken. Volgens mij moet ik nog een beetje wakker worden. Maar dat is bij mij ook niet zo gek, ik ben een slaper, dat weet ik van mezelf. In ieder geval ben ik nú wel vroeg opgestaan en wel om de reden die Snif net ook gaf.’
‘Hoe ben je binnen gekomen?’ vroeg Sniafe.
‘Gewoon door de deur’, antwoordde hij droog.
‘Ja, hij heeft ook een sleutel gekregen’, zei Lysiande. ‘Maar ik had je niet gehoord Sper normaal maak je meer geluid.’
Spertion gaf geen antwoord maar knikte alleen en liep naar het aanrecht. Hij had altijd kaneel in zijn koffie en dat zat er nu niet in omdat Lysiande Spertion niet zo vroeg had verwacht.
Dus was hij nu zelf bezig dit erin te doen.
Toen hij klaar was en aan de keukentafel naast Lysiande plaats nam zei hij: ‘ik dacht dat je nog lag te pitten Lys. Maar, meiden, luister es, ik werd vanochtend wakker en ik had het gevoel dat er wat aan de hand was. Ik liep naar mijn vensterbank en ik keek uit het raam naar de planeten en de sterren en ja hoor. Staat Gisisio in een keer vlak bij de zon. Ik wil nou ’s ochtends vroeg niet aankomen met astrologisch gedoe, maar volgens mijn sterrenkunde boek betekent het dat als Gisisio tijdelijk vlak bij de zon staat dat er een “nieuwe” periode aankomt. En dat zegt niet altijd dat het een goed teken is.’
‘O, is dat zo, dat was me nog geen eens opgevallen’, zei Sniafe verbaasd. Ze stond op en liep naar het raam om naar de nog relatief donkere hemel te kijken.
Het was nog net donker genoeg om de sterren en planeten rondom Sjarinda te zien, en Sniafe keek naar de hemel. Ze keerde met een zorgelijke blik terug naar de tafel.
‘Ziet er niet goed uit dat, Sper’, zei ze toen vier ogen haar verschrikt aanstaarden.
‘Ja’, ging ze verder. ‘Ik heb ook een beetje verstand van astrologie en kan dus net als jij zeggen dat er een nieuwe periode begint. En zeker geen goede periode.’
‘Wat dan?’ vroegen Spertion en Lysiande tegelijkertijd.
‘Sper, heb je naar de kleur van Gisisio gekeken?’
‘Nee, niet op gelet. Toch niet gifgroen hé?’
‘Wel gifgroen. Problemen dus als we de legende mogen geloven.’
‘Welke legende’, vroeg Lysiande. ‘Er zijn er hier zo veel. Alleen al in Fragien weet ik ze niet allemaal op te noemen.
Spertion keek opeens zorgelijk in het rond en haalde toen diep adem voordat hij zei: ‘ Die van de Xidiandsen Lys. De laatste keer dat Gisisio gifgroen was kwamen de Xidiandsen naar de stad toe en vielen haar aan. De stad werd half verwoest door die wezens. De keer daarvoor hadden ze leden van het stadsbestuur ontvoerd toen die buiten de stad waren. Diezelfde leden werden vermoord. Nota bene omdat de rest van het bestuur en heel Fragien geen toestemming gaf aan de Xidiandsen om door of om Fragien heen te trekken. Als het toen aan mij had gelegen zou ik ze wel toestemming hebben gegeven om langs de stad te trekken, maar niet erdoor, dat zou te gevaarlijk zijn voor de mensen.
De keer daarvoor hadden ze een list gebruikt. Toen was ook aan het licht gekomen dat ze zichzelf konden transformeren. Ze hadden zich getransformeerd als gewone mensen. Maar een paar van de Xidiandsen vonden het nodig om hier en daar wat mee te stelen van marktkramen. Rare lui die Xidiandsen in mensengedaante. Hoe dan ook, de kooplui verzetten zich ertegen. Ze vielen ze aan of scholden ze uit. Je weet wel, die lui daar op de Avenue Fragia.’
‘Die schelden toch op alles wat los en vast zit wat niet van hun stand is’, brak Lysiande in.
‘Inderdaad. De Xidiandsen kregen de scheldwoorden over zich heen en transformeerden ze weer terug naar hun Gichand gedaante omdat ze het niet konden verdragen. Ze vielen niet alleen de markt kooplui aan maar ook andere mensen in de stad. Ze zijn en blijven slecht. De keren daarvoor dat de Xidiandsen hebben aangevallen weet ik niet meer of was ik nog niet geboren. Het is ongetwijfeld voordat ik geboren werd nog wel eens gebeurd. Maar dat we in de problemen zitten moge duidelijk zijn.’
Spertion keek na de laatste zin nog ernstiger uit zijn ogen.
Nu liep ook Lysiande naar het raam en keek naar de sterren, ook zij zag dat Gisisio gifgroen was en dicht bij de zon stond.
‘Is dat waar?’ vroeg ze lichtelijk paniekerig.
‘Ja, de vorige keer was jij voor lange tijd in Dridia toen je ouders daar nodig waren. We hadden binnen een week narigheid met de Xidiandsen. Ze verwoestten de vier voorste wijken van de stad. Ze wilden wel onderhandelen maar zoals ik net verteld heb gaven het stadsbestuur en de burgers van Fragien geen toestemming. Een geluk bij een ongeluk dat ze toen weggingen. Ze hadden gedreigd om de hele stad onder handen te nemen maar toen was Gringastor Vioplokos zo slim om te zeggen dat hij de hulp van magiërs in zou roepen. Toen je weer terugkwam naar Fragien was alle schade hersteld, je weet hoe snel ze in Fragien en Diskyof kunnen bouwen. Niemand sprak er ook maar één woord over. Natuurlijk hadden wij je het moeten vertellen’, zei Spertion.
‘Ja, maar dat waren we door al het gedoe vergeten, maar je weet het dan nu’, ging Sniafe verder.
’In de hele stad werden mensen bedreigd en daarom konden we ook niks zeggen tegen je begrijp je. Ik hoop dat je het niet erg vind dat we je dit niet eerder hebben verteld. Het stadsbestuur had er opdracht toe gegeven.’
‘Nou, ik schrik er wel van’, zei Lysiande droevig. ‘Niemand heeft mij over aanvallen van Xidiandsen op Fragien verteld, ook mijn ouders niet. Dit is de eerste keer dat ik er van hoor, maar als ik het zo hoor slaan we ons er wel doorheen.’
‘De laatste keer dat het gebeurde was jij de stad uit zoals Sper net zei. En iedereen moest zijn of haar mond houden en de keren daarvoor…’
Sniafe keek Lysiande nu diep in de ogen aan.
‘De keren daarvoor meid, heb je ook gewoon niet meegekregen. Het spijt me Lys, dat ik deze dingen nu tegen je moet zeggen.’
Lysiande moest huilen. Het werd haar even teveel. Spertion nam haar in zijn armen om haar te troosten.
‘Eerst opa weg, dan pap en mam voor altijd weg. Het komt allemaal zo onverwachts dit allemaal’, zei ze door haar tranen heen.
‘Rustig maar meid, je hebt gehoord wat Zichadarus heeft gezegd toch?’ zei Spertion.
‘Ja. Ik zal er ook voor vechten om pap en mam te wreken.’
Bij die laatste zin werd ze weer wat rustiger.
‘Snif, ik zei net dat we er waarschijnlijk wel doorkomen, wat denk jij?’
‘Ik denk het ook wel, maar ik mag voor Fragien hopen dat het stadsleger goed getraind is’, zei Sniafe die nog steeds ernstig keek. Maar ze leefde wel helemaal met haar vriendin mee, van binnen.
‘Ik zet de radio wel even aan, het vroege nieuws van vandaag is nog net niet begonnen is op Fragi, als ik me niet vergis. Dus zal er over Gisisio wel wat te horen zijn’, zei Lysiande die nu ze haar tranen de vrije loop had kunnen geven weer redelijk opgewekt en gerust gesteld was.
‘Die Xidiandsen, ik zou er alles voor uit de kast halen om ze af te maken’, dacht ze hardop terwijl ze naar de huiskamer liep.
Daar draaide ze aan een knop op de muur en zo was het geluid van Fragi Radio te horen in alle kamers van het huis.
‘Dit is het nieuws van acht uur op Fragi Radio,' begon de zoals altijd monotone stem van de nieuwslezer. ‘Vannacht hebben astrologen van de Fragima universiteit opgemerkt dat de planeet Gisisio niet ver van de zon verwijderd is en gifgroen gekleurd is’, klonk het uit de speakers.
‘De laatste keren dat dit verschijnsel plaatsvond, werd Diskyof binnen een week overspoeld door Xidiandsen. Bij de laatste keer werd Fragien half verwoest en iedereen moest zijn of haar mond houden. Maar zoals u weet werd ze ook snel weer opgebouwd. Het leger en de stadslegers van Diskyof hadden er zeer grote moeite mee om deze verschrikkelijke wezens te verdrijven maar gelukkig lukte het. Heel Diskyof leefde toen ruim drie maanden in gevaar. Fragien werd zoals gezegd, half verwoest door de verschrikkelijke kracht van de wezens. Ze werd vanuit het noorden aangevallen en dreigden haar zelfs tot op de grond toe af te breken. Maar Fragien is niet zomaar te vernietigen. Daarvoor is ze te immens en te groot.
Zoals sommige van de burgers misschien weten zijn Xidiandsen als de dood voor magiërs en daarom heeft Gringastor Vioplokos gedreigd de hulp van magiërs in te roepen. Maar het antwoord van de Xidiandsen liet niet lang op zich wachten. De omliggende dorpen in de dichte nabijheid van Fragien werden in brand gestoken. Dit kostte aan vele boeren, boerinnen, ja zelfs hun kinderen, het leven. Het ergste word dan ook nu weer gevreesd door de regering van Diskyof en het stadsbestuur van Fragien
Vanwege de haat op de magiërs proberen de Xidiandsen steeds bij de Aura te komen om het dorp te vernietigen.
Op locatie in het vergadercentrum van Fragien staat onze verslaggeefster Adsioki Kliasandos met de stadhouder Gringastor Vioplokos, we schakelen nu rechtstreeks naar haar over. Zij zal vragen stellen aan de stadhouder over wat te doen. Laten we hopen voor Diskyof en Fragien dat Gringastor voor ons, beste burgers van Fragien, geruststellende antwoorden heeft.’
‘Jeetje, de stadhouder die nu al een interview geeft, dan moet het wel echt menens zijn’, zei Lysiande die nog een kop koffie inschonk.
Ze was inmiddels over haar tranen heen. Maar haar stem bleef droevig.
‘Ja. Laten we hopen dat ze niet vandaag al de stad binnenvallen’, zei Spertion.
Adsioki begon te praten:
‘Dank je wel, Harioco Dorici. Gringastor Vioplokos, gelijk maar de belangrijkste vraag voor ons, burgers. Is Fragien op een mogelijke aanval van de Xidiandsen voorbereid?’ klonk haar heldere en warme stem door de speakers?’
Een lage doordringende stem antwoordde:
‘Het stadsleger van Fragien telt op dit moment bijna dertigduizend leden die allemaal inzetbaar zijn. Om daar maar gelijk aan toe te voegen dat automatische wapens op de muren vanmorgen in gereedheid zijn gebracht door wachtposten die de wapens ook zullen bedienen.
Fragien moet, wat manschappen betreft, een stootje kunnen hebben hoewel het nieuws wel onverwacht bij mij aankwam toen ik het hoorde.’
‘Nou, dat is gelukkig goed om te horen, kunt u misschien wat meer details geven over de defensieve en offensieve kwaliteiten van Fragien?’
‘Zeker, we hebben op dit moment nog vijftigduizend leden in opleiding die bij noodgevallen ingezet kunnen worden. Vandaag word begonnen met het herstellen van de schade aan de stadsmuur die vandalen hebben aangericht. Tevens worden aan alle kanten van de stad volautomatische kanonnen geïnstalleerd dat ook moet helpen in de strijd. Ook daarmee word vandaag begonnen. Verder moet men als men de stad binnen wil komen een geldige reden van verblijf in de stad opgeven en als een Fragiense burger de stad uit wil moet degene kunnen zeggen wat degene buiten Fragien wil gaan doen, of moet doen.
Dat is om de administratie van de burgers van Fragien bij te houden. Daarom zou er ook worden gevraagd naar een mogelijke terugkeer naar Fragien als inwoners van Fragien van plan zijn de stad voor langere tijd verlaten. Dit is echter niet verplicht om op te geven, maar word wel als bijzonder hulpvol geacht.’
‘Komt er nog een speciaal rampenplan waar de inwoners zich aan moeten houden?’
‘Dat zal er zeer zeker komen. Zeker nadat de stad de vorige keer half werd verwoest vanwege het ontbreken van zo’n plan. Het stadsbestuur is op mijn bevel en onder mijn toeziend oog al bezig aan een dergelijk plan. Vanmorgen om half zes heb ik dat bevel laten uitgaan aan de eerste bestuurders die toen al op kantoor waren.’
‘Had u het zien aankomen, dit teken aan de hemel?’
‘Dat kunt u beter aan de astrologen vragen en niet aan mij. Ik werd vannacht uit mijn bed gebeld door de astrologen en heb meteen actie ondernomen. Ik had er echter wel rekening mee gehouden dat het weer zou gebeuren. Maar ja, Gisisio doet zijn eigen ding volgens de astrologen. Ze zeggen dat het een onvoorspelbare planeet is. Eentje waarvan het lijkt dat het op afstand bestuurd zou worden. Aangezien de kleur gifgroen en de afstand tot de zon niet systematisch geregeld is. Het komt altijd onverwachts. Maar ik ben niet bang voor de toekomst van het land en de stad. Fragien is beter voorbereid dan ooit eerder is geweest.’
‘Kortom, alles is tot nu toe tot in de puntjes geregeld?’
‘Ja, ik ben vanaf het moment dat ik het bevel liet uitgaan om een rampenplan op te stellen, bezig geweest met maatregelen nemen. Ik ga zo meteen persoonlijk een kijkje nemen bij de drilschool van het stadsleger. Om vervolgens een toeziend oog te houden op de installatie van de kanonnen. Kortom op de hele situatie heb ik op dit moment controle.’
‘Nog één vraag stadhouder, daarna houd ik u niet meer verder op’, zei Adsioki als een doorgewinterde journaliste.
‘Had u de stand van de planeet zien aankomen?’
‘Gringastor gaf kort en duidelijk antwoord op deze vraag.
‘Nee, ik ben geen astroloog en heb andere zaken om me mee bezig te houden. Maar gelukkig zijn er wel astrologen die op de tijd dat ze nodig zijn er altijd zullen zijn.’
‘Oké, dank u voor dit interview en ik wens u sterkte namens alle burgers en mijzelf met de toekomst die Fragien tegemoet gaat.’
‘Graag gedaan, en u hetzelfde toegewenst.’
‘Nou, mensen u hebt het gehoord, Fragien lijkt een aanval te kunnen weerstaan hoewel ik er zelf nog geen volledige zekerheid over heb, maar dit was het voor nu. Nu terug naar de studio waar het programma ‘Fragien in de ochtend’ met Voisom Fafsa verder zal gaan. Dit is Adsioki Kliasandos vanuit het vergadercentrum in Fragien, een prettige dag nog ondanks dit bericht.’
Er werd een plaat in gestart door Voisom die zelf blijkbaar nog geen tijd had om zijn commentaar te laten horen.
‘Gelukkig maar dat we er nu zo goed voorstaan’, zei Spertion.
‘Inderdaad, laten we hopen dat we niet zulke grote problemen krijgen’, reageerde Lysiande. ‘Trouwens, ik moet nog boodschappen hebben. Misschien willen jullie meegaan naar de winkel, Zichadarus weet ons wel te vinden als hij hier aankomt. Ik denk alleen niet dat het op de gebruikelijke wijze gaat.’
‘Maar’, zei Sniafe, ‘Ik dacht dat magiërs niet tot de stad toegelaten werden.’
‘Ik vertelde toch over die trucjes? Nou, let maar op die gebruikt hij vast en zeker.’
‘Nou, zullen we maar naar de winkel gaan dan, dan hebben we ook nog wat tijd over deze ochtend. Dat hebben we niet als we hier staan blijven praten’, zei Lysiande.
En zo vertrokken de drie richting het winkelcentrum ongeveer anderhalve sjisomar van het huis van Lysiande.
Daar aangekomen gingen ze eerst naar de bakker en kochten wat vers brood. Daarna liepen ze naar de slager om voor drie dagen vlees te halen. Lysiande had ook nog koffie nodig dus liepen ze nog even langs Fragkoffie.
‘Goedemorgen, meneer Grisdi’, groette Spertion de winkelbediende.
‘Goedemorgen’, antwoordde Grisdi, ‘kom je weer koffie halen?’
‘Niet ik nu, maar dit mooie meisje’, zei Spertion met een dikke knipoog naar Sniafe toe. Hij bedoelde Lysiande natuurlijk, maar gaf expres een knipoog naar Sniafe. Dat deed hij altijd. Sniafe was het gewend en Lysiande werd daarop altijd alleen maar een beetje rood. Ze wist dat hij gek op haar was, maar dat hij er, net als zij niet echt voor uit durfde te komen. Spertion was van haar en ze zou hem krijgen. Maar ze wist het niet precies hoe.
Zou hij mij ook écht leuk vinden?, vroeg ze zichzelf af. Veel tijd echter had ze niet om na te denken want op een gegeven moment hoorden ze een grote knal en viel er achter in de winkel een stellage om. En uit het niets verscheen er een man.’
‘Zichadarus!’ riep Lysiande, ‘wat een verschijning!’
‘Sorry, voor de overlast beste man’, zei de magiër met een onschuldige blik naar Grisdi.
‘Ik wist zo gauw niet goed te mikken bij het verschijnen hier. Ik had gemikt op het plein hier voor de winkel maar kennelijk ben ik wat te ver doorgeschoten, ook goedemorgen Lysiande, en voor jou ook Spertion, oh, zou ik bijna Sniafe vergeten, ook een goedemorgen voor jouw beste meid.’
‘Ja, goedemorgen’, zei Grisdi, ‘maar ik zit nu wel met een puinhoop hier in de winkel en ik heb werk tot over mijn oren om het weer opgeruimd te krijgen.’
‘Daar valt heel snel iets aan te doen’, zei Zichadarus.
Hij hief zijn armen op en liet ze weer zakken. Er was even een gele lichtflits en toen het weer helder werd voor de ogen van iedereen stond de stellage met kruiden weer overeind.
‘Heel erg bedankt’, stamelde Grisdi.
Hij krabde even achter zijn oor. Grisdi was niet echt superslim.
‘U verscheen’, begon hij. ‘Mijn stellage viel om, er was een gele flits en het stond weer overeind, bent u een magiër?’ vroeg hij nadat hij zichzelf ervan had overtuigd dat de gele en de blauwe flits niet gebruikelijk waren
Zichadarus lachte. ‘Wat denkt u zelf?’
‘Nou ik denk dat ik het wel kan raden... Goed, ik zal u niet verraden, aangezien u op goede voet staat met deze drie jonge mensen, maar ik raad u wel aan om niet te dicht bij de poorten te komen, de wachters zullen u onmiddellijk oppakken.’
'Binnenkort is dat wel anders,' zei Spertion. 'Nu Gringastor aan de macht is hier in de stad word er al behoorlijk anders aangekeken tegen ongewone zaken. Maar ja, de wachters zijn nu eenmaal van de oude garde, die laten zich niet ompraten door niets en niemand niet. Maar ieder mens moet te veranderen zijn, en daar is Gringastor ook achter gekomen, let maar op.'
‘Bedankt voor het advies maar ik denk dat mij niets zou overkomen, daar heb ik zo mijn middelen voor,' zei Zichadarus nadat Spertion was uitgesproken
‘Ik hoop het voor u, beste man.’
‘Ik weet het wel zeker, jongens zullen we gaan, ik heb nog veel met jullie te bespreken.’
Zichadarus liep de winkel uit en nadat Lysiande vijf grosos had afgerekend volgden de drie Zichadarus naar buiten.
Twintig minuten later zaten de vier weer aan tafel en had Lysiande nieuwe koffie gezet.
Nadat ze het had ingeschonken ging ze ook bij Zichadarus, Spertion en Sniafe aan tafel zitten.
‘Luister jongens’, begon Zichadarus, ‘en meisjes’, vervolgde hij nadat hij het nogal betrokken gezicht van Sniafe had gezien.
‘Er zit een groot risico aan vast als jullie besluiten om met mij mee te gaan, niemand kan precies vertellen wat ons te wachten staat. Fragien krijgt zo meteen problemen als ik naar de planeten kijk. Ik heb ook kunnen schouwen naar de Xidiandsen toe, en ik kreeg inderdaad het idee dat ze het weer wilden proberen Fragien aan te vallen, dus aan jullie ligt nu de keuze. Of jullie blijven hier om Fragien te helpen of jullie gaan met mij mee op een risicovolle tocht.’
‘Ik ga in ieder geval mee’, zei Sniafe. ‘Ik wil de jongen van mijn dromen niet langer aan zijn lot overlaten.’
‘Snif!, Je vindt hem wel erg leuk hè?’
Sniafe knikte.
‘Maar ik ga ook mee’, zei Lysiande. ‘Alleen…’, en ze keek heel even vurig naar Spertion. ‘Als Sper ook mee gaat.’
Spertion die de blik van Lysiande ook gezien had zei tegen Sniafe: ‘Snif, dan gaan wij ook mee. Ik wil de meiden niet alleen aan deze missie laten beginnen. Trouwens Lysiande, kan ik jou even spreken? Zonder Zichadarus en Sniafe?’
Lysiande bloosde heel even, maar het was Sniafe die voor het eerst wat zei.
‘Ga maar, Lys, Zichadarus wil mij vast nog wel wat magie leren, of niet?’
‘Jawel hoor, Sniafe, Lysiande en Spertion hebben kennelijk belangrijke dingen te bespreken, dus daar moeten we dan maar even op wachten. Ik zal je nog wel wat leren.’
‘Kom maar even mee naar de woonkamer Sper’, zei Lysiande die nog steeds blosjes op haar wangen had.
Spertion volgde Lysiande naar de woonkamer.
Daar ging Spertion op de bank zitten.
‘Kom es bij me zitten Lys.’
Lysiande ging naast hem zitten. Dichter dan ze in de eerste instantie van plan was, maar dat vond ze helemaal niet erg merkte ze.
‘Ik heb die blik in je ogen wel gezien Lys’, begon Spertion. ‘Zeg eens eerlijk, volgens mij vind je me leuk of niet?’
Lysiande wist zichzelf even geen raad maar toen zei ze zonder er bij na te denken: ‘Sper, lief, ik denk dat woorden hier overbodig zijn.’
Toen zonder blikken of blozen sloeg ze haar armen om Spertion heen en kuste hem beminnelijk op zijn mond.
Spertion zoende hevig terug, want ook hij was een hele tijd al smoorverliefd op Lysiande. Dit had hij wel goed verborgen gehouden voor Lysiande. Omdat hij dacht dat ze nog niet helemaal over de trauma aanvallen heen was die ze had gehad nadat haar ouders waren gestorven.
Hun lippen raakten elkaar bijna een volle minuut voordat die weer van elkaar kwamen.
Daarna vroeg Spertion aan Lysiande hoe lang ze al verliefd was. Lysiande hoefde er niet lang over na te denken.
‘Eigenlijk, lieve Spertion, vanaf dat het uit was met Chorians. Toen begon ik jou erg leuk te vinden, maar ik verborg het de hele tijd, maar nu dacht ik. Ik moet gewoon voor mijn gevoelens uitkomen. Het gevoel werd wel iets minder toen mijn ouders overleden, maar het was nog steeds erg sterk. Had je niet gemerkt dat ik altijd naast je wou lopen als we buiten waren.
Jij loopt bijna altijd in het midden en ik altijd naast je, en soms ook wat dichter tegen je aan, vooral de laatste tijd.’
‘Ja, dat viel me ook wel op, maar omdat ik al ongeveer net zo lang of misschien iets korter dan jij verliefd op je ben vond ik dat ook helemaal niet erg. Maar je kent mij ook. Ik ben altijd afwachtend als het op liefde aankomt, en ik dacht dat je nog niet helemaal over dat gedoe met de oorlog en je ouders heen was. Maar toen ik die blik in je ogen zag, dacht ik bij mezelf: Ik moet de knoop nu toch maar doorhakken. Dat is beter voor ons allebei.’
‘Ja, inderdaad, laten we er nu maar van genieten en geen herinneringen ophalen aan het verleden en dan kom ik altijd weer terug bij mijn ouders, en je weet dat ik daar liever niet aan herinnerd wil worden.’
‘Nee, inderdaad, maar dat laat nog niet weg dat ik je nu weer wil kussen’, zei Spertion met een grijns.
‘Kom maar dan ik heb ook wel zin.’
En zo gingen de lippen weer op elkaar en zelfs de tongen van beide door de anders lippen. Je kon duidelijk aan de twee zien dat ze smoorverliefd op elkaar waren.
Daarna zei Lysiande dat ze maar weer eens terug moesten gaan naar Sniafe en Zichadarus.
En zo liep het prille, jonge stel hand in hand terug naar de keuken.
Daar zagen ze een kopje rondvliegen. En Zichadarus deed niets. Dat zagen ze ook. Sniafe hield het in de lucht door haar lippen te bewegen zonder geluid te maken. Toen ze Spertion en Lysiande terug zag dirigeerde ze het kopje weer naar de keukentafel.
‘Zie je wel’, zei Zichadarus lachend. ‘Spertion en Lysiande hadden belangrijke zaken te bespreken. Maar dat zag ik al toen jullie in mijn berghut waren. Ik zag ook aan jou Sniafe toen jij Pratioson aankeek dat je verliefd was. Ja, magiërs zien zulke dingen heel snel.’
Dus Lysiande ik kan nu opmaken dat jullie een setje zijn?’ concludeerde Sniafe.
‘Ja, inderdaad’, zei Spertion voordat Lysiande wat kon zeggen.
‘Ah, wat leuk voor jullie’, zei ze.
‘Dank je’, zei Lysiande en als blijk voor haar liefde naar Spertion gaf ze hem nog een kus. Spertion zoende hevig terug.
‘Maar nu even op de tocht terugkomend mensen’, begon Zichadarus die de leiding weer had overgenomen. ‘Ik begrijp dat jullie allemaal mee willen. Nou voordat dat kan moet ik jullie eerst voldoende magie leren zodat jullie met magie kunnen vechten als dat nodig is. Maar dat kunnen we vandaag afhandelen. Verder moeten jullie paard kunnen rijden. Ik had niet gedacht dat we met auto’s of motoren zouden moeten gaan aangezien een paard smallere wegen kan nemen. En ook omdat als je met je gezicht in de buitenlucht zit het nog gezond is ook. En ook omdat ik motorvoertuigen haat’, zei de magiër zonder daarbij speciale karaktertrekken te gebruiken.
‘Nou, dan heb ik al goed nieuws voor je’, zei Lysiande. ‘Wij hebben vroeger samen met Pratioson op paardrijles gezeten dus, paardrijden kunnen we.’
‘Nou, dat is dan mooi. Ten derde moeten jullie een kaart van heel de planeet hebben, want ik verwacht dat ze Pratioson nog wel vervoeren. Vervolgens moeten we nog pakezel hebben voor de bagage. Daarmee komen we gelijk op het vierde punt, jullie zullen inkopen moeten doen, maar over het geld niet getreurd, ik heb namelijk nog heel wat grosos over uit de tijd dat ik nog in Fragien leefde. Maar goed. Het is al bijna tien uur. Zullen we nog even wat koffie drinken met wat van mijn zelf gemaakte taart ter ere van Lysiande en Spertion, om daarna te beginnen met de magie lessen?’
‘Ja, is goed’, zei Lysiande en ze liep naar het koffiezetapparaat om koffie te zetten.
‘Echt leuk voor je man’, zei Sniafe tegen Spertion.
‘Dank je, en weet je, wat bleek nou, we waren zonder dat we het wisten van elkaar al meer dan twee jaar op elkaar verliefd.’
‘Dat meen je niet’, zei een verbaasde Sniafe.
‘Jawel’, zei Lysiande, ‘dat meent ie wel, al bijna twee jaar.’
‘Maar dat moet dan zijn geweest nadat jij met Chorians hebt gehad.’
‘Klopt, maar laten we het nu maar over nú hebben.’
‘Inderdaad’, zei Zichadarus. Hij wist wat ze bedoelde en toen Lysiande even later mokken op tafel zette en even naar Sniafe keek wist ze dat zij het ook begreep.
En nu, mijn taart. Ik heb het niet bij me, maar ik haal het wel even op. Wacht even over een minuut ben ik weer terug. En bij die woorden zagen ze een blauwe flits en Zichadarus was verdwenen. En nog geen dertig seconden later hoorden ze een knal in de huiskamer. Alle drie liepen ze er heen en zagen Zichadarus op de grond liggen met een groot kartonnen pak in zijn handen.
‘Ik had weer verkeerd gemikt sorry, en ik kwam verkeerd neer.’
‘Verschijnen is niet jouw sterke punt begrijp ik?’ vroeg Sniafe.
‘Nee, inderdaad, maar naarmate je het meer gebruikt des te beter je het leert.’
‘Maakt niet uit, kom mee naar de keuken, wat je bij je hebt ruikt goed en ik heb er zin in’, zei Lysiande.
De drie zaten even later aan de keuken tafel met een overheerlijke taart ter ere van de relatie die net begonnen was.
Hoofdstuk 5.
Magielessen.

Na de taart moesten ze dan ook echt aan de bak om zichzelf te verdedigen. Spertion wou zelfs zo ver gaan om ook al aanvalsspreuken te leren. Zichadarus keek hem even bedenkelijk aan toen hij dat zei, maar knikte toen. Ze moesten toch immers weten hoe een echt gevecht in elkaar zat…
‘Oké, let nu goed op. Het is niet moeilijk, maar niet zo eenvoudig dat je denkt: Ik doe dit met mijn ogen dicht’, begon Zichadarus.
Allereerst moet je jezelf focussen op datgene wat je wilt gaan doen. Dus als je wil aanvallen richt je de geest daarop. En wil je verdedigen, concentreer je je gedachten op verdedigen. Daarna concentreer je jezelf op datgene wat je met je tegenstander of vriend wil doen. Dus wil je de tegenstander in de buik raken alsof hij een stomp heeft gehad. Of als je hem bijvoorbeeld tegen de benen aan wil schoppen dan richt je jezelf daarop. Het zelfde doe je als je iemand wil verdedigen. Je moet dan denken aan je vriend of vriendin willen genezen. Of een blok voor de tegenstander zetten.’
‘Dat lijkt me nog niet zo moeilijk’, zei Lysiande.
‘Probeer het eens’, antwoordde Zichadarus. ‘Spertion wil jij aan komen rennen vanuit de gang?’
‘Ja, is goed, mag Sniafe mij dan aanvallen?’ vroeg Lysiande.
‘Dan kijk ik toe. Oké, toe maar.’
Dus Spertion liep naar de gang en Sniafe ging tegenover Lysiande staan met een gezicht dat op onweer stond. Lysiande moest daarom lachen. Sniafe werd daar door aangestoken en moest Zichadarus ingrijpen omdat hij Spertion niet wou laten wachten.
‘Oké, even opletten nu’, zei hij op zeer serieuze toon en de meiden hielden gelijk op met lachen.
‘Spertion, klaar om te verdedigen?’ riep hij naar de gang.
‘Jazeker’, klonk het vanuit ergens achter in het huis.
‘Begin maar mensen.’
Sniafe was de eerste die in beweging kwam.
‘Ik, Sniafe Vrickoloasi, dochter van Mopo Vrickoloasi, afstammeling van Gocnda vijf, val u aan Lysiande Hichiad.’
‘Stop maar’, zei Zichadarus. ‘Die opsomming van namen hoef je niet te geven, het gaat erom dat je je tegenstander een steek toe brengt Sniafe.’
‘Ja, maar ik wil haar niet écht pijn doen!’
‘Ha ha, denk je nou echt dat ik dat zou laten gebeuren?’
‘Misschien’, zei Sniafe.
‘Natuurlijk sta ik dat niet toe bij het oefenen’, zei Zichadarus die wist wat hij deed. ‘Daarom gebruik ik nu leerspreuken. Die spreuken doen mensen geen pijn maar geven wel het gewenste effect. Als je ze in het echt gebruikt dan kunnen ze echt dodelijk zijn. Mocht je nu je tegenstander uitschakelen dan zal die dertig seconden buiten westen zijn. Daarna staat hij of zij weer op en kan verder met de strijd. Klaar nu?’
Iedereen knikte. Sniafe bedacht dat ze Lysiande op de grond wou zien liggen. Lysiande bedacht dat ze een schop wou geven aan Sniafe. En Spertion bedacht vanuit de keuken dat hij zou wachten tot hij iemand zou horen die iemand op de grond viel.
‘Oké, begin maar’, zei Zichadarus opnieuw.
Lysiande concentreerde zich uit alle macht op de benen van Sniafe met het idee dat Sniafe haar tegenstander was in een gevecht op leven en dood.
Sniafe deed precies hetzelfde. Zichadarus merkte dit ook en keek aandachtig toe. Hij merkte dat hij met zeldzaam talent te maken had.
Plotseling viel Lysiande om.
‘Lysiande, concentreer je nu op je volgende doel, nog sterker dan dat je eerst deed’, zei de magiër. Spertion kwam aanlopen. Maar dat deed hij zo snel dat hij niet snel genoeg zag waar Lysiande was gevallen. En net toen hij zag waar ze was stootte hij zichzelf aan de laaghangende lamp die vlak langs de deur naar het terras hing.
‘Verdorie, ik had helemaal niet gezien dat die lamp daar hing’, riep hij uit.
Lysiande kon niet praten omdat ze zich concentreerde op Sniafe dus gaf Zichadarus antwoord op de uitroep van Spertion.
‘Nee, Spertion maar zorg nu dat je de tegenstander uitschakelt. Aan jou de keuze. Als je nu in een gevecht zou staan en je ziet de vijand zo op de grond liggen dan maak je hem af. Als het je vriend of vriendin is, dan help je.’
Spertion koos ervoor om te helpen en concentreerde zich op Sniafe. Nu had zij twee mensen met wie ze moest afrekenen. Eerst concentreerde Sniafe zich op Spertion. Dat lukte aardig maar Spertion was ook vol geconcentreerd.
Eerst liep Spertion wankel door de kamer alsof hij teveel gedronken had. Dit kwam door Sniafe. Spertion vond zijn evenwicht terug en gaf antwoord op de spreuk van Sniafe door haar met zijn gedachten op de vloer te gooien. Sniafe lag op de grond maar was nog niet uitgeschakeld. Lysiande was dat ook niet en wist wat ze moest doen. Ze zag Sniafe als haar tegenstander en hield haar eigen gedachten zo in bedwang dat ze Sniafe op de grond wist te houden. Spertion zag ook dat Sniafe de tegenstander was. En dacht bij zich zelf dat hij het af wou maken. Hij wou het niet echt, maar concentreerde zich op een regen van vuistslagen.
En Sniafe bewoog niet meer. Na dertig seconden stond ze echter weer op. Zichadarus hief zijn armen op en zei dat het absoluut niet slecht was.
‘Waar dacht je op het laatst aan?’ vroeg Sniafe.
‘Om heel eerlijk te zijn, aan een regen van vuisten.’
‘Zo, zo, ik concentreerde me juist op een schop in je weet wel waar.’
‘Maar jij bent uitgeschakeld Sniafe, dat betekent dat Spertion eerder was met concentreren. Lysiande, wat voelde jij toen je op de grond werd geworpen door Sniafe?’ vroeg Zichadarus.
‘Ik voelde helemaal niets, tenminste dat dacht ik. In ieder geval geen pijn. Ik voelde wel iets maar dat was meer de vernedering die je voelt als je omver word geworpen door je directe tegenstander.’
‘En Spertion, jij was nu de indirecte tegenstander van Sniafe. Waarom koos je ervoor om pas te komen toen er iemand op de grond viel?’
‘Omdat ik de tactiek van de spion wou spelen.’
‘Spertion, dat heb je zeer slim gedaan’, prees Zichadarus hem. ‘Maar jullie hebben het allemaal slim gedaan. Ik zie dat ik te maken heb met zeldzaam talent onder de mensen. Vroeger toen ik nog gewoon van het stadsbestuur in Fragien mocht komen onderwees ik ook wel eens mensen. Ook leerde ik ze het vechten en verdedigen via magie. Maar een spektakel als dit heb ik nog niet eerder gezien. De meeste mensen moesten mij ook niet zo denk ik. Ze wilden niet geloven dat je met concentratie iemand op de vloer kon krijgen of zelfs vermoorden als het er op aankomt.’
‘Maar wij geloven dit wel degelijk en hebben het zelf gevoeld zonet dát het mogelijk is’, zei Lysiande.
‘Inderdaad, het is mogelijk. Maar zoals jullie ook begrijpen zit er veel meer achter dan alleen magie. Je moet lef hebben. Maar dan niet lef op de menselijke manier maar op de magische. Als je die kracht in je voelt is het mogelijk om met een combinatie van gezichtsuitdrukking, overredingskracht, lef en je eigen wil een spreuk te gebruiken die in principe alles kan laten gebeuren.’
Spertion trok een gezicht alsof hij het niet helemaal geloofde.
‘Toch niet alles, iedereen is toch beperkt in wat hij of zij kan doen?’ vroeg hij aan Zichadarus.
‘Inderdaad, en dan komen we op de elementen uit. Ik kan bijvoorbeeld vliegen. Maar daar moet ik wel bij zeggen dat niet iedereen die het element lucht heeft in staat is het te leren. Zelfs niet bij de magiërs. Dat is iets wat je kunt of niet. Maar er zijn mensen die zonder dat ze het weten kunnen vliegen. Maar vroeg of laat kunnen ze het dan toch omdat ze het willen. Ik weet zelfs dat jou opa, Lysiande, een man heeft gewezen op dat hij kon vliegen. Hij zweefde eerst een sjisomer boven de grond. Hij had zich erop gestort om het vaker te doen en hij kwam tot twaalf sjisomer boven de planeet. En hij kon zelfs links of rechts zweven maar niet diagonaal omhoog of naar beneden. Andere magiërs die ik zelf heb gekend heb ik hoger zien vliegen. Zelf kom ik maar tot een sjisomer of tien. Maar er zijn ook mensen en magiërs die maar tot enkele sjisomirs komen.’
Iedereen had de magiër niet één keer onderbroken. Dat kwam door respect, maar ook omdat ze hierdoor nog meer gingen geloven dat ze magie konden leren. Sniafe geloofde het niet helemaal en vroeg of Zichadarus of hij wilde laten zien dát hij het ook kon.
‘Nee, vliegen zonder voertuig is een speciale gave. Als het nodig is dan laat ik het zien. En het zal nodig zijn. Zelfs de laagste bergen zijn makkelijker te overzien als je over de bomen heen kan kijken die ervoor staan.’
‘Inderdaad’, luidde het antwoord van de drie vrienden die goed hadden opgelet.
‘Maar blijf onthouden dat je zonder de vier eigenschappen die ik net opnoemde nergens komt.’
‘Ik zal het niet vergeten’, was het antwoord van Spertion.
‘Goed, ik moet er vandoor. Om voorbereidingen te treffen voor de tocht naar Xisi of verder de planeet op.’
‘Wacht nog heel even’, zei Sniafe. ‘Kunnen we je oproepen als we je nodig hebben?’
‘Dat kan, maar dan moeten jullie alle drie aan niets anders denken dan aan mij. Als een van jullie aan mij denkt dan zal ik pas actie ondernemen als het meerdere keren gebeurt. Als jullie alle drie aan me denken dan verschijn ik direct. Ik raad jullie dan ook aan om óf voor de tocht óf tijdens de tocht een teken te bedenken waarna jullie alle drie stoppen waar jullie mee bezig zijn, eventueel dekking zoeken, en aan mij denken. Doe dat zo sterk als jullie kunnen en ik zal verschijnen. Daarna moet je het opnieuw proberen. Mocht een van jullie zijn of haar gedachten verliezen zal ik niet verschijnen, hou het ongeveer een halve minuut vol en dan zie je mij voor je staan.
Maar ik moet nu echt weg. Ik heb nog wat afspraken staan. Voor de tocht.’
‘Nou, Zich, als je ons weer nodig hebt weet je ons wel te vinden denk ik. , zei Lysiande.
‘Je noemt me Zich’, zei de tovenaar. ‘Zo noemde jou opa me ook altijd, en het is een teken dat we vrienden zijn.’
‘Dat zijn we toch ook… maar ga nu maar, wij hebben ook nog veel te doen.’
‘Is goed, tot later maar weer, mensen.’
En bij die woorden zagen ze weer een blauwe flits en Zichadarus was verdwenen.
Hoofdstuk 6.
Voorbereiding voor de lange reis.

‘Zullen we maar wat inkopen gaan doen?’ vroeg Spertion. ‘Ik zelf heb ook nog ongeveer vijfhonderd grosos.’
‘Ik ook ongeveer’, zei Lysiande. ‘En jij Snif?’
‘Op mijn rekening staat nog ongeveer achthonderd, dus ik kan ook nog vooruit.’
‘Wat hebben we nodig?’ Spertion wachtte even totdat de meiden iets zeiden maar ze zeiden niets dus ging hij verder. ‘In ieder geval truien en broeken. Een winterjas, uitrustingen om de bergen te beklimmen, goede wandelschoenen en een tent om in te slapen. Voor het geval we buiten kunnen slapen dan. In ieder geval moet die dan niet al te groot zijn, gewoon een kleine tent voor vier personen. Vier luchtbedden dus ook en vier slaapzakken. En een minigasfornuis. Verder lijkt het me handig dat we een soort van telefoon bij ons hebben die allemaal met elkaar in verbinding staan, mochten we elkaar kwijt raken.
‘Goed, laten we dat maar gaan halen dan’, zei Lysiande.
Daarop vertrokken de drie naar het dichtstbijzijnde metroshuttle station. Dat was ongeveer tien minuten lopen hoewel het station wel aan de Gloa Avenue lag. Maar het was dan ook één van de grootste straten van heel Fragien.
Toen ze het station in het zicht kregen zagen ze dat er net een metroshuttle het perron op reed.
‘Sper, jij hebt de beste ogen van ons allemaal’, zei Sniafe. ‘Kun jij zien welke lijn dat is?’
‘Ik zal het proberen’, zei Spertion en daaropvolgend tuurde hij ingespannen richting het station.
‘Als ik me niet vergis is het lijn drie richting Fragien International. Die hebben we dus gemist.’
‘Ach ja, er komt over vijf minuten nog we een shuttle, en dat is dan of lijn vijf of lijn twaalf en beide kunnen we nemen om op Fragien International uit te komen, we zitten alleen wat langer in de shuttle dan lijn drie, maar dat komt omdat lijn vijf en lijn twaalf een omweg maken’, zei Sniafe die als een stadsgids klonk.
‘Wat maakt het uit, we hebben toch de hele dag de tijd’, zei Lysiande.
Even later kwamen ze het perron op en inderdaad, de metroshuttle reed net weg. Dus gingen de drie vrienden op één van de vele bankjes zitten, om te wachten totdat de volgende shuttle binnenkwam.
Daar hoefden ze niet lang op te wachten, want nog geen minuut later kwam lijn twaalf binnen gereden.
De shuttle was wat te vroeg. Kennelijk was het niet erg druk geweest op de vorige stations.
Lysiande, Spertion en Sniafe stapten in, en nadat de shuttle een paar minuten had gewacht reed de trein weg om de mensen naar hun volgende bestemming te brengen.
De metroshuttles in Diskyof gingen erg hard. De enige voertuigen in Diskyof die harder gingen waren de treinen en de vliegtuigen. Een metroshuttle haalde met gemak tweehonderd sjisomar per uur, en ze mochten dat ook overal rijden. Aangezien ze of onder de grond reden of vier sjisomer boven de grond. Ze konden ook makkelijk de tweehonderd halen omdat ze een mooie gestroomlijnde vorm hadden. De voor en de achterkant liepen naar elkaar toe in de breedte. En de bovenkant van de shuttle liep naar de onderkant zodat er een spitse punt ontstond.
De shuttles in Fragien hadden de bijnaam: ‘De witte vogels’, dat kwam vanwege hun felle witte kleur, en vanwege die spitse punt aan de voor en de achterkant, en omdat ze zo verschrikkelijk hard gingen.
Bijna overal in Fragien vond je metroshuttle banen. Dat moest ook wel, want bijna iedereen wenste er gebruik van te maken, omdat al het openbaar vervoer in Diskyof gratis was.
Dat was sinds een paar jaar ingevoerd, en iedereen maakte er dankbaar gebruik van.
Nadat de drie vrienden een half uurtje in de shuttle hadden gezeten kwamen ze aan op het hoofdstation van Fragien: Fragien International.
Dat station was tevens het grootste station van Fragien. Ieder vervoermiddel kon je er vinden. Trein, metroshuttle, metro, bus en tram. De stadhouders waren zelfs van plan om een klein gedeelte van de immens grote binnenstad te slopen zodat ze er een luchthaven konden bouwen. De plannen waren bijna rond, en er kwamen geen protesten. De wijk achter Fragien international was namelijk verlaten. Niemand wou daar meer wonen of werken. Het was gewoon te oud.
Fragien International was opgedeeld uit vier grote hallen. Eentje was de algemene aankomsthal en vertrek hal. Hier vond je naast de bussen en de trams ook erg veel winkeltjes. Dat waren meestal gewoon junkfood tentjes, maar als je op zoek was naar luxe kledingzaken of chique restaurants, dan zat je daar ook goed.
De hoofdhal was bijzonder mooi. Het had een aparte aankleding wat een positief effect had op de burgers van Fragien die er kwamen.
Om te beginnen was er het dak.
Het dak was helemaal van glas, en het was steeds anders van kleur. Als je ergens stond was het dak van blauw glas maar als je een sjisomer verder liep was het dak van rood glas, enzovoort.
Daarnaast had je vier immens grote van marmer gemaakte pilaren in het midden staan. Het leek erop alsof die pilaren het dak moesten dragen, maar dat was niet zo. Het was er gewoon neergezet als versiering. Tussen die pilaren vond je een grote fontein.
Die fontein fungeerde tegelijk als wensfontein, tenminste, dat hadden de burgers er van gemaakt.
Ooit gooide iemand er een muntje in en deed een wens. De daarop volgende dag kwam zijn wens ook daadwerkelijk uit. Dus de beste man had de krant gebeld om melding te doen van het kleine wonder.
En sindsdien wierp iedereen wel eens een muntje in de fontein, maar lang niet alle wensen kwamen uit. Lang niet alle wensen. Dan had je nog de vloer. Die was gedeeltelijk van hout en gedeeltelijk van marmer gemaakt. Rondom de fontein was de vloer van marmer maar de rest van het plein was van hout gemaakt.
De hal was zo groot dat er met gemak duizend mensen konden rondlopen zonder dat het er druk leek. Pas als er meer dan drieduizend man rondliep was het er druk.
Aan de noordkant van de hal vond je de opstapplaatsen van de bussen en de trams.
Die kwamen aangereden door een tunnel.
De tunnel van de trams was een tunnel die alleen maar rechtdoor liep om vervolgens naar buiten te komen, maar de tunnel voor de bussen beschreef vele nauwe bochten. En er kwam bovendien nog eens bij dat je moest oppassen voor botsingen
Hier waren de chauffeurs ook niet erg tevreden over, maar het stadsbestuur was niet van plan er iets aan te doen.
‘Het is zoals het is, en zo blijft het’, kreeg iedere chauffeur te horen die protest deed.
Gelijk naast de ingang aan de oostkant van de hoofdhal vond je een zeer brede tunnel, die met een bocht naar het zuiden, naar een andere hal, liep. Dit was de hal voor de treinen. Deze hal was ook erg mooi, maar toch weer anders dan de hoofdhal. Deze hal had twee verdiepingen. Op de begane grond vond je de perrons voor de treinen die mensen dwars door heel Diskyof vervoerden, en op de eerste etage vond je het stationscafé.
Dit was tevens het grootste café van Diskyof. Het had een oppervlakte van vijfhonderd sjisomer.
Het dak van de hal was, net als de hoofdhal, van glas gemaakt dat steeds verschilde van kleur, maar de vloer was niet gemaakt van hout en marmer samen, maar van alleen marmer. En bovendien vond je er geen fontein. Omdat de treinen hier stopten en omdat het café er was, was dit de drukste hal van het station op de hoofdhal na.
Dan had je nog de hal voor de metro’s.
Het verschil tussen de metroshuttles en de metro’s was, dat de metro’s alleen onder de grond reden en de metroshuttles zowel boven als onder de grond.
De metrohal was opgedeeld uit verschillende niveaus met een totale hoogte van veertig sjisomer.
De diepste metrolijn van Fragien lag namelijk op die hoogte.
Je kwam in de metrohal door één van de grote roltrappen af te gaan die je in de hoofdhal vond.
Daarna kwam je op het eerste niveau uit van de metro’s.
Omdat er zoveel metrolijnen waren had het stadsbestuur besloten dat er op ieder niveau vier metrolijnen moesten stoppen. Eentje aan de noordkant, eentje aan de zuidkant, eentje aan de oostkant en eentje aan de westkant. En dat dan zo vijf verschillende niveaus naar beneden.
Een knap staaltje architectuur vonden de bouwvakkers die het station jaren en jaren geleden hadden gebouwd.
Aan de zuidkant van de hoofdhal, tussen een restaurant en een kledingzaak was er een opening van ongeveer vijftig sjisomer breed. En daar vond je een tunnel van ongeveer honderd sjisomer die naar de hal liep waar de metroshuttles binnenkwamen. Deze hal was ongeveer gelijk aan de hoofdhal. Je vond er alleen geen winkels, en geen pilaren, maar er was toch een fontein in combinatie met een glasdak.
Dit glasdak veranderde echter niet van kleur, maar was gewoon getint.
Het was getint vanwege de felle zon. Als het glas niet getint was zou je er ongeveer levend verbranden, en dan vooral in de zomer.
Wat ook nog anders was aan deze hal, was dat hij niet vierkant was zoals de hoofdhal, maar hij was rechthoekig en opgebouwd uit twaalf verschillende perrons. Eentje voor elke lijn. Hier kwamen onzen drie vrienden op uit. Het was erg druk in de hal dus het duurde een tijdje voordat ze uiteindelijk buiten stonden. Al met al waren ze nu drie kwartier onderweg geweest vanaf het moment dat ze de metroshuttle instapten.
‘Laten we eerst maar even naar FragiaClothing toe gaan’, stelde Lysiande voor. ‘Dan hebben we de kleren alvast gehad. Want Sper, jij kent Sniafe en mij, wij zijn nog niet zo een twee drie klaar met kleren uitzoeken, maar dat vind je vast niet erg hè lieverd?’
‘Voor jou niet schatje, het maakt me niks uit’, zei hij en keek haar verliefd aan. Lysiande keek even verliefd terug.
‘Oké, op naar FragiaClothing dan’, zei Sniafe die geen zin had om meer tijd te verspillen dan nodig was.
FragiaClothing lag ongeveer tweehonderd sjisomer vanaf Fragien International, dus ze waren er zo. Het was misschien tien minuten lopen want het was druk in het centrum van Fragien. Overal zag je mensen de winkels in vliegen. Het teken van een grote stad. Lysiande liep voorop richting de kledingzaak. Daar aangekomen liep ze gelijk naar de etage voor dames. Ze had het op het rek met lingerie gemunt.
Spertion wou met haar meelopen, maar bij de damesetage aangekomen hield Lysiande hem tegen.
‘Nee, schatje, wat ik daar haal zie je misschien nog wel een keer.’
Spertion bloosde een beetje.
‘Schat, waarom bloos je nou zo? Je weet best wat ik hier ga halen. Of ken je me toch nog niet goed genoeg’, zei Lysiande plagerig.
‘Tuurlijk wel, maar toch het idee. Om straks met jou het bed in te duiken… Dat had ik eerst niet durven dromen… Ik bedoel, toen ik je net had leren kennen had ik het niet durven dromen.’
‘Nou zo zie je maar hoe het lot dingen kan bepalen hè? Ik heb jou nu in ieder geval en ben je nog niet van plan te laten gaan.’
Lysiande liep op Spertion af en gaf hem een zacht kusje op zijn mond. Daarna zei ze plagerig tegen Spertion dat ze eventjes wat setjes ging uitzoeken en dat hij maar op haar moest wachten.
Dus Spertion bleef alleen achter en Lysiande ging op zoel naar het rek met lingerie.
Toen ze die gevonden had koos ze snel twee leuke setjes uit en liep daarna terug naar Spertion om hem mee te slepen naar de sportieve afdeling.
Lysiande wou allemaal verschillende truitjes proberen, maar aangezien ze niet echt super veel geld had, vroeg ze deskundig advies aan Spertion. ‘Dat roze bloesje vond ik je wel erg leuk staan’, zei Spertion. ‘Het is ook lekker voor de wat warmere gebieden op de planeet.’
‘Dat is geen roze schat, dat is meer lila, maar ik vind hem ook wel erg leuk.’
‘Wat kost het dan?’
‘Ehm, vijfentwintig grosos, valt mee toch?’
‘Ja, doe ‘m maar, en dat blauwe naveltruitje vond ik je ook wel leuk staan evenals die zwarte. En straks voor als het koud wordt kun je misschien die donkerrode of die lichtblauwe trui kopen’
‘Ja, je hebt gelijk’, zei Lysiande nadat ze even haar bedenkingen had. Ze ging met een behoorlijke berg kleren naar de paskamer. Spertion ging in de tussentijd wat voor zichzelf rondkijken.
Hij zocht vooral naar een shirt van zijn favoriete bolclub: BC Fragien.
Nadat hij even rondgekeken had vond hij een rek met alleen maar kleding van de club. Dus nam hij een shirt mee. Daarna zocht hij naar wat broeken en truien en dat soort dingen. Hij had wel even de tijd dacht hij, want het zou nog wel even duren voordat Lysiande terug kwam.
Maar daar vergiste hij zich in. Na tien minuten stond ze alweer voor hem met een selectie wat ze echt heel erg leuk vond.
Ze overlegde even met Spertion en liep daarna met het roze bloesje, het blauwe en het zwarte naveltruitje en drie dikke truien, twee blauw/roze, en één rode naar de scanautomaat.
Hoofdstuk 7.
Scannen en Shoppen.

In Diskyof had je een apart winkelsysteem.
Je had namelijk in iedere winkel scanautomaten en betaalautomaten staan. Je moest dan je ID kaart langs de scanner halen, en daarna de dingen die je wou kopen, en daarna sloeg de computer op wat je later af moest rekenen bij één van de betaalautomaten. In de kleine winkels had je de betaalautomaat gelijk naast de scanautomaat staan, maar in de grote winkels, zoals FragiaClothing, had je de scanautomaten op iedere afdeling. En dan bij de uitgang een hele horde met betaalautomaten.
Omdat iedereen in Diskyof een ID kaart moest hebben, kon iedereen gewoon betalen. Het geld werd van je rekening afgeschreven.
Ook de kleinste kinderen konden betalen, omdat zelfs baby’s al een ID kaart moesten hebben.
Diefstal kwam ook bijna nooit voor, aangezien de beveiliging in de winkels erg goed was.
Er waren gewoon detectiepoortjes, maar die hadden aan de voor en aan de achterkant deurtjes waar je doorheen moest. Als het poortje dan iets scande wat niet betaald was, ging er een alarm af, en de deurtjes konden niet meer geopend worden. Alleen door de medewerkers van de winkel. Zodoende was er erg weinig diefstal in Diskyof.
‘Op naar de buitenkleding nu’, zei Spertion.
Daaropvolgend vertrok het jonge stel een verdieping naar beneden om vervolgens in een afdeling te komen waar het wemelde van mensen die jassen, tuinlaarzen, bergschoenen, en dergelijke wilden kopen.
Sniafe was ondertussen bezig de nieuwste trend op het gebied van schoenen door te werken. Zij was gelijk toen ze de winkel in kwam verdwenen naar de schoenenafdeling. Lysiande zag haar door de winkelrekken, stellages en mensen heen steeds een ander paar schoenen passen. Ze had wel een goede smaak vond Lysiande. Zelf zou ze ook de schoenen wel willen hebben die Sniafe aan het passen was. Maar ze waren beiden niet de tieners met het meeste geld in de stad. Sniafe was dol op schoenen maar ze was altijd enthousiast als er iets opwindends op het programma stond. En dat stond er dan ook. De tocht. Maar allemaal hadden ze geen flauw idee wat hun te wachten stond. Maar dat nam niet weg dat ze er erg veel zin in hadden Bovendien wou Sniafe, Lysiande en Spertion ook niet al te veel op de lip zitten. Ze zouden al lang genoeg met elkaar doorbrengen als ze Fragien zouden verlaten.
Eenmaal achter in de winkel bij de buitenkleding zagen Lysiande en Spertion opeens een blauwe flits. Een sjisomer of twintig voor hen gebeurde het.
‘Zou dat Zich zijn?’ vroeg Lysiande.
‘Ik denk het. Wie zou het anders moeten zijn?’ antwoordde Spertion.
Lysiande keek nadat ze weer goed kon zien en zag inderdaad Zichadarus staan.
Sniafe had de lichtflits ook gezien en was meteen daarop naar de broeken afdeling gegaan zonder dat ze schoenen had meegenomen.
‘Zich, wat doe jij hier’, vroeg Sniafe.
‘Ik dacht bij mezelf, ik heb verder toch niks te doen dus dan kunnen we samen wel gaan winkelen.’
‘Ja, dat is goed, maar dan kon je toch beter bij ons blijven, o nee, ik was al half vergeten dat je nog wat moest doen.’
‘Inderdaad’, antwoordde Zichadarus droog.
‘Oké, maar het lijkt me handig dat je dan je magiërkleren omruilt voor de kleding van… zeg maar het gewone volk’, zei Spertion.
‘Ja, dat lijkt mij ook’, zei Zichadarus die nog in zijn magiërkleren stond en ervan bewust was dat hij zou opvallen. Ze zagen een rode lichtflits en even later zagen ze een man van achter in de veertig met het gezicht dat ze kenden. Hij droeg een zwarte spijkerbroek en een houthakkershemd. Verder droeg hij een leren riem en hoge boots van Fraegi.
‘Zo lijk ik wat meer op jullie toch’, vroeg Zichadarus.
‘Ja, je zou door kunnen gaan voor onze vader’, zei Spertion bewonderend. ‘Ik denk alleen dat Lysiande het niet zo leuk vind als ik het zo noem. Je weet wat er met haar ouders is gebeurd toch Zich?’
‘Ja, dat weet ik, maar goed, ik zie er nu in ieder geval uit als een burger en daar gaat het om.’
‘Inderdaad Zich, we waren net aan de buitenkleding toe gekomen’, zei Lysiande.
‘Jullie kunnen het beste spijkerbroeken nemen en voor in de bergen die nylon broeken van Diskioffo.’
‘Weet je wel wat dat kost?’ vroeg Sniafe.
‘Maak over grosos geen zorgen, ik heb ook geld bij me, en ik denk dat jullie zelf ook nog wel wat hebben’, zei Zichadarus.
‘Dat klopt, en je hebt gelijk Zichadarus. We kunnen het beste veel uitgeven voor een goed merk. Maar als je over broeken en dergelijke praat. Dan moeten we nog een afdeling verder.’
‘Ach ja, dat is ook zo. We staan hier op de afdeling voor buitenkleding. Kom op dan gaan we.’
Even later waren ze weer terug op de sportieve afdeling.
‘Zich, ik draag eigenlijk ook we wel graag rokjes die net boven mijn knieën uitkomen. Vooral als het erg warm is, maar dan nog liever minirokjes’, zei Lysiande tegen Spertion.
Sniafe deed haar mond open om wat te zeggen maar Zichadarus was haar voor.
‘Kunnen je daar goed in lopen?’
‘Super, ik denk zelfs beter dan in broeken, wat jij Snif?’
Sniafe knikte. ‘Ja, in rokjes voel ik me trouwens ook vrouwelijker.’
‘Snif, je gaat nu toch niet aan wel of geen vrouwelijkheid denken?’ zei Spertion. ‘Het gaat om een tocht die we moeten afleggen. Een zware tocht waarschijnlijk.’
‘Nee, maar ik heb wel het gevoel dat ik meer een vrouw ben als ik in rokjes loop dan dat ik in broeken loop.’
‘Ja, dat is ook zo, en trouwens, jullie twee lopen toch in bijna niets anders dan minirokjes in de zomer en wat langere in de andere jaargetijden.’
Lysiande en Sniafe schoten hierop in de lach.
Nadat Lysiande weer enigszins bij haar positieven was gekomen viel het haar ineens in dat ze paarden moesten hebben.
‘Zich, hoe staat het eigenlijk met de paarden?’ vroeg ze.
‘Paarden kunnen we huren bij een boer een halve sjisomar buiten de stad’, ik heb hem nog gesproken toen ik naar mijn huis liep. Ik dacht dat hij daar zou wachten maar ik kwam hem tegen. Ik heb hem aangesproken en gelijk antwoord gekregen, ik kon de rijdieren ophalen wanneer ik wou zei hij.’
‘Oké, dat is dan ook weer geregeld’, antwoordde Spertion.
‘Laten we nu maar naar fragienschoen gaan voor goede wandelschoenen’, stelde Sniafe voor. ‘Hier hebben ze wel wat maar dat is niet goed genoeg voor onze toch denk ik.’
‘Ja, dat is toch nog geen vijftig sjisomer verderop’, zei Zichadarus die de stad kennelijk nog goed kende.
En zo verlieten ze de winkel met ieder twee tassen vol met kleding. Spertion wou het lingeriesetje dat Lysiande had gekocht graag zien. Maar daar kwam niets van in.
‘Nee, lieverd, die zie je vanavond wel, tenminste als je blijft slapen tenminste.’
Daar hoefde Spertion niet lang over na te denken.
Hij kende het liefdesleven van Lysiande maar al te goed. Ze werd niet vaak verliefd maar als ze het eenmaal was gingen alle remmen bij haar los als ze een relatie had. Hijzelf was ook zo. Misschien pasten ze daardoor wel zo goed bij elkaar.
Toen ze drie minuten later bij fragienschoen aankwamen bleef Zichadarus buiten wachten en merkte de rest dat de zaak bijna leeg was.
Lysiande stapte op de verkoper die achter de toonbank stond af.
‘Niet zoveel klanten vandaag?’ vroeg ze.
‘Nee, ik ben te duur volgens de meeste klanten die hier binnen lopen en dan even rondkijken. Dan zeggen ze tegen me dat ze de prijs te hoog vinden terwijl ze ondertussen wel bij andere zaken dezelfde schoenen kopen voor een hogere prijs’, was het antwoord van de man.
‘Nou vandaag verkoop je in ieder geval wat’, zei Lysiande. ‘Wij gaan een flink eind over de planeet trekken, en we reizen wel op paarden, maar ik denk dat we nog heel wat moeten lopen, heeft u misschien goede wandelschoenen?’
‘Ja zeker’, luidde het antwoord. ‘Ik heb voor tweehonderd en vijftig grosos per paar de beste wandelschoenen die je op dit moment op de planeet kan krijgen. Ze zijn van diskyoberschoen en er zit lucht in de zolen zodat je zacht loopt. Ze bieden stevigheid rond de enkels omdat daar wat dikker leer zit gemonteerd. Verder hebben de zolen ontzettend veel grip op elk soort terrein.’
‘Dat klinkt goed, heeft u ze op voorraad?’ vroeg Spertion die ook meegeluisterd had.
‘Ja, zeker jongeman ik laat eerst het model even zien. Als jullie ze mooi vinden en gepast hebben en ze nog steeds willen kopen dan haal ik ze even op uit het magazijn. Lopen jullie maar even mee, dan zal ik ze laten zien.’
De man ging hen voor naar een uithoek achter in de winkel.
Hij haalde een paar schoenen uit het rek en liet ze zien.
‘Wauw, die zien er goed uit. Dat is wel tweehonderd en vijftig waard’, zei Lysiande.
De man glimlachte naar haar.
‘Ik neem ze in ieder geval’, zei Lysiande. ‘Hebt u maat anderhalf voor dames?’
‘Ja zeker, ik haal ze even op.’
‘Wacht even’, zei Spertion snel. ‘Neem ook maat anderhalf voor heren mee.’
‘En maat twee voor dames’, voegde Sniafe er nog aan toe.
De man liep naar het magazijn en kwam terug met drie paar schoenen. Ze pasten ze even en het bleek de drie wonderbaarlijk goed te zitten.
Dus stonden ze even later op de schoenen voor de betaalautomaat en de fragienschoen was weer zevenhonderd en vijftig grosos rijker.
‘Nu moeten we alleen nog een tent, luchtbedden, en slaapzakken hebben’, zei Lysiande.
‘En een kook toestel en ook nog een telefoonset’, viel Spertion bij.
‘O Ja, maar waar halen we die?’ vroeg Sniafe. ‘Camping Diskyof is goed maar super duur, FreelifeFragien is redelijk en Fragienoutdoor is slecht’, zei Spertion die goed op de hoogte was van het prijs kwaliteitsverschil van de winkels.
‘Laten we maar naar FreelifeFragien gaan’, stelde Zichadarus voor.
Dus zo liepen ze naar de andere kant van het centrum wat ongeveer ander halve sjisomar lopen was. Toen ze de winkel van FreelifeFragien aankwamen konden ze niet eens goed om zich heen kijken want er verscheen een man voor hun neus.
‘Welkom, ik zie aan jullie schoenen dat jullie op reis gaan, op zoek naar een reistent?’ zei de man die de man van de verkoop bleek te zijn opgewekt.
‘Helemaal goed, beste man’, antwoordde Zichadarus. ‘Een lichte maar grote en makkelijk te vervoeren tent voor zes personen. Vier luchtbedden plus een tweepersoons extra, ik denk dat we wel eens medereizigers kunnen krijgen onderweg.’
‘Ja’, viel Lysiande Zichadarus in de rede. ‘Dus twee tweepersoons luchtbedden en twee eenpersoons. Hetzelfde geldt voor de slaapzakken. Verder zoeken we nog een gasbrandertje en wat potten en pannen, ook voor de reis.’
‘Zo, jullie zijn nogal wat van plan, maar wees niet bang hoor ik heb alles op voorraad en je kunt het zo meenemen’, zei de verkoper.
‘Mogen we het eerst zien?’ vroeg Sniafe.
‘Maar natuurlijk’ luidde het antwoord. Die tent naast jullie is voor zes personen en is uitermate geschikt om vervoerd te worden. De tent is makkelijk op te vouwen en weegt dan nog geen zeven sjisa. De tentstokken moeten er nog wel in en die samen in een draagzak wegen ook nog geen drie sjisa. Het tentdoek is water en wind dicht. Het is dubbeldoek zodat het niet ’s nachts ijskoud is, maar juist wat warmer dan in andere tenten. En zelfs, is het voor inbrekers, mochten jullie die tegenkomen, moeilijk om in te breken, want je moet wel een heel scherp mes hebben wil je door het doek heenkomen en op de ritssluiting aan de voorkant zit een slot.’
Lysiande die onder de indruk was vroeg wat het zou moeten kosten.
‘Achthonderd grosos mevrouw’, zei de verkoper.
‘Dat valt mee voor zo’n tent’, zei Lysiande.
‘Inderdaad, zo dacht ik er ook over’, zei de verkoper, ‘het is ook niet voor niets mijn best verkochte tent.’
‘Die tent lijkt mij ook wel wat’, zei Zichadarus. ‘En deze keer betaal ik alles hoor’, zei hij tegen zijn drie vrienden. Lysiande, Spertion en Sniafe, die alle drie nog zo ongeveer twee honderd grosos overhadden waren blij dit te horen.
De verkoper was de klanten die vragen aan hem stelde al voorgegaan naar de luchtbedden alsof hij precies wist wat ze wilden hebben.’
‘Als je er op ligt, merk je nauwelijks dat het geen bed is’, vertrouwde hij zijn kopers toe. ‘Maar dat is ook de specialiteit van SleepcomfortableFragien.’
‘Ja, ik ken ze, ik heb er wel eens op geslapen’, zei Lysiande.
‘Twee eenpersoons luchtbedden en twee tweepersoons luchtbedden dan?’ vroeg de man.
‘Ja, doe maar’, zei Lysiande, ‘Ik zie dat ze vijftig grosos per stuk kosten en de tweepersoons zeventig grosos?’
‘Klopt, en nu op naar de slaapzakken’, vervolgde de verkoper die steeds geestdriftiger werd. Hij had al een tijd lang geen complete kampeerset verkocht.
Hij loodste ze naar de tweede etage waar ze de slaapzakken zagen liggen.
‘Honderd procent kwaliteitsgarantie. Gevoerd met wol, slechts twintig grosos per stuk en voor de tweepersoons vijfentwintig grosos.’
‘Verkocht’, zei Zichadarus.
‘En nu alleen nog een kooksetje, en potten en pannen’, zei de verkoper.
Die stonden voor in de zaak en voor nog geen honderd grosos hadden ze een complete kookset.
Even later stonden ze voor de automaat.
Al met al was Zichadarus twaalfhonderd dertig grosos kwijt en toen verlieten ze de winkel weer… Toen ze buiten waren keken ze op de dichtstbijzijnde klok en ontdekten dat het al bijna vier uur in de middag was.
‘Wauw, wat is de tijd snel gegaan’, zei Sniafe.
Ja inderdaad’ antwoordde Lysiande, ‘ik had ook niet gedacht dat het al zo laat zou zijn. Trouwens, Zich het viel me net weer in dat je bij fragienschoen buiten bleef staan, waarom deed je dat.’
‘O, die eigenaar mag me niet zo. Hij heeft het niet zo op magiërs.’
‘Maar je lijkt nu toch helemaal niet op een magiër?’ zei Spertion.
‘Nee, maar die vent kijkt overal doorheen, dus vandaar dat ik buiten ben blijven wachten.’
‘Laten we maar naar huis gaan’, zei Sniafe.
‘Doen we’ zei Lysiande. ‘Zichadarus, eet je ook mee?’
‘Ik moet eerst zeggen dat we nog die telefoonset vergeten zijn, maar wat het eten betreft, ik wil wel eens kennis maken met jouw kookkunst.’
‘O, het stelt niet veel voor hoor.’
‘Dat maakt niet uit, eten is eten hè?’
Lysiande glimlachte.
Nadat ze bij een willekeurige elektronicazaak een draagbare telefoonset hadden gekocht liepen ze weer richting de metroshuttle. Zichadarus ging ook mee met de metro maar hij zei wel dat hij liever zou verschijnen. Hij had namelijk een bloedhekel aan gemotoriseerde voertuigen.
Een uur of twee later waren ze thuis. Lysiande zette de 3-D TV aan. Ze wou kijken of er nog nieuws over de Xidiandsen was.
Ze had geluk. Het nieuws van zes uur was net begonnen.
‘Het stadsleger heeft een paar sjisomar buiten de poorten van Fragien twee Xidiandsen neergeschoten’, begon de monotone stem van de nieuwslezer. ‘Ze leefden nog toen de soldaten bij hen waren. “Jullie zullen nog veel problemen krijgen. Wij hebben nog veel meer van ons soort en binnen de kortste keren zal er van Fragien niks meer over zijn.” dat waren de laatste woorden van de desbetreffende Xidiands. Het stadsleger heeft hier gelijk op gereageerd door de trainingen aan te scherpen. Volgens een woordvoerder van Gringastor Vioplokos is het leger beter voorbereid op de Xidiandsen dan het ooit is geweest.’
Lysiande zette de tv uit, want verder had de nieuwslezer geen belangrijk nieuws. Alleen wat over kippen waarvoor een boer moeite moest doen om ze te laten overleven en ook over varkens en die iets onbekends niet zouden overleven. Vreemd, dat zoiets op het nieuws wordt uitgezonden, dacht ze.
Ze liep naar de keuken waar Sniafe aardappels aan het schillen was. Zelf ging ze wat groente schoon maken en Spertion stond al bij het fornuis vlees te braden. Uiteindelijk zaten ze om kwart voor zeven aan tafel. En om kwart over zeven waren ze klaar.
‘Het heeft mij heerlijk gesmaakt’, zei Zichadarus. ‘Maar ik moet er nu weer vandoor, ik merk net dat er wolven rond mijn berghut zijn gesignaleerd met kwade bedoelingen. Morgen zal ik weer komen om de route uit te stippelen die we zullen nemen. Aanstaande maandag wou ik vertrekken. We hebben nu alles, dus dat moet we kunnen.’
‘Ja, dat lijkt me wel goed’, zei Lysiande. En de andere twee knikten ook.
‘Goed tot morgen dan en wees voorzichtig’, zei de magiër, en daarbij glimlachte hij ook nog even tegen de verliefde Lysiande en Spertion. Hij zag dat ze van elkaar hielden en wou hen geluk toe wensen.
‘Dat komt wel goed’, verzekerde Spertion hem.
‘Tot ziens, tot morgen’, zei Zichadarus, en met de gebruikelijke blauwe lichtflits verdween hij.
De mobiele telefoon van Sniafe ging over en ze liep even weg naar de woonkamer.
Lysiande vroeg nog even bevestiging aan Spertion of hij bij haar bleef slapen. Zoals ze al had verwacht wou Spertion dit maar al te graag maar hij moest nog wel even naar zijn ouders opbellen om alles af te spreken.
‘Gebruik de telefoon maar’, zei Lysiande.
Spertion liep naar het toestel.
Hij toetste het nummer van zijn moeder in en praatte even met zijn haar.
‘Ja mam.’
Stilte.
‘Goed.’
Stilte.
‘Oké mam tot morgen dan. Trouwens, ik ben vanaf maandag een behoorlijke tijd de stad uit.’
Stilte.
‘Nee, ik ga met Lys en Snif op pad en ja we proberen Pratioson te vinden.’
Stilte
‘Oké mam, tot morgen.’
En hij hing op.
‘Ma vindt het goed. Ik moet morgenavond even naar huis toe om te vertellen wat mijn plannen precies zijn, maar ik denk dat het geen probleem is dat ik lang de stad uit ga. Ik denk zelfs dat ze het beter vind voor mij. En ook voor jou en Sniafe, en ik denk ook dat ik tot maandag nog wel hier kan blijven.’
Lysiande was erg gelukkig met het vooruitzicht Spertion zo lang om zich heen te hebben en ook om hem helemaal voor haar zelf te hebben.
Sniafe kwam de kamer ook weer binnen en zei dat ze zo weg moest, omdat ze op haar zusje moest passen omdat haar ouders naar het theater zouden gaan.
‘Maakt niet uit Snif, hoe laat zie ik je morgen weer?’ vroeg Lysiande
‘Oh, rond een uurtje of acht of zo?.’
‘Is goed meid, slaap lekker alvast.’
‘Joh, ik ga nog niet naar bed, maar bedankt alvast en jij ook.’
‘Dank je’, zei Lysiande en Sniafe vertrok.
Even later zaten Spertion en Lysiande verstrengelt in elkaar op de bank terwijl de Q-disc player een film draaide. Die was rond tien uur afgelopen. Het was een romantische film over het ontstaan van Diskyof. Bij elkaar duurde die bijna drie en een half uur.
Lysiande was moe zei ze tegen Spertion. Een trucje van haar om hem het bed in te krijgen. Dus hij droeg haar naar boven. Daar stond Lysiande op van het bed en zei dat ze even wat moest doen. Even later kwam ze terug in een van de lingeriesetjes die ze had gekocht.
Spertion wist genoeg. Hij sloeg een arm om Lysiande heen. En zo belandden ze even later op bed.
Een uur later vielen de twee gelukkig in slaap. Spertion had zijn arm om Lysiande heen geslagen, die haar hoofd op de op en neer gaande borst van Spertion liet rusten. Hun eerste nacht samen in bed.
Ze waren samen gelukkig. Gelukkiger dan dat ze ooit waren geweest.

Re: Sjarinda 1 - Het lot van de steen uit de duisternis.

Geplaatst: 28 dec 2012 04:10
door maramsp
Hoofdstuk 8, 9 10 en 11.

Hoofdstuk 8.
De vier zijn gereed.

De volgende morgen. Lysiande werd wakker met haar hoofd nog steeds op de borst van Spertion. Toen ze haar ogen opendeed zag ze dat Spertion ook al wakker was.
‘Goedemorgen schatje’, zei Spertion.
‘Ook goedemorgen lief’, antwoordde Lysiande.
‘Beetje lekker geslapen?’ vroeg Spertion.
‘Bij jou altijd’, zei Lysiande die uitgebreid gaapte en vervolgens opstond en naar de badkamer liep.
Spertion hoorde dat de kraan aanging en hij hoorde hoe het bad volliep.
Na een half uurtje liep hij zelf ook naar de badkamer en klopte op de deur.
‘Binnen’, antwoordde Lysiande.
Spertion deed de deur open.
‘Hé lief, ik hoef niet te vragen wat je wilt’, zei Lysiande ondeugend.
‘Nee, dat hoef je inderdaad niet.’
Spertion glimlachte een beetje.
‘Kom maar dan, het bad is toch wel groot genoeg voor ons tweetjes.’
Spertion trok zijn kleren uit en stapte bij Lysiande in bad.
Nadat ze een kwartiertje in bad hadden gezeten streek Lysiande met haar hand over het gezicht van Spertion.
‘Je moet je scheren lief’, zei ze.
‘Ja, dat doe ik straks wel, als jij zo meteen je afgedroogd hebt.’
‘Is goed.’
Uiteindelijk zaten ze nog een kwartiertje in bad.
Het leek er even op dat Lysiande zin had in seks, maar daar kwam ze toch maar van terug, ze was immers net wakker.
Ze stond op om haar af te drogen. Spertion volgde haar voorbeeld. Tijdens het afdrogen keek Lysiande stiekem naar Spertion. Wat zag hij er toch goed uit. Zijn kastanjebruine haar en grijsgroene ogen. Een mooi postuur, slank en breed. Dit was haar Spertion, voor wie ze alles zou geven. Nadat ze zich had afgedroogd en een van haar nieuwe rokjes had aangetrokken inclusief het roze bloesje en pantoffels in de vorm van muizen liep ze naar beneden. Toen ze de trap afliep hoorde ze de kraan in de badkamer lopen wat een teken was dat Spertion zich aan het scheren was. Beneden aangekomen liep ze in de richting van de keuken. En terwijl ze daarheen liep rook ze een niet onaangename geur. Toen ze uiteindelijk de keuken binnenkwam zag ze dat er een tafel voor vier gedekt was, en dat er heerlijke verse broodjes op stonden met diverse soorten beleg. Verder stond er een kan geperst sinaasappelsap en lagen er eitjes. Heerlijke romige boter stond er ook. Verder rook ze de geur van echte fragiense koffie. Dit had ze niet verwacht. Ze ging maar aan tafel zitten en wachtte tot iemand zou komen die haar zal vertellen dat hij of zij dit had georganiseerd. Er kwam echter niemand.
Na tien minuten stak Spertion zijn hoofd om de keukendeur.
‘Wauw, wie heeft dit georganiseerd?’ vroeg hij met bewondering in zijn stem en terwijl hij toch nog even in zijn ogen wreef en vervolgens naast Lysiande op een stoel neerplofte.
‘Ik in ieder geval niet’, zei Lysiande.
Toen opeens kwamen Sniafe en Zichadarus de kamer binnen.
Beiden zeiden niets. Maar Lysiande meende een glimlach op het gezicht van Sniafe te zien. Waar van af te lezen viel dat ze iets achterhield.
‘Hebben jullie dit georganiseerd?’ vroeg Lysiande.
‘Wat denk je?’ vroeg Zichadarus hierop.
‘Ik weet het niet van jou, Zich, maar van Sniafe weet ik dat ze wel eens met leuke verassingen aan kan komen zetten.’
Terwijl ze dit zei keek ze Sniafe lang en doordringend aan.
Nu kon Sniafe zich niet inhouden.
‘Ja, Lys, wij hebben dit gedaan. De laatste dag dat we ongestoord met z’n vieren kunnen ontbijten. Morgenochtend slaap ik uit zoals je weet, en zondag is Spertion er niet, hem kennende.’
‘Wie zegt dat?’ vroeg Spertion verwondert.
‘Je moet toch zondagochtend altijd bollen?’ vroeg Sniafe.
‘Bollen’ was dé sport van Diskyof. Het werd gespeeld met een elftal en met goals en met een veld van honderd sjisomer waarop een middenstip stond en ook stippen op elf sjisomer van de goals vandaan en op zestien sjisomer een lijn. De spelers moesten op welke manier dan ook de bal in het doel zien te krijgen. Bijna alles mocht.
Er waren scheidsrechters maar over het algemeen werd er zeer sportief gespeeld. Af en toe stelde de tegenpartij zelfs voor dat ze het vanaf elf sjisomer mochten proberen. Ze beweerden wel bij hoog en laag dat ze de allerbeste trucjes kenden om de bal tegen te houden. Maar dat was de traditie bij het ‘bollen’.
Er ontstonden wonderbaarlijk genoeg nooit rellen. Iedereen was een goede winnaar en een goede verliezer. En dat gold niet alleen voor de spelers maar ook voor de supporters
‘Ja, het gaat niet door’ zei Spertion. ‘Het veld moet gerepareerd worden.’
‘Is het zo erg?’ vroeg Zichadarus.
‘Ja, nogal overal hebben mollen gezeten.’
‘Nou ja dan maar niet hè, zei Zichadarus droog.
‘Ach, ja maakt niet uit zich, we gaan maandag tóch weg’, zei Lysiande.
Zichadarus knikte. En hij gebaarde terwijl hij zichzelf koffie inschonk dat ze moesten gaan zitten, want dan konden ze beginnen.
Na het eten zette Lysiande de radio aan.
‘Het is een ramp!’ zo begon de nieuwsuitzending van elf uur.
‘De Xidiandsen liggen voor de stad, ieder moment kunnen ze aanvallen. Ze mogen dan nu wel met minder zijn dan de vorige keer, maar wel het lijkt wel of ze een groei injectie hebben gekregen. Ze zijn vele malen groter dan de vorige keren dat ze hebben aangevallen.’
‘Nee hè. Dan zullen we nog problemen kunnen krijgen als we de stad uit willen’, zei Lysiande.
‘Dat zal wel meevallen’, antwoordde Spertion.
‘Laten we het hopen.’
‘De tijd dringt voor het leger’, vervolgde de nieuwslezer. ‘Gelukkig kunnen we op Gringastor Vioplokos rekenen. Hij zegt dat het leger nieuwe technieken heeft geleerd en steun zal ontvangen uit Dridia.’
‘Uit Dridia?’ riep Spertion uit. ‘Gaat de koning zich er mee bemoeien?’
‘Stil lief’, zei Lysiande, ‘wacht maar af, dan zul je het horen.’
‘Piasto Briondi heeft het Koninklijke leger beloofd om ons bij te staan. Maar dat zal pas tegen maandag bij ons in de stad kunnen zijn.’
‘Dan zijn we al weg’, zei Lysiande. ‘Misschien komen we ze tegen.’
‘Wie weet’, zei Spertion.
De rest van de dag verliep zonder dat er iets bijzonders gebeurde. Het was eigenlijk een normale dag voor de burgers van Fragien.
Zichadarus bleef bij de drie vrienden en samen deden ze leuke dingen. Zichadarus had voor hen een magiër speurtocht georganiseerd die door heel Fragien liep. Dat had hij gedaan om ze nog meer vaardigheden bij te brengen. Op sommige punten in de tocht moesten ze namelijk spreuken gebruiken om verder te komen. Ook spreuken die ze nog niet hadden geleerd, maar er was altijd een aanwijzing te vinden om de spreuk te leren die ze moesten gebruiken.
De daarop volgende dagen was Spertion veel in de buurt van Lysiande te vinden. En waar Lysiande was, was Sniafe ook. Ze vond het helemaal niet erg dat Lysiande en Spertion zo klef waren. Als ze Pratioson had zou ze minstens even zo klef met hem zijn.
Eindelijk brak dan de maandagmorgen aan.
Zichadarus had een pakezel bij zich en natuurlijk had hij paarden, drie welteverstaan. Zelf kwam Zichadarus op de ezel aanrijden. En de paarden leidde hij achter zich aan, waarschijnlijk met behulp van magie. Hij stopte voor het huis van Lysiande en liet toen de ezel balken. Lysiande die nog in bed lag naast Spertion, schrok wakker alsof de Sjarinda zelf verging.
‘In godsnaam, kan dat wat zachter?’ vroeg Lysiande zonder de vraag aan iemand specifiek te richten, en niet zo hard dat Spertion wakker zou worden.
Maar Spertion was ook wakker geworden van het gebalk van de ezel.
‘Wasdanouzoindevroegeochtend?’ brabbelde Spertion terwijl hij de slaap uit zijn ogen wreef. Lysiande moest lachen. Spertion was soms zo grappig als hij net wakker werd
‘Sper, liefje, dat is een ezel denk ik. En het is ook maandag, we moeten op weg. Weet je niet meer wat Zichadarus zei?’
‘Tuurlijk wel.’
‘Oké, dan… je praatte net wel een beetje vreemd.’
‘Wat denk jij dan, ik ben net wakker.’
‘Laten we maar even gaan kijken wie daar is. Ik verwacht Zichadarus, maar het kan natuurlijk iemand anders zijn.’
Ondertussen liet Zichadarus de ezel nog een keer balken. Lysiande deed het raam open op de eerste verdieping en keek naar beneden.
‘Zich, kun je wel? Ons helemaal uit een diepe slaap halen?’ vroeg Lysiande lachend.
‘Ja, hoor. Het is het eerste teken van de lange reis die we gaan maken’, antwoordde Zichadarus even hard lachend als Lysiande.
‘We komen d’r aan Zich, even nog omkleden.’
En daarna deed Lysiande het raam dicht, en gaf een kus aan Spertion.
Daarna verdween ze naar de badkamer. Spertion was nog niet helemaal wakker en ging haar dus niet achterna, ten eerste zou het dan wel weer op seks aan komen, van haar kant dan, en hij had daar absoluut geen zin in. Hij had namelijk nog een kleine kater. Gisteravond hadden ze met zijn vieren nog wat bier achterovergeslagen. En hoewel hij niet te veel had gedronken had hij toch nog een beetje hoofdpijn, en met hoofdpijn kon hij niet de liefde bedrijven. In plaats van dus naar de douche gaan, liep hij naar de kast en trok de kleding eruit die hij kon vinden. Er zat al heel wat in de koffers, en er was dus weinig over.
Overigens had Spertion al zo vaak wat laten liggen als hij bij Lysiande op bezoek ging. Dus was het niet zo vreemd dat hij zijn kleren terugvond in de kast.
Hij had zich net aangekleed toen Lysiande uit de douche terugkwam. Zij had blijkbaar ook geen zin aan seks gehad want ze had een handdoek omgeslagen toen ze slaapkamer binnenkwam. En Lysiande kennende zou ze, wanneer ze wel zin had volledig naakt de kamer zijn binnengelopen.
Spertion liep nu naar de douche om lekker heet te douchen. Dat was nog steeds het natuurlijke medicijn tegen hoofdpijn. Seks was ook een natuurlijk medicijn maar Spertion kon geen seks hebben als hij een kleine of een grote kater had. Ongeveer een kwartier later toen hij aangekleed en wel beneden kwam was Lysiande al bezig om samen met de hulp van Zichadarus en Sniafe, die ook aan was komen lopen, een ontbijt klaar te maken. Lysiande mengde zich gelijk in het werk om zo ook mee te kunnen helpen Spertion dekte de tafel. Tien minuten later zaten ze aan het ontbijt en tijdens dat ontbijt namen ze nog één keer door wat ze precies zouden doen. Aan het ontbijt vroeg Zichadarus of het drietal een kaart had van de planeet.
‘De printer is er op dit moment mee bezig. Ik heb even snel in de digitale atlas gekeken en opdracht gegeven voor een kaart van heel Sjarinda.’
Zichadarus die haast leek te hebben knikte vlug en vervolgde de instructies.
Ze zouden eerst naar Xisi rijden te paard. Zichadarus had een hekel aan gemotoriseerde voertuigen als hij op reis ging. Een gruwelijke hekel zelfs om er mee te moeten reizen zo legde hij uit. Dus daarom had hij gelijk al voordat ze inkopen aan het doen waren, voorgesteld om met paarden te gaan en ook maar gelijk geregeld dat ze paard en ezel konden gebruiken.
‘Is niet erg hoor’, zei Lysiande. ‘Paarden is veel avontuurlijker, en wij met ons drieën houden van avontuur.’
‘Dat klopt’, viel Spertion bij. ‘Het is ook nog zo dat auto’s en andere gemotoriseerde voertuigen niet alle wegen kunnen bereiken over de hele planeet.
‘Inderdaad’, zei Zichadarus. ‘Het berggebied bij Xisi is ook onbereikbaar voor zulke voertuigen hier valt het nog mee.’
Toen ze eenmaal genoeg hadden gepraat over wat te doen moesten ze op weg.
Spertion haalde de kaart van de planeet op, dat in totaal bijna een heel boek was. Hij had namelijk ook detail kaarten laten printen. Maar daarna waren ze dan toch eindelijk op weg
Zichadarus leidde hen naar het kantoor van het stadsbestuur. Lysiande ging samen met hem naar binnen en vijf minuten later kwamen ze weer buiten. Het gebouw waar het stadsbestuur huisvestte lag niet ver bij de hoofdpoort van Fragien vandaan en toen Lysiande en Zichadarus naar binnen waren gegaan, was er al een behoorlijke menigte van Fragieners naar het reisgenootschap komen kijken.
‘Ja. We gaan ervandoor’, sprak Lysiande de menigte toe.
‘Jullie ontvluchten de Xidiandsen toch niet?’ vroeg iemand.
‘Nee, we zoeken ze juist op’, loog Lysiande half.
‘Nou, wees voorzichtig dan.’
‘Dat zullen we zeker doen, we begeleiden jullie naar de poort.’
‘Dank je.’
En met die woorden stapten Lysiande en Zichadarus op hun paarden en reden richting stadspoort.
Onder het uitgaan van de poort werd Zichadarus nog even aangehouden door een wachter, maar Zichadarus liet papieren zien en alles was in orde.
‘Kom levend terug!’
‘We zullen op jullie wachten, wat jullie ook gaan doen!’
‘Moge de sterren jullie geluk brengen op jullie reis!’
‘Jullie zullen de Xidiandsen de stuipen op het lijf jagen!’
Dit waren een paar uitspraken van de burgers die hen uitgeleide deden.
Het laatste was van Gringastor Vioplokos, de stadhouder zelf. Een eerbetoon aan het viertal dat op weg ging naar iets wat van alle burgers Gringastor alleen wist waar de reizigers heen gingen. Ook wist hij dat een magiër met hen mee zou reizen. Lysiande had namelijk gisteravond naar Chorians in Xidiad gebeld, en alles verteld. En Chorians had naar zijn vader gebeld, en het aan zijn moeder vertelt die het weer aan het stadsbestuur van Xisi had verteld. Tien minuten na dat telefoontje ontving Lysiande een TMS waarin stond dat Gringastor al had goedgekeurd dat de drie burgers van Fragien inclusief de magiër Fragien verlieten. Eveneens stond in het bericht dat Klodas Vondi, de stadhouder van Xisi de vier verwachtte en dat, mochten ze langer in Xisi willen blijven, hij voor een verblijfplaats zou zorgen. Dit had de moeder van Chorians geregeld.
Lysiande keek nog even achterom, en zag Fragien toen verdwijnen terwijl de weg een bocht maakte die tussen de twee grote hevels door leidde naar de Fragiabergen. De stad lag er net voor, verscholen tussen de Akomia en de Frogai, twee van de heuvels die over gingen in de Fragiabergen.
Hoofdstuk 9.
Op weg.

Ze waren al vier uur op weg toen het eerste probleem zich voor deed in de vorm van het weer. Het was zo verschrikkelijk warm in de bergen dat de paarden moeite had met lopen, en de ezel onafhankelijk bleef balken. Zichadarus, die vanaf het begin de leiding had genomen, tot groot genoegen van de drie vrienden, laste een pauze in. Hij zorgde ervoor dat de paarden uit zichzelf naar het beekje, vijfhonderd sjisomer verderop, toe liepen om daar water te drinken. De ezel voorzag hij van stro, die hij maakte doormiddel van wat gras te plukken wat nog geen zeven sjisi woog. Daar sprak hij een verbrandingsspreuk over uit en een vermeerderingsspreuk om de portie groot genoeg te maken voor de ezel. De ezel at het dankbaar op, en volgde daarna de paarden richting het beekje.
‘Het is wel erg warm nu hier, en het is nog geen middag’, zei Lysiande, die lichtelijk vermoeid was.
‘Vind je het gek?’ vroeg Zichadarus. ‘We zijn omringd door tropische bomen, zij het dan wel in een bergomgeving, maar je moet niet vergeten dat een paar sjisomar voor Fragien het gebied daar in een subtropisch klimaat ligt.’
‘Ja, dat is wel waar’, mengde Sniafe zich in het gesprek, ‘maar ik dacht altijd dat hoe hoger je kwam des te kouder het werd.’
‘Vergeet ook niet beste Sniafe, dat we langs de Aura moeten, en daar gebeuren de vreemdste dingen. Helemaal nu waarschijnlijk de laatste tijd dreigt van Klistadu Konian Karautus.’
‘Wat dan, is er dreiging dat hij weggestemd word?’ vroeg Spertion die eerst voor de bagage had gezorgd en daarna bij de rest was gaan zitten om mee te luisteren en mee te praten over wat voor een onderwerp ze het ook hadden.
‘Ja, Spertion, het ziet er niet goed uit voor mijn zoon. Er is weer een groepje dat onder leiding van Xip Lasto Provensochi probeert de macht daar over te nemen. Ik weet niet precies wat ze aan het doen zijn, maar dat het einde dreigt voor Xip, dat moge duidelijk zijn.
Nu ik het er toch over heb. We komen waarschijnlijk bij de Aura in de buurt of misschien kunnen we er zelfs doorheen. Ik zal mijn zoon dan laten weten waar ik heen ga, dan kan hij me achterna als hij wil of als hij weggestemd word.’
‘Wauw, ik zou de Aura graag eens willen zien’, zei Lysiande die opgewonden begon te raken bij het idee dat ze dé Aura met eigen ogen zou kunnen aanschouwen. ‘Dan kan ik eindelijk eens zien wat er nou zo anders is aan magiërs, jij Zich bent niet zoveel anders als gewone mensen. Alleen dat je kunt toveren maakt je anders.’
‘Dank je wel voor het compliment’, zei Zichadarus. ‘Maar jullie willen vast wel weten waarom het er dan slecht zou uitzien voor mijn zoon.’
Zichadarus keek de drie vrienden een voor een aan. Ze hoefden niets te zeggen, hij zag al genoeg.
‘Oké, het is simpel te verklaren, ik heb nu een nogal slechte reputatie in de Aura. Dat ligt niet zo zeer aan mij. Magiërs van de Aura kunnen zomaar ineens van gedachten veranderen. Het schijnt dat Xip Lasto Provensochi in korte tijd veel respect heeft verdiend. En omdat Xip nogal een hekel heeft aan mij en ik trouwens ook aan hem, maakt hij mij zwart bij de andere magiërs. Daardoor kom ik, en dus automatisch ook mijn zoon in een slecht daglicht bij de andere magiërs, en als de magiërs je niet meer mogen, dan heb je een probleem.’
Zichadarus keek nu enigszins bedroefd en fel tegelijk.
‘Zelf zou ik niemand kunnen zwart maken, mijn element is lucht, en het element van hem is vuur, ik hoef jullie niet uit te leggen denk ik dat mensen met vuur veel meer passie hebben dan de andere mensen.’
‘Nee, inderdaad en mensen met lucht zijn juist het tegenovergestelde van mensen van vuur, mensen van vuur zijn sneller opvliegend. Mensen van lucht kunnen het zijn maar doen het meestal veel rustiger aan ’, antwoordde Spertion, die er van de drie verreweg het meeste verstand van had. ‘
Mensen die lucht hebben zijn ook net zo gevoelig als mensen met vuur, maar alleen in verschillende opzichten.’
‘Spertion, ik hoef jou helemaal niks meer uit te leggen’, prees Zichadarus hem.
‘Dank je wel Zich. Nee, dat hoeft niet, astrologie is zo’n beetje mijn passie op dit moment. Op Lys na dan.’
‘Ja, viel Lysiande Spertion bij. ‘Hij heeft ons ook gewezen op Gisisio en de kleur van die planeet.’
‘Dat wilden we eerst niet geloven totdat we het met eigen ogen hadden gezien.’
Nu was het Sniafe die het woord nam. Ze vertelde hem dat het nog ‘s ochtends was, en ze het dus redelijk goed konden zien.
Zichadarus kwam daarna terug in de realiteit.
Ze waren immers buiten Fragien, en de Xidiandsen konden dus overal zijn. Hij zei dan ook dat ze zich moesten voorbereiden op een eventuele aanval van de Xidiandsen.
Gisisio stond zoals gezegd dicht bij de zon, en het was traditie bij de Xidiandsen dat ze dan ten strijde zouden trekken over de planeet. Te beginnen bij Fragien. Om vervolgens of op een nederlaag te stuiten of verder te trekken richting de Aura
Waarom hadden de Xidiandsen die traditie?
Omdat ze een bloedhekel hadden aan magiërs.
In het begin van de geschiedenis van Sjarinda werden Xidiandsen ook toegelaten tot de Aura, totdat op een gegeven moment het magisterschap werd in gevoerd. Toen de eerste magister werd gekozen tolereerde die magister de Xidiandsen wel, zei het met tegenzin. Hij kon ze drie seizoenen hebben, drie lenteseizoenen welteverstaan. Daarna was hij ze zat en hij stuurde ze Aura uit. Dat pikten de Xidiandsen niet en vertrokken naar Xidiad waar ze zichzelf installeerden.
Daar kregen ze ook de bijnaam Xidiandsen. Die werd hen gegeven door de inwoners van Xidiad, de Xidiadianen. Steeds weer probeerden ze de Aura te bereiken en steeds lukte het niet omdat de oprichter van de Aura het dorp beveiligd had met allemaal verschillende soorten spreuken. Tweehonderd en vijftig jaar voor de dag dat in de volksmond ‘de grote hereniging’ werd genoemd werden de Xidiandsen de Aura uitgezet.
Op het moment van de ‘grote hereniging’ begon bij iedereen de jaartelling weer op nul. Zowel bij de mensen, de dieren… alles wat leefde begon de telling weer op nul.
Vanaf ‘de grote hereniging’ besloten ze altijd de Aura aan te vallen als Gisisio dicht bij de zon zou staan. Ze hadden er een ritueel van gemaakt, waar ze zich iedere keer strikt aan hielden. Het lukte echter maar één keer, en dat was gelijk de eerste keer dat ze aanvielen.
De Aura was toen half verbrand en bijna alle magiërs waren omgekomen, op een groepje van ongeveer vijftig mannen, vrouwen en kinderen na. Daar behoorde de oprichter van de Aura, Luscaido Vromdaxy Driopolaso ook bij. Dat groepje had het zien aankomen door middel van uitgebreid schouwen. Toen het onheil zich aandiende vluchtten ze weg, de Fragiabergen in.
Al met al was Zichadarus een uur en nog wat minuten bezig om dit allemaal in detail te vertellen en Lysiande, Sniafe en Spertion luisterden ademloos. Ze hadden zeer veel respect voor deze magiër, waar ze nu al een band mee hadden alsof het hun vader had kunnen zijn, of hun opa misschien wel. Spertion liet zich dan ook niet tegenhouden zijn lof uit te spreken over Zichadarus.
‘Zich, beste magiër, ik moet zeggen dat wij ons echt geen betere reisgenoot hadden kunnen wensen dan jij.’
‘Spertion, wat denk je van mij dan’, antwoordde de magiër hierop.
‘Jullie zijn voor mij de beste reisgenoten die ik me had kunnen wensen. Ik denk namelijk dat er nog behoorlijk wat gaat gebeuren en zonder jullie kan ik het niet. Met ons vieren kunnen we het ook niet denk ik. Ik denk dat we moeten hopen op onverwachte hulp. Maar jullie organiseren alles tot in de puntjes, laten jullie niet kisten door eventuele problemen. Dan komt er nog eens bij dat jullie doorzettingsvermogen hebben, en dat jullie volhardend zijn.’
Iedereen glunderde bij die woorden die Zichadarus had uitgesproken.
‘Maar zullen we maar eens verder gaan of wouden jullie hier blijven overnachten?’
Iedereen was het ermee eens dat ze verder gingen want zo dicht bij de stad wilden ze niet bivakkeren. Maar toen ze nog geen drie sjisomar van de plek vandaan waren waar ze net hadden gerust hoorden ze een verschrikkelijk gegil. Lysiande hield meteen haar teugels in, gevolgd door haar twee vrienden die achter haar reden en uiteindelijk stopte Zichadarus die nu helemaal voorop reed ook. Hij had het gegil ook gehoord.
‘Wat was dat?’ vroeg Spertion zachtjes.
‘Ik weet het niet, het kan een dier zijn, maar ook een mens’, antwoordde Zichadarus bijna fluisterend. ‘We moeten in ieder geval wel voorzichtig zijn nu.’
‘Nee, ik denk dat we even op onderzoek uit moeten’, zei Lysiande die absoluut niet bang uitgevallen leek.
‘Weet je dat wel zeker Lys?’ vroeg Sniafe.
‘Zeker genoeg om het risico te lopen, als het een mens is, is het toch onze taak om hem of haar te helpen?’
Haar woorden hadden effect op zowel Spertion als Zichadarus.
Sniafe was nog wel even verbaasd, maar zij was dan ook de minst avontuurlijke van de vier die op dat moment op weg waren.
‘Oké’, begon Zichadarus. ‘Volg mij. Ik weet niet wat we tegen zullen komen, maar ik kan jullie goed helpen denk ik. Ik geef jullie en mijzelf nu een dekschild zodat we waarschijnlijk niet worden opgemerkt totdat we binnen één sjisomer afstand van een persoon staan. Maar met magiërs weet je het nooit. Ze kunnen of schouwen en dan werk het schild niet. En ze kunnen een spreuk uitspreken die ons schild zichtbaar maakt.’
‘Doe toch maar voor de zekerheid Zich.’
Lysiande was degene die dit zei.
Zichadarus hief zijn armen en sprak iets uit wat niet te horen was. Een grijze flits verscheen en daarna een wolk die zich om de vier heen wrong die vanaf zowel de binnen als buitenkant niet zichtbaar was. De vier mensen die er in liepen konden vrijuit bewegen en waren niet onzichtbaar voor ieder normaal mens maar wel voor magiërs die geen spreuken gebruikten.
Daarna gingen ze op pad, op zoek naar iets waarvan ze niet wisten wat het was.
Hoofdstuk 10.
Zilofka.

Op hun zoektocht naar iets wat Lysiande menselijk leek gebeurde niet zo veel. Dus het dekschild van Zichadarus was ook niet nodig geweest.
Het bleek een meisje te zijn dat gegild had. Lysiande was de eerste die het meisje zag.
‘Daar, een meisje. Ze ligt in het gras.’
En inderdaad onder een bergpalm in het gras, half verscholen door de varens die her en der verspreid stonden langs de weg, lag het meisje. Zichadarus snelde naar het meisje toe nadat hij haar ook had gezien. Nadat Zichadarus het meisje had onderzocht en had geconstateerd dat ze geen ernstige verwondingen had keek hij naar haar gezicht.
Ze had lang, stijl, blond haar, en blauwe ogen. Ze was misschien een jaar of zeventien. Haar ogen waren blauw gekleurd, en wat verder aan haar opviel was dat ze een klein beetje appelwangetjes had. Ze was gekleed met dure kleding zo leek het.
‘Kun je me verstaan?’ vroeg de magiër in het Diskyofs aan het meisje.
Ze antwoordde in het Xidiads.
‘Ik versta de taal wel, maar ik kan hem niet spreken, ik kom uit Xisi, en mijn naam is Zilofka Quortna’, zei ze op haar hoede en met moeite. Je kon aan haar stem horen dat ze ergens veel pijn had, waar het dan ook mocht zijn.
‘Hallo, Zilofka, ik ben Zichadarus Karautus, een magiër.’
Hij stopte even want tijdens het woord magiër had hij een schrikreactie opgemerkt van Zilofka. Hij moest onwillekeurig een beetje lachen.
‘Nee, hoor lieve meid, de verhalen die je over magiërs hoort zijn niet altijd waar, dat kunnen mijn vrienden hier bevestigen.’
‘Inderdaad.’ Spertion was de eerste die naar voren stapte.
‘Mijn naam is Spertion Hirixiad, wij hielden ook eerst de boot af, maar nadat Zichadarus ons had overtuigd geen kwade bedoelingen te hebben, hebben we meteen vriendschap met hem gesloten.’
Zilofka was enigszins gerust gesteld door Spertion maar vroeg toch aan Zichadarus of hij haar ook kon laten zien dat hij niks kwaads in de zin had.
‘Met alle plezier, Zilofka, heb je veel pijn?’
‘Nogal, ik heb behoorlijke hoofdpijn, ze hebben me geslagen en op de grond gegooid, en me als oud vuil laten liggen.’
‘Dat is zeer vervelend, zal ik je weer van je pijn afhelpen?’
‘Kunt u dat? O, ja. Zeer graag Zichadarus’, zei Zilofka die bijna in tranen uitbarstte van geluk bij het vooruitzicht om van de pijn af te zijn.’
‘Sdropia’, zei Zichadarus terwijl hij een cirkelbeweging met zijn rechterhand maakte.
‘Het is, het is weg, heel erg bedankt Zichadarus.’
‘Geen dank hoor meid, ik was verplicht dit te doen, voor mij zelf dan als burgertaak. Toch beschouw ik mezelf als burger van deze planeet. En dan is het toch een burgerplicht dat je elkaar helpt? Je kunt iemand in nood toch niet laten liggen alsof degene een zak vuil is?.’
‘Nee, daar hebt u helemaal gelijk in.’
‘Trouwens, Zilofka hoe oud ben je eigenlijk?’ Lysiande was naar voren gekomen. Sniafe volgde ook.
‘Straks in vogelmaand word ik zeventien.’
‘Dat is een mooie leeftijd’, zei Sniafe. ‘Ik wou dat ik weer die leeftijd had. Toen ik jou leeftijd had, heb ik de liefde van mijn leven leren kennen.’
‘Is het zo?’ vroeg Zilofka, die meteen vriendschap had gesloten met allemaal. Ze had besloten hun vriendschap te aanvaarden omdat Zichadarus haar had genezen.
‘Ja, maar Pratioson is ontvoerd door de Xidiandsen, wij zijn nu op weg om hem daar weg te halen.’
Dit was niet Sniafe die dit zei maar Lysiande.
Zilofka sloeg een kreetje bij het horen van de Xidiandsen.
‘Nu je het daar over hebt, Xidiandsen hebben mij aangevallen.’
‘Wat?’ riep Spertion uit.
‘De Xidiandsen hebben mij aangevallen.’
‘Hoeveel waren het er?’ vroeg Zichadarus.
‘Ik meen vier, maar ik kan het me niet meer zo goed herinneren, ik weet wel dat ik hier een tijdje ben vastgehouden.’
‘Dat is niet zo mooi, dat betekent dat ze in de buurt zijn’, zei Zichadarus ernstig.
‘Zilofka, wil je weer terug naar Xisi. Zo ja, dan kun je met ons mee. Ik heb al gezien dat je een gezellige reisgenoot bent, en kennelijk heb je ook al vrienden gemaakt met Lysiande, Spertion en Sniafe.’
‘Ik zou graag met jullie mee willen, maar ik moet naar Fragien. Mijn vader, Fios Dalo Quortna die in het stadsbestuur van Xisi zit heeft me gestuurd voor een boodschap aan Gringastor Vioplokos.’
‘Zilofka ik kan je niet tegenhouden’, zei Zichadarus geruststellend tegen Zilofka die een beetje in paniek raakte.
‘Maar ik ben een magiër. Ik ben zelfs magister geweest in de tijd dat ik nog in de Aura woonde, ik heb mogelijkheden om doormiddel van toverkracht jou boodschap over te kunnen brengen. En ten tweede raad ik je af om naar Fragien te gaan, want op dit moment kan de stad worden aangevallen door Xidiandsen, je zou er denk ik niet levend vandaan komen.’
‘Als mijn boodschap maar bij Gringastor Vioplokos komt.’
‘Dat zal geen probleem zijn, ik kan je rechtstreeks met hem in contact brengen. Er van uitgaande dat hij dat ook wil.’
‘En daarvoor hoef ik dus niet eerst helemaal naar Fragien?’
Zilofka viel van de ene verbazing in de andere.
‘Nee. Ik kan echter niet hier met hem in contact leggen, ik heb water nodig, is hier ergens een beekje of zo in de buurt?’
‘Als ik me het goed kan herinneren zijn we, toen de Xidiandsen me hierheen brachten, een brug over gegaan, nog geen honderd sjisomer hier vandaan.’
Spertion, Sniafe en Lysiande konden goed volgen wat er gezegd werd, want Xidiads was een wereldtaal op de planeet en een verplicht vak om examen in te doen als je van de derde school kwam.
‘Nou, zich, dan moesten we maar eens op zoek gaan naar dat water’, zei Sniafe.
‘Ja, dat lijkt mij ook’, zei Lysiande, en ze gingen op weg. Zichadarus als leider voorop, daar tussen Lysiande, Sniafe en Zilofka. En Spertion achteraan. Spertion verkoos het nu niet naast Lysiande te lopen, maar de achterhoede op zich te nemen voor het geval dat de Xidiandsen een onverwachte aanval deden. Drie kwartier later hadden ze de brug gevonden. Er stond nog maar een klein beetje water in de rivier die er onderdoor stroomde. Maar het was genoeg voor Zichadarus. Eerst pakte hij wat water en tuurde er aandachtig naar.
‘Het is de Voilklans, die stroomt van de Fragiabergen naar Fragien en daarna verder stroomt richting de baai des levens.’
Zilofka en de anderen kregen steeds meer bewondering voor de magiër. Hij bevatte krachten waar ze alleen maar over konden dromen. Zichadarus groef een kleine kuil in het zand naast de rivier en sprak een spreuk over de kuil uit zodat het water wat hij er later in deed niet zou weglopen. Toen het water er in zat zei hij luid en duidelijk: ’Gringastor Vioplokos, er is een bericht voor je van een meisje uit Xisi, graag antwoord geven.’
Zilofka die het niet zo met magie op had, geloofde er niet in dat er antwoord kwam. Maar nadat het ongeveer een minuut stil was geweest hoorden ze erg duidelijk en hard een stem spreken.
‘Magiër Zichadarus Karautus, wie is het meisje met de boodschap en wat is de boodschap?’
Nu moesten allemaal op Zichadarus na even slikken. Dit was magie van de hoogste kwaliteit. Zichadarus kon zichzelf laten verdwijnen en weer tevoorschijn laten komen. Maar dat hij ook mensen zo dicht naar zichzelf toe kon laten komen, zei het dan niet in uiterlijke vorm deed hun nog verbazing alleen maar toe nemen.
Tijdens het schouwen vanuit de berghut was er ook geen geluid te horen geweest.
‘Het meisje is Zilofka Quortna, uit Xisi. Wat de boodschap is weet ik niet, maar ze kan het u ongetwijfeld zelf vertellen. Mocht u op dit moment bij een spiegel in de buurt zijn. Kijk er dan in, en u zult ons zien, evenals wij u zullen zien.’
‘Wacht even, dan loop ik er naar toe.’
Zichadarus wenkte Zilofka om naar hem toe te komen. Lysiande en de anderen waren zo nieuwsgierig dat ze ook om de kuil met water heen kwamen staan. En jawel hoor. Even later verscheen het ronde gezicht van Gringastor in het water. Het was zo duidelijk en scherp dat ze zelfs de bruine kleur van zijn ogen konden onderscheiden. Toen hij begon te praten kon je zien dat hij een tand miste. Lysiande wist dat hij een tand miste en Sniafe ook. Spertion wist het niet en moest een beetje lachen Gringastor trok zich er niets van aan. Hij was het gewend en vond het niet erg.
‘Zilofka Quortna, je hebt geluk dat je deze magiër hebt ontmoet ik ken hem via andere mensen hier in Fragien’, begon hij vriendelijk. ‘Zou je mij de boodschap willen geven?’
Zilofka keek Zichadarus even aan en daarna Lysiande voordat ze in de kuil keek.
‘Gringastor Vioplokos, stadhouder van Fragien. Mijn dank namens mijn vader dat ik u heb kunnen bereiken. De boodschap die hij mij zei om aan u door te geven is kort. Het is in codetaal en ook van groot belang dat u het weet. En u bent ook de enige persoon in de omgeving die het kan begrijpen zonder uitleg over de code. Mijn vader heeft mij ook uitgelegd wat de boodschap betekent, dus ik snap het ook. En ik als de dochter van Fios Dalo Quortna, lid van het stadsbestuur Xisi, kon niet weigeren om u de boodschap door te geven, hij luid als volgt: “Varkens en koeien zullen het niet overleven. De boer moet veel werk verzetten om de kippen te redden”, dat was het enige wat hij vertelde.’
‘Dank je wel Zilofka’, zei Gringastor die diep zuchtte. ‘Dit is inderdaad slecht nieuws. Ik heb het ook al op het journaal gehoord, maar nu het ook al in Xisi speelt moet er heel snel iets aan gedaan worden Zichadarus, begrijpt u het?’
‘Ja zeker stadhouder.’
‘Wilt u dan zo vriendelijk zijn het de anderen uit te leggen die nu bij u aanwezig zijn? Ik moet nu namelijk als de wiedeweerga maatregelen gaan nemen.’
‘Dat verbaast mij niets stadhouder, ik zal het uitleggen. Ik verbreek nu de verbinding.’
Bij die woorden verdween het gezicht van Gringastor uit het water en liep het water weg uit de kuil.
‘Ik moet jullie wat vertellen zoals jullie al van Gringastor hebben gehoord. Ik doe dat pas vanavond. Nu is het doel voor vandaag om het magiërwoud te halen voor het donker word.’
‘Kun jij ons beschermen met een spreuk Zichadarus, om ons voor te bereiden op een eventuele aanval?’ vroeg Zilofka. Ze had al gehoord dat de rest hem Zich en je noemden. Maar voor Zich vond ze het nog te vroeg. Ze noemde iedereen in de wereld ‘u.’ Behalve kinderen, tieners en familieleden. Maar als ze hoorde dat iemand anders een persoon niet ‘u’ noemde, maar 'jij.’
Dan ging ze zelf die persoon ‘je’ of ‘jij’ noemen. Ze mocht Zichadarus graag en ze noemde hem dus ‘jij.
‘Dat zou ik wel kunnen, maar dat kost me ontzettend veel energie. De spreuk moet namelijk een nacht achter elkaar werken. Je hebt er minstens twee magiërs voor nodig.’
Zilofka keek een beetje angstig toen ze hoorde dat het waarschijnlijk niet zou lukken. Maar Sniafe bracht redding.
‘Zich, kun je niet hetzelfde doen als met jouw huis? In mijn rugzak zit nog een slot. Dat kun je vastmaken aan de tent. En de tent kun je zo beheksen dat anderen hem niet makkelijk kunnen vinden.’
‘Ja’, viel Spertion bij ‘Gewoon de tent dezelfde kleur geven als de achtergrond waar we hem neerzetten.'Ook met dezelfde patronen als de omgeving en eventueel een spreuk die gebeurtenissen laat zien mochten die gebeuren achter de tent. Net alsof je er doorheen kijkt maar dat wij hem nog wel kunnen zien’
‘Kort samengevat dus’, zei Lysiande. ‘Onzichtbaar maken. Een schuttent dus maar dan nog meer doormiddel van magie.’
‘Inderdaad, dat is toch niet zo moeilijk’, zei Sniafe.
Zichadarus dacht even na en zei:
‘Ja, dat moet niet moeilijk zijn. Een onzichtbaarheidspreuk en een slotspreuk. Goed idee, dat zal ik doen, maar we moeten nu echt op weg. Zilofka. Jij kunt bij mij achterop als je wil maar je mag zelf kiezen op welk paard je mee wil rijden.’
Nog voor Zichadarus goed en wel was uitgesproken had Zilofka al gekozen om bij hem op het paard te zitten. Toen alles weer was ingepakt en op de pakezel was geladen trokken ze verder. Tegen vier uur in de middag begon de weg behoorlijk te glooien. Dat merkten de paarden en de ezel ook en ze begonnen langzamer te lopen. Wonderbaarlijk genoeg waren ze nog geen auto of motor tegengekomen viel Lysiande op. Waarschijnlijk zitten die mensen toch allemaal thuis, ze durven vast niet op pad met de Xidiandsen zo dicht in de buurt, dacht ze.
Toen het vijf uur was bereikten ze het magiërwoud.
Dat lag op ongeveer twee sjisomar hoogte. Hier was het een stuk kouder dan het was op de plaats beneden aan de berg waar ze gerust hadden.
Zichadarus adviseerde de vier personen die hij naar Xisi moest leiden om een trui aan te doen. Het zou volgens hem wel eens behoorlijk koud kunnen worden in de komende uren. En hij kreeg gelijk. Om zes uur werd het donker. Dat gebeurde in dat deel van Diskyof altijd razendsnel. Het groepje magiërs onder leiding van Xip zorgden hier waarschijnlijk voor.
En als het donker is word het snel koud. Maar Zichadarus had hier wel een oplossing voor.
Hij pakte een tak van de grond en zei ‘ruuv’ en het werd een brandende fakkel. Dit was ook weer een van de simpele spreuken dus Lysiande, Spertion en Sniafe hadden ook al snel hun eigen fakkel. En nadat Zichadarus het aan Zilofka had geleerd had zij ook binnen de kortste keren ook haar eigen vuurtje. Naarmate ze verder reden werd het bos steeds dichter en dichter. Het pad bleef wel bestaan maar hield er op een gegeven moment toch mee op. Waar de reizigers ook keken. Overal zagen ze de nachtelijke rust die het bos uitstraalde.
‘Kijk, daar liggen boseekhoorntjes te slapen’, fluisterde Zilofka die hier tussen de bomen helemaal in haar element was en naar boven wees.
Inderdaad lagen er een paar eekhoorntjes te slapen op een laaghangende tak.
‘Wauw’, fluisterde Spertion. ‘Ik had niet gedacht dat een bos zo mooi kon zijn bij nacht, en ook niet bij dag. Geweldig.’
‘Moet je daar eens kijken, gewoon bergaapjes zo dicht hier bij het pad.’
Sniafe was al van haar paard gestegen om ze beter te kunnen bekijken. Zichadarus liet haar begaan. Toen Lysiande, Spertion en Zilofka ook afstegen, steeg Zichadarus zelf ook af en gebaarde met zijn handen naar de paarden en de ezel dat ze hem moesten volgen. Hij had dit bos al vaker bezocht als hij wandelingen maakte vanuit zijn berghut. Hij kwam er graag terug. De dieren waren al zo gewend geraakt aan de reizigers dat Zichadarus geen eens meer magie hoefde te gebruiken.
Zelf vond hij het nachtelijke bos ook bijzonder mooi om te zien. En hij was ook heel erg blij om te zien dat er nog zoiets bestond. Ver weg van alle drukte die in Fragien en haar nabije omgeving zo gebruikelijk was. Hij was ook blij om te zien dat de tieners die hij door het bos gidste respect hadden voor wat er hier zich afspeelde.
Je vond niet gauw in Fragien of waar dan ook in Diskyof een groep tieners die zó omgingen met de natuur.
‘Snif, kom hier eens kijken’, riep Spertion Sniafe zachtjes. ‘Hier ligt een enorme kikker te slapen.’
Sniafe kwam kijken en moest bijna hardop lachen, maar ze deed het niet. Maar het was wel grappig om te zien hoe een kikker sliep. De kikker had zijn ogen open maar bewoog niet. Behalve dan dat er steeds een bobbel op zijn rug verscheen.
Zichadarus was een eindje verder gelopen, niet meer dan vijftig sjisomer en kwam een beekje tegen wat hij nog niet had gehoord door de geluiden van het nachtelijke schoon. Hij besefte dat er voor de dieren, evenals voor de tieners en voor hem geen betere plek was om de nacht door te brengen dan hier.
Hij liep terug naar de tieners en zei dat hij een schitterende plek had gevonden om te overnachten.
‘Laten we dan maar op jou inzicht afgaan Zich’, zei Lysiande. ‘Ik zou hier dolgraag willen overnachten. Maar ik betwijfel of ik zal kunnen slapen. Ik denk dat ik nog wel een tijdje wakker zou liggen om naar de dieren te kijken en te luisteren.’
‘Kom maar mee’, zei Zichadarus die ook aan de anderen zag dat hij ze naar een goede plek had geloodst. Hij zette de tent geluidloos op met behulp van magie en kroop er in en viel in slaap. Sniafe en Zilofka volgden hem.
‘Sper, ik zou het voor een miljoen grosos niet willen missen om hier in de openlucht te slapen’, zei Lysiande tegen Spertion toen ze alleen waren.
‘Nee, lief, ik ook niet. Dit is gewoon te mooi’, was het antwoord van Spertion.
Hij keek in de tent of een van de tweepersoons luchtbedden nog niet in beslag genomen waren door de rest. Hij zag dat het er nog was. Maar net toen hij het eruit wou pakken zag hij ook dat Zichadarus een blauwe gloed om zich heen had en dat hij zweefde. Spertion genoot even van het tevreden zien slapen van iedereen in de tent voordat hij Lysiande wenkte om het schouwspel dat Zichadarus had verwekt te laten zien.
‘Ik geloofde eerlijk gezegd niet dat hij dat kon’, zei hij tegen haar.
‘Ik ook niet, maar ik dacht wel dat hij het kon. En nu zie ik het met eigen ogen. Geweldig.’
‘Laten we maar gaan liggen schatje. Misschien wordt hij of iemand anders wel wakker als we hier blijven staan.’
Lysiande knikte en hielp Spertion bij het dragen van het luchtbed. Vijf minuten later lag het jonge stel naast elkaar op het luchtbed en keken nog een lange tijd om zich heen voordat ze in slaap vielen.
Lysiande had haar arm om Spertion geslagen en hij zijn arm om haar. Het ideale plaatje van een stel dat gelukkig is.
Hoofdstuk 11.
De Aura.

De volgende morgen was Lysiande als eerste wakker, althans zo leek het volgens haar.
Ze zocht in hun bagage of er iets te eten was, en nadat ze een appel had gepakt liep ze weer terug naar Spertion om hem zachtjes wakker te kussen.
Maar net voordat ze hem wou kussen, hoorde ze een geluid.
Van schrik kon ze even niet meer bewegen.
Het waren toch geen Xidiandsen die even dachten aan te vallen nu ze hier zo lagen te slapen.
Toen Lysiande eenmaal weer een beetje van de schrik bekomen was keek ze eens goed in het rond en ontdekte toen Zilofka die erg druk bezig was met het staren naar de grond.
Lysiande liep op haar af.
‘Goedemorgen, Zilofka.’
‘Morgen, Lysiande.’
‘Wat ben je aan het doen?’
‘Ik zoek kruiden. Ik ben namelijk bezig met het ontbijt. Achter de tent heb ik al een vuurplaatsje gemaakt waar we wat op kunnen koken.’
‘Wat ga je maken dan?’ Lysiande was een beetje nieuwsgierig nadat ze Zilofka met kruiden in de weer zag.
‘Ik ga Vixas klaarmaken, dat is hét ontbijt van Xisi.
Als je ergens een ontbijt bestelt, krijg je negen van de tien keer Vixas geserveerd.’
‘Kan ik ook wat voor je doen Zilofka?’ vroeg Lysiande behulpzaam.
‘Ja, als jij het vuur even wil aanmaken zal dat wel prettig zijn.’
Lysiande schoot het net te binnen dat Zichadarus had gezweefd.
‘Zeg, Zilofka, heb je ook gezien dat Zichadarus zweefde?’
‘Ja, echt een mooi gezicht, joh.’
‘Schitterend met die blauwe gloed zo, maar ik ga nu vuur maken, en de rest wekken. Ik zie je zo weer bij de vuurplaats toch Zilofka?’
‘Ja natuurlijk, ik moet het eten toch maken?’
Lysiande liep weer in de richting van de tent en maakte Spertion eerst wakker. Ze zei tegen hem dat Zichadarus aan het zweven was, en daaropvolgend rende Spertion naar de tent en rukte hem open.
Op dat moment werd Sniafe ook wakker, keken ze met zijn drieën naar Zichadarus die nog steeds zweefde.
Al met al bleven ze ongeveer een half uur kijken.
Ze hielden daarmee op toen een uitnodigende geur hun kant op kwam gewaaid.
‘Oh, dat is Zilofka, ze heeft ons ontbijt klaargemaakt’, zei Lysiande.
‘Wat heeft ze klaargemaakt dan, ik hoop wel dat het lekker is, want ik heb redelijk grote honger.’
‘Ze noemt het Vixas, en het schijnt heel erg populair te zijn in Xisi.’
‘Vixas’, zei Sniafe verrukt. ‘Dat is echt zo ontzettend lekker. Ik heb het wel eens gehad. Het smaakt een beetje als een boterham met ei, maar dan nog lekkerder. Het is eigenlijk niet uit te leggen hoe het smaakt. Je moet het maar gewoon proberen.’
‘Nou’, zei Spertion gerustgesteld. ‘Als Snif het zegt, dan zal het inderdaad wel erg lekker zijn.’
Daarna stapten de drie weer uit de tent en liepen naar de achterkant daarvan, waar Zilofka net het eten klaar had.
Zilofka deelde porties uit. En iedereen vond het erg lekker.
Nadat ze het ophadden kwam Zichadarus de tent uit.
‘Wat ruikt het hier lekker’, zei hij terwijl hij de geur opsnoof.
‘Het is Vixas’, zei Zilofka. ‘Wil je ook wat?’
‘Graag’, zei Zichadarus die een soepkom vol liet schenken.
‘Maar mensen, we moeten ook een beetje opschieten, want het is al laat in de ochtend. En ik wou voor dat de avond valt de Aura binnenrijden.’
‘Ik heb er echt nu al zin in’, zei Spertion.
‘Het is ook erg mooi’, bevestigde Zichadarus.
Nadat ze de Vixas volledig hadden opgemaakt gingen de vijf zich nog even wassen in de beek, voordat ze de bagage weer op de ezel hesen om daarna verder te trekken.
De rest van de dag genoten ze van het magiërwoud dat ook bij dag erg mooi bleek te zijn.
Toen de zon langzaam maar zeker begon te zakken naderden ze het einde van het woud.
Toen ze er uit kwamen zagen ze een kleine vallei voor hen liggen.
De vallei was bijzonder mooi, met allemaal riviertjes die vanaf de rand naar beneden stroomden. Alle riviertjes liepen naar een dorp. De Aura.
‘Daar, daar is de Aura’, schreeuwde Lysiande van opwinding.
‘Kom op, vol galop erop af’, reageerde Spertion op het enthousiasme van Lysiande.
‘Ho, wacht even, en de ezel dan?’ vroeg Zilofka.
‘Die ezel komt vanzelf naar de Aura’, zei Zichadarus. Hij weet mij altijd te vinden, en zal me altijd achterna komen.’
‘Kom op naar de Aura’, zei Sniafe die ook behoorlijk enthousiast was.
‘En niet te vergeten, in vol galop’, zei Zichadarus lachend. ‘Ik heb zelf zin om ook weer lekker te galopperen, dat heb ik erg lang niet meer gedaan.’
En bij die woorden gaven ze hun paarden de sporen en vervolgden hun weg naar de Aura.
Toen Lysiande achterom keek zag ze nog eventjes dat de ezel hun stond aan te kijken zoals van: waar gaan jullie nou naar toe?
Maar daarna had het dier een andere uitdrukking.
Zo eentje die zegt van: waar jullie ook heen gaan ik zal volgen.
Zodoende galoppeerden de vijf vrienden de vallei in.
Zichadarus had zijn paard betoverd om hem meer draagkracht te geven, want als het dier gewoon liep dan kon hij nog wel een tweede persoon dragen. In draf ook wel, maar in vol galop moest het dier toch afzien om een tweede persoon te dragen.
Ze galoppeerden langs verschillende riviertjes, waar langs de oevers de varens dicht opeen stonden. Ook vond je aan weerskanten van het pad waar de vijf op reden, verschillende soorten bomen.
Exotische bomen vooral, zoals palmen, mangroves, en nog meer van dat soort bomen.
Ze waren dan wel op meer dan twee sjisomar hoogte, maar omdat het weer hier anders geregeld was, omdat de aura zo dicht in de buurt was, konden hier toch met gemak exotische bomen groeien.
Ook passeerden ze enkele sinaasappel bomen, en een paar druiven plantages. Allemaal werden ze onderhouden door magiërs zag Lysiande.
‘Ik wist helemaal niet dat magiërs ook zulk soort arbeid verrichten’, zei ze vragend naar Zichadarus toe.
‘Ja’, antwoordde de magiër. ‘Toch doen ze het. Eten is niet zomaar tevoorschijn te toveren, dat moeten ze toch zelf verbouwen.’
Even later kwamen ze bij de Aura aan. En zelfs Zichadarus stond even versteld van de pracht en praal die het dorp had.
Kennelijk had zijn zoon renovaties uit laten voeren, want in zijn tijd, zagen sommige gebouwen er nogal vervallen uit. Maar nu was alles weer in zijn oorspronkelijke staat hersteld.
Gelijk toen ze de poort onderdoor waren kwamen ze op een plein uit.
In het midden vond je een fontein met een beeld erop. Dat beeld was van de oppergod van de magiërs, Sopiodus. En aan de zijkanten van het plein waren verschillende gebouwen te vinden.
Ze waren allemaal van witte bakstenen gemaakt, en op sommige gebouwen groeide wat klimop. Ook vond je op het plein verschillende bomen en planten.
En om de fontein heen was een bloemperkje gemaakt, met verschillende geplaveide paadjes om naar de fontein toe te kunnen lopen.
Spertion keek eens goed om zich heen.
‘Wauw, dat is het enige wat ik op dit moment kan zeggen’, zei hij met diep ontzag.
‘Moet je toch eens kijken’, zei Lysiande daarop. ‘Zelfs het plein lijkt wel van marmer te zijn.’
‘Ik had ook niet gedacht dat alles zo mooi zou zijn’, zei Zichadarus. ‘In mijn tijd was alles nog niet zo. Volgens mij moet mijn zoon enkele renovaties hebben laten uitvoeren.’
‘Laten we hem maar gaan opzoeken’, zei Sniafe.
‘Volg me dan maar’, antwoordde Zichadarus hierop.
Ze gingen de breedste straat in die aan het plein grensde, en reden ongeveer honderd vijftig sjisomar door tot dat ze bij een huis aankwamen dat niet uit steen was opgetrokken zoals alle andere, maar dit huis was opgetrokken uit puur marmer.
‘Het huis van de magister’, zei Zichadarus.
Op het moment dat hij dat zei kwam er iemand naar buiten.
‘Vader!’ sprak de man. ‘Eindelijk ben je dan gekomen, wat fijn om je weer te zien.’
Zichadarus dacht verder niet na, maar steeg af van zijn paard en vloog zijn zoon om de nek.
‘Ook fijn om jou weer te zien, Klistadu.’
‘Ik had gedacht dat je nooit meer terug zou komen’, zei Klistadu.
‘Nou, zo zie je maar weer, dat dát dus niet waar is.’
‘Gelukkig niet nee. Ik zat al de hele tijd te hopen op een teken van leven van je. Helemaal omdat ik nu de laatste tijd niet zo geliefd meer ben.’
Klistadu sprak de laatste zin verdrietig uit.
‘En dat allemaal door die achterlijke Xip Lasto Provensochi. Hij is het. Hij is het die mij wil ruïneren.’
‘Ja ik weet het’, antwoordde Zichadarus meelevend met zijn zoon.
‘Ik weet nog goed hoe hij het dorp half in de as had laten leggen en mij de schuld wist te geven.’
‘Dat is gewoon een getuigenis van zwakte lieve vader.’ Klistadu had nog steeds met zijn vader te doen, die nog steeds magister had kunnen zijn, als het lot niet anders beslist had.
Zichadarus leek een beetje aangeslagen nu alles zo weer boven kwam, maar hij vermande zich en realiseerde dat hij zijn vrienden nog niet eens had voorgesteld.
‘Beste Klistadu, ik heb je nog geeneens voorgesteld aan mijn vrienden, dus als je mij toestaat zal ik dat nu doen.’
Zichadarus sprak de plechtige woorden uit zoals dat volgens de rituelen van de magiërs hoorde.
‘Laat hen dat zelf maar doen’, antwoordde Klistadu.
Lysiande stapte naar voren.
‘Hoe wilt u dat we dat doen?’ vroeg ze. ‘Met behulp van magie, of zonder?’
‘Nou, als jullie magie kunnen gebruiken dan wil ik dat wel zien’, zei Klistadu bijna ongelovig.
‘Dan kom ik eerst aan de beurt’, zei Lysiande.
Ze zwaaide met haar armen en sprak haar naam uit:
‘Lysiande Hichiad!’
En opeens verschenen er een paar rode en blauwe flitsen die naar de hemel rezen en vervolgens haar naam spelden.
Daarna deden Zilofka, Spertion en Sniafe precies hetzelfde. Allemaal nog spectaculairder dan hun voorganger of voorgangster.
‘Ongelofelijk vader, U hebt ze de gave goed bijgebracht, ongelofelijk.’
‘Was dat het enige wat jullie nietsnutten kunnen laten zien’, zei een stem sarcastisch die uit het niets leek te komen.
Iedereen schrok en keek in het rond. Maar het groepje was de enige die op het plein aanwezig waren.
Maar Zichadarus liet zich niet kennen.
‘Wel een beetje zielig hè, Xip? Jezelf onzichtbaar maken om je mening te geven over mijn vrienden en om zelf geen kritiek te hoeven krijgen.’
Zichadarus keek heel doelbewust naar een plek op het plein, in de buurt van de fontein.
‘Xip, laat dat achterlijke gezicht van je eens zien als je durft. Het is niet gepast voor een magiër, zelfs voor jou als onverantwoordelijke magiër, om zijn of haar gezicht niet te laten zien!’
‘Ja, leuk hoor’, antwoordde Xip hierop. ‘Denk je nou echt dat ik zo stom ben om mijn gezicht nu te laten zien. Dat dacht ik dus niet hè? Ouwe zak die je er bent!’
‘Zeg dat nog eens als je durft!’ Zichadarus werd boos.
‘Ouwe zak die je er bent’, herhaalde Xip.
Zichadarus keek zijn zoon even aan om vervolgens zijn blik op zijn vrienden te richten. Iedereen begreep wat Zichadarus bedoelde.
Eerst kwamen Zichadarus zelf en Klistadu in actie.
Ze hieven hun handen op en spraken iets uit dat onverstaanbaar was, waarna er een rode en een blauwe gloed op het plein verscheen.
En even later werd de gestalte van Xip Lasto Provensochi zichtbaar.
Maar Xip was zelf ook niet achterlijk, hij was niet voor niets een beruchte zwarte magiër die zich voordeed als een magiër die witte magie gebruikte om bij de andere mensen in de gunst te komen.
Hij besloot zijn aanval niet te richten op de magiërs maar op één van de vier vrienden. Hij koos Sniafe als doelwit uit.
Sniafe die zelf bezig was om een aanval op te zetten voelde dat ze op de grond werd gegooid. Dat ging met een ontzettende kracht gepaard, dat ze even al het zuurstof uit haar longen dreigde te verliezen. Maar gelukkig had ze de steun van twee magiërs, en van haar vrienden.
Spertion was de eerste van allemaal die actie ondernam. Hij was wel erg moedig en roekeloos.
Niemand zou het zo open en bloot tegen een magiër op durven te nemen, laat staan een duistere magiër. Maar toch wist Spertion zichzelf moed in te praten voordat hij de aanval inzette.
En wonderbaarlijk genoeg wist hij Xip Lasto Provensochi goed te raken. Hij had erg goed opgelet bij de magielessen van Zichadarus en had ook goed opgelet als de magiër zelf een spreuk had uitgesproken. Zei het om te verdwijnen, te repareren of wat dan ook.
Nadat Xip was getroffen door de aanval van Spertion, vloeide het bloed uit het hoofd van de duistere magiër. Maar degene liet zich niet kisten.
‘Wat denk je nou, klein opdondertje. Denk je echt dat je mij met de beginselen van de magie dodelijk kan verwonden? Hier, ik zal je eens wat geven om over na te denken.’
En bij die woorden vuurde Xip een groene flits op Spertion af.
Hij werd meer dan twintig sjisomer over het plein geslingerd door de kracht van de groene flits die zijn lichaam raakte. Vlak voor de fontein kwam hij pijnlijk tot stilstand.
Iedereen keek een fractie om naar Spertion om te zien hoe hij het er vanaf had gebracht.
Xip maakte van die mogelijkheid gebruik om de volgende aanval in te zetten.
Hij vuurde een gele lichtflits op Sniafe af, die het daarop uitgilde van de pijn. En wat bleek, haar ontblote benen, ze droeg een rokje, zaten onder het bloed.
‘Zo kan het niet langer’, zei Zichadarus in zichzelf.
‘Klistadu, we moeten onze vrienden helpen. Ik denk dat ik Xip nog wel even bezig kan houden, maar jij moet er voor zorgen dat je Fioko haalt. Samen met haar kunnen we Xip tot overgave dwingen.’
‘Ik zal ervoor zorgen vader, ik weet waar ze nu is, dus met een minuut of vijf ben ik weer terug.’
Nadat Klistadu dit had gezegd liep hij één van de brede straten in die op het plein uitkwamen, en weldra was hij uit het gezicht verdwenen.
Xip dacht er zijn voordeel mee in te zien, nu Klistadu weg was gegaan.
Hij besmeurde Lysiande en Zilofka ook met bloed, en richtte zich daarna op Zichadarus.
De duistere magiër had Lysiande een flinke hoofdwond bezorgd en Zilofka lag bewusteloos op de grond terwijl er bloed uit haar arm kwam. Gelukkig was het allemaal niet zo erg als het leek.
Met Zichadarus had Xip wat meer moeite, althans zo leek het voor hem. Maar Zichadarus was een hele sterke tegenstander. Daar kwam hij later achter, nadat Zichadarus hem een flinke steek in de maag toediende. En weer vloeide er bloed.
Maar Xip wist van geen opgeven. Steeds weer haalde hij uit naar zijn tegenstanders, die na al een paar minuten geen verweer meer hadden. Alleen Zichadarus had nog de volle kracht om aan te vallen en te verdedigen.
‘Klistadu, waar blijf je nou?’ vroeg hij zichzelf hardop af.
En op het moment dat hij dat zei verscheen zijn zoon en Fioko kwam met hem mee.
Zichadarus liep op de twee af en samen begonnen ze vreemde gebaren te maken, en vreemde woorden te noemen.
Spertion, Lysiande, Sniafe en Zilofka lagen op de grond naar het tafereel te kijken. Ze hadden bijna geen kracht meer over dus kozen ze er maar voor om te blijven liggen.
Op een gegeven ogenblik zagen ze Xip op de grond liggen als een hoopje oud vuil, en meteen voelden ze hun krachten terugstromen en gingen hun wonden vanzelf dicht.
Klistadu, Fioko en Zichadarus hadden een gezamenlijke spreuk weten te forceren waardoor Xip niet meer kon bewegen.
Klistadu liep naar Xip toe en sprak hem boos toe:
‘Xip Lasto Provensochi!’, bulderde hij.
‘Je bent als magiër heel, heel erg over de schreef gegaan, door mij, magister van de Aura, mijn vader, en zijn vrienden aan te vallen. Om nog maar te zwijgen van de andere daden die je onze medebewoners hebt geflikt. Xip, je bent het niet waard om magiër te zijn. Hoor je me Xip? Je bent het verdomme niet waard om magiër te zijn. Je bent nog niet eens goed genoeg om als een zak stront hier te liggen.’ Klistadu was erg boos nu hij zo tegen Xip sprak.
Zichadarus nam het van hem over.
‘Daarom zullen we je nu ontdoen van je magische gaven, en word je voor onbepaalde tijd opgesloten in het hok der verdoemenis.’
Xip huiverde toen hij dit hoorde, maar hij kon er niets tegen doen.
‘En bovendien zal ik alle magiërs van de Aura inlichten over de daad die je mij geflikt hebt.
Ook zal ik een stemronde laten houden over wat er met jou moet gebeuren. Ze hebben dan de keuze tussen verbanning, de brandstapel, of de vloek des doods. En natuurlijk hebben ze de mogelijkheid om je in de Aura te laten blijven. Dit vind ik nog behoorlijk fair, na wat je allemaal hebt gedaan. Ik zou de laatste optie eigenlijk helemaal niet moeten gebruiken, maar ja, het is nou eenmaal iets dat uit de oude tijden stamt, en ik wil het graag in ere houden.
Zichadarus keek even naar zijn zoon die vervolgens zijn handen de lucht in stak en een goudkleurig licht om zich heen weefde.
Even later kwamen er soldaten van de magister aangelopen.
‘Zeg het maar’, zei een van de soldaten tegen Klistadu.
‘Neem Xip zo meteen mee, nadat ik met hem klaar ben. Stop hem dan in cel dertien van het hok der verdoemenis.’
‘Tot uw orders magister’, antwoordde de andere soldaat.
‘Nu, Xip, zal ik je van al je magische krachten beroven.’ Hij keek expres niet naar de duistere magiër, en stak één van zijn armen naar opzij richting Xip. Uit zijn hand kwam een zwarte lichtflits tevoorschijn en daarna zag iedereen Xip zoals hij echt was: een oud mannetje dat altijd had gedacht dat hij alles en iedereen naar zijn hand kon zetten, doormiddel van geweld, doormiddel van intimidatie, of wat dan ook. Maar nu was er gelukkig een einde aan het tijdperk waarin Xip Lasto Provensochi list en bedrog gebruikte om de wereld van de magie naar zijn hand te zetten.
Daarna werd de duistere magiër afgevoerd.
‘Zo, dat is dan ook weer gebeurd’, zei Zichadarus een beetje sarcastisch. Sarcastisch was het ook bedoeld, maar daar had hij alle recht toe na wat Xip hem had geflikt.
‘Eindelijk verlost van die eikel’, antwoordde Klistadu ter bevestiging op wat zijn vader zei.
‘Maar nu even over jullie’, zei de magister met zijn blik op het groepje gasten dat hij had ontvangen.
‘Om even duidelijk te zijn. Jullie zijn altijd, en dan bedoel ik ook altijd, welkom in de Aura. Zelfs als ik geen magister meer ben zullen jullie daden niet vergeten worden door zowel de andere magiërs als de andere magisters. Voor nu, jullie zijn zo lang als jullie willen te gast bij mij en mijn vrouw Hiodoa…’
Klistadu werd onderbroken door zijn vader.
‘Dus je bent toch met haar getrouwd godzijdank. Ik weet nog dat haar vader dreigde uit de Aura te vertrekken als je dat wou doorzetten.’
‘Ja, dat klopt ook, en dat is ook gebeurd. Maar hij is amper een week weggeweest. Daarna kwam hij om vergeving van zijn daden vragen. Uiteraard heb ik hem die gegeven, want hij is altijd een goed voorbeeld geweest van hoe een magiër hoort te zijn. En zodoende kon ik hem ook officieel de hand van zijn dochter vragen zonder dat ik dat dreigement naar mijn kop geslingerd kreeg van dat hij de Aura zou verlaten als ik het waagde om met zijn dochter te trouwen.’
‘Gelukkig maar dat hij is bijgedraaid’, zei Zichadarus.
‘Maar hoe het ook zei’, ging Klistadu door.
‘Jullie zijn nu zolang je wilt te gast bij mij en mijn vrouw, en bovendien zullen we jullie een extra lastdier geven in de vorm van een tweede pakezel.’
De ezel die zoals Zichadarus al had verwacht recht achter hem stond (Zichadarus had hem immers betoverd om hem te volgen waar hij ook zou gaan), balkte even van tevredenheid om aan te geven dat hij blij was met het vooruitzicht om minder te hoeven dragen.
‘En dan’, zei Klistadu, ‘wil ik jullie voorgaan naar mijn woning. Het eten zal al wel klaar zijn, en nee, jullie hoeven niet bang te zijn dat er te weinig is. Hiodoa kookt namelijk altijd precies genoeg voor de mensen die komen eten. Dat zijn dan mijzelf inclusief de gasten die we bijna iedere dag wel hebben. Het lijkt net of zij een soort zesde zintuig heeft om te weten hoeveel ze die dag moet koken, want nog nooit heeft zij of ik te horen gekregen dat iemand te weinig had gegeten of gedronken.’
Na deze woorden liep Klistadu de brede straat in naar zijn huis. En inderdaad stond het eten klaar.
Hiodoa had weer eens genoeg gekookt, want na de maaltijd kon je aan iedereen zien dat hij of zij goed gevuld was.
Nadat er nog wat was nagepraat vond iedereen dat het zogezegd tijd werd om eens een uiltje te gaan knappen. Dus zogezegd zo gedaan, maar Klistadu had nog een laatste mededeling.
‘Schrik zo meteen niet van de slaapkamer, want die is nogal apart.

Re: Sjarinda 1 - Het lot van de steen uit de duisternis.

Geplaatst: 28 dec 2012 04:12
door maramsp
Hoofdstuk 12, 13, 14 en 15

Ik wil hier even vermelden dat een hoofdpersoon hier haar arm kwijt raakt. In een nare situatie in mijn leven heb ik een soortgelijk iets moeten meemaken. Toch wou ik het in het verhaal meenemen met toestemming van de persoon over wie het gaat.

Hoofdstuk 12.
Nieuws.

Klistadu had niet te veel gezegd, want nadat ze de deur naar de slaapkamer waren gepasseerd, bevonden Zichadarus, Lysiande, Spertion, Sniafe en Zilofka zich in een totaal andere wereld. Een wereld die nergens op de planeet Sjarinda te vinden was.
Het was namelijk een kamer compleet gebaseerd op het heelal.
En dan natuurlijk niet zomaar. Nee, het was op de manier van de magiërs gedaan.
Ten eerste was het heelal bewegend. Alle sterren en planeten die je zag bewogen constant, alsof het leefde, compleet met asteroïden en meteorieten stormen en planetoïde invasies.
Ten tweede was het heelal in de kamer overal waar je keek. Onder je, boven je, links naast je, rechts naast je. Overal.
‘Eh, Klistadu, moeten we hier een bed aantreffen?’ vroeg Spertion die niet verder had gekeken dan zijn neus lang was.
‘Lief, zie je dan niet dat er kleine planeten zijn die helemaal niet bewegen?’, zei Lysiande die in de richting van het sterrenbeeld vogel keek.
‘Huh, moeten dat bedden voorstellen dan?’ Spertion was daar niet helemaal zo zeker van.
‘Jazeker’, zei Klistadu lachend. ‘Loop er maar eens naar toe.’
Spertion die het fijne ervan wel eens wou weten liep naar de dichtstbijzijnde planeet die hij kon ontdekken die stilstond.
‘Ja, hier ben ik dan, dit is Flokasio één van de manen van Sjarinda, maar ik kan geen bed onderscheiden.’
Hij begon het steeds minder leuk te vinden maar hij twijfelde er geen moment aan dat Lysiande ongelijk had.
‘Kijk nog eens goed, lief, of liever gezegd, voel eens goed.’
Spertion taste de onvoorstelbaar kleine planeet af en bleef ineens steken in een stuk lucht. Hij taste dat stuk lucht verder af en het bleek zacht te zijn. Toen hij nog verder zocht bleek het stuk lucht ongeveer ter grootte te zijn van een tweepersoonsbed.
‘Wauw! Degene die dit heeft uitgevonden is een wereldgenie’, zei Spertion die ondanks zijn ongeloof toch moest lachen.
‘Weten jullie nu waar jullie kunnen slapen?’ Klistadu keek iedereen één voor één aan om er zeker van te zijn dat iedereen inderdaad wist waar ze konden slapen.
‘Dekbedden en kussens kunnen jullie uit de planeet zelf halen’, zei hij nog ter informatie. ‘Leg gewoon je hand op de planeet dan zul je het wel zien. Wel aan de kant van het hoofdeinde van het bed natuurlijk. O ja, als je de kamer weer wilt verlaten moet je naar de zonnemaan lopen. Oftewel de allergrootste planeet die je maar ziet. En nu zullen jullie wel denken: verplaatst de uitgang zichzelf ook? Ja, dat is inderdaad zo, maar hij kan altijd gevonden worden bij de zonnemaan. En nu voor jullie allemaal. Welterusten.’
Daarna verliet Klistadu de kamer en kroop de rest van het groepje het bed in. Ieder in een eigen bed, behalve Lysiande en Spertion die daarna al knuffelend in slaap vielen.
De volgende morgen.
‘Godverdomme! Wat is dat nu weer naast mijn bed, en boven mijn gezicht?’ Sniafe was wild wakker geworden. En door die uitroep van haar was Lysiande ook wakker geworden. Ze keek even naar Spertion, maar die sliep nog als een roos.
‘Snif’, Lysiande, die ook al wakker was, sprak op zachte toon om de anderen niet wakker te maken. ‘Dat woord heb ik je nog nooit horen zeggen.’
‘Nee, maar vind je het gek als ik net een droom over Pratioson heb?’
‘Dan kan ik er wel inkomen, antwoordde Lysiande terwijl ze half moest lachen en half moest gapen.
‘Ja, lach jij maar Snif. Nu is mijn droom over mijn wereld gozer voorbij.’ Sniafe was teleurgesteld.
‘Maar wat was dat nu net boven mijn gezicht?’
Lysiande liep naar het bed van haar vriendin toe en begon de nabije omgeving van dat bed te onderzoeken.
‘Ik zou het bij god niet weten, Snif.’
‘Misschien een trucje van Klistadu om ons eruit te krijgen?’ Sniafe was nog half bezig om wakker te worden.
‘Dat weet ik zo net nog niet’, antwoordde haar vriendin.
‘Sper, liefje, we hebben je hulp nodig.’ Lysiande was teruggelopen naar haar eigen bed en maakte Spertion wakker.
Spertion die nog niet echt wakker was reageerde een beetje lachwekkend.
‘Waar is de brand? Geen zorgen mensen. Spertion Hirixiad, de super-brandweerman komt u wel eventjes redden!’
Sniafe kreeg hierop de slappe lach.
‘Nergens is er brand liefje, we willen alleen graag weten wat er net boven het gezicht van Sniafe hing’, zei Lysiande tegen haar vriend terwijl ze hem een ochtend kus gaf.
‘Is er geen koffie ergens, zonder koffie ka ik niet echt lekker nadenken.’
Spertion keek om zich heen maar kon nergens een koffiezetapparaat vinden.
‘Nou ja, dan moet ik het maar zonder doen, totdat we beneden zijn.’
‘Maar nu weten we nog steeds niet wat er boven het gezicht van Sniafe hing’, zei Lysiande.
‘ZILOFKA’, brulde Spertion, word ook eens even wakker en denk even mee’.
‘Liefje, straks maak je het hele huis nog wakker, wie weet hoe daarop word gereageerd.’
Zilofka lag ergens in een onzichtbaar bed dat ongeveer ter hoogte van de planeet Gogoliopa in het namaak heelal stond. Ze werd wakker door de ontzettend harde uitroep van Spertion.
‘Rustig maar mensen, ik kom er al aan, geen paniek A.U.B!’ zei Zilofka die lichtelijk geïrriteerd leek doordat ze wakker was gemaakt.
Ze kwam overeind en stapte uit bed en liep op het bed van Lysiande en Spertion af.
‘Wil je de volgende keer misschien wat minder hard schreeuwen Spertion. Ik was nog diep in slaap.’
‘Sorry dat ik je heb wakker gemaakt’, verontschuldigde Spertion zich. ‘Maar er hing iets boven het gezicht van Sniafe.
‘Ach, dat is toch makkelijk te verklaren’, zei Zilofka geamuseerd. ‘Dat is een trucje van Klistadu om jullie het bed uit te krijgen. En ik meen me ook te herinneren dat Zichadarus er iets mee te maken heeft.’
‘Herinneren?’ Lysiande was verbaasd dit te horen.
‘Ja, herinneren’, antwoordde Zilofka.
‘Gisteravond moest ik even naar de W.C en toen liep ik Klistadu tegen het lijf, en die zij tegen me dat hij een trucje wou uitproberen samen met Zichadarus. Het was een trucje om ons het bed uit te krijgen zei hij.’
‘Nou, dat is dan gelukt’, zei Spertion die een beetje boos was geworden nadat hij het verhaal van Zilofka had gehoord.
‘Had hij ons niet gewoon kunnen laten liggen? Hij had toch kunnen wachten totdat we zelf op zouden staan?’
‘Liefje, wat is er nou erg aan. We zijn nu wakker, en we zijn er achter dat Klistadu en Zichadarus iets boven het gezicht van Sniafe hebben laten hangen om ons wakker te krijgen. Eigenlijk vind ik het wel een leuke grap. Je wordt immers niet iedere dag zo wakker gemaakt.’
‘Ja, je hebt gelijk, lieve Lysiande, we moeten dit maar als een grapje van de twee magiërs zien’, zei Spertion die door de woorden van Lysiande flauw moest glimlachen. Hij was ook nog niet echt wakker maar wou dat niet laten blijken.
‘Zullen we dan nu maar eens naar beneden gaan om te kijken of er ontbijt of zoiets is?’ Zilofka was toen ze dit zei al halverwege de zonnemaan en ze droeg niets anders dan een string en een B-H.
‘Hé, Zilofka! Ga je zo in je ondergoed naar beneden?’, vroeg Sniafe die nog net een tweede flauwe opmerking binnen kon houden.
‘Ja, dat doe ik altijd als ik thuis ben. Ik ben het gewend, en als mensen er iets van zeggen, dan trek ik me er toch niets van aan. Wen er maar alvast aan, want zolang ik met jullie meereis kan het nog wel eens vaker gebeuren. Maar kleden jullie je maar alvast aan, ik ga nu naar beneden.’
Zo gezegd, zo gedaan, de rest van het groepje zocht wat kleding op en vervolgden daarna hun weg naar beneden.
Eenmaal beneden stond er inderdaad een ontbijt klaar.
Hiodoa had samen met haar man Klistadu en Zichadarus een traditioneel magiër ontbijt klaar gemaakt dat bestond uit Vixas dat op een geheime wijze was klaargemaakt. Die wijze was alleen aan de magiërs bekend.
En verder werd er brood geserveerd. Een speciaal soort brood was dat.
De magiërs noemden het ‘veldbrood’.'
Veldbrood was alleen verkrijgbaar bij de magiërs. Ook in sommige steden en dorpen leefden magiërs en als je veldbrood wou eten moest je dus bij een magiër op bezoek.
Als laatste werden er eieren gebakken met een stuk varkens spek er onder.
Dat was het wat betreft het eten van het ontbijt.
Het drinken bestond uit onder andere de traditionele Fragiense koffie, warme magiër chocolademelk. De beroemde kruidenthee die werd verbouwd in Qrokosto en verder gewoon water.
Tijdens het eten begon Spertion ineens over Fragien.
‘Mensen, ik vroeg me gisteren avond af hoe het ervoor zou staan in Fragien. Zal de stad verwoest zijn, of zou het stads leger gewonnen hebben?’
Spertion leek er het ergste van te denken, aan zijn stem te horen.
‘Als je dat wil weten kunnen we misschien de televisie wel even aanzetten’, zei Zichadarus meelevend.
‘Het is dan niet zo’n geavanceerd model, het is ook geen 3D tv, maar nog een hele oude van voor de grote hereniging, maar het is er tenminste eentje waarop je FragienTwentyFourSeven kan ontvangen.’
‘Laten we dan maar gaan kijken en er het beste van hopen’, zei Lysiande die de bui ook al zag hangen.
‘Niet nu’, zei Klistadu die ondanks alles toch de leiding had.
‘Je hebt gelijk, zoon’, zei Zichadarus.
En daarna keerde Zichadarus zich naar de anderen:
‘De maaltijden van de magiërs worden alleen onderbroken in geval van nood. Daar had ik even niet aan gedacht Ik weet dat jullie dit misschien als een geval van nood zien, maar toch vinden wij magiërs dat niet zo erg. Dat klinkt misschien een beetje egoïstisch, maar dat is niet zo bedoeld. Laten we nu verder eten.’
Iedereen knikte instemmend en ging toen verder waar hij of zij mee bezig was.
Na dat Klistadu het eten had beëindigd vertrok Zilofka, die nog steeds niets anders dan haar ondergoed aan had terug naar boven om zichzelf verder aan te kleden.
‘Wacht nog heel even’, zei Zichadarus. ‘Ik wou graag weer verder trekken.’
‘Maar je vergeet dat we nog moeten kijken hoe het er in Fragien aan toe gaat’, zei Lysiande.
‘Misschien kun je er naar toe schouwen?’ opperde Spertion. ‘Dan kunnen we meteen zien of we gewonnen hebben of niet.’
‘Hm, ja, dat is misschien wel een goed idee. Kom, volg mij, dan zal ik kijken wat ik kan doen.’
Zichadarus liep naar een soort van achterkamertje in het huis van Klistadu.
Daar pakte hij een kom van een tafeltje en daarna vulde hij die met water. Net zoals hij gedaan had in de berghut. Alleen was de oppervlakte van de kom veel groter.
Hij hief zijn armen in de lucht en mompelde ‘isardiosondesiop Fragien.’
Daarna verscheen het beeld van de stad Fragien in beeld.
Er was niets aan de hand zo te zien vanaf het beeld dat Zichadarus liet zien.
Zichadarus voerde het beeld langs het huis van Lysiande, Sniafe en Spertion, en liet ook enkele belangrijke gebouwen zien, zoals het raadshuis, de woning van Gringastor Vioplokos, de stadhouder en de muren die rondom Fragien stonden.
‘Hé, er valt me wat op’, zei Sniafe. ‘Het lijkt net alsof de stadsmuren een beetje een andere kleur hebben, dat moet betekenen dat Fragien toch is aangevallen.’
‘Nu je het zo zegt’, antwoordde Spertion. ‘Die muren waren eerst inderdaad een beetje minder grijsachtig. Eerst waren ze meer een groengrijze kleur. Nu is het meer helemaal grijs.’
‘Stop maar met schouwen’, zei Lysiande, misschien hebben we er meer aan als we even naar de 3d televisie kijken. Misschien word er nog wel wat gezegd over Fragien Maar als de Xidiandsen wel hebben aangevallen moeten ze wel heel minimale schade hebben aangericht.’
‘Ja, inderdaad’, beantwoordde Spertion haar.
‘Want het is nu al weer gerepareerd.’
‘Laten we dan maar even binnen voor de TV gaan zitten’, zei Zichadarus.
Even later toen ze binnen waren bracht de TV inderdaad het nieuws dat de Xidiandsen hadden aangevallen. Dat was gisteren gebeurd.
Er was voor ongeveer vijftig miljoen grosos aan schade gemaakt. Maar dat was meer om de kosten te dekken van de mensen die gewond waren geraakt onder de aanvallen van de Xidiandsen. De materiële schade liep ongeveer op tot één miljoen grosos.
Dat was allemaal te repareren binnen één dag.
‘Nou, gelukkig dan maar dat we er zo goed zijn afgekomen’, zei Lysiande die duidelijk opgelucht was.
‘Maar mensen, ik wil liever geen tijd verliezen,' zei Zichadarus bezorgd. 'We kunnen nu het beste op zoek gaan naar Pratioson.’
‘Inderdaad’, zei Spertion. ‘Kom laten we Klistadu opzoeken om te zeggen dat we verder trekken.’
‘Zijn we geen dingen vergeten?’ vroeg Zilofka.
‘Eens even denken’, zei Spertion. ‘Volgens mij niets.
Maar we moeten nog wel onze bagage bij elkaar zoeken.’
‘Hebben jullie dat nog niet gedaan dan?’ Zichadarus was niet echt blij dit te horen.
‘Nee, we hebben vannacht voor het eerst sinds we uit Fragien zijn vertrokken weer eens in een echt bed geslapen, en dat ligt toch veel lekkerder.’
‘Dat is ook zo’, antwoordde de magiër die na de woorden van Spertion weer even rustig was zoals hij altijd was.
‘En wij konden ook niet weten dat de Xidiandsen gisteren hadden aangevallen. Maar ga nu maar als de wiedeweerga jullie tas inpakken. Ik zal intussen de twee ezels opladen. Dan kunnen we binnen het uur weg zijn.’
Daarop liep Spertion samen met Zilofka weg om Klistadu te gaan zoeken. Even later kwamen ze weer terug samen met Klistadu, en de magister had een blijde mededeling voor hen.
‘Jullie zullen nog een extra pakezel van ons meekrijgen. Want ik zag dat het arme dier wat jullie nu hebben bijna krom loopt. Daarnaast krijgt Zilofka een eigen paard om op te rijden. Wij hebben er hier meer dan genoeg, maar we vinden het zonde om ze te slachten. En bovendien krijgen jullie naast de twee dieren een cape die wij magiërs dragen.
Deze kan jullie in verschillende omstandigheden helpen.’
‘Dank u wel!’ riep Spertion uit.
‘Geen dank, geen dank’, antwoordde Klistadu bescheiden.
‘Vertrek nu en heb een goede reis.’
‘Dank u wel’, antwoordde Zilofka.
De ezel die ze hadden meegenomen uit Fragien was duidelijk blij dat hij nu niet al het gewicht hoefde te dragen.
Het groepje steeg op hun paarden en reed in de richting van de poort van de Aura onder begeleiding van een groep magiërs.
Maar vlak voor de poort kwam er een assistent van Klistadu op hen afgerend en hij had slecht nieuws.
‘Xip Lasto Provensochi is ontsnapt. Xip is ontsnapt!’

Boek 2: Wit en zwart, dag en nacht.

Hoofdstuk 13.
Onweer.

‘Hoe kan dat nou’, riep Zichadarus uit vol frustratie terwijl hij van zijn paard steeg. De anderen volgden hem.
‘Ik heb geen idee, Ik weet alleen dat hij verdwenen is, dus neem ik aan dat hij ontsnapt is’, antwoordde de assistent van Klistadu.
‘Nu, dat is dan geen goed nieuws’, zei Klistadu op normale toon tegen Lysiande en de anderen. ‘Maar ik wil jullie ook niet langer op houden dan nodig is. De Aura kan zichzelf wel handhaven als het nodig is.’
‘Bedankt, Klistadu’, zei Lysiande.
‘Ik hoop echt dat het jullie gaat lukken om hem weer te pakken te krijgen’, zei Zichadarus tot zijn zoon. ‘En ik bedank je ook voor de gastvrijheid die we hebben mogen genieten hier. Maar het moment dat we weer moeten vertrekken is ook aangekomen, en ik wil daar toch niet verder van afwijken. We moeten nog zoveel doen. Ik heb mijn queeste te voltooien, en jij waarschijnlijk ook de jouwe. Maar laat me je in ieder geval nu omhelzen. Dat maakt onze band sterker tot we elkaar weerzien.’
Daaropvolgend sloeg Zichadarus zijn armen om Klistadu heen en je zag de twee magiërs even intens tevreden kijken.
‘Nog één ding voor je weggaat vader. Ik wou het eigenlijk bewaren tot ik je zou komen opzoeken als iemand anders mijn taak hier heeft overgenomen als magister. Maar ik denk dat jullie het beter kunnen gebruiken nu.’
Lysiande was opeens een en al oor. Eerst leek het erop alsof ze zo snel mogelijk weg wou zijn, maar nu ze iets speciaals van Klistadu mee zouden krijgen was ze zeer nieuwsgierig. En dat gold ook voor de anderen.
‘Ik heb zes apparaten die met elkaar in contact staan. Ook is het mogelijk om via die apparaten te communiceren met elkaar.’
‘Zijn het telefoons?’ vroeg Sniafe. ‘Die hebben we al.’
‘Het zijn veel meer dan telefoons alleen’, antwoordde Klistadu haar. Deze apparaatjes zijn in staat mensen, dieren en monsters op te sporen. Ook kun je ze een opdracht geven om een trilsignaal te laten produceren als iemand die jullie hebben opgegeven in de buurt is. Hetzelfde geldt voor de categorieën van dieren en monsters. Daarnaast kun je op het kleine schermpje dat erop zit in q-view kwaliteit zien waar degene zich bevindt.
En alsof dat nog niet alles is, kun je op dat zelfde schermpje ook zien waar interessante dingen te doen of te vinden zijn. Zodra de “magiosearcher” iets bijzonders registreert produceert hij een trilsignaal. Je kunt ook voor dat trilsignaal een melodie kiezen, of je kan beide doen. Maar weest gewaarschuwd. Soms geeft de magiosearcher iets vreemds. Het kan een begin van een avontuur zijn.’
‘Wauw, dat is wel erg handig Klistadu’, zei Zilofka bewonderend. ‘Daarmee hoeven we zelf eigenlijk nauwelijks op te letten. Dat is eigenlijk het enige nadeel er aan, omdat ik graag oplet. Maar misschien is het dan voor ons handig om hem bijvoorbeeld alleen op de Xidiandsen en interessante dingen in te stellen. Hoe dan ook, we vinden wel een manier om hem goed te gebruiken.’
Spertion vroeg zich hardop af of Klistadu de apparaatjes niet zelf nodig had.
Klistadu hoorde hem. ‘Nee hoor, want we produceren ze zelf. Daarom heet het ook de magiosearcher. Maar als jullie vandaag nog Qrokosto verder willen trekken, dan moeten jullie nu gaan.’
‘Dan gaan we maar. Houd het hoofd koel mijn lieve Klistadu. Dat zou je nodig hebben.’
Nadat de twee magiërs elkaar nog een keer omhelsd hadden vertrok het vrienden groepje.
Drie uur later werden de verschillen tussen rijkdom en armoede heel duidelijk zichtbaar. Ze waren intussen diep in Qrokosto.
‘Het is wel heel erg hier hè?’ vroeg Spertion vin het algemeen. De treurige klank in zijn stem was goed te horen.
‘Je hebt helemaal gelijk Sper’, antwoordde Sniafe met misschien nog wel meer treurigheid in haar stem. ‘Het lijkt net of het erger is als je het zelf met eigen ogen ziet.’
‘Dat is ook zo Snif’, zei Zilofka.
‘Dat heb ik in het verleden ook meegemaakt met de scheiding van mijn opa en oma…’
‘Wat? Op die leeftijd nog scheiden?’ vroeg Lysiande verbaasd. In Diskyof gebeurde dat eigenlijk niet op die leeftijd.
‘Ja, dat gebeurt wel vaker in Xidiad. Maar hoe dan ook. Mijn opa en oma hadden al een tijdje problemen met elkaar. Geen ruzies of iets dergelijks. Maar gewoon huis tuin en keuken problemen. Mijn ouders woonden toen bij hen in huis, en ik ook. Op een gegeven moment werden de problemen groter. De reden weet ik niet meer en ik wil er liever ook niet aan terugdenken. Maar ineens was het zo erg dat het stadsbestuur er lucht van kreeg en zich ermee begon te bemoeien. Nu is dat niet zo heel erg want net zoals Fragien heeft het stadsbestuur van Xidiad ook een goede reputatie onder de inwoners van Xisi. Maar toen mijn vader toetrad tot het stadsbestuur, werd hij op de burgerlijke stand ingedeeld. En ja, jullie raden het al. Mijn opa en oma dienden hun aanvraag voor een scheiding in bij mijn vader. Na dat er een hele hoop geregeld was, je weet hoe lang dat duurt op de planeet, moest er een nieuwe stadhouder komen omdat de oude met pensioen zou gaan. De nieuwe stadhouder was een man uit Fragien, misschien kennen jullie hem wel, hij heet Liokoas Vandrogi.'
'Dat is de man waar de moeder van Chorians samen mee was,' zei Lysiande die schrok. 'Ik hoop niet dat ie nog bij haar is, want hij is een verschrikkelijke klootzak.'
'Dat klopt allemaal, en ik kan je nu al vertellen dat ie niet meer bij je moeder is,' ging Zilofka verder.
'Maar die is inmiddels alweer afgetreden vanwege een slechte reputatie. Hij kreeg er lucht van dat opa en oma wilden scheiden, en hij zag de bui al wel hangen zoals ie het zelf noemde. Hij dacht dat er weer twee oude bejaarde mensen een nieuw onderkomen moesten hebben. Het is bij ons traditie om bij een scheiding ook gelijk het huis, waarin je samen hebt gewoond, te koop te zetten.
Dus dacht meneer Vandrogi slim te zijn door te zeggen mijn opa of mijn oma maar in het oude huis moest blijven wonen. Dat pikte de hele stad niet, want mijn vader had het naar buiten gebracht dat die klootzak dat dus wou doen.'
Aan de stem van Zilofka was duidelijk te horen dat zij Liokoas Vandrogi ook niet mocht.
'Hij heeft er zeker voor gezorgd dat de kranten het te horen hebben gekregen,' vroeg Sniafe met pret lichtjes in haar ogen.
'Inderdaad, en toen begon er dus ook een opstand tegen hem. In de eerste instantie kostte het mijn vader zijn baan, maar de huidige stadhouder heeft hem zijn baan teruggegeven.'
'Maar wat heeft dat nou met Qrokosto te maken?' vroeg Zichadarus.
'Liokoas Vandrogi had ons verbannen naar het hele kleine stukje grond waar Xidiad denkt dat het oorspronkelijk van hun was. En zo weet ik dus dat het ook erger is als je er zelf bij bent.'
Ondertussen waren ze al bijna bij Qrokosto stad aangekomen.
Zichadarus hield halt op een heuvel die aan de voet van de stad lag. Als je aan de rand van de heuveltop stond keek je op de stad neer.
Dat was echt het ultieme voorbeeld van arm en rijk.
Je had paleizen met gouden daken, en afgezet met diamanten en robijnen tot aan verschrikkelijk grote gebouwen van karton waar meerdere mensen in diep trieste toestanden moesten leven.
Zichadarus liep naar de rand van de heuvel en keek op de stad neer.
Alle mensen dacht hij. Het is toch wel heel erg gesteld hier. Hij had nog nooit zo verschrikkelijk goed het overduidelijke verschil gezien.
'Laten we maar verder trekken, mensen!,' riep hij.
'Als we een goede slaapplaats willen hebben, dan moeten we voort maken.'
'Het maakt mij niet uit,' merkte Spertion op. 'Nog een dag in een bed slapen is veel beter dan op dat luchtbed, hoe lekker dat ding dan ook mag liggen.'
Spertion was weer zo lekker ad-rem waar Lysiande wel van hield op zijn tijd.
'Zadel je paard nou maar weer op Sper, anders hebben we misschien helemaal geen bed om in te slapen,' zei Sniafe.
'Is dat dan zo erg?' vroeg Lysiande. 'In Fragien leefden we toch ook niet in super-de-luxe omstandigheden? Mij maakt het niet uit waar ik slaap. Ook al is het in een stal vol met koeien. Als de ondergrond maar een beetje zacht is vind ik het al best.'
'Ach ja, zolang we maar ergens kunnen slapen toch?' Zichadarus was er inmiddels bij komen staan en was ook degene die dit zei.
Inmiddels waren ook de paarden weer opgezadeld en waren ook de ezels goed uitgerust om de tocht verder voort te zetten, want toen Zichadarus de twee muildieren riep kwamen ze aangesjokt. Ook degene die ze van Klistadu hadden gekregen. Kennelijk had de ezel die ze mee hadden genomen uit Fragien iets van de magie die Zichadarus aan hem had gegeven, overgedragen aan de andere ezel. Of Klistadu moest dat al hebben gedaan. Toen ze eenmaal op het paard zaten en hun weg richting de stad vervolgden sloeg het noodlot toe.
'Zie je dat? de lucht daar vlak boven de bergen aan de westkant van de stad, die betrekt helemaal,' zei Lysiande, duidend dat de rest op moest schieten.
'Inderdaad, je hebt gelijk,' zei Sniafe die haar paard even de sporen had gegeven en inmiddels naast Spertion reed.
'Heeft iemand enig idee hoe lang het nog rijden is naar de stad?' vroeg Zilofka die de wolken ook al gezien had.
'Ik ben een jongen als dat geen onweerswolken zijn.'
'Als ik het zo inschat dan kunnen we er binnen een kwartiertje zijn. Zelfs als ik onze dieren niet betover. Kijk maar naar de weg, die is goed begaanbaar en is breed. De ezels zijn sterk genoeg om met de bagage achter ons aan te galopperen, maar dan zullen we wel een klein beetje van hun bagage moeten overnemen. Ik stel voor dat we ieder op ons paard een kwart sjisa bij ons dragen zodat de ezels ieder nog ongeveer vijf sjisa hebben.'
Zo gezegd zo gedaan dus even later was de groep op weg naar Qrokosto stad. Maar er waren nog steeds de onweerswolken. En het waren niet zo maar onweerswolken. Ze waren gemaakt door de bondgenoten van de Xidiandsen om te laten zien waar de Xidiandsen heen moesten komen nadat ze de Aura veroverd hadden.
Het was echter zo, dat die bondgenoten de wolken zo hadden afgesteld, dat ze iedere vreemde voorbijganger aan moesten vallen. En dan alleen op de weg van Fragien naar Qrokosto stad. En het groepje zag er wel een beetje vreemd uit in de ogen van die wolken dus werden ze aangevallen.
'Pas op!' ze komen deze kant op. Probeer nu zo snel mogelijk de stad te bereiken,' riep Zichadarus naar de anderen. 'Mocht er een wolk vlak boven je hoofd verschijnen maak dan de zwaarst mogelijke schild spreuk die je je maar kunt bedenken. Zilofka, ik heb het liefste dat je zo dicht mogelijk bij mij blijft aangezien jij nog niet zo ver gevorderd bent in de magie als de rest. Maar geen zorgen dat komt nog wel.'
Aan de stem van Zichadarus kon je zoals gewoonlijk duidelijk horen dat hij wist wat hij deed.
'Maak voor nu maar een licht schild om jezelf heen, dat helpt je in ieder geval tegen de regen die onherroepelijk zal gaan vallen.' Mocht je in de problemen komen dan zie ik jullie in Taveerne de Bierput aan de sjofele kant van het koninklijk paleis.
Daar is een plein, en als je daarop komt aangereden kun je de taveerne niet missen. Je vind hem namelijk tegenover een enorme grote houten waterput. Vraag naar de stalknecht, en hij zal voor de paarden zorgen. Zeg tegen de waard dat als hij geen plaats heeft voor ons voor de nacht, dat hij dan alleen voor enkele uren onderdak hoeft te geven. Geef hem desnoods geld toe als hij zegt dat hij geen plaats meer heeft want het is de meest betrouwbare taveerne met slaap mogelijkheid in Qrokosto stad die ik ken. Veel succes voor als we elkaar kwijt raken.'
Iedereen had aandachtig naar Zichadarus geluisterd en ze gaven dan ook allemaal hun paarden de sporen. Alleen Zilofka bleef bij Zichadarus en de ezels achter. Alhoewel je het eigenlijk geen achterblijven mocht noemen. Zichadarus ging hard genoeg om ze in het zicht te kunnen blijven houden.
Maar toen was daar ineens die enorme bliksemflits.
Vlak voor het groepje van zijn pupillen kwam die terecht, althans dat dacht hij... Toen hij bij het groepje aankwam bleek dat de bliksemflits Sniafe had geraakt... Ze leefde nog wel, maar ze balanceerde duidelijk op het randje van de dood. Ze kon nog net iets uitbrengen.
'Zich... Stad... Dokter...breng...nu...'
Zichadarus wist het. Het was overduidelijk. Hij moest voor het eerst sinds jaren en jaren de noodoproep weer gebruiken, Maar hij had ook Klistadu nodig dus moest hij hem zien te bereiken met schouwen. Dus hij had nu twee dingen te doen Een noodoproep zodat het kleine magiërs consult in Qrokosto wist dat er hulp nodig was voor Sniafe, en hij moest zijn voorraad bulderkruid aanspreken om de boodschap naar Klistadu toe goed over te laten komen. Hij deed eerst het laatste. Hij pakte zoals gebruikelijk een schaaltje, vulde die met water en zei 'isardiosondesiop' Klistadu. Daarna zei hij, na dat hij het bulderkruid had opgegeten, in het kort wat er was gebeurd en dat hij zijn zoon dringend nodig had en verstuurde de boodschap met een uitzonderlijk krachtige spreuk. Nog geen tien seconden later stond Klistadu naast hem. In de tussentijd had hij al het teken van Sopiodus gemaakt om het alle magiërs van de leer van Sopiodus duidelijk te maken dat er iets mis was. Iedereen van die leer kon met één enkele spreuk die iedere magiër verplicht was te doen na het verschijnen van de noodoproep, zien waar de noodoproep vandaan kwam. Degene die het dichtstbijzijnd was, was ook verplicht om op de oproep te reageren. Deed je dat niet, dan werd je van je magische krachten ontnomen door de magister van de Aura. In dit geval Klistadu dus. Als je het meest dichtbij was hoefde je niet te verschijnen op de plaats waar de andere magiër de oproep had uitgevoerd, maar je moest wel een antwoord teruggeven om te laten zien waar de andere magiër je kon vinden. Je was ook verplicht te helpen op welke manier dan ook. Dat gebeurde dan met telekinese spreuken, aangezien een magiër niet verplicht was te verschijnen op de plaats van de oproep. Degenen die op deze oproep van Zichadarus moesten reageren bevonden zich onder de Bierput, waar het consult voor magiërs zich bevond in Qrokosto stad.
Toen Klistadu naast Zichadarus stond bleek dat Sniafe meer dan ernstig gewond was. Het bleek dat de bliksemflits een halve arm van haar had verwijderd...
'We moeten zo snel mogelijk maken dat we in de stad komen,' zei Klistadu tegen zijn vader.
'Ik ga even supersnel terug naar de aura om mijn hoofd assistent op te halen, samen met hem krijgen we het wel voor elkaar om alles en iedereen hier tegelijkertijd te transporteren naar de stad met behulp van magie.'
Zichadarus kon niets anders dan knikken. Dus hij liet Klistadu zijn gang gaan en in de tussentijd dat zijn zoon weg was, zorgde hij ervoor dat de onderarm van Sniafe niet meer bloedde. Daarna wikkelde hij de arm in een kleed van heel zacht en sterk leer en deed de onderarm in één van de vele zakken van zijn gewaad. Toen Klistadu terug was gingen ze met zijn drieën naast elkaar en om het groepje heen staan en begonnen ze aan de betovering. Daar deden ze niet echt lang over. Nog geen minuut later bevond iedereen die door de kracht van de flits omver was gegooid of iets dat daar op leek, zich in een heerlijk zacht bed dat het consult van de magiërs had geregeld bij de waard van de Bierput.
Hoofdstuk 14.
De dagwandelaar.

‘Bij alle magische goden die er zijn, waar ben ik in vredesnaam.’ Lysiande was net wakker geworden in een bed dat op een van de kamers stond van taveerne de Bierput, maar ze had zelf nog geen flauw idee wat er allemaal was gebeurd.
Ze wist dat er een bliksemflits was, en dat ze door de hevigheid ervan was komen te vallen. En sindsdien wist ze niks meer.
Sniafe, die naast haar in een ander bed lag, lag nog te slapen. Lysiande keek even naar haar om zich ervan te vergewissen dat ze zich niet alleen in deze ruimte bevond. Toen viel haar ineens op dat Sniafe haar onderarm miste. Ze wou net moord en brand schreeuwen toen de deur openging en de waard van de herberg verscheen.
‘Als ik me niet vergis, ben jij Lysiande Hichiad’, begon de man onzeker.
‘Ja, dat klopt. Dat ben ik. En mag ik zo vriendelijk zijn te vragen wie u bent en wat het te betekenen heeft dat mijn vriendin haar onderarm mist?’ Lysiande klonk erg wanhopig.
‘Nu, dat zit zo’, vervolgde de waard. ‘Je vriendin heeft haar arm verloren door dezelfde bliksemflits die jou ook heeft geraakt.’ Nu de waard wist wie hij tegenover zich had, voelde hij zichzelf al een stuk gemakkelijker. Iemand uit de kelder had hem verteld dat hij Lysiande Hichiad en Sniafe Vrickoloasi kon vinden in de grote kamer naast de ontspanningsruimte op de eerste etage van zijn taveerne. Hij had wel even zijn bedenkingen toen hij dat hoorde, want juist daarvoor had hij ook al te horen gekregen dat een zekere Spertion Hirixiad, en Zilofka Quortna, zich in de andere grote kamer bevonden. Maar hij hoefde niet bang te zijn. Want de kosten zouden ruimschoots worden vergoed door de mensen van de kelder.
‘Mijn naam is Dirores Salopiak, en ik ben de eigenaar van taveerne de Bierput. Eigenlijk is het meer een herberg, maar het staat in de volksmond bekend als een taveerne dus die status heb ik het maar laten behouden.’
‘Aangenaam’, antwoordde Lysiande. ‘U zegt dat dezelfde bliksemflits die mij getroffen heeft, mijn vriendin ook heeft getroffen?’
‘Dat klopt inderdaad, ik weet er zelf ook niet zoveel van, maar dit is wat de mensen van de kelder me hebben verteld.’
‘Wie, in godsnaam, zijn de mensen van de kelder!’
Lysiande vergat even al haar wanhoop en schreeuwde het uit.
‘Rustig maar. De mensen van de kelder zijn magiërs. Ik noem ze mensen van de kelder omdat ze eigenlijk niet zo gewenst zijn in Qrokosto stad. Ik heb er geen probleem mee, maar sommige mensen hier wel, dus ik heb mezelf aangeleerd om te spreken over mensen van de kelder. En dat is zelfs zo erg geworden dat als ik denk over de mensen, of magiërs, hoe je ze ook wilt noemen, daar beneden, aan de mensen van de kelder denk.’
‘Weet u ook waar de rest van mijn vrienden zijn?’
‘Ja, in de andere grote kamer liggen Zilofka Quortna en Spertion Hirixiad. Maar ik raad u aan daar nu nog niet heen te gaan. Ze liggen nog in diepe slaap. Het lijkt me voor hen als voor u beter dat ze nu nog niet wakker worden.’
‘Maar wat kan ik nu wel doen dan?’ Lysiande was radeloos. Ze wou duidelijkheid over Sniafe, en die kreeg ze niet.
‘Kan ik misschien zelf naar de mensen van de kelder gaan om duidelijkheid te krijgen?’
‘Ja, natuurlijk, het consult is altijd te bezoeken. Gewoon beneden links de grote gang inlopen en dan kom je vanzelf bij de trap die naar het consult voert.’
‘Dank u wel’, zei Lysiande iets meer opgelucht. ‘Ik ga nu, dank u wel.’
‘Geen dank’, antwoordde de waard en hij verdween weer.
Lysiande schoot snel de eerste kleren aan die ze zag en volgde daarna de waard de gang op, waarna ze de trap afdaalde en in de grote gang terecht kwam. Daarna daalde ze de andere trap af en even later bevond ze zich in de ontvangstruimte van het magiërconsult.
Daar liep ze tegen een onverwachte verschijning aan. Zichadarus en Klistadu zaten samen te praten in een van de vele hoekjes die de kamer rijk was. In iedere hoek stonden wel tafeltjes en bankjes. En normaal gesproken vond je daar doorgaans veel magiërs. Maar de meeste magiërs in Qrokosto stad waren op dit moment in hun eigen huis. Dus was het er rustig. Lysiande liep op Zichadarus en Klistadu af en ze hoorde net Klistadu zeggen dat hij vond dat Zichadarus zo meteen maar even moest gaan kijken of Lysiande en Sniafe wakker waren.
‘Nou, Klistadu, voor mij hoeft Zich in ieder geval niet meer te kijken, want zoals je ziet sta ik hier levend voor je in hoogsteigen persoon.’
Klistadu en Zichadarus draaiden zich om en keken Lysiande een moment aan.
Zichadarus was de eerste die wat zei.
‘Gelukkig, je bent wakker. Ik weet dat je inzit over Sniafe, maar maak je geen zorgen. Ze moet een paar weken hier blijven om eraan te wennen dat ze nu maar één arm heeft, maar ze is verder volkomen gezond. Ze slaapt alleen nu. Net als Spertion en Zilofka. Ze worden met een uur wakker. Ik had de dokter gezegd dat ze jullie een slaapmiddel moesten geven die een droomloze slaap veroorzaakte, want dat hadden jullie wel verdiend, wat rust.’
‘Ja, nu je het zegt, ik voel me top fit, en ik heb ook geen dromen gehad, die ik me kan herinneren.’
‘Kennelijk heeft jou lichaam zich tegen de wil van het slaapmiddel verzet, want het was de bedoeling dat je tegelijkertijd met de anderen zou ontwaken.’
‘Ach, ja. Maak je over mij geen zorgen. Ik vermaak me wel hoor in de tussentijd.’
‘Dat is dan mooi. Misschien zin in een spelletje kaart met ons.’ Dit laatste zei Klistadu.
‘We zijn nu toch uitgepraat. Dus wat tijd voor ontspanning kan geen kwaad of wel vader?’
‘Nee, zeker niet’, zei Zichadarus die op zijn gemak leek te zijn nu Lysiande wakker was. ‘Laten we maar wat spelen. Klistadu, wil jij even wat kaarten gaan ophalen bij Dirores?’
‘Natuurlijk’, zei Klistadu en hij verdween de trap op.
Even later kwam hij weer terug en nog even later deelde Zichadarus de kaarten. Voor ze het wisten zaten de drie in een super spannend spelletje magiërpoker.
Het was intussen twee uur later. De drie zaten nog steeds te kaarten en vergaten dar de andere drie ook ieder moment wakker konden worden.
Het was dan ook Dirores die hun moest komen vertellen dat Spertion Hirixiad, Sniafe Vrickoloasi en Zilofka Quortna wakker waren geworden en ieder moment konden arriveren.
Zichadarus bedankte de waard en stuurde hem weer naar boven, naar de taveerne.
Even later kwam hij weer terug. Hij ondersteunde Sniafe, want die leek nog een beetje duf in haar motoriek en houding te zijn. Maar Zilofka en Spertion leken zich net als Lysiande kiplekker te voelen.
Toen ze eenmaal waren aangeschoven begon Zichadarus te vertellen over wat er precies gebeurd was. Maar voordat hij kon beginnen vroeg de waard of hij ook mocht weten wat er was gebeurd.
Nu Zichadarus de man wel vertrouwde, liet hij dit toe. De waard kon immers ook van belang zijn als ze een verder plan hadden ontwikkeld en besproken. En bovendien was hij van belang als het ging om een verblijfplaats, omdat Sniafe moest wennen aan het hebben van één arm.
'Zoals jullie weten,' begon de magiër 'heeft Sniafe op dit moment maar één arm. Ik ga uitleggen hoe dat zo is gekomen, en verder vertel ik wat er met jullie is gebeurd. Jullie zullen je wel afvragen hoe het komt dat jullie in één keer in bed hier in de Bierput terecht zijn gekomen. Verder moeten we het er nog over hebben wat onze volgende stap is. In ieder geval zullen we een week of twee hier moeten blijven, aangezien Sniafe nog moet wennen om met één arm om te gaan.'
'Noem het dan liever revalideren,' zei Spertion.
'Revalideren wil ik het niet noemen,' antwoordde Zichadarus.
'Revalideren klinkt zo erg, en dat is het helemaal niet. Althans, Sniafe moet nu de rest van haar leven met één arm rondlopen, maar dat hoeft nog niet zo erg te zijn. Het zal alleen even wennen zijn.
Maar goed, het begon dus toen we op weg waren hierheen. En jullie weten ook nog dat het begon te onweren. Daarna kwam die wolk ontzettend dichtbij, en bliksemde toen. Die bliksemschicht raakte Sniafe frontaal op haar arm, en de rest van jullie werden door de knal ervan bewusteloos op de grond gegooid.'
'Maar wat moeten we nu doen Zich?' Zilofka was er voor haarzelf nog niet helemaal uit.
'Nu, dat lijkt me duidelijk,' zei Spertion voordat Zichadarus antwoord kon geven.
'We hebben wat oponthoud, maar dat maakt niks uit. Ik denk dat we er wel even goed aan doen om niet op reis te zijn. En bovendien, lijkt deze stad aardig geschikt om eens nader cultureel te onderzoeken.'
Nadat Spertion dit gezegd had, ging er eventjes een grijns van Lysiande naar hem toe.
Lysiande wist wel wat Spertion bedoelde. Hem maakte het niks uit of ze nu de stad konden verkennen, hem ging het erom dat hij en Lysiande een echt bed voor zich alleen hadden, in plaats van een luchtbed. Maar goed, Lysiande had Spertion wel vaak door op dit gebied, en ze vond het alleen maar leuk.
Zichadarus richtte zich tot de waard.
'Beste Dirores, kunnen wij misschien wat langer gebruik maken van de faciliteiten van de Bierput? Zoals u hebt gemerkt kunnen we de eerst komende tijd nog even niet verder trekken.'
'Dat moet geen probleem zijn,' antwoordde Dirores.
'Ik zal onze beste kamers gereed houden voor je Zichadarus. En wat de kosten betreft. Dit is van de zaak, want volgens mij sta ik nog bij je in het krijt.'
Zichadarus krabde even achter zijn oor, want hij kon zo één, twee, drie niet bedenken waarvoor de waard bij hem in het krijt zou moeten staan.
'Dirores, ik kan me zo gauw niet herinneren waarvoor jij bij mij in het krijt staat, maar ik waardeer het heel erg dat je ons wilt helpen.'
De waard knikte en met de mededeling dat er gasten in de gelagkamer wachtten om bediend te worden, vertrok hij richting de trap die naar de herberg zelf leidde.
'Zich, heb je er enig idee van hoelang het duurt voordat ik goed genoeg met één arm overweg kan?'
Zichadarus toverde een kleine glimlach op zijn gezicht.
'Dat licht maar helemaal aan jezelf, Sniafe. We zouden je eventueel advies kunnen geven over wat te doen, maar uiteindelijk moet je het zelf doen.'
Sniafe knikte.
'Beste vrienden,' ging Zichadarus verder. 'Ik denk dat er wel genoeg is gepraat voor vandaag. Ik ga wat van mijn vrienden opzoeken bij het magiërconsult hier. Ik zie en spreek jullie morgen wel weer. Een goede nacht gewenst.'
'Vader, wacht nog even. Ik moet er namelijk weer vandoor. Ik ben een hele tijd weggeweest uit de Aura. Ik hoop dat jullie je weer een tijdje redden.'
'Dat komt wel goed Klistadu,' zei Zichadarus tegen zijn zoon. 'Ga maar. Je bent daar harder nodig dan hier denk ik. In ieder geval veel succes toegewenst.'
'Jij ook, vader. Tot ziens dan maar.'
Zichadarus en Klistadu omhelsden elkaar en daarna was de blauwe flits er weer en Klistadu was verdwenen.
Nadat de vier vrienden de Zichadarus goedenacht hadden gewenst, stelde Zilofka voor om de stad een klein beetje te verkennen.
'Heeft er iemand geld dan?,' vroeg Spertion.
'Ik heb nog wel genoeg op mijn pasje staan,' reageerde Sniafe.
'Ik ook nog wel,' antwoordde Lysiande eveneens. 'En ik weet zeker dat jij ook nog wat hebt Spertion.'
Spertion haalde zijn pasje tevoorschijn en liep naar een oude betaalautomaat die ergens in de hoek van de kamer stond. Hij haalde zijn pasje langs de scanner en checkte zijn saldo.
'Nog bijna duizend grosos,' zij hij verbaasd. 'Het komt van pa en ma. Ik denk dat ze het hebben gestort om ons te helpen tijdens deze reis.'
'Goed dan, laten we het centrum van Qrokosto stad dan maar eens lekker onveilig gaan maken,' opperde Zilofka.
Sniafe was de eerste die haar een vette knipoog gaf. Maar nadat de rest dit had gezien verkeerde iedereen in een lichtelijk melige bui.
Lysiande was blij. Eindelijk kon ze weer eens lekker uitgaan, zei het met enige restrictie omdat ze nu een relatie had met Spertion. Maar Lysiande was, net als Spertion zo trouw als maar zijn kon in een relatie. De meeste inwoners van Fragien waren dat trouwens. Lysiande had een tijd geleden in de watermaand gelezen dat er een onderzoek was gehouden naar liefdesrelaties en alles wat daar bij kwam kijken. Dat onderzoek was landelijk geweest en Fragien kwam verbazend goed uit de strijd als het aankwam op “trouw zijn in de relatie.”
Sniafe wou geen tijd verliezen, en spoorde de rest van het vriendengroepje aan om zo snel mogelijk richting de metro te gaan.
Een half uurtje later waren ze vier sjisomar verwijderd van de Bierput en bevonden ze zich in een leuke onopvallende kroeg die Spertion was opgevallen.
Nadat iedereen wat te drinken had besteld kwam er een jongen op hun tafeltje aflopen.
'Kan ik bij jullie komen zitten? De andere tafels zijn bezet en ik heb geen zin om aan de bar te zitten,' vroeg hij in het algemeen aan de groep.
Lysiande keek iedereen even aan en knikte toen.
De jongen nam plaats.
'Waarom wil je niet aan de bar zitten?,' vroeg Sniafe die zich er totaal niet voor schaamde dat ze maar een arm had. Ze moest er mee leven, dus kon ze dat maar beter gelijk goed laten zien.
'Ik heb ruzie met de barman. Volgens hem heb ik een biertje teveel op en jaag ik met mijn geschreeuw de klanten weg. Maar zoals je ziet heb ik één of andere dubbelganger van mij hier rondlopen. Die gozer daar rechts van de deur naar de keuken.'
Spertion keek die kant op en knikte.
'Als er iemand goed dronken is, dan is hij het wel. Kijk, hij kan niet eens meer normaal op zijn benen staan.'
'Zeg dat niet te hard,' zei de jongen waarschuwend.
'Hij heeft de beste oren die ik tot nu toe ben tegengekomen in zowel Diskyof als Qrokosto. Echt hij hoort bijna alles.'
De jongen keek even in zijn richting maar het was al te laat. De andere jongen kwam wankelend in de richting van hun tafeltje gelopen. Dat duurde overigens wel een tijdje dus Lysiande, Spertion, Sniafe en Zilofka dachten van de situatie gebruik te maken door naar de dansvloer te lopen.
De onbekende jongen volgde.
'Misschien moeten we zo maar ergens anders heen gaan,' zei Lysiande. 'Ik heb geen zin in problemen.'
'Je kan wel ergens anders heen gaan,' zei de jongen weer, 'maar ondanks dat ie zo dronken als een tor is heeft ie een ijzersterk geheugen, dus als jullie hem weer tegenkomen zal hij het nog niet vergeten zijn.'
'Dus dan hebben we alsnog een probleem,' zei Sniafe die nog opvallend rustig klonk. Ze was niet vergeten dat ze allemaal magie konden gebruiken als dat noodzakelijk was.
De gedachten die Sniafe had, maakten het dat Lysiande ze verwoordde. Ze zat er totaal niet mee dat ze magie bezat, ze was er trots op en iedereen mocht dat weten.
Toen de onbekende jongen hoorde dat ze magie bezaten leek hij even verbaasd maar verder liet hij niets blijken.
Eenmaal op de dansvloer aangekomen zag Zilofka dat de dronken jongen alweer hun kant op kwam. Sniafe wou dit keer opnieuw weglopen, maar Lysiande hield haar tegen.
'Laten we het nu maar tegemoet zien, Snif. Des te eerder zijn we ervan af.'
'Je hebt gelijk, Lys, maar ik heb gewoon geen zin in problemen.'
'Je zult zien,' zei Spertion, 'dat we die problemen niet zullen krijgen. Als er een iemand problemen krijgt dan is hij dat wel.'
Lysiande giechelde een beetje.
De dronken jongen had hen eindelijk bereikt.
'Ik kan niet meer op mijn benen staan hè?'
De jongen klonk alsof hij niet een klein beetje teveel had gedronken, maar een beetje heel veel te veel.
'Nee, zelfs een piraat die terugkomt van zijn verlof in de stad is niet zo dronken als dat jij bent.'
'Pas, op je woorden Spertion Hirixiad, als er problemen moeten komen dan komen ze er, en ik denk niet dat jullie ook maar één ding tegen mij kunnen uitrichten.'
Spertion schrok toen hij zijn naam hoorde, en hij was niet de enige. Iedereen schrok bij het horen van Spertion's naam midden in Qrokosto stad.
'Hoe weet je wie ik ben?,' vroeg Spertion opgewonden.
'Ha, ik weet niet alleen wie jij bent, ik weet ook de namen van Lysiande Hichiad, Sniafe Vrickoloasi en Zilofka Quortna. En daarbij reizen jullie met een magiër genaamd Zichadarus Karautus. En als dat nog niet genoeg is. Ik weet ook waar jullie verblijven. Namelijk taveerne de Bierput. Jullie kamernummers weet ik nog niet, maar daar zal ik snel genoeg achter komen. Gewoon een klein beetje schouwen, en dat is genoeg. Maar genoeg over jullie nu. Een beetje meer over mij kan ook geen kwaad. Maar voordat ik meer over mezelf ga vertellen wil ik jullie eerst iets laten zien, en daarna iets vragen.'
Daaropvolgend was er een oranje flits en was heel eventjes het ware gezicht van de dronken jongen te zien, en toen het gezicht van de jongen weer terugkeerde was zijn dronkenschap als bij toverslag verdwenen.
'Goed, nu we dit gehad hebben, komt mijn vraag. Wie ben ik?'
Lysiande had opgelet en het ware gezicht van de jongen gezien. En ze had er Xip Lasto Provensochi in gezien. Dit zei ze dan ook.
'Heel goed, heel goed, jongedame. Ik ben gekomen om wraak te nemen. Eerst ben ik ontsnapt uit het hok der verdoemenis en daarna ben ik jullie gevolgd. Nu zullen jullie boeten voor wat jullie me hebben aangedaan.'
De onbekende jongen stond een beetje afzijdig zag Spertion. Hij leek wat in zichzelf te mompelen.
Ach laat hem ook maar, dacht Spertion, wij hebben de magie die ons helpt. De magie heeft die hufter al eerder verslagen.
Spertion keek Xip eens goed aan. Lysiande en Sniafe volgden zijn voorbeeld. Xip keek terug.
Lysiande had de intentie om hem uit alle macht in zijn klokkenspel te raken. Sniafe concentreerde zichzelf op zijn gezicht en Spertion stond gereed om aan te vallen wanneer dat nodig was. Hij concentreerde zich op de verdediging.
Maar Xip leek op dit alles voorbereid. Hij vuurde een rode bliksemschicht richting de vier vrienden, maar mistte ze op een haar. Terwijl de schicht zijn weg zocht kwamen de intenties van Sniafe en Lysiande ook aan bij de duistere magiër. Hij greep naar zijn klokkenspel en hij zag dat zijn gezicht onder het bloed zat. Dit laatste was het werk van Sniafe.
Terwijl hij de pijn probeerde te verdrijven die Lysiande en Sniafe hem hadden toegebracht zag Zilofka haar kans schoon door hem finaal onderuit te schoppen, en dat zonder magie.
Xip viel plat op zijn gezicht op de dansvloer, terwijl de andere gasten haastig de kroeg verlieten. Niemand had zin om bij het gevecht betrokken te raken.
Xip probeerde weer overeind te komen, maar hij kreeg daar geen kans toe want Spertion had zijn kans schoon gezien door bovenop de duistere magiër te gaan zitten, en hem zo vast te houden dat hij geen kant meer op kon.
Xip Lasto Provensochi was een slechte verliezer, want nu gebruikte hij de enige spreuk die zelfs de duistere magiërs nooit, maar dan ook nooit gebruikten: de vloek der elementen.
Deze vloek was een combinatie van de sterkste aanvallen van elk element, gecombineerd met de meest gruwelijke aanvallen die de duistere magiërs gebruikten. De rode bliksemschicht was een van de aanvallen die verwerkt zat in de vloek der elementen. De vloek der elementen was ooit per ongeluk door een alchemist gemaakt. Deze alchemist had geprobeerd de spreuk weer te wissen, maar hij was er achter gekomen dat het onmogelijk was. Hij had een onuitwisbare vloek gemaakt. Toen deze alchemist stierf is de spreuk bekend geworden bij de andere magiërs. En nadat de uitwerking van de vloek bekend was geworden hadden de magische volken van Sjarinda een code bedacht. Niet door te overleggen, ze hadden ze zelf bedacht, maar het was allemaal hetzelfde. Alleen de duistere magiërs deden niet mee.
De code schreef voor dat de vloek der elementen nooit en te nimmer gebruikt zou worden. Als iemand de vloek wel zal gebruikten zou dat leiden tot het verlies van de magische gave. Maar omdat Xip aan niemand verantwoording hoefde af te leggen nu hij ver van de aura verwijderd was, gebruikte hij de aanval toch.
Sniafe deed meerdere dingen tegelijk.
Ze viel en aan, en ze concentreerde zich op de hele situatie. Ze wou namelijk niets vergeten, want ze wist dat Zichadarus herinneringen terug kon halen zodat ze als bewijs konden worden gebruikt.
Zichadarus had dit echter nooit aan het vriendengroepje verteld maar Sniafe wist gewoon dat het zo was.
Spertion vloog ongeveer een sjisomer de lucht in en kwam met een smak een stuk verder op de grond terecht. Zijn gezicht zat onder het bloed. Gelukkig had de spreuk hem niet vol geraakt, anders zou hij niet meer leven nu.
De onbekende jongen vond dat het tijd was voor actie. Hij had bijna nieuwe vrienden gemaakt, en die duistere magiër zou die vrienden niet van hem afnemen. Hij was één van de weinigen die er nog over waren van de groep magiërs die de magie van de elfen bezaten. Die magiërs leefden in Kroposlakoi. Maar ze waren bijna uitgeroeid als gevolg van een hongersnood.
Maar hij was nog over, en had besloten de planeet over te trekken. En hij was ook een van de weinige van die magiërs, die machtspreuken mochten gebruiken van de aartsmagister. Die spreuken waren veel krachtiger dan de vloek der elementen maar richtten veel minder schade aan. Niet dat die spreuken niks uithaalden, maar ze waren allemaal veel minder gruwelijk dan die ene vloek waarvan het bestaan werd gekend maar nog nooit werd gevoeld.
In meer dan drieduizend jaar was die ene vloek nergens op de planeet gebruikt.
Het eerste wat hij deed was de spreuk van genezing over Spertion uitspreken, en daarna zette hij frontaal de aanval in op de duistere magiër tegenover hem.
Hij zond een gele bal van geperst lucht op de duistere magiër af, en daarna een blauwe bal van heet vuur.
Alle twee troffen voortreffelijk doel. Maar hij wist dat het niet genoeg was.
Deze duistere magiër was tijdelijk uitgeschakeld. Alleen met de “steen van de duisternis” kon hij verslagen worden. Hij zag dat Xip namelijk een erg machtige duistere magiër was. Als eerste kende hij de vloek van de elementen en het tweede was, dat hij van gedaante kon veranderen. Dat kon bijna niemand tenzij je erg machtig was.
En de enige mogelijkheid om een magiër van dat formaat uit te schakelen, was het gebruiken van de steen van de duisternis.
Hij richtte zich tot de vier vrienden.
'Ga nu, stop niet met lopen voordat jullie terug zijn in de Bierput. Ook als jullie moeten wachten op de metro, loop dan wat rondjes over het perron en sta in de metro zelf ook niet stil. Doen jullie dat wel, dan zal de duistere magie die is opgeroepen met de vloek der elementen de andere duistere magiërs bereiken. Deze zullen dan kunnen zien waar jullie zijn, en de aanval afmaken. De Bierput is beschermd omdat het gebouw zich boven het magiër consult bevind. Zodra jullie daar aangekomen zijn, ga dan onmiddellijk naar Zichadarus en vertel wat er is gebeurd. Hij zal mij kennen en zal jullie helpen. Vergeet ook niet Dirores de waard in te lichten. Ik weet niet of jullie het weten maar hij is ook magiër. En een machtige ook. Hij en Zichadarus zullen jullie helpen om de uitwerking van de vloek op te heffen. Ga nu, ik zie jullie snel genoeg weer.'
'Ik wist het,' zei Sniafe. 'Ik wist dat we in de problemen zouden komen. Ik wist het van te voren al.'
'Snif, het maakt niet uit. Ik mag dan geraakt zijn door de vloek maar we zijn gered door deze jongen hier.'
Sniafe knikte voordat ze zich op de onbekende jongen richtte.
We moesten tegen Zichadarus zeggen wat er is gebeurd en je zei dat hij je zou kennen. Maar wat is je naam? Niet alleen om dat maar ook omdat je ons gered hebt, zouden we graag willen weten met wie we te maken hebben, of niet jongens?'
De rest knikte, en Spertion nam het woord.
'Je hoeft het natuurlijk niet te vertellen maar het zou ons weleens heel erg kunnen helpen.'
De jongen reikte zijn hand naar zijn borst en met één vloeiende beweging trok hij zijn kleren van zich af. Daarna was er een oranje flits en stond er een man van een jaar of veertig voor hen.
'Ik,' zei de man statig, 'ben de “dagwandelaar”.'
Hoofdstuk 15.
Een raar teken.

Ze hadden Zichadarus uit bed gehaald omdat iedereen het te belangrijk vond om te laten wachten tot de volgende dag. Nadat ze het hadden uitgelegd vuurde Zichadarus een bol van blauw vuur op het viertal af, maar hij schrok ook best erg. Niet omdat hij bang was maar meer omdat hij bijna niet kon geloven dat de dagwandelaar nog in leven was.
'Die bol was om de vloek op te heffen, maar weet je het heel zeker, Lysiande dat je de dagwandelaar hebt gesproken?'
Zichadarus kon het haast niet geloven. Hij had altijd gedacht dat de huidige dagwandelaar jaren geleden gestorven was door toedoen van de Xidiandsen. In de tijd dat Sipondix Hichiad magister was, kwam er eens een persoon in de aura die beweerde dat hij een ander soort magie bezat dan die de magiërs van de Aura hadden.
De magiërs geloofden de beste man niet, en vroegen een demonstratie als bewijs van zijn gelijk.
De man liet een rotsblok exploderen zonder dat er maar een lichtflits te zien was. Nu wist iedere magiër dat je explosieve spreuken niet kon gebruiken zonder dat de omstanders en jijzelf een lichtflits zouden zien. Dat de man dat wel kom bewees dat hij inderdaad een andere vorm van magie bezat.
Sipondix vroeg hoe de man heette.
De man had geen naam gezegd. Hij had alleen gezegd dat hij de dagwandelaar is.
Volgens hem was er in Kroposlakoi ook een dorp waar magiërs woonden, net als de Aura. Alleen bezaten de bewoners van dat dorp niet alleen elementaire magie, maar ook elfse magie.
Sipondix wou ook weten waarom hij de dagwandelaar heette, wist Zichadarus zich te herinneren.
De man had uitgelegd dat het slechts een titel was. Een titel die alleen door oppergod Sopiodus gegeven kon worden.
Zowel Zichadarus als Sipondix alsmede de omstanders waren verbaasd te horen dat die groep magiërs dezelfde oppergod hadden. Hierop had de dagwandelaar gezegd dat de oprichters van de Aura niet de enige waren die de aanslag van de Xidiandsen hadden overleefd. Toen ze hadden aangevallen zag een ander groepje in dat ze toch niks konden uithalen en dat het beter zou zijn dat ze zouden vluchten. Ze waren naar Kroposlakoi gegaan in de hoop daar opnieuw te kunnen beginnen. Dat was uiteindelijk gelukt en had geresulteerd in totstandkoming van een nieuwe groep magiërs: de magiërs van het Dorp. Het Dorp was de naam van hun dorp. Dit allemaal was de reden dat ze dezelfde oppergod hadden als de magiërs van de Aura.
Zichadarus had nog gevraagd waarom ze ook elfse magie bezaten. Voor zover hij wist hadden alleen de elfen die zelf. De dagwandelaar had hierop gezegd dat de elfen bereid waren hun de magie te leren, mits ze Sopiodus ook als hun oppergod mochten gaan zien, aangezien hun belangrijkste godin weer tot leven was gekomen in de vorm van een geest. En die geest was weer vernietigd door de aartsvijanden van de elfen: De aardmannetjes. Zodoende geloofde niemand meer in het bestaan van die godin en hadden de elfen geen oppergod of godin meer om te eren, en daarom zochten ze maar hun heil bij de magiërs van het Dorp. Ze moesten en zouden een nieuwe oppergod of godin hebben, maar ze waren nog wel zo eerlijk om eerst toestemming te vragen. De magiërs hadden ingestemd, en later hadden de elfen ervoor gezorgd dat ze de geesten van de goden konden oproepen zodat de magiërs van het dorp rechtstreeks met hun goden konden praten. Sopiodus had toen tegen hen gezegd dat ze zo snel mogelijk een nieuwe titel in het leven moesten roepen, namelijk de dagwandelaar. Maar die titel kon alleen door hem gegeven worden in de vorm van een droom. Als de fontein die midden in het dorp de dag na droom oranje water spoot in plaats van blauw wist iedereen dat er een nieuwe dagwandelaar was.
Om problemen te voorkomen kon alleen de dagwandelaar zelf het water van de fontein weer veranderen in de blauwe kleur die het eerst had.
De nieuwe dagwandelaar had in een droom te horen gekregen hoe dat moest.
Terwijl Zichadarus hier zo over na zat te denken klonk ineens een stem.
'Zich?, Zich! Ben je er nog of ben je in slaap gevallen?'
Zichadarus schrok op uit zijn eigen gedachten.
'Sorry, ik was even diep in gedachten verzonken over de dagwandelaar. Ga zitten, ik moet jullie meer over hem vertellen.'
Nadat iedereen was gaan zitten begon Zichadarus te vertellen waarover hij net had zitten piekeren.
'Dus er is nog een vorm van magie?,' vroeg Zilofka nadat Zichadarus was uitverteld.
'Ja, beste meid, er zijn zelfs geruchten dat er nog meer vormen zijn, maar daar weet ik niks van. Het enige waarvan ik weet dat ze bestaan zijn deze twee vormen,' antwoordde de waard voordat Zichadarus antwoord kon geven.
'Maar eigenlijk is dat helemaal geweldig,' riep Spertion ineens uit. 'Ik heb helemaal nooit geweten van het bestaan van elfen en aardmannetjes en eigenlijk heb ik altijd wel gehoopt dat ze zouden bestaan. Mijn moeder heeft altijd gezegd dat het maar fabeltjes waren, maar nadat ik “De macht van de kleine wezens” had gelezen geloofde ik er steeds meer in. En nu krijg ik eindelijk bevestiging!'
Zichadarus glimlachte.
'We mogen van geluk spreken dat de dagwandelaar om ons heen is. Hij is degene die ons meer bescherming kan bieden dan enig ander maar kan.'
Sniafe wreef ongerust met haar handen door haar haar. Ze moest iets voorstellen aan de groep, ondanks dat ze wist dat Zichadarus er tegen zou zijn, moest ze het voorstellen.
'Zich, ik moet jou en de anderen iets vertellen,' begon ze. 'Als het aan mij ligt moeten we zo snel mogelijk Pratioson vinden. Als we er niet in slagen hem zo snel mogelijk te vinden, dan kan er ik weet niet wat met hem gebeuren. We moeten zo snel mogelijk Qrokosto stad verlaten... Er zijn belangrijkere dingen die op het spel staan.'
Tot haar verbazing zei Zichadarus dat ze inderdaad zo snel mogelijk zouden vertrekken als zij dat wou.
Hij had Sniafe alleen maar getest door te zeggen dat ze zo lang moesten blijven totdat Sniafe goed genoeg met één arm overweg kon. Hij had geweten dat Sniafe het gelijk al zou kunnen, door haar wilskracht, maar hij wilde haar toch de test laten ondergaan, evenals de anderen. Als ze zoveel wilskracht toonden als dat ze nu net hadden getoond, wist Zichadarus dat hij in deze jongeren een perfect reisgenootschap had gevonden. Hij wist het al wel zeker maar toch knaagde er één of ander gevoel aan hem waardoor hij de jongeren moest testen.
Misschien had het alleen maar te maken met het feit dat hij een magiër was, dacht hij.
Lysiande, Spertion en Zilofka stemden er ook mee in dat ze zo snel mogelijk moesten vertrekken. Lysiande en Zilofka waren zelfs eerder met toestemmen dan dat Zichadarus was geweest.
'Dan besluit ik nu,' zei Zichadarus, 'dat we morgen tijdens zonsondergang zullen vertrekken. Het is beter om in de duisternis door Qrokosto te trekken dan om er overdag doorheen te trekken.'
Spertion protesteerde hiertegen.
'Kunnen we toch niet overdag weggaan? 's nachts moeten we slapen.'
'Als jij liever door het Qrokostose leger aan een speer wil worden geregen, dan kun je beter overdag weggaan ja,' zei Zichadarus. 'We moeten namelijk door een open en verlaten gebied. Namelijk de vlakte van de zon. Over deze vlakte loopt maar één weg, en bovendien is deze vlakte heilig. De Qrokostoanen hebben bevolen dat er niemand die niet gewijd is aan de Qrokostose goden, deze vlakte niet mag betreden. Dus om daarvoor te zorgen heeft de regering van Qrokosto, voordat Qrokosto in Diskyofse handen viel, besloten dat het leger van Qrokosto gewijd moest worden aan de goden, zodat ze de vlakte van de zon mochten betreden.'
'Als we 's nachts gaan, dan hebben we dus veel minder kans om gepakt te worden?' vroeg Zilofka.
'Dat heb je goed gedacht, Zilofka. Langs de weg is een klein bos. En daardoor gaat het leger 's nachts niet omdat ze denken dat het daar dan spookt. Dit is lariekoek, maar toch gaan ze er 's nachts niet in. Dat is dus een mooie mogelijkheid om er 's nachts doorheen te trekken.'
Zichadarus keek even op naar een klok aan de muur: één uur s 'nachts. Tijd om naar bed te gaan dus. Dit zei hij dan ook tegen de jongeren en nadat die waren weggegaan, naar hun kamer, naar dromenland, wou Zichadarus zelf naar bed gaan toen er tegen de deur werd geklopt.
Zichadarus wou net de dekens over zich heen trekken toen het gebeurde.
Hij gaf antwoord met een korte roep dat het oké was, en even later stapte de dagwandelaar binnen.
Zichadarus schrok merkbaar. Hij had het kunnen weten dat de dagwandelaar hem zou komen opzoeken maar toch was hij er niet op voorbereid geweest. Normaal gesproken kregen de magiërs een teken toegestuurd, wat betekende dat de dagwandelaar op bezoek kwam. Dit had Sipondix tegen hem gezegd in die tijd dat de dagwandelaar naar de Aura was gekomen, maar deze dagwandelaar had besloten om geen teken te sturen.
Zichadarus stapte uit bed en liep met uitgestrekte armen om de dagwandelaar af. Ze begroetten elkaar alsof ze hele oude vrienden waren die elkaar eindelijk weer zagen.
Nadat er het één en ander was uitgewisseld vroeg Zichadarus naar de reden van het bezoek van de dagwandelaar.
'Nu, mijn beste Zichadarus,' begon de dagwandelaar voorzichtig terwijl hij om zich heen keek. 'Je moet weten dat witte magie, de magie die de magiërs normaal gesproken beheersen, niet langer te beheersen valt.'
Zichadarus trok een wenkbrauw op.
'Dat betekent dus dat de duistere magie opmars maakt?'
'Daar heb je helemaal gelijk in, Zichadarus. We moeten oppassen dat we er niet door worden verslonden. Als de duistere magie ons te pakken krijgt, dan hebben we een groot probleem.'
'En jij bent hier om ons te helpen?' Zichadarus liep naar een leunstoel in de kamer en plofte daarin neer. De dagwandelaar ging tegenover hem op een krukje zitten.
'Zichadarus, ik kan niet anders dan jullie helpen. Ik heb namelijk gehoord dat de nachtwandelaar ook weer ronddwaalt over Sjarinda.'
'Bij alle goden die ik ken, dit kan niet waar zijn!'
Zichadarus hief zijn armen op naar de hemel ten teken van frustratie.
'Eerst de Xidiandsen bij Fragien en nu ook nog dit verschrikkelijke nieuws.'
'Het spijt me, Zichadarus, maar er is nog meer wat je moet weten.'
'Nu, erger dan dit kan het niet zijn denk ik dus vertel maar.'
'De nachtwandelaar heet Xip Lasto...'
De dagwandelaar kon zijn zin niet afmaken, want er werd ineens keihard op de deur gebonsd.
Zichadarus en de nachtwandelaar keken elkaar aan alsof ze wilden overleggen over wat ze moesten doen.
Heel veel tijd kregen ze daar niet voor want degene die achter de deur stond vond dat het tijd was om zelf maar naar binnen te komen.
Toen diegene binnenkwam staarden Zichadarus en de dagwandelaar hem aan.
'Waard Salopiak, wat brengt u zo midden in de nacht op deze kamer?'
De waard leek er erg vermoeid uit te zien.
'Er is een jongeman beneden die veel voor problemen zorgt. Jullie twee moeten komen, nu meteen.'
Zichadarus vroeg of er nog meer mensen waren, beneden.
'Ja, naast die ene jongeman die de leider schijnt te zijn, zijn er ook nog eens een tiental andere mannen aanwezig die voor veel onrust zorgen.'
'Hebben ze wapens?' vroeg de dagwandelaar.
'Ja, de meeste gebruiken zwaarden. De rest gebruikt magie.'
'Magie,' mompelde Zichadarus in zichzelf.
'Dan moeten we maar te hulp komen, maar we moeten de anderen ook wakker maken. Het is niet langer veilig meer voor ons om hier te blijven. Ik had besloten dat we morgen met zonsondergang zouden vertrekken, maar dat moet nu dan maar, hoewel ik het zeer betreur.'
'Als jullie naar beneden gaan, dan zal ik uw vrienden wekken,' zei de waard, die daarop vertrok om dit te gaan doen.
Zichadarus en de dagwandelaar vertrokken naar beneden.
Daar aangekomen zagen ze een behoorlijke ravage.
Stoelen en banken waren omgegooid. Tafels waren zo te zien met zware bijlen doormidden gekliefd, en de drankvoorraad van de taveerne lag tussen gebroken flessen en kruiken op de grond.
Alle lampen waren tevens uit, omdat de groep aanvallers de stroom had afgesneden.
Nu werd de taveerne verlicht door de ouderwetse toortsen die nog aan de muren hingen.
De leider van de groep aanvallers draaide zich om toen hij hoorde dat er mensen aankwamen.
Toen hij Zichadarus en de dagwandelaar zag, schrok hij merkbaar. Dit had hij niet verwacht. Hij wist dat Zichadarus er zou zijn, maar niet dat de dagwandelaar, het tegenovergestelde van wat hij was, er ook zou zijn. Maar ja. Hij had van Darkos Hiosa zelf bijzondere krachten gekregen waarmee hij iedereen die in zijn weg kwam kon overmeesteren.
De dagwandelaar hoorde dat andere aanvallers iets vroegen aan de leider.
'Meester van de nacht, zijn we hier nog niet klaar?' vroeg er eentje.
Meester van de nacht herhaalde Zichadarus voor zichzelf en keek daarna naar de dagwandelaar.
Die gaf het antwoord wat hij wou horen.
'Jij bent de nachtwandelaar! Jij bent degene voor wie ik ben gekomen!'
'Ach, dagwandelaartje, ik hoef maar in mijn vingers te knippen en deze mannen hier krijgen een deel van mijn kracht mee, en dan zijn jullie waardeloos. Als ik dat doe zullen jullie binnen een paar seconden zijn afgemaakt.'
De dagwandelaar gaf geen krik terwijl Xip Lasto Provensochi hem zo beledigde, maar hij ging dapper de strijd aan.
Xip echter leek met de seconde sterker te worden.
Hij vuurde de ene na de andere duistere vloek af. De meeste kende de dagwandelaar wel, maar er zaten sommige bij waarvan zelfs hij nog nooit had gehoord.
Misschien moest hij de hulp van de elfse magie maar inroepen. Maar dat zou wel veel kracht van hem vergen.
Ach, hij was inmiddels in een taveerne. De waard zou vast wel een zacht bed voor hem hebben.
Hij liet Xip eerst denken dat hij al uitgeput was. Xip dacht te zien dat de dagwandelaar zwakkere spreuken afvuurde. Maar toen ineens begon de dagwandelaar in de taal van de boselfen te spreken.
'Zuchi al visko, di nigia zul komstu.'*
Hierop werd de kamer gehuld in een licht rode gloed, en even later ging de deur naar buiten open.
Er kwamen elfen binnen.]
De dagwandelaar had namelijk de noodoproep van de elfen gebruikt. De oproep werd regelmatig gebruikt door allianties van het elfenvolk en deze verschenen dan
*noodkreet van de boselfen, zie aanhangsel.
op de plaats waar ze nodig waren.
Xip en zijn gevolg waren hier niet op voorbereid, maar toch probeerden ze nog wat. Door de meest duistere spreuken af te vuren kwamen ze nog een heel eind. Op een gegeven moment dacht Xip dat Zichadarus uitgeschakeld was. Of hij ook daadwerkelijk dood was, wist hij niet helemaal zeker. Maar daar kwam Xip snel genoeg achter.
Zichadarus deed namelijk net alsof hij niet meer kon, en alsof hij op het punt stond om te sterven. Maar daarna kwam hij terug...
Hij vuurde de meest krachtige spreuken op het gevolg van Xip af, en gesteund door de dagwandelaar en de elfen slaagden ze erin de slag
in de hand te krijgen. Toen besloot de dagwandelaar om door te drukken. Door middel van combinaties van spreuken versloegen hij en Zichadarus iedereen behalve de meester van de nacht zelf.
'Voor nu,' zei Xip, 'is dit voorbij. Maar wees gewaarschuwd. De meester van de nacht neemt geen genoegen met een nederlaag. Er zal eens een
gevecht komen waarin ik zal winnen. Ik zal nooit opgeven, ook al word het mijn dood.'
'Nu,' zei Zichadarus. 'Dan is het maar beter dat je nu gaat en je de eerstkomende tijd niet meer laat zien. Doe je dat wel, dan weet je wat je te wachten staat.' Zichadarus zei dit op een manier die Xip deed huiveren. Maar toen hervond Xip zich weer.
Hij keek Zichadarus minachtend aan.
'Ik zal nu gaan, maar wees gewaarschuwd oude, dwaze man. Ik kom terug!'
Daarna was er de gebruikelijke blauwe flits als magiërs verschenen of verdwenen, en was er niks meer te zien van Xip Lasto Provensochi.
De waard kwam terug en vroeg hoe de zaken ervoor stonden.
'Niet zo goed,' antwoordde de dagwandelaar. 'Kijk maar eens wat een ravage hij heeft veroorzaakt.
De dagwandelaar ging hem voor naar de gelagkamer. Daar aangekomen vertrok het gezicht van de waard merkbaar.
'Dit kan hij mij niet aandoen. Ik ben geruïneerd voor de rest van mijn leven. Ik kan de tent wel sluiten. Ik ben verloren.'
Toen de elfen dit zagen begonnen ze zachtjes met elkaar te overleggen.
Zichadarus, de dagwandelaar en de waard keken elkaar aan.
'Wat zijn ze aan het doen?' vroeg Zichadarus zo zacht aan de dagwandelaar, dat zelfs de waard hem bijna niet kon horen.
'Ik heb geen flauw idee, maar ze doen dit wel vaker. En het heeft heel vaak positief uitgepakt.'
Een paar minuten later kwam er een schaars geklede vrouwelijke elf uit het groepje naar voren lopen.
'Dat is de leider van de elfen van het bos,' fluisterde de dagwandelaar tegen Zichadarus en de waard.'
'Mijn naam is Lena Vordisia. Ik ben de leider van de elfen in het bos, even voorbij het dorp van de magiërs.'
Ze richtte haar blik op de waard. 'Wij hebben besloten om u te helpen. Morgenochtend rond de klok van elf uur komt er een elfenkaravaan hier in Qrokosto stad. Ze hebben allemaal meubels en dergelijke dingen bij zich. Allerlei dingen die nodig zijn om een taveerne draaiende te houden. Het is een normale karavaan die op weg is om de andere volken van ons van spullen te voorzien. Ik geef u nu deze brief. Hij is verzegeld met de was van mijn persoonlijke zegelring, en u mag hem ook niet openmaken. Deze brief geeft u het recht om aan de elfenkaravaan nieuwe apparatuur te vragen.'
Ze glimlachte naar de waard. En die was sprakeloos.
'Heel... heel erg bedankt, mevrouw. Ik had niet durven dromen, dat ik ooit mijn zaak weer op de been zou krijgen. De nachtwandelaar heeft veel schade aangericht. Ik dacht echt eventjes dat ik de tent kon gaan sluiten.'
'Dirores Salopiak. Ik en mijn volk laten nooit iemand zomaar in de kou staan. Sommige andere volken
proberen ook bij ons in de gunst te komen. Maar wij helpen alleen als het écht nodig is. Ik weet dat deze taveerne uw lust en uw leven is. Zonder dit gebouw en de inboedel daarvan zit u op straat. Dit zagen wij. Daarom hebben wij besloten om u te helpen.'
'Nogmaals bedankt mevrouw. Meer weet ik op dit moment echt niet uit te brengen.'
De elfenvrouwe knikte en sprak toen tot Zichadarus en de rest van de groep.
'Magiër, weet dat ik u ontzettend dankbaar ben voor wat u heeft gedaan. U heeft mij en mijn volk een zeer goede dienst bewezen. Wij elfen geloven in het oude verbond dat er naar mijn weten nog steeds moet zijn. Dit verbond is dat de magiërs van de aura en de magiërs van het dorp samen in vrede leven. U heeft een vijand van de magiërs van de aura weggejaagd en daarmee automatisch ook een vijand van de magiërs van het dorp. Omdat jullie gelijk zijn bied ik u ook onze volledige bescherming aan.'
Ze wachtte even omdat ze dacht dat Zichadarus iets terug wou zeggen.
Zichadarus leek even na te denken maar besloot daarna om verder te luisteren.
'Ik weet dat u nog nooit een elf heeft gezien. En samen met u zijn er nog vele anderen op deze planeet die nog nooit een van ons heeft gezien. Daarmee komen we dus ook tot de conclusie dat u en de andere magiërs nog geen bondgenootschap hebben met ons. Dit betekent dus ook dat ik nu nog moet vermelden dat u bij ons altijd welkom bent, niet alleen u, maar ook uw vrienden. Iedereen die een bondgenootschap met ons aangaat krijgt ditzelfde te horen. Wij verwachten echter wel van u en de andere magiërs van de Aura dat wij ook altijd bij jullie welkom zijn. Is dit drie keer niet het geval is het bondgenootschap verbroken en kan alleen worden hersteld met toestemming van de elfenkoningin.'
Zichadarus rechtte zijn rug en sprak.
'Mevrouw, ik zal zo gelijk een boodschap naar ons dorp toesturen. Ik weet niet wie ik daar zal treffen, maar ik zal ervoor zorgen dat u en uw volk altijd toegelaten zullen worden en dat u alles krijgt wat u maar wenst.'
De vrouw knikte, en schonk een vriendelijke lach aan Zichadarus en de rest van de groep.
'Wij moeten helaas nu weer gaan. Er is nog veel werk te doen. We moeten zo snel als we kunnen weer terug naar Xisi. Wij zijn nodig iets ten noorden van Borogia. Daar is een groep houthakkers die wij bescherming bieden. Zichadarus, dagwandelaar, ik wens jullie het allerbeste. Tot ziens.'
Spertion dacht dat ze niks persoonlijks tegen de vier vrienden zou zeggen, dus stapte hij naar voren en gaf de elfenvrouwe een hand. Zilofka, Lysiande en Sniafe volgden.
De elfenvrouwe wenste ook hen alle geluk toe, en vertrok daarna.
Ze was nog geen minuut weg of er begon iets te piepen.
'Wat is dat?' vroeg Sniafe die in gedachten leek verzonken door wat de elfenvrouwe tegen Zichadarus had gezegd.
'Ik denk,' zei Spertion, die het apparaatje van Klistadu tevoorschijn haalde, dat het dit is.'
De rest haalde het apparaatje ook tevoorschijn. Die piepten ook allemaal.
'Het moet hier ergens zijn,' zei Lysiande.
Ze keek op het beeldscherm en zag dat het geen persoon of dier was. Ook geen monster.
'Dat betekent dus dat er iets bijzonders is.'
'Ja, maar wat zou dat zijn en moeten we er onze tijd wel aan spenderen?' Spertion was duidelijk niet zo zeker van de zaak.
Zilofka die goed nadacht keek met een vragende ogen naar Zichadarus.
Deze haalde op zijn beurt zijn schouders op.
'Ik weet het niet. Het kan goed zijn en het kan slecht zijn.'
'Het kan altijd goed en slecht zijn,' zei Sniafe cynisch.
'Ha ha, ja dat is absoluut waar Sniafe.'
'Laten we er maar op afgaan, en dan kijken we wel, toch?' Lysiande begon al vooruit te lopen in de richting die het schermpje aangaf. En zoals ze had verwacht volgde de rest.
Het was zoals het schermpje aangaf inderdaad niet ver, want nog geen kwartier later kwamen ze bij een oud pand aan. Er hing een uithangbord boven de deur dat door de verroeste spijkers helemaal scheef hing. Er waren een paar ramen die gesprongen waren en er groeide mos op de bakstenen muren.
'Lamiki's snuffelwinkel. Ik weet echt niet wat we hier moeten verwachten.' Lysiande wou nog niet naar binnen gaan, maar toen Spertion een voet over de drempel had gezet ging zij ook naar binnen en de rest volgde ook.
Het pand zag er van buiten erg slecht uit maar daarentegen leek het van binnen wel een paleis.
Maar niemand van het zestal wist precies wat ze er zouden aantreffen.
'Waarom is deze zaak eigenlijk 's nachts open?,' vroeg Zilofka hardop.
Daarop kwam er een jonge vrouw het vertrek binnen. Net als Sniafe had ze ook maar één arm.
'Normaal ben ik 's nachts niet open, maar ik moest jullie spreken en daarom heb ik de magiosearcher laten piepen en de zaak open gedaan.'
Iedereen leek nu erg verbaasd.
'Ja, ik ben één van de weinigen die dat kunnen, maar ik moet jullie vriendin met één arm iets meegeven.'
Sniafe stapte uit zichzelf naar voren.
'Ik heb hier een stuk hout met een cijfer erin, het cijfer één. Dit is een zogenaamd magisch cijfer. Er zijn er twintig van. Tien witte en tien zwarte. Wit voor goed natuurlijk en zwart voor slecht, hoewel je met de zwarte ook weer goede dingen kan doen, zoals een vijand uitschakelen. Ieder cijfer kan tien spreuken afvuren die niemand die magie bezit kan gebruiken. Je moet er echter wel zelf achter komen welke dat zijn.'
'Wacht even,' zei Sniafe. 'Waarom krijg ik dit stukje hout, en niet iemand anders. Hoe weet ik dat het werkt, en als het werkt, iemand moet toch de spreuken hebben gemaakt?'
De vrouw liet een belletje rinkelen en even later kwam er een dienstmeisje binnen. Daarna nam de vrouw het stukje hout in haar handen en concentreerde zich diep. Even later bevond het dienstmeisje zich ongeveer drie sjisomer boven de grond. Dit was meer dan een magiër die kon vliegen meestal in het begin kon.
'Hieraan kun je zien dat het werkt. En dit is ook de enige functie waarvan ik zal uitleggen hoe het werkt. Het is namelijk de functie die mij ook is uitgelegd, en van de andere negen ben ik er zelf achter gekomen.
Je denkt aan het object wat je wilt laten zweven, hoe hoog en voor hoe lang. Dan werkt het.'
Sniafe knikte en de vrouw vervolgde haar verhaal.
'De andere negen zijn makkelijk te achterhalen. Het gaat eigenlijk vanzelf. Op het moment dat je het nodig hebt komt het ineens in je gedachten. Het is echter wel zo dat als alle tien geactiveerd zijn, je de gave van dat cijfer nog maar tien jaar kan gebruiken. Daarna moet je het cijfer aan een andere drager geven.'
'En hoe herken ik een drager?' vroeg Sniafe.
'Door te kijken of degene een ledemaat mist. Als dit het geval is moet de eerste die je ziet de volgende drager zijn. Ik ben gister pas achter de laatste mogelijkheid gekomen. Maar nadat ik had gezien hoe jullie allemaal in het café die strijd hadden geleverd wist ik dat ik de vaandel moest overdragen. En dat was jij dus.'
'Als dit echt werkt dan hebben we er erg veel aan,' zei Lysiande. 'Maar kunnen we ook meer cijfers in handen krijgen?'
'Dat kan, maar alleen als je een cijfer vind dat nog geen eigenaar heeft, of als de eigenaar het cijfer overdraagt aan een nieuwe drager. Maar niet iedere drager heeft dezelfde eigenschappen en voorwaarden voor een nieuwe drager. Ik weet bijvoorbeeld dat het cijfer vier door iedereen gebruikt kan worden, en het cijfer zeven alleen door mannen. Maar ik kan helaas niet meer zeggen want over een paar uur komt de zon al op en jullie moeten nog over de vlakte van de zon.
Deze is alleen laatst door een duistere magiër betoverd. Normaal gebeurt dat niet, maar deze magiër kon zichzelf niet beheersen. Daarom weet ik niet precies wat jullie kunnen verwachten. Ga nu, want je hebt de tijd hard nodig.'
'Heel erg bedankt voor het cijfer en deze informatie mevrouw,' zei de dagwandelaar.
De vrouw knikte hen vriendelijk toe, en daarna liep iedereen de winkel weer uit en vervolgde het zestal hun weg naar de rand van Qrokosto stad en vanuit daar naar de vlakte van de zon.

Re: Sjarinda 1 - Het lot van de steen uit de duisternis.

Geplaatst: 28 dec 2012 04:14
door maramsp
Hoofdstuk 16, 17 18 en 19.

Hoofdstuk 16.
De vlakte van de zon.

Het is midden in de nacht en het kleine reisgenootschap bevind zich op de vlakte van de zon. Maar er is hier verder geen zon te bekennen.
Het enige wat er is, is wat maanlicht en verder alleen maar open, verlaten vlaktes met hier en daar een steen. Als het regent heb je dus geen bescherming en ook als je aangevallen word dan heb je een probleem.
Zichadarus was wel zo slim om de beschermingsspreuk te gebruiken die hij ook had gebruikt toen ze Zilofka ontmoetten. Maar hij wist zelf dat die spreuk niet zoveel zin had hier op de vlakte. Maar hij had geen keus.
De dagwandelaar had wel gezegd dat er een elfse spreuk was, die hun kon beschermen, maar dat zou hem ongelooflijk uitputten, dus hadden ze met zijn allen besloten om het maar zonder die bescherming van de elfse magie te doen. Ze waren dan wel kwetsbaarder maar dat maakte ze niet uit.
Het zestal was op zoek naar het bos waar de soldaten van de zon 's nachts niet zouden komen.
Daar zouden ze tenminste deze nacht veilig zijn.
En heel misschien morgen overdag ook.
'Zich, zou je geen magie kunnen gebruiken om ons sneller vooruit te laten komen?,' vroeg Lysiande.
Ze was er niet gerust op dat ze het bos snel zouden bereiken.
'Dat zou wel kunnen, maar eigenlijk alleen in het bos zelf. Hier zouden we snel opgemerkt worden door magie. En dan zitten we in de penarie. Het leger van de zon heeft ook enkele magiërs en die zouden ons dus snel opmerken.'
'Ook elfse magie?' De dagwandelaar wist niet echt veel van dit gebied van de planeet af.
'Wil je zeggen dat je wel magie kunt gebruiken dan om ons sneller vooruit te laten komen?,' vroeg Spertion hoopvol.
'Het is het proberen waard,' zei Zichadarus. 'Maar bereid je wel voor op al het mogelijke... Je weet het maar nooit hier.'
'Stop dan allemaal even met lopen. Ik moet me concentreren.'
Zodra iedereen was gestopt hief de dagwandelaar zijn armen op en sprak iets in het elfs dat de anderen niet konden horen.
Daarna voelde iedereen dat ze nieuwe krachten in hun lichaam hadden gekregen. Net zoals Zichadarus had gedaan toen Lysiande, Spertion en Sniafe hem hadden ontmoet.
Nu kwamen ze veel sneller vooruit. En de twee ezels die ook meereisden waren blij dat ze eens wat sneller konden lopen.
Maar plots gaf Zichadarus een teken dat ze allemaal stil moesten staan.
'Wat is er aan de hand Zich?' Lysiande tuurde in de verte naar het oneindige blauw van de nacht maar ze kon niets zien.
'Ik voel dat er soldaten van de zon op een paar sjisomar van ons zijn.'
'Dat is niet zo best,' zei Sniafe die net als Spertion in het blauw van de nacht aan het staren was.
Ook zei kon niets vinden.
'Dagwandelaar, kun jij misschien op de één of andere manier zeker weten of we straks op de soldaten stuiten?'
'Nee, Lysiande, ik denk dat we maar moeten afgaan op het gevoel van Zichadarus. Als er nou geen magiërs in het leger zouden zitten was het een ander verhaal geweest. Maar die zijn er wel dus dat zou erg moeilijk gaan.'
Iedereen liep verder en inderdaad zagen ze, toen ze een sjisomar of drie waren gevorderd een groep soldaten van de zon. Alleen leken deze soldaten niet echt bezig met hun plicht, namelijk het bewaken van de vlakte.
'Ze lijken wel dronken,' zei Zilofka. 'Daar moeten we ons voordeel uithalen.'
'Ik zou de beschermingsspreuk wat krachtiger maken. Dan komen we er zeker langs.'
Nadat Zichadarus dit had gezegd verscheen er een zwarte flits.
'Deze beschermspreuk gebruik ik alleen in geval van nood. Dit is een noodgeval want als we aangevallen zouden worden weet ik niet of we het zouden overleven. We maken wel een kans met magie, maar ik denk niet zoveel.'
Het zestal liep verder in de wolk en ze passeerden.
Een dronken soldaat leek wel wat in de gaten te hebben maar hij vond zijn bierpul belangrijker dus schonk hij geen aandacht aan de vrienden. Een andere soldaat zag het ook en die was niet zo heel erg dronken. Hij was nog net bij zijn verstand en waarschuwde een magiër.
'Reizigers, jullie weten toch dat de vlakte van de zon verboden gebied is voor mensen en wezens die niet gewijd zijn aan de goden van Qrokosto?'
De eerste magiër van het leger van de zon sprak.
Lysiande en Spertion waren de eerste die omkeken. Sniafe en de rest volgden niet lang daarna.
'Rennen,' zei Zichadarus. 'Ze weten dan wel dat we niet gewijd zijn maar het is beter dan hier te blijven staan.'
Niemand liet zich dat een tweede keer zeggen.
Maar het leger van de zon was ineens van hun dronkenschap af. De magiërs van de groep hadden hun magie gebruikt en zodoende de soldaten van hun dronkenschap verlost nu ze aan het werk moesten.
Iedere soldaat die een paard tot zijn of haar beschikking had steeg op en zette de achtervolging in. De rest volgde te voet. Helemaal voorop gingen de magiërs op prachtige, maar bovendien snelle ruinen. Daar achter volgde de cavalerie van de zon, op witte en zwarte ruinen en merries, met hun zwaarden in de aanslag en hun harnas en wapenuitrusting blinkend in de kleuren van het maanlicht.
Daar weer achter waren er mannen en vrouwen te voet in wapenuitrusting. En eentje daarvan droeg een vaandel met het teken van het leger van de zon er op.
In de achterhoede waren ook een paar magiërs op de snelle, witte ruinen, maar die reden al snel naar voren omdat er achter hun niets was dat hun aandacht vergde.
Je kon heel duidelijk zien dat het leger van de zon ontzettend gedisciplineerd was.
In nog geen drie minuten had de hele meute de achtervolging al ingezet.
'We zijn verloren,' zei de dagwandelaar wanhopig terwijl hij vooruit rende om beschutting te zoeken.
Spertion dacht na terwijl hij de benen uit zijn lijf liep.
'Misschien... zijn...we... toch...niet...verloren.'
'Wat bedoel je?' vroeg Zichadarus.
Spertion ging wat langzamer lopen om wat beter uit zijn woorden te komen.
'We hebben ten eerste dat stukje hout. Misschien weet Sniafe straks wel iets, en heeft de dagwandelaar geen macht hier?'
Zichadarus bracht de boodschap aan de dagwandelaar over, maar die zei dat hij in Qrokosto niks in te brengen had.
'In elk land over de hele planeet wel, behalve hier.
De Qrokostoanen hebben altijd een eigen wetgeving gehad. Maar zelfs iedereen houd zich daar niet altijd aan.'
Er werden pijlen op hun geschoten maar die werden gelukkig afgeketst door de wolk die om hun heen hing.
De magiërs van het leger van de zon zagen dat en vuurden toen spreuken op hen af. Die troffen wel doel.
Lysiande gilde het even uit van de pijn, maar Spertion was zich daar snel van bewust en genas haar met een helingsspreuk.
De dagwandelaar en Zilofka werden ook getroffen, maar die genazen zichzelf.
Het leek er even op dat ze het niet gingen redden, maar toen ineens bracht het stukje hout redding.
'Dagwandelaar, kun je er misschien achter komen hoe ver het bos nu is. Magie gebruiken maakt nu niets uit, we worden toch al achtervolgd.'
'Ik zal het proberen,' was het antwoord.
De dagwandelaar concentreerde zich diep terwijl hij ook nog rende om aan de achtervolging te ontkomen.
Een paar minuten gebeurde er helemaal niets, zelfs niet van de kant van het leger van de zon. Niemand wist echter dat Zichadarus daar voor had gezorgd, en dat zei hij ook niet. Hij zou wel een andere keer vertellen en uitbeelden dat hij verschrikkelijk veel macht had voor een magiër. Hij was niet voor niets de dagwandelaar geweest voordat deze dagwandelaar benoemd werd. Hij had er zelf geen zin meer in en zette zijn dood in scene toen hij nog magister was in de Aura. Dat gaf een behoorlijke shock in de Aura toen bleek dat hij niet dood was, maar in de tussentijd was er in het Dorp al wel een nieuwe dagwandelaar gekozen. Zichadarus deed echter wel altijd in zijn magistertijd alsof hij niets van het Dorp en van de dagwandelaar afwist. Zelfs niet toen de dagwandelaar bij hen in de Aura kwam. Niemand wist het van hem en dat moest ook zo blijven totdat de tijd rijp was. Hij had zich wel voorgenomen om koste wat het kost de beschermer van het vriendenclubje te blijven. Ook al moest hij dat met de dood bekopen.
In die tijd dat er niks gebeurde dacht de dagwandelaar na. En Zichadarus dacht met hem mee. De dagwandelaar was echter eerder met spreken maar Zichadarus wou precies hetzelfde zeggen.
'Het bos is nog ongeveer anderhalve sjisomar hier vandaan. Maar we kunnen het niet zien omdat het in dichte mist gehuld zit.'
'Dank je wel Zichadarus. Nu weet ik wat me te doen staat,' zei Sniafe.
'Wat dan?' vroegen Spertion en Zilofka tegelijk.
'Ik kan het nu niet goed uitleggen alleen dat ik weet dat het blokje hout met het cijfer ons kan redden. Let zo maar op en schrik vooral niet.'
Lysiande was desondanks toch een beetje geschrokken, maar ze liet niets blijken. Ze had wel vaker rare dingen meegemaakt.
Sniafe rende nog ongeveer honderd sjisomer door en toen was er ineens een gigantische knal en een oranje met rood en paarse lichtflits.
Daarna volgde er een groene vuurbal maar die had geen effect meer.
Sniafe had namelijk de derde mogelijkheid van het magische cijfer gevonden en dat bracht de drager in staat om zonder vermoeidheid een groep mensen te teleporteren naar een plek die niet meer dan tien sjisomar verderop lag. Verder dan dat kon er niet geteleporteerd. De magiërs konden alleen verder teleporteren, maar dan alleen naar plekken die ze zelf hadden bezocht.
Dat dit kon was uitzonderlijk maar dat had de vorige drager al gezegd. Dit stukje hout had en heeft bijzondere krachten.
Even later bevonden de zes vrienden zich in het bos. En wonderbaarlijk genoeg waren ze niet ver verwijderd van een schuilhut, alleen hadden ze die nu niet nodig want het weer was aangenaam en het leger van de zon was in geen velden of wegen te bekennen.
Lysiande was de eerste die wat zei.
'Ik denk dat dit het werk van dat stukje hout was, of niet?'
Zichadarus was een stukje verder terechtgekomen, maar hoorde nog wel wat Sniafe zei, en kwam aangelopen.
'Daar moeten we wel vanuit gaan. Maar dit is zeer, zeer krachtige magie.'
'Wel effectief,' zei Zilofka. 'We hadden geen schijn van kans gehad als ze ons in hadden gehaald.
Heb je die magiërs gezien. In één keer waren die soldaten van hun dronkenschap genezen. Dat staat, als je het mij vraagt ook voor krachtige magie.'
'Ik zou ook iemand van jullie kunnen genezen van dronkenschap, Zichadarus ook, maar om er zoveel tegelijk te genezen, ja, dat moet wel krachtige magie zijn.'
De dagwandelaar zei dit terwijl hij een non verbale spreuk uitsprak en de tent die Lysiande en haar vrienden in Fragien hadden gekocht binnen een seconde overeind stond.
'Wacht nog heel even, we hebben te weinig luchtbedden om op te slapen. Dat betekent dus dat we mos moeten zoeken. Ik heb namelijk niet de mogelijkheid om dingen te dupliceren.'
Zichadarus vulde hem aan.
'Dat is ooit wel in de macht van een magiër geweest maar die gave is al lang geleden van ons afgenomen. Het bleek namelijk dat magiërs die hebzuchtig waren, alle dingen van waarde begonnen te verdubbelen, en te verdriedubbelen zelfs, en nog meer. Daarom heeft Sopiodus die gave van ons afgenomen.'
'Nou, ik zoek wel wat hout en mos en dergelijke bij elkaar,' zei Spertion enthousiast.
'Ik help mee,' zei Lysiande die terwijl ze dat zei een vette knipoog naar Spertion gaf.
'Voordat jullie vertrekken wil ik nog één ding weten,' zei Zilofka.
'En dat is zeker hoe ik de magie van het houtblokje heb gebruikt,' zei Sniafe met een lach in haar stem.
'Ja, inderdaad.'
'Ik weet alleen dat het de derde mogelijkheid is. Verder niks. Als we het nog een keer nodig hebben zou ik het weer gebruiken. Maar ik denk dat de magie die het blokje bezit, mij niet de mogelijkheid geeft om uit te leggen wat ik heb gedaan.'
'Nou, ja, dat maakt niet uit, dat het de derde mogelijkheid is, zegt al genoeg.'
Sniafe knikte en daarna liepen Spertion en Lysiande weg om mos en hout te zoeken voor een lekker bed.
Een half uur later kwamen ze terug maar ze vonden niemand die bij het kampvuur zat. Er lag alleen een briefje waarin stond dat iedereen al lag te slapen en dat Sniafe al doorhad dat Lysiande en Spertion waarschijnlijk buiten wouden slapen.
'Waarschijnlijk had Sniafe ons al door,' zei Spertion tegen Lysiande.
'Ja, dat denk ik ook,' was het antwoord. 'Maar dat maakt niet uit, volgens mij hadden we toch dezelfde bedoeling toen we weggingen om dit te zoeken.'
Lysiande maakte een handgebaar naar het primitieve bed dat zei en Spertion in nog geen minuut in elkaar hadden gezet. Zonder de hulp van magie.
'Kom, laten we er maar in gaan, ik wil lekker tegen jou aanliggen voordat ik in slaap val.'
Lysiande had haar kleren al uit gedaan en dook in een lingeriesetje dat ze in Qrokosto stad had gekocht het bed in.
Spertion wist al weer wat er ging gebeuren maar hij verzette zich er niet tegen. Hij wou zelf ook niets liever. Dus nadat de twee een paar heftige liefdesminuten hadden gehad vielen ze in slaap.
Allebei waren ze ontzettend blij met elkaar. Niets en niemand op de planeet zou hun kunnen breken op dit moment.
'Spertion, we moeten toch nu echt iets doen! De Xidiandsen staan nu al aan de poorten van de stad.'
Lysiande droomde over de aanval van de Xidiandsen op Fragien. Zij en Spertion zaten in het leger en waren best hoge pieten daar, maar ze wisten nog niet heel erg goed wat ze allemaal moesten doen.
'In de aanval, nu, gelijk!' Op Spertion's commando liepen ongeveer vijfhonderd man richting de poorten van Fragien. Daar werden ze opgewacht door strijdlustige Xidiandsen en de strijd barstte los.
Lysiande drong zich door de meute heen en bereikte een groepje Xidiandsen.
In deze droom bezat ze ook magie, veel betere magie dan die ze in het echt bezat, en die gebruikte ze dan ook naar hartenlust. De één na de andere Xidiands sneuvelde en het gaf haar een heerlijk gevoel. Ze dacht dat ze de strijd gingen winnen.
Maar toen de strijd al ver gevorderd was en de zon al lang zijn hoogste punt had bereikt nam ze de schade van haar eigen manschappen op samen met Spertion.
'Dit is erger dan ik dacht,' zei ze tegen hem.
'Moeten we dan nu terugtrekken of door blijven gaan?'
Lysiande haalde haar schouders op.
'Ik weet het niet, het is wel het beste denk ik als we door blijven beuken, alleen weet ik niet of we niet nog meer gehavend uit de strijd komen.'
'Laten we maar het bevel geven om door te drukken. Dat is denk ik het beste. De Xidiandsen zijn met niet echt veel meer en het is mogelijk om met twee van onze manschappen er eentje te doden.'
Lysiande knikte, liep naar de stadsmuur en klom naar boven, waarna ze bovenop de muur een trompet pakte en een strijdmars speelde.
De trompet werd normaal gesproken gebruikt door poortwachters als er iets belangrijks was, maar nu waren de poortwachters onderdeel van het leger dus blies Lysiande op het instrument.
Het gaf de instructie aan het leger om door te drukken. En dat deden ze dan ook. Weer werd de ene na de andere Xidiands neergehaald maar er waren toch ook weer verliezen voor de soldaten van Fragien.
Op een gegeven moment leek het er zelfs op dat de Xidiandsen zouden winnen maar toen was Spertion ze te slim af.
Hij baande zich een weg door de lijken en de mensen heen richting het hoofdkwartier van het leger van Fragien. Daar luidde hij de noodoproep.
Dat betekende dat elke inwoner van Fragien die iets van vechten wist zich moest melden bij het hoofdkwartier. Vijf minuten later waren er al driehonderd man die met alle mogelijke wapens die je je maar kan bedenken bij de poort van Fragien stonden. Nog eens vijf minuten later waren dat er nog eens driehonderd en het aantal bleef maar toenemen.
De Xidiandsen hadden hierop gerekend, want ook zei brachten versterkingen. Alleen wisten ze niet dat bijna iedere inwoner van Fragien wel iets van vechten afwist, dus het leger van de stad zou kunnen groeien tot meer dan vijfhonderdduizend man. Nu zou dit niet het geval zijn want niet iedereen was op dit moment in Fragien, maar vierhonderdvijftig duizend was toch wel haalbaar volgens Spertion.
De Xidiandsen hadden wel ontzettend veel manschappen maar tegen de inwoners van Fragien konden ze niet op.
Er waren gewoon niet genoeg Xidiandsen bereid geweest om hun leven te geven bij de aanslag op Fragien. tweehonderdvijftig duizend was het maximaal haalbare geweest.
Maar dat ze een heel eind gekomen waren vonden de afzichtelijke monsters alleen maar prachtig en gaf gelijk ook een stimulans dat het de volgende keer wel ging lukken.
Op een gegeven moment was het aantal van het leger van Fragien compleet en Lysiande gaf nogmaals het bevel om door te drukken. De Xidiandsen werden overrompeld. Ze hadden niet gedacht dat ze tegen zoveel manschappen zouden komen te staan.
Lysiande had trouwens ook in haar stoutste dromen niet kunnen denken dat ze zoveel man onder haar bevel had staan. Haar ouders zouden trots op haar zijn geweest. En de ouders van Spertion natuurlijk ook op hun zoon.
Nadat de slag eindelijk gestreden was nam Lysiande de schade op wat mensen betreft. En Spertion inspecteerde de stadsmuur en de gebouwen daar om heen met een aantal man.
Lysiande zorgde ervoor dat de beste dokters uit de stad naar de poort kwamen om de mensen te behandelen. Ook zorgde ze voor ziekenwagens om de zwaar gewonden snel naar het ziekenhuis te brengen.
Er was tevens een dokter op het idee gekomen om zoveel mogelijk apparatuur mee te nemen als hij maar kon om zelfs de meest moeilijke operaties ter plekke te kunnen uitvoeren. Lysiande en Spertion waren alleen maar blij met het veldhospitaal.
Spertion had geconstateerd dat de stadsmuur op verschillende plaatsen doorgebroken was en sommige gebouwen waren zwaar beschadigd. En een school was totaal verwoest. Maar hij regelde dat de bouwers van Fragien snel aan de slag konden. En Fragien stond er om bekend dat er snel en goed werd gebouwd, dus zou er over een paar dagen niets meer te zien zijn.
Ook de dokters zouden goed werk leveren, want er overleed vrijwel nooit iemand aan ziekte in Fragien.
Alleen als de mensen er te laat bij waren, of dat de ziekte niet te genezen viel, maar dat waren er weinig. Verder overleden mensen gewoon van ouderdom of moord. Want moord kwam nog wel eens geregeld voor in Fragien.
Er waren verschillende bendes die oorlogen met elkaar uit vochten, maar gelukkig nam dat alleen de drie armste wijken van Fragien in beslag.
De lijken werden geborgen en kregen allemaal een passende begrafenis. Zelfs sommige lijken van de Xidiandsen werden niet zomaar verbrand of in een massagraf gestopt.
Lysiande en Spertion vonden dat ze goed werk hadden verricht en keerden terug naar het hoofdkwartier. Toen ze daar aankwamen werd het ineen keer allemaal wazig voor haar ogen en viel ze flauw. Voor Spertion gold hetzelfde. Toen ze weer bijkwamen bevonden ze zich op het geïmproviseerde bed van takken en mos en wisten ze beiden dat ze een droom hadden gehad.
De rest was al lang wakker en het eten was al klaar.
Zilofka had weer gekookt dus stond Vixas op het menu, en Zichadarus had veldbrood gebakken.
Tijdens het eten vertelde Lysiande van de droom.
Ze was nog niet begonnen of Spertion viel haar in de rede.
'Ik heb precies hetzelfde gedroomd. Wij waren bevelhebbers in het leger van Fragien, toch?'
'Ja, dat klopt. En we hebben de Xidiandsen van ons afgeslagen.'
'Ik kan je vertellen,' zei de dagwandelaar, 'dat dat niet zomaar een droom was. Het is werkelijk gegaan zoals jullie dat hebben gezien. Met uitzondering van jullie twee natuurlijk, maar de rest klopte allemaal.
Ik heb er namelijk met Zichadarus over gesproken en samen zijn we teruggegaan in het verleden en hebben we die droom voor jullie gemaakt.'
'Maar waarom hebben wij hem dan niet gezien?' vroeg Sniafe.
De dagwandelaar had wat brood in zijn mond dus Zichadarus nam het van hem over.
'We konden de droom maar aan maximaal twee mensen tegelijkertijd laten zien. Dromen beheersen vraagt heel erg veel energie van je. Wij twee hebben vannacht ook als een blok geslapen. Nadat jullie twee met elkaar klaar waren...'Hij schonk even een scheve glimlach naar Lysiande en Spertion.
'...Hebben we de droom geactiveerd. Ja wij sliepen niet, maar we hebben niets gezien of gehoord. We waren namelijk aan het kaarten. Alleen zo zacht dat jullie dachten dat we sliepen. We hebben ook gewacht totdat jullie sliepen, Zilofka en Sniafe. Daarna hebben we er een meningsverschil aan overgehouden wie we de droom moesten laten zien.
We hadden lootjes getrokken en het waren Lysiande en Spertion geworden. Maar we zullen dezelfde droom vannacht aan jullie twee laten zien. Maar dan met Sniafe Vrickoloasi en Zilofka Quortna in de hoofdrol.'
De dagwandelaar had zijn mond leeg en nam het weer van Zichadarus over.
'Morgen kunnen we er over discussiëren, want het is veel leuker om het zelf mee te maken dan er over te horen. Alleen is leuker misschien niet het goede woord want het gaat er heftig aan toe in de droom, of niet Spertion?'
'Nogal,' zei Spertion met zijn mond vol.
'Laten we dan nu maar verder trekken. Het is inmiddels weer nacht, dus maken we weer minder kans om gepakt te worden, alhoewel ik dat ook niet te hard wil zeggen na afgelopen nacht.'
Iedereen was het met hem eens, en zodoende vertrok het zestal ongeveer drie kwartier later. Iedereen had eventjes behoefte aan een fatsoenlijk gesprek, dat nergens over ging, maar gewoon voor de gezelligheid. Vandaar dat het wat lang duurde.
Maar uiteindelijk waren ze toch weer op weg.
Het bleek veel makkelijker te zijn om de vlakte van de zon te verlaten dan om het bos midden op de vlakte te vinden want niet zo heel veel later, ongeveer tegen zonsopgang bereikten ze de grens met Xidiad. En Zichadarus zei dat ze nog voor het invallen van de middag de stad Xopia zouden bereiken. Daar was dan wel geen magiërconsult maar er woonden wel magiërs. En zowel de dagwandelaar als Zichadarus kenden een paar van die magiërs dus onderdak was al zo goed als gegarandeerd.
Dat was ook te zien aan het gezicht van Lysiande, want ze had in de Bierput niet met Spertion in een echt bed gelegen, en de kans dat dat zich nu wel voor zou doen werd met elke stap die hun paarden namen groter.
Hoofdstuk 17.
Beroofd.

'Het is wel balen dat we nu moeten rijden,' zei Spertion. 'Ik was er al een beetje gewend om 's nachts te trekken, maar ja overdag is er veel meer te zien dan dat je 's nachts ziet.'
Ze waren intussen weer een paar sjisomar opgeschoten en ze vorderden snel vond Zichadarus.
Het was inmiddels een uur of tien in de ochtend en de zonsopgang was één van de mooiste die de groep ooit in hun leven hadden gezien.
De zon kwam van achter de Fragiabergen op en toen de zon net even boven de hoogste piek van het gebergte kwam, kon niemand even iets anders doen dan naar het plaatje staren. Het was niet alleen zo dat de zon op een ideale plek hing. De kleuren van de zon en de combinatie met de wolken maakte het een genot om te zien. Purper met rood, en een beetje oranje met goud. Afgetekend tegen de grijze bergwanden waar enkele groene bomen op stonden. De lucht en de wolken waar een beetje kleur van de zon door heen kwam maakte het af.
'Fantastisch gewoon. Als we dit soort zonsopgangen vaker mogen meemaken, mag deze reis wat mij betreft nog wel even duren.' Zilofka stond nog steeds te staren en was daardoor een beetje laat met het weer aansluiten bij de groep.
Eerst reed ze nog met Zichadarus of iemand anders op een paard. Maar toen ze uit de Bierput vertrokken stonden er opeens twee paarden klaar om nog mee te nemen. De dagwandelaar had maar niet gezegd dat dat zijn werk was geweest. Een beetje impressie kon geen kwaad dacht hij.
Onderweg naar Xopia gebeurde er niet echt veel noemenswaardig, en zo kwamen ze tegen de klok van twaalf uur in de stad aan.
Je kon duidelijk zien dat je in een ander land was.
Zoals je in Qrokosto stad nog wel kon zien dat je op Diskyofaans grondgebied was, was de cultuur hier erg anders. Overal zag je huizen die in de meest verschillende kleuren waren geverfd. Van vuurrood tot donkerblauw, van grijs tot oranje. Echt alles zag je er. Maar het deed niet over-de-top aan. Het was allemaal in harmonie met de flora en fauna die je overal zag. Xopia was een stad waar de zogenoemde X-aap nog voorkwam in het wild.
Ja, zelfs nog in de steden. En de inwoners waren er dan ook maar wat trots op. Verder zag je ongeveer wat je in elke stad of dorp mag verwachten, zoals honden, katten, kippen, varkens en een handjevol koeien en ossen.
Paarden stonden gezadeld en wel bij de stoeterij, klaar om bemand te worden door de soldaten van het stadsleger, of mensen die bereid waren om geld te betalen om er één te huren, of er één te kopen.
Lysiande en haar vrienden hadden niet verwacht dat Xidiad zo mooi kon zijn. Ja, natuurlijk hadden ze er wel eens foto's van gezien, en ook op de 3d televisie werden regelmatig beelden vertoond van het land. Maar zoals bij zoveel dingen moet je het gewoon in het echt zien. Want anders komt alle pracht en praal niet naar voren.
'Het eerste wat we nu moeten doen is naar het geldwisselkantoor gaan,' zei Zichadarus achterom kijkend naar de rest.
'In Xidiad kun je niet betalen met de grosos en je zal dus naar de bank moeten om op je pinpas een andere valuta te laten zetten.'
'Ja, inderdaad, dat lijkt me wel handig,' zei Sniafe die haar paard even been gaf om zo naast Zichadarus te komen rijden.
Xopia was een stad die opgebouwd was in lagen. En iedere laag had een aparte poort. Het stadsbestuur huisvestte in het tweede district. Het eerste district was voor de armen. Het tweede district was de commerciële sector en het derde district was voor de mensen van de wat hogere klasse.
Mensen met een status van adel vond je alleen binnen de muren van het slot dat even ten westen van de stad lag.
Toen de vrienden het tweede district in wilden rijden werden ze aangehouden door een poortwachter van dat district.
'Mag ik u vragen wie u bent, waar u vandaan komt, en wat u hier komt doen?' vroeg de commandant aan Zichadarus. Hij droeg een wapenuitrusting van glanzend metaal en een maliënkolder waar het wapen van de stad op stond afgebeeld. Dat was namelijk een grote roek met vaag daarachter een grote X. Zijn toon was scherp maar toch vriendelijk. En bij het praten ging zijn immense snor op en neer. Dat was tamelijk typerend voor bijna alle commandanten op de planeet wist Lysiande. Alleen in Diskyof kwam je ze niet tegen. Daar deed iedereen zijn eigen wil zo lang de koning zich er niet mee bemoeide, maar hier, en waarschijnlijk in veel andere landen zul je geen commandant zien met een ontzettend grote snor.
'Mijn naam is Zichadarus Karautus, ik kom van de Fragiabergen even ten noorden van Fragien in jullie buurland Fragien. Ik ben hier met mijn vrienden gekomen om eerst naar het geldwisselkantoor te gaan, om vervolgens bij vrienden te komen logeren.'
De commandant trok zijn wenkbrauw op.
'Zichadarus, Zichadarus... Die naam ken ik ergens van...'
Hij fronste nu ook zijn voorhoofd en leek diep in gedachten verzonken. Maar opeens viel hem iets bij.
'Glarindus! Hier komen, nu meteen!'
'Ik ben er al, commandant, ik was in het wachthuis.'
Een jongeman verscheen geërgerd onder de deurpost van het wachthuis dat zich links van onze vrienden bevond. Hij was niet groot. Bijna iedereen stak boven hem uit, maar toch zag je aan hem dat hij een zeer sterke persoonlijkheid bezat. En dat er niet zo makkelijk met hem te spotten viel.
'Heb jij ooit gehoord van Zichadarus Karautus?'
'Ja, dat heb ik. Het is een magiër van het magiërdorp, en hij...'
Glarindus kon zijn zin niet afmaken want de commandant viel hem in de rede.
'Magiërs. Ik weet niet wat ik er van moet denken. Ik kan ze niet weigeren hoewel ik dat graag zou doen.'
'Commandant. Ik wil u even wat zeggen,' zei Glarindus.
'Zeg wat je op je hart hebt en verdwijn dan!'
'Ik vraag of u me toestemming wilt geven om dit reisgezelschap te escorteren naar hun bestemming.'
'Verzoek ingewilligd, en nu opdonderen voordat ik me bedenk!'
Glarindus besteeg erg snel zijn paard en ging de vrienden voor door de poort op weg naar het geldwisselkantoor.
'Wat een eikel,' zei Lysiande toen ze ongeveer vijftig sjisomer verder waren. Alleen had ze er geen rekening mee gehouden dat de commandant dat kon horen.
Hij gebaarde en schreeuwde dat ze terug moesten komen, maar Glarindus schonk een gemene grijns naar de vrienden en riep toen naar de commandant dat hij maar verder moest gaan met mensen onvriendelijk behandelen maar dat dat met dit groepje niet zou gebeuren.
De commandant schonk hem een woedende blik maar liet het allemaal op zijn beloop. Glarindus was nog maar kort in de stad en hij had zeer snel promotie gemaakt bij het stadsleger omdat hij zo veel van vechten en tactieken wist. Maar de commandant vertrouwde hem niet en mocht hem daardoor nog minder dan dat hij hem wel zou vertrouwen.
'Let maar niet op hem,' zei hij met een wegwerp gebaar naar de vrienden. 'Hij denkt dat ie alles en iedereen is. Maar hij is even vergeten dat ik op dit moment boven hem sta, als het om bezoekers van de stad gaat. Ik ben jullie trouwens helemaal vergeten welkom te heten in het land van de X, en een van zijn prachtige steden. Mijn naam is trouwens Glarindus Jochi.
'Aangenaam,' zei Lysiande op haar hoede en stelde de rest voor. Net zoals de commandant vertrouwde ze hem niet. Ze wist niet waarom, maar ze had gewoon een voorgevoel.
Niemand stelde vragen aan hem waarom hij hun moest escorteren maar praatte er wellustig op los met hun gids. Glarindus vertelde over de stad en het zestal vuurde als reactie daarop vragen naar hem over het hoe en wat.
Lysiande was samen met Zichadarus, de dagwandelaar en Zilofka de enige die hem niet mocht. Maar ze wilden ook van alles van de stad weten, dus vuurden ze toch de ene na de andere vraag op hem af, hoewel ze liever hun mond hadden gehouden. Spertion en Sniafe, waren onder de indruk van hem en lieten dat ook merken. En een een groot deel van de bevolking die ze tegen kwamen waren vol lof over hem, en ze juichten hem toe alsof hij een zeer geliefde koning was.
Toen ze uiteindelijk bij het geldwisselkantoor aankwamen vroeg hij het adres op waar de zes zouden verblijven.
'Ik moet nog wat belangrijks met jullie bespreken,' zei hij tegen Spertion.
Spertion had het echter veel te druk met het kijken naar het indrukwekkende gebouw van het geldwisselkantoor. Blijkbaar had dat grote invloed hier in de stad want het hele gebouw was van marmer gemaakt en twee zuilen van de zuilengang voor de entree waren met bladgoud belegd. Verder zag je tussen de zuilen een wirwar van maretakken, maar toch waren die heel geordend. En als klap op de vuurpijl was het stadswapen ontzettend groot afgebeeld op een muur, waarbij de ogen van de roek ingelegd leken met diamanten en andere edelstenen, en zijn vleugels waren niet zwart, maar van zilver gemaakt.
'Beste jongeman, ik vroeg waar jullie verblijven zolang jullie in de stad aanwezig zijn.'
Lysiande vond dat hij een dreigende klank in zijn stem had en daarom was ze blij dat hij niks zei.
Zichadarus daarentegen nam het woord.
'We verblijven in café Grootverbruikers. De eigenaar daarvan ken ik erg goed. Ik wens u nu nog een goede dag toe en hoop dat u ons met rust wilt laten.
U schijnt erg veel aandacht te trekken, en daar houden wij helemaal niet van. U kunt daar met ons spreken, maar laat ons verder met rust.'
Zichadarus liet zien dat hij ook niet de eerste de beste was, en Glarindus nam zijn zwaard uit de schede en legde het aan de voeten van de bruine vos waar Zichadarus op reed.
Het arme dier dacht dat het werd aangevallen en het leek even alsof hij Zichadarus van zijn rug af wilde gooien. Maar Zichadarus concentreerde zich eventjes op het dier, en daarna vond het paard het wel best.
'Ik bied u mijn zwaard aan, ten teken van vriendschap. Als u het aanneemt zal ik u, en omgekeerd u ons, geen kwaad doen.'
Zichadarus keek vragend naar de dagwandelaar.
'Wij nemen uw zwaard aan en verbinden ons met de regel die zegt dat wij elkaar geen kwaad zullen doen.' De dagwandelaar steeg van zijn zwarte hengst af, raapte het zwaard op en hield het langs zijn borst, waarna hij het weer terug legde in de handen van Glarindus.
Deze nam het aan, en na een groet steeg hij weer op zijn paard, zwaaide nog even, maar ging er vervolgens in volle galop vandoor.
Hij negeerde de mensenmassa volledig die haastig uiteen weken bij het naderen van het paard.
'Ik vertrouw die vent voor geen cent,' zei Zilofka.
'Ik ook niet,' zei Zichadarus. We zullen één nacht in de Grootverbruiker verblijven, maar dan gaan we naar een goede vriend van me.
Intussen had de dagwandelaar alle pinpassen en geld van iedereen verzameld en was naar binnen gegaan om alles in orde te maken.
Tien minuten later stond hij weer buiten en was het groepje op weg naar een luguber café dat zijn naam te danken had aan het aantal livo's bier dat er geschonken werd.
Daar aangekomen werden de paarden en de ezels op stal gezet door een knecht en vervolgden onze vrienden hun weg naar de gelagkamer om daar aangesproken te worden door de waard.
'Zo, nieuwe gaste... Ik mot effe kijke waar ik jullie nou weer ken bergen.'
Hij sprak plat Xidiads met het accent dat in elke grote stad gesproken werd door menig man.
'Ja, 'k weet 't al, jullie kenne in de grote kamer. Jullie motte helaas bij mekaar slapen, en het is hier vooraf betalen.'
'Hoeveel mag dat dan wel wezen beste man,' vroeg Zichadarus in overdreven beschaafd Xidiads.
'Driehonderd kronen per nacht.' De waard keek triomfantelijk in het rond.
'Per persoon uiteraard.'
Hij grijnsde nog meer dan dat hij normaal zou doen. Hij wist dat toeristen altijd meer betaalden dan de normale prijs en hij dacht hier een goed slaatje uit te kunnen slaan. Maar hij had niet op Zilofka gerekend die in hetzelfde platte accent de waard op zijn nummer zette.
'Da's toch niet normaal meer man. Driehonderd per persoon per nacht. Dacht je echt dat 'k van gister of zo was?'
De waard was hier niet op voorbereid maar hij moest het geld krijgen, dan wel goed dan wel kwaadschiks.
'T is de normale prijs meissie. Driehonderd voor iedereen die wil kome pitte.'
'Dacht je nou echt da dit krot driehonderd waard is? Ik ken dit soort kroegen en weet dat je overal voor niet minder dan honderd per nacht een zacht bed hebt. En meestal heeft de eenzame reiziger dan ook nog voor dat zelfde geld wat gezelschap voor de nacht.'
'Hier gelden mijn regels, meissie. 't is mijn zaak dus 't is betalen of opzouten!'
'Je kan honderdvijftig krijgen per persoon, maar niet meer.' Zilofka leek kwaad te worden maar ze kon zich goed beheersen vond de rest.
'Dacht je nou echt dat je daarmee wegkwam. Deze tent mag er dan misschien onguur uitzien. Ik weet echt wel wat voor vlees ik in de kuip heb hiero!'
'Honderdvijftig, en meer niet! We laten ons niet zo makkelijk afzetten.'
Zilofka had dit nog niet gezegd of er werd van achter de bar geroepen.
'Sjoda, kom op man. Doe effe normaal.'
'Nou, goed dan, ik zal de normale prijzen hanteren. Ik zie dat ik met iemand uit Xisi te maken heb. Die laten zich niet makkelijk ompraten als het om kronen gaat.'
De waard was opeens weer vlekkeloos normaal Xidiads gaan praten. Hij verontschuldigde zich met een paar goed makende woorden richting de rest.
'Tweehonderd kronen voor de kamer. Normale prijs en niet per persoon.'
'Kijk, dat is beter,' zei Zilofka. 'We blijven één nacht en hoeven geen gezelschap om de nacht door te komen.'
'Dat is voor jullie nog mooier want reken ik maar honderd kronen voor de kamer.'
Zichadarus knikte en mompelde naar Lysiande dat hij zich afvroeg wat ze daarvoor zouden krijgen.
Hij rekende af en het zestal vervolgde hun weg naar de kamer.
Ze hadden geen halve kroon teveel betaald. De kamer was zeer schaars ingericht met maar één tweepersoonsbed. En verder waren er hier en daar matrassen op de grond gelegd. Verder was er geen badkamer. Iedere gast van de Grootverbruiker moest een piepkleine badkamer met elkaar delen.
De dekens waren keihard en overal zag je het zaagsel uit de matrassen komen.
'Het is maar goed dat we hier maar één nacht blijven,' zei Spertion die inmiddels weer terug op aarde was nadat hij het imposante gebouw had gezien waar de dagwandelaar geld had gewisseld.
'Laten we maar gelijk gaan slapen, dan hoeven we hier tenminste niet aan herinnerd te worden,' zei Zichadarus die al richting één van de matrassen liep.
'Ik denk dat het voor zich spreekt dat Lysiande en Spertion het bed krijgen?' vroeg Sniafe.
'We kunnen ook wel twee matrassen tegen elkaar aanleggen,' zei Lysiande die niet in dit bed wou slapen. 'Wie weet wat er allemaal heeft in gelegen.'
Ze kwamen uiteindelijk tot de conclusie dat het maar beter was om maar op één van de vele matrassen te gaan liggen in de kamer. Niemand stond het bed aan. Lysiande en Spertion legden een matras tegen elkaar, kropen dicht tegen elkaar aan, want het was koud en vielen vrijwel direct in slaap. Zichadarus en de rest van de vrienden volgden niet veel later. Ze waren allemaal bekaf van de reis. En ze wilden hier zo snel mogelijk weggaan. En dat kon je het beste doen door maar te gaan slapen.
De volgende ochtend echter werden onze vrienden weer wakker, maar ze kwamen tot de ontdekking dat er nog meer mensen in de kamer aan het slapen waren.
Zilofka die naakt naar bed was gegaan en dus nu ook naakt weer naast het matras stond schoot zo snel mogelijk haar kleren aan. Tegenover haar vrienden vond ze het niet erg om geen of weinig kleding aan te hebben, maar tegenover wildvreemde mannen, wat oudere mannen vooral, nee daar had ze geen behoefte aan. Ze trok een spijkerrokje aan met daar boven een laag uitgesneden topje en deed haar teenslippers aan.
Sniafe en Lysiande volgden beide ongeveer haar voorbeeld want het was deze dag bloed, maar dan ook bloed warm. Spertion deed een keer een korte broek en alleen een hemd aan in plaats van zijn normale driekwart broek en zijn t-shirt. En zelfs de dagwandelaar en Zichadarus schoten kleren aan die zo veel mogelijk frisse lucht binnen lieten.
Nadat iedereen was aangekleed liepen ze naar beneden en schold Zilofka nog even de waard de huid vol over de slechte kamers en de ongewenste gasten. Daarna haalden ze eten op bij de keuken en maakten zo snel mogelijk dat ze wegkwamen. Het drukke leven van Xopia in.
De waard echter pakte nadat ze weg waren gegaan de telefoon en belde richting het hoofdkwartier van het stadsleger en daar werd hij doorverbonden met het privé adres van Glarindus Jochi.
'Het is niet gelukt baas. Mijn gasten waren te lazarus om ook maar iets te doen. Ze hebben gewoon liggen pitten. Ik heb ze ook geen extra geld kunnen aftroggelen. Dat meissie namelijk met die blonde haren en appelwangen komt van Xisi. En je weet het. Die laten niet met zich sollen.'
'Ik had al zo'n vermoeden,' was het antwoord van Glarindus.
'We moeten oppassen met dit clubje. Dalijk gaat ons hele plan niet door, baas.'
'Ja en tenminste één van hun is magiër. Die oude vent. Daar kunnen we ook problemen mee krijgen. Maar ik ga nu ophangen, je hoort wel van me als het zo ver is.'
'Ja, baas. Fijne dag nog gewenst en succes met die hitte.'
Voordat hij echter zijn zin had afgemaakt had Glarindus al opgehangen en was voorbereidingen aan het treffen voor zijn plan.
'Godallemachtig, wat ben ik blij dat we verlost zijn van dat zootje ongeregeld,' zei Zilofka opgelucht.
'Ik had er niet aan moeten denken dat we daar nog langer moesten blijven. Stel je voor dat die mannen wakker waren op het moment dat wij naast ons bed stonden. Wie weet had er wel wat kunnen gebeuren. Helemaal naar mij toe. Ik slaap altijd naakt, zoals jullie weten, maar ik weet niet wat ik had moeten doen als er een stuk of wat mannen naar me stonden te staren.'
'Zilofka, geloof mij. Dat was nooit en te nimmer gebeurd,' zei de dagwandelaar. Ik had ten eerste al een beschermende spreuk over ons uitgesproken, die zou voorkomen dat de mannen dichtbij ons konden komen. Ten tweede als ze toch door middel van magie door de barrière heen zouden komen had een andere protectiespreuk ze ook tegen gehouden. Ten derde zouden we dan zelf ook nog de mogelijkheid hebben gehad om onszelf te verdedigen met behulp van magie.'
'Ja, dat was ik in mijn haast om me aan te kleden en weg te komen even vergeten.' Ze keek hierna naar Zichadarus. 'Waarom moesten we zo nodig naar die herberg? Je had ook een andere kunnen nemen?'
Zichadarus haalde zijn schouders op ten teken dat hij het niet wist. Iets dat hij niet vaak deed.
'Dat was de enige plek die ik kon bedenken. Anders hadden we onszelf verraden aan die Glarindus, en ik had mijn vrienden verraden.'
'Nou, het maakt niet uit zich, je hebt goed gehandeld als ik dat zo mag zeggen.'
'Dank je. Maar laten we nu maar even wat van de stad verkennen voordat we naar mijn vrienden gaan. Waarschijnlijk zijn ze ook niet thuis nu. Toen ik vroeger nog wel eens bij ze kwam, waren ze meestal rond zes uur in de avond thuis. Ze werken op een kantoor voor het stadsbestuur.'
'Misschien kunnen we het beste nog wat extra kleding en dergelijke kopen,' stelde Lysiande voor.
'Dat ben ik helemaal met je eens,' zei Sniafe die alweer helemaal uitkeek naar de trend op het gebied van schoenen van dit land.
'Ik ga denk ik ergens in een park een bankje opzoeken en heerlijk genieten van alle dingen om me heen,' zei de dagwandelaar.
'Dan doe ik met alle liefde met je mee,' zei Zichadarus hierop. 'Pak straks de metro, en stap dan op het centraal station over op de rode lijn en stap dan uit bij halte stadsbestuur. Daar komen we jullie ophalen bij de ontmoetingsplek. Hier word die aangegeven als een grote roek op een lange paal in het midden van een plein.'
'Oké, zich, we zien je daar dan, veel plezier.'
Zichadarus gaf het viertal een knipoog en wenste hen ook veel plezier.
Lysiande en haar vrienden liepen richting de metro en de dagwandelaar en Zichadarus liepen de andere kant in op zoek naar een park. Toen ze die eindelijk gevonden hadden en op een bankje waren gaan zitten nam Zichadarus het woord.
'Nou, beste Drukio, nu moet je me toch eens vertellen waarom je besloten hebt om met ons mee te gaan.'
De dagwandelaar schrok wel even toen hij zijn naam hoorde, dat was geheim bij iedereen, maar herpakte zichzelf weer en ging op de vraag van Zichadarus in.
'Je moet weten Zichadarus dat ik al heel lang op zoek was naar mijn voorganger. Ik wist namelijk dat die zijn dood in scene had gezet omdat hij geen dagwandelaar meer wou zijn. Dat is trouwens de eerste, en ik denk ook de laatste keer dat Sopiodus voor de gek is gehouden.'
Toen Zichadarus hoorde dat de dagwandelaar wist dat hij zijn voorganger was schrok Zichadarus op zijn beurt. Maar verder hadden ze geen geheimen meer voor elkaar.
'Ik vond het trouwens wel erg goed van je op het moment dat ik in de Aura kwam, je net deed of je me niet kende. Anders was iedereen daar denk ik vragen gaan stellen. En het is goed om onze titel mysterieus te houden door alleen te zeggen dat we de dagwandelaar zijn. Maar waarom ik gekozen heb om met jullie mee te reizen is dezelfde reden die jij hebt. Ik hou namelijk nu al ontzettend veel van je reisgezelschap, en weet ook net als jij dat ze het zonder ons niet zullen redden. Maar waar ik zelf benieuwd naar ben. Waarom kun je geen elfse magie gebruiken zonder mijn hulp?'
'Dat is een verhaal dat ik liever voor me houd Drukio. Het enige wat ik er over kan zeggen is dat ik trouwde en een zoon kreeg en het dorp dus moest verlaten. Je weet hoe dat gaat. De leider van de duistere magiërs zag toen zijn kans en nam de mooiste vorm van magie van me af.'
'Ik vraag maar niet verder,' zei de dagwandelaar.
'Het doet je zeer om erover te praten. En ik weet welke gruwelijke pijn je ervoor door moet maken. Nee, wat dat betreft zijn de elfen nu een heel stuk minder erg. Eindelijk hebben ze terug gevochten tegen de duistere kant. Ze zijn bijna het ideale plaatje van vrienden geworden. Zeg maar een tweede familie voor de volken die ze steunen. Net zoals ze dat waren voordat ze overmeesterd werden.'
'Ja, toen bij de waard van de Bierput. Dat was echt geweldig van ze. Geen andere woorden voor. Maar trouwens we zouden hier toch komen om te genieten. Laten we dat dan ook doen en niet meer spreken totdat we Lysiande en de rest gaan ophalen.'
'Dat is goed, Zichadarus. Ik wil alleen nog één ding zeggen.'
'Zeg maar, beste vriend.'
'Net als jij blijf ik tot mijn dood bij dat viertal, en welke persoon daar nog bij kan komen. Alleen als mijn plicht als dagwandelaar me roept zal ik vertrekken, maar ik zou zo snel mogelijk weer terugkeren.'
'Dat is goed, Drukio, dat is goed.'
En daarna spraken ze niet meer. Ze genoten met volle teugen van de x-apen en al het andere moois om hen heen. Vogels zongen de mooiste liederen en eekhoorntjes raasden van boom naar boom. Een nieuwsgierig konijntje kwam op een ogenblik zelfs kijken wat de twee mannen aan het doen waren. Maar dat konijntje kwam er achter dat ze alleen maar op een bankje zaten te genieten en vertrok weer naar zijn hol waar het jongen had.
Zichadarus en de dagwandelaar hadden er geen flauw benul van dat ze in de gaten werden gehouden. Ze hadden geen magie gebruikt dus waren ze open en bloot zichtbaar voor al het leven op de planeet. De twee figuren die hen in de gaten hielden hadden na een paar uur genoeg gezien. Ze vertrokken om het andere deel van het groepje te zoeken. En daarvoor moesten ze met de metro naar het grootste winkelcentrum van de stad.
Ze stapten in een zeer oude trein die hen over een afstand van vijftien sjisomar naar dat centrum vervoerde. Ze wisten namelijk dat ze daar waren, want ze zagen het meisje met de appelwangetjes een kaart kopen bij een kiosk en later hoorde ze het meisje dat haar arm miste zeggen dat ze daarheen wilde, en de rest van haar vrienden stemden daarmee in.
Het openbaar vervoer in Xidiad was niet zo goed als in Diskyof maar alleen op de korte afstanden had men te klagen. Op de langere afstanden was er niks op aan te merken, maar de korte afstand treinen en metro's moesten dringend vervangen worden door de wat meer gestroomlijnde modellen. Maar desalniettemin was het tweetal binnen het halve uur op de plek waar ze wezen moesten, maar ze kwamen er al snel achter dat ze wat beters konden doen. Want er was geen informatie te vinden over het groepje. Ze deden gewoon wat alle jonge mensen deden bij dit weer. Namelijk op een terras zitten, wat hangen en kletsen met andere jongeren, en als ze er puf voor hadden, een beetje shoppen.
Dus besloten de twee maar naar de plek te gaan die Zichadarus had genoemd. Om daar te wachten.
Eenmaal op de plek van bestemming installeerden de twee zich op een terras, bestelden wat te drinken en praatten over alledaagse dingen.
En op een gegeven moment verschenen daar Zichadarus en de dagwandelaar. En niet veel later was het clubje compleet.
'Kom we moeten nu de bruine metrolijn nemen om te komen waar we wezen moeten,' zei Zichadarus.
Hij ging ze voor naar een overvol perron en toen de gigantisch lange metro aan kwam rijden paste nog iedereen er niet in. Wat ze niet wisten was dat twee mensen wel de metro in konden. Twee mensen die ongewenst waren.
Een paar stations later stapte het groepje uit en vervolgde te voet hun weg naar de plek die Zichadarus in gedachten had.
'He, zich. Hoe weten we nou wat er met de paarden en onze bagage gebeurt?' Sniafe dacht dat ze in de stal bij de Grootverbruiker niet echt een goed leven zouden hebben in de tijd dat ze daar zouden staan.
'Maak je daar maar geen zorgen over. Ik heb de stoeterij opdracht gegeven om ze op te komen halen. Gewoon via de magiosearcher. Ik heb ze gebeld.'
'O, Zichadarus, je bent geweldig,' zei Sniafe. 'Mijn paard heeft bij een stoeterij geen beter leven als dat ie bij ons zou hebben.'
Zichadarus glimlachte.
Een paar honderd sjisomer verder bleef Zichadarus staan voor een huis. Het huis zag er goed verzorgd uit, maar het had zijn beste tijd toch wel gehad. Het was een huis van de vorige eeuw nog. Maar het was het thuis van zijn oude vrienden die hij op weg van het Dorp, naar de Aura had leren kennen.
Ze waren dan ook ontzettend blij om hem weer te zien.
'Kom erin, Zichadarus, je bent gelukkig niet vergeten dat jij en je vrienden hier altijd welkom zijn.'
'Goedemiddag beste Flamora. Fijn om jou en je man weer te zien!'
'Ah, Zichadarus, wees welkom, wees welkom,' zei de man van Flamora, Groadius Flingorar.
Zichadarus stelde de vrienden aan het echtpaar voor en op hun beurt vertelde Flamora weer dat het geluk hen gezind was, want ze hadden al achttien jaar een zoon.
'Losriand, kom eens. We hebben bezoek!'
Er klonk gestommel op de trap en even later verscheen het lichaam van een jongen die Zilofka haar hart sneller deed kloppen.
Hij was niet zo heel erg lang ongeveer één sjisomer en zestig sjisomir. Hij had lang bruin haar wat zo'n beetje alle kanten op stond. Zijn ogen stonden ontzettend vrolijk wat hem volgens Zilofka alleen maar aantrekkelijker maakte. Verder was hij helemaal gekleed in het zwart wat betekende voor Zilofka dat hij net als zij alternatief was.
Losriand stelde zich aan iedereen voor en gaf gelijk een hele goede indruk, net als zijn ouders.
Nadat Flamora koffie had gezet en ze allemaal aan de keukentafel zaten kwam het gesprek er op wat Zichadarus kwam doen.
'Nu, we zouden het fijn vinden als we hier even een tijdje, een paar dagen zouden kunnen rusten. We hebben een lange tocht achter de rug en zijn wel toe aan wat ontspanning.' Zichadarus voelde zich weer als een vis in het water, net zoals hij zich voelde toen hij het echtpaar net leerde kennen.
'Dan ben je hier op het goede adres, zich! Je hebt hier niet zoveel te maken met de drukte van het tweede en het eerste district, en met de activiteiten die er hier te doen zijn zullen jullie je geen moment vervelen.'
'Ah, Flamora, dat zijn nog eens woorden die ons goed doen,' zei Spertion. Hij dronk zijn koffie in een teug leeg wat hem gelijk al geliefd maakte bij Losriand.
'Ik heb nog nooit iemand gekend die zo snel zijn koffie achterover kan gieten,' zei Losriand bewonderd.
'Je kan het zelfs nog sneller dan dat ik het doe.'
Spertion en Zilofka schonken hem beide een lach.
'We hebben voor ieder van jullie, heerlijke zachte bedden,' ging Groadius verder. 'En ook hebben we laatst een bubbelbad laten installeren.'
Lysiande en Sniafe keken op van hun koffie en vroegen meteen of ze hem konden zien.
Sniafe had thuis een bruisbad. Maar in een bubbelbad hadden ze nog niet gezeten, behalve in het zwemparadijs van Fragien. Spertion had er wel eens in gezeten toen hij op vakantie was. En Zilofka had zelf thuis ook een bubbelbad. Maar toen Groadius hen voorging naar de badkamer was zelfs zij verbaasd. Want niemand die ze kende in Xisi had een bubbelbad wat het kon halen bij deze. Dit bad was gemaakt van marmer en had gouden kranen.
'Ja,' zei Groadius bescheiden. 'Het heeft ons behoorlijk wat gekost, maar dan heb je ook wat.'
Toen Losriand daarna zijn kamer had laten zien en ze de slaapkamers hadden gezien was het tijd voor ontspanning. Losriand nam iedereen mee naar een lokale kroeg. Zelfs de dagwandelaar en Zichadarus gingen mee. Want ook zei hadden trek in het 'beste bier dat je ooit geproefd hebt,' wat Losriand hen had beloofd.
In de taveerne hing een gezellige sfeer en gelijk had iedereen het naar zijn zin. Het was dan ook een uur na middernacht dat ze pas besloten om weer op huis af te gaan.
Lysiande en Spertion doken gelijk het bed in, want ze hadden nog wat met elkaar te doen. En Zichadarus en de dagwandelaar wilden ook graag naar bed. Sniafe wou per se nog een boek lezen en Zilofka was op de flirt tour gegaan, maar die had tot nog toe geen succes. Maar dat vond ze helemaal niet erg, want ze wist dat een jongen als Losriand de volgende morgen wel bij zou draaien. Dus na wat mislukte pogingen zocht ze haar bed ook maar op.
Heel diep in de nacht echter kwamen twee louche figuren naar het huis geslopen en later volgde er een derde en een vierde. De eerste twee waren degene die het zestal in de gaten gehouden hadden, en de derde en de vierde waren onze soldaat Glarindus en de eigenaar van de Grootverbruiker.
Nadat de drie even wat overlegt hadden blies Glarindus zacht op een fluitje ten teken dat de aanval was begonnen.
Een tweetal mensen met bivakmutsen op, forceerden op magische wijze de voordeur. Ze zorgden ervoor dat er geen sporen achter bleven van wat ze hadden gedaan. Daarom had Glarindus tegen zijn zin in magiërs ingehuurd. Hij was op zoek naar het blokje hout dat Sniafe had. Hij wist dat zij het had, want hij had van de enige magiër die hij vertrouwde te horen gekregen dat zij de nieuwe drager was. Toen de deur geforceerd was liepen er een paar naar de woonkamer en een paar anderen liepen de trap op naar boven.
Glarindus kwam er achter dat Sniafe het blokje goed verstopt had. Misschien wel te goed vond hij. Dat betekende dus dat ze wat door had gehad. Hij wist echter niet dat het blokje door elfse magie beschermt werd en dat er een replica van het blokje onder het kussen van Sniafe lag. Nadat hij te horen had gekregen van de ploeg die beneden aan het werk was, dat er geen blokje was gevonden kamde hij in zijn eentje de bovenverdieping verder uit. Hij had namelijk gezien en gemerkt dat degenen die met hem boven waren fouten begonnen te maken.
'Stomme eikel, kijk dan ook wat je doet!,' zei Glarindus zacht. 'Een seconde later, en die vaas zou zijn gevallen. Hup op gesodemieterd jullie naar beneden ik doe het wel alleen.'
De drie mannen gingen teleurgesteld naar beneden. Ze hadden zich graag willen bewijzen tegenover Glarindus, en dus uiteindelijk ook tegenover Xip Lasto Provensochi. Die magiër was de enige die de baas vertrouwde, dus zou het goed zijn als zij ook een goede indruk zouden maken.
Maar zoals gezegd ging Glarindus alleen verder en kwam hij uiteindelijk bij de kamer van Sniafe aan.
Hij voelde dat er iets van sterke magie moest zijn, dus wist hij dat hij goed zat. Hij diende een zwak slaapmiddel aan Sniafe toe zodat ze nog dieper in slaap zou raken, en tilde daarna haar hoofd en het kussen op.
'Bingo!,' zei hij zachtjes. 'Dit is waar ik al die jaren naar heb gezocht. Het enige wat ik nu nog hoef te doen is naar Xip gaan en de betovering op te heffen die het maakt dat alleen de drager hem kan gebruiken.'
Wat hij weer niet wist, was dat dit een gewoon normaal blokje hout was dat alleen de eerste betekenis kon uitvoeren. Het blokje dat hij zocht bevond zich in dezelfde kamer op nog geen sjisomer naast hem, maar Zichadarus en de dagwandelaar hadden het onzichtbaar en onwaarneembaar gemaakt met de meest krachtige elfse magie die er was.
Het blokje was zichtbaar voor het zestal en voor de familie Flingorar. Dus Glarindus kon het niet zien. En hij vergat om de opheffingsspreuk die hij van Xip had geleerd te gebruiken. Die spreuk zorgde er namelijk voor dat alle magie die ergens in een ruimte hing voor een minuut niet meer zou werken.
Hij had dagen nodig gehad om de spreuk onder de knie te krijgen en gebruikte hem nu niet. Hij zou zich later een klap voor zijn kop geven dat hij het niet had gebruikt. Maar nu was hij zo blij dat hij het blokje hout had gevonden dat hij bijna een vreugdedans maakte. Hij ging weer naar beneden en maakte met zijn mannen dat hij wegkwam. En liet het huis in de stilte van de nacht achter.
De volgende morgen, tien uur.
Lysiande werd wakker met haar lijf nog tegen Spertion aan. Ze maakte hem ook wakker en na wat protest kwam hij er ook maar uit, en ze vertrokken naar de badkamer om van het bubbelbad gebruik te maken. Ze hadden geen seks maar bereidden zich er wel alvast op voor dat Zilofka zo meteen wakker zou worden en haar poging om Losriand te verleiden voort zou zetten. Maar ze vonden het alleen maar leuk voor haar.
'Schat, zo meteen niet alleen maar naar haar gaan staren he? Anders ga ik morgen en de dagen dat we hier zijn ook met alleen een string aan, bij het ontbijt zitten.'
Spertion moest lachen en zei dat hij het helemaal niet erg zou vinden.
'Ik meen het schat, ik doe het echt hoor.'
'Weet je waarom vragen we niet of Sniafe ook in haar lingerie beneden bij het ontbijt gaat zitten. Dan doe ik alleen mijn bokser aan.'
'Kunnen we dat wel maken tegenover Flamora en Groadius? Ach, ik denk het ook wel. Die mensen, en Losriand daarentegen ook, kunnen wel tegen een geintje.'
'Nou, dan zal ik Snif zo wel vragen,' zei Spertion.
Maar misschien is het wel slim om je be-ha aan te houden schat.'
Lysiande begreep hem meteen en zei dat ze dat inderdaad zou doen. Wat Zilofka deed moest zei weten, maar zei en als het kan Sniafe zouden hun bovenstukje aan houden.
Lysiande kreeg een beetje de slappe lach.
Nadat ze uitgelachen was keek ze Spertion aan.
'Ik had je toch beloofd dat we weer een keer in een echt bed seks zouden hebben?'
'Ja, lieverd. Je hebt het helemaal waargemaakt.'
Spertion knuffelde even met Lysiande, en die knuffelde terug. Daarna duurde het nog even voordat ze hun ondergoed aanhadden, en Spertion naar Sniafe ging.
'Hé, Snif. We gaan wat leuks doen. Zin om mee toe doen?'
Sniafe was al een tijdje wakker en was op bed aan het lezen.
'Wat dan, Sper?' Ze keek even op van haar boek en zag Spertion in zijn boxer staan.
'Nou, Lysiande en ik hadden bedacht dat wij ook maar in ons ondergoed naar beneden zouden gaan voor het ontbijt. Dit omdat Zilofka dat gaat doen. Je weet toch dat ze Losriand aan 't versieren was? Nou, niet om haar te pesten, maar gewoon omdat we een beetje melig waren, hadden wij maar besloten om hetzelfde te doen. Alleen kun je maar beter wel je be-ha aanhouden, want anders is het een beetje te erg voor iedereen he. Je snapt wel wat ik bedoel.'
'Ha ha, ja. Ik doe mee, alleen weet ik niet zo zeker of Flamora en Groadius wel zitten te wachten op mijn lichaam zo open en bloot. Ik bedoel van, waar normaal mijn arm had moeten zitten is nu alleen maar een schouder en net een klein stompje. Ik heb er zelf geen problemen mee om dat zo open en bloot te laten zien, maar ik weet niet of ze er wel op zitten te wachten. Ze weten het wel, maar om het zo overduidelijk te zien?'
'Doe maar gewoon Snif, 'T is alleen maar voor de gein, en een grapje waarderen ze volgens Lysiande en mij wel, dus.'
'Nou, dan doe ik het. Moet ik trouwens een gewone onderbroek aan doen of een string?'
Spertion keek haar even aan en glimlachte.
'Dat weet je zelf donders goed Sniafe Vrickoloasi.'
Hij pakte een kussen van de bank in haar kamer en gooide die naar haar toe. Sniafe liet dat echter niet op zich zitten en voordat ze het goed en wel doorhadden waren ze verwikkeld in een kussengevecht. Lysiande hoorde dat er wat aan de hand was en ging kijken. Ze had echter niet verwacht dat op het moment dat ze de kamer binnenkwam een kussen naar haar hoofd gesmeten zou krijgen. Maar ze vond het alleen maar leuk en deed naar hartenlust mee.
Een half uur later riep Flamora dat het eten klaar was. En Zilofka was het eerste beneden. Spertion had door de deur gezien dat ze, zoals ze dat thuis altijd deed, alleen een string aan had en de trap afliep. Lysiande, Sniafe en hij volgden ook in hun ondergoed.
Flamora moest lachen toen ze de vier zag.
'Wat hebben we nou? Gaan jullie zo bij het ontbijt zitten?'
'Ja, Flamora. Gewoon voor de lol.'
Flamora keek de vier eens aan, lachte even hartstochtelijk, en ging toen verder met het eten klaarmaken.
Verder moest ze alleen maar lachen.
Hetzelfde gold voor Groadius.
'Losriand zou niet weten waar hij zou moeten kijken,' zei met een scheve blik op de drie meiden.
'Ach,' zei Zilofka schouderophalend. 'Zo lang hij het meest naar mij kijkt ben ik meer dan tevreden.'
'Je was gisteren al bezig met hem te versieren he?' vroeg Flamora vriendelijk.
Zilofka die er totaal geen moeite mee had vertelde in geuren en kleuren hoe geweldig ze hem wel niet vond.
'Liefde op het eerste gezicht?' vroeg Groadius.
'Ja, zeker weten. En ik weet zeker dat hij mij nu ook wel leuk vind.'
'Of Lysiande en Sniafe,' zei Spertion plagend.
'Hou op Sper, anders krijg je een tik,' zei Zilofka die deed alsof ze verontwaardigd was.
'Nu, aan Losriand heb je een goede, Zilofka. Hij heeft nog geen vriendin, en hij zegt de hele tijd dat ie er graag eentje wil. Maar hij is een beetje verlegen, maar o zo excentriek.' Flamora zette versgebakken brood op tafel, en daarna kwam er een grote pan met Vixas naast te staan. Verder was er voor iedereen een gekookt en een gebakken ei, en kon je bij wijze van spreke de koffie al ruiken als je de straat in kwam lopen.
'Ik zal Losriand eventjes gaan roepen,' zei Groadius.
Daarop liep hij naar de trap en schreeuwde met longen van leer dat hij beneden moest komen. Niet onvriendelijk maar wel erg hard. Spertion en Zilofka schrokken ervan.
'Is hij boos of zo?' vroeg Lysiande.
'Nee, Losriand slaapt met oordopjes in om een reden die wij niet begrijpen, en daarbij komt nog eens dat hij ontzettend vast slaapt. Zijn kleerkast was een keer omgevallen in het holst van de nacht, en hij werd niet eens wakker, terwijl wij natuurlijk gelijk recht in ons bed zaten.'
Iedereen moest lachen.
'Maar goed dat Groadius dan longen van leer heeft.'
Lysiande had iedereen, plus een extra beker, al koffie in geschonken.
'Inderdaad, anders word die jongen nooit wakker,' zei Groadius die de kamer weer binnen kwam lopen.
'Hij komt er zo aan, zei die.'
En inderdaad na nog geen drie minuten zagen ze het slaperige gezicht van Losriand om de deur verschijnen. En zoals iedereen al verwacht had wist hij even niet waar hij moest kijken.
Hij deed daarna of hij het niet zag en ging aan tafel zitten. Naast Zilofka en zijn moeder. Zilofka was natuurlijk helemaal blij dat hij naast haar kwam zitten want er waren nog genoeg andere plekken waar hij kon gaan zitten want niemand zat eigenlijk nog aan tafel behalve zijn moeder en Zilofka.
Zilofka gaf hem zonder pardon een knuffel en hij vond dat alleen maar leuk. Hij was wel gek van het meisje met de appelwangetjes, maar gisteren had hij dat niet echt laten blijken, omdat hij eerst de kat een beetje uit de boom wou kijken. Maar hij vond haar gelijk al meer dan leuk. En dat ze nu ook nog eens halfnaakt aan tafel naast hem zat maakte dat alleen nog maar mooier.
Toen Zilofka uit geknuffeld was trok ze ook zijn t-shirt uit.
Daarna stond Losriand op en deed zijn broek uit zodat hij ook net als Spertion in zijn boxer aan tafel zat. De enigen die nog in de kleren waren, waren zijn ouders, Zichadarus en de dagwandelaar. Maar die maakten het niets uit.
Iedereen begon te eten, en uit de gesprekken die daaruit voortvloeide werd Zilofka nog interessanter voor Losriand. En omgekeerd was het precies hetzelfde.
Het vriendenclubje besloot na het eten dat de grap wel weer voorbij was, en iedereen ging dan ook weer naar boven om zich aan te kleden.
Daarna nam Zilofka hem mee naar de tuin en vroeg hem op de originele manier om zijn liefde.
Natuurlijk gaf hij die en zo waren ze naast Lysiande en Spertion, ook een stelletje.
Op de één of andere manier was het tegen het middaguur gaan regenen, dus besloot iedereen om binnen te blijven, en deden ze spelletjes met elkaar. Ook werd er veel gelachen, zodat het er alleen maar gezelliger op werd. Zichadarus liet samen met de dagwandelaar wat geavanceerde magie zien en samen stalen ze daarmee de show. Losriand en zijn ouders hadden ook al snel door dat iedereen magie bezat en later kon iedereen wel iets op magische wijze.
Tegen het avondeten liep Zichadarus naar boven met de mededeling dat hij wat moest doen.
Toen hij in de kamer van Sniafe aankwam keek hij of het stukje hout er nog was, en of de replica ervan er ook nog was.
Tot zijn schrik was de replica verdwenen, maar gelukkig was het origineel er nog wel. Daar was hij zeker van want hij kon de magie die hij en de dagwandelaar het blokje hadden meegegeven nog voelen. Opgelucht en bezorgd ging hij weer naar beneden.
Hij kwam de kamer in en deed zijn verhaal.
'We hebben vannacht ongewenst bezoek gehad.'
Iedereen keek verschrikt zijn kan op en Zichadarus begon te vertellen.
Hoofdstuk 18.
Een nieuwe start.

'Nadat ik die Glarindus had gezien vertrouwde ik hem niet helemaal.' Zichadarus leek erg ernstig te zijn.
'Dit is maar gebleken, want ik had een replica van het blokje hout gemaakt en dat onder Sniafe haar kussen neer gelegd. Dit blokje is echter vannacht verdwenen.'
'Je had toch hoop ik wel een valse kopie gemaakt?' vroeg Sniafe enigszins verward.
'Dat heb ik zeker. Glarindus zou denken dat het blokje echt was, want ik heb alleen de eerste gave gekopieerd, en daarvan een zwakkere versie. Het is wel mogelijk om iemand drie sjisomer de lucht in te krijgen, maar het is onmogelijk om het meer dan drie keer te herhalen. Na die drie keer is het nog maar één sjisomer mogelijk, en na vijf keer nog maar een halve. Na zeven keer is het blokje uitgewerkt.'
'Hoe kunnen we weten dat Glarindus niet achter ons aan komt dan?' Spertion liep te ijsberen door de kamer, want hij dacht dat hij vannacht wat had gehoord, maar hij had geen alarm geslagen.
Zichadarus stelde hem gerust.
'Ik heb een zeer speciale spreuk gebruikt om er voor te zorgen dat hij ons vergeet.'
Lysiande fronste haar voorhoofd en Losriand deed hetzelfde.
'Echt vergeten, zoals je bijvoorbeeld je pincode kan vergeten?'
Zichadarus moest lachen.
'Leuk dat je deze vergelijking trekt, maar ja, zo zou je het kunnen zien.'
Losriand keek Zichadarus goed aan.
'Beste man, wilt u het alsjeblieft uitleggen. Het zal wel allemaal kunnen met magie, maar ik zou het toch interessant vinden om te weten hoe u het hebt gedaan.'
Zilofka stootte haar vriend aan.
'Als zich ergens een hekel aan heeft, dan is het wel dat je hem u, en beste man noemt,' zei Zilofka net hard genoeg zodat Zichadarus haar niet kon verstaan. Zichadarus schonk er geen aandacht aan.
'De spreuk neemt bij elke keer dat de eerste mogelijkheid word gebruikt, een deel van het geheugen van Glarindus weg. Hij zal zich steeds iets minder van ons kunnen herinneren.'
'Volgens mij is dat elfse magie, Zichadarus, hoe heb je dat klaar kunnen spelen?' De dagwandelaar was opgestaan, en stond nu voor Zichadarus. Niet dreigend, maar hij wou weten hoe de vork in de steel zat.
'Dagwandelaar, ik heb je gezegd dat ik geen elfse magie kan gebruiken. Maar ik ben net als jij niet de eerste de beste magiër. Ik kan ook heel wat bereiken met elementaire magie.'
De dagwandelaar ging weer zitten en had een vage grijns op zijn gezicht.
'Sorry, zich, dat ik zo intimiderend voor je stond. Dat was niet de bedoeling, maar zoals je weet ben ik altijd benieuwd naar nieuwe spreuken en dergelijke.'
'Beste dagwandelaar, ik kon echt wel zien dat je het goed meende hoor. Maar goed. We moeten er wel rekening mee houden dat we nog aangevallen kunnen worden door Xip, de Xidiandsen, en andere potentiële vijanden. Dus nu is ook de tijd aangebroken dat ik wat meer over mezelf en ook de dagwandelaar moet vertellen. Ik moet daar echter eerst met de dagwandelaar over overleggen, voordat ik volledig open kaart kan spelen.'
'Ga maar even naar de serre,' zei Flamora bemoedigend. 'Trek de deur maar achter je dicht dan hoort niemand jullie.'
'Nee, dat klopt,' zei Losriand. 'Ik speelde een paar jaar terug in een bandje als drummer, en jullie weten wel van welke muziek ik hou. Daar in de serre oefenden we weleens, en niemand die ons hoorde zolang we de deur maar dicht hielden.'
'Dan moeten we daar maar even overleggen,' zei de dagwandelaar.
Hij stond op en liep naar de serre. Zichadarus volgde hem, maar binnen twee minuten waren de twee al terug.
'Je had die vraag ook gewoon zonet kunnen stellen. Het was niet nodig geweest om ons even af te zonderen.'
'Hm, ik wist zo gauw niet of ik er gelijk teveel mee zou vertellen tegen de zin in van je.'
Zichadarus en de dagwandelaar kwamen weer teruglopen, en iedereen hoorde de laatste twee zinnen van ze.
Maar Lysiande en Spertion, en de rest, wachtten rustig af totdat één van de twee begon te vertellen.
Zichadarus pakte een stoel, en ging zitten en stak van wal.
'Ik zou maar gelijk met het belangrijkste beginnen.
Zoals jullie allemaal weten, ben ik geen gewone magiër. Ik ben namelijk de voorganger van de dagwandelaar. Maar voordat jullie allemaal vragen op me afvuren wil ik eerst mijn verhaal afmaken.'
Spertion en Sniafe hadden hun mond al open gedaan, maar die deden ze nu weer dicht.
'Ik ben geboren in het Dorp. Jou opa, Lysiande wist dat niet ten tijde dat ik in de Aura woonde. Maar voordat ik geboren werd trouwde mijn vader met een magiër uit de Aura, en schrik niet. Mijn moeder had nog een ander kind, van haar vorige huwelijk, namelijk Xip Lasto Provensochi. Ja, de nachtwandelaar is mijn halfbroer als je het zo mag zeggen. Nu zit het zo dat Xip zich al in zijn jonge jaren interesseerde voor zwarte magie. En ik vanaf dat ik een paar jaar was voor de witte magie.
Xip heeft vlak nadat ik werd geboren een tocht over de planeet gemaakt, en op die tocht heeft hij Darkos Hiosa leren kennen, en die heeft hem uiteindelijk de nachtwandelaar gemaakt. Hij was een tijdje onschadelijk want de elfen hadden met hem afgerekend, alleen hadden ze vergeten om het af te maken. Naar mijn weten, kun je een magiër met een zeer hoge macht, alleen voorgoed doden met de steen uit de duisternis. Maar die steen is ongeveer drie eeuwen geleden voor het laatst gezien. Een magiër met een hoge macht, kan wel sterven zonder die steen, maar dat kan alleen door ziekte of ouderdom.'
Iedereen zat aan zijn lippen gekluisterd. Zelfs Flamora en Groadius wisten dit niet.
'Maar, de dagwandelaar had een genezingsspreuk gebruikt om het gezicht van Spertion te helen, nadat hij, bij alle goden gelukkig niet frontaal, geraakt was door de vloek der elementen. Als de dagwandelaar ook maar een seconde te laat was geweest, Spertion, had die vloek je het leven gekost.'
Spertion schrok hier best van.
'Die spreuk heeft mij zeer veel energie gekost, maar ik wist dat je hem nodig had.' De dagwandelaar legde bemoedigend een arm over de schouder van Spertion, die erger leek geschrokken dan dat hij in de eerste instantie had gedacht.
'Ik... Ik weet alleen nog dat dat licht op me afkwam, en dat het daarna zwart werd. Ik stond misschien nog wel op of wat dan ook, maar dat weet ik niet meer. Het leek alsof die vloek controle had genomen over mijn lichaam.'
'Ik mag best zeggen dat je geluk hebt gehad, Spertion, en het spijt me dan ook dat ik je het niet eerder heb verteld, maar nu heb je het in ieder geval gehoord, en ik hoop dat het je wat heeft geholpen.'
'Maar ik herinner me het ook nu pas weer. Hoe kan dat?'
'Dat is ook een bijwerking van de vloek der elementen. Als die uit word gesproken dan weet niemand er tot een bepaalde periode iets van af. Als dat wel zo was geweest was ik al lang met vragen door jullie bekogeld.'
Zichadarus lachte iedereen hartelijk toe, om ze gerust te stellen en ging daarna door met vertellen.
'Nu komen we bij het andere ding uit. Ik en de dagwandelaar hebben besloten jullie zo lang als ons magiërleven duurt jullie te vergezellen waarheen jullie weg ook leid. Maar dit zullen we natuurlijk alleen doen als jullie ons dat toestaan. Als jullie genoeg van ons hebben of alleen verder willen, dan moeten jullie dat zeggen en zullen we jullie verlaten.
Dat zal ons dan veel pijn in ons hart geven, maar we weten ook dat jullie ons nodig hebben. We weten het natuurlijk niet zeker, maar we hebben dat voorgevoel. Dus als jullie...'
Zichadarus kon zijn laatste zin niet afmaken want er werd van alle kanten toegezegd dat hij en de dagwandelaar welkom waren in het genootschap. En ze mochten zelf weten hoe lang ze wilden blijven. Iedereen van het groepje was blij met de twee magiërs en hadden een zeer speciale band met de twee.
'Goed dan. Ik moet nu wel zeggen, dat naast het doel om Pratioson te vinden, we nog een ander doel hebben.'
Losriand keek de magiër even aan. Hij wou dolgraag deel uitmaken van de groep, want ook hij mocht het zestal erg graag.
'Als ik het goed begrijp moeten Zilofka en hun vrienden de steen uit de duisternis zoeken?'
'Dat heb je goed gezegd. Ons doel is om die steen in handen te krijgen, hoe dan ook. Xip, moet terug naar waar hij vandaan komt, namelijk terug naar de wereld waar Darkos Hiosa hem vandaan heeft gehaald. Want het was niet mijn vader of zijn moeder die graag een kind wouden. Ja, natuurlijk wilden ze op den duur wel een kind, maar ze vonden het nog te vroeg. Darkos Hiosa heeft via één of andere duistere magische vloek er voor gezorgd dat mijn vader en zijn moeder een kind kregen, en dat was hij.'
Losriand vond dat het tijd was om een voorstel te doen, al wist hij wel dat het zowel pijn in zijn hart zou doen als in het hart van zijn ouders, maar hij was helemaal weg van haar en wilde niets liever dan aan haar zijde zijn. Het was waarschijnlijk gewoon het opwindende gevoel van verliefd zijn, maar dat maakte hem niets uit. Aan de andere kant wilde hij zijn ouders ook niet in de steek laten. Maar hij moest verder met zijn leven, en zijn ouders ook.'
'Zichadarus, ik moet je wat vragen. En iedereen hier eigenlijk.'
Flamora en Groadius zeiden hem haast tegelijkertijd dat hij moest zeggen wat hij op zijn hart had.
Ze wisten wel wat hij ging vragen en hadden er ook al een klein beetje over nagedacht, maar ze hadden nog geen definitief besluit genomen.
'Ik wil graag mee met jullie op reis. Ik ben helemaal gek van Zilofka, en heb ook zin om iets van de planeet te zien.'
De dagwandelaar keek hem zeer ernstig aan.
'Ik weet niet wat ik hierover moet denken,' zei hij.
'Je weet wel dat je niet alleen maar in leuke situaties terecht komt hè?'
Flamora en Groadius hadden hun zoon liever thuis maar wisten ook dat hij helemaal in de wolken was met Zilofka. Dit zeiden ze dan ook.
'Pa, ma. Het doet me erg veel pijn in mijn hart om het te zeggen, maar ik zou echt dolgraag met hen mee willen.'
'Dat weten we Losriand, dat weten we. Maar wij willen je ook niet kwijt. Ik hoop ook dat je dat beseft.'
'Ja, natuurlijk, en ik zal jullie ook niet vergeten, wat er ook gebeurt.'
Zo ging het nog even door, en ze kwamen er niet uit. Het bleek wel dat het reisgenootschap hem graag op wilde nemen, maar aan de andere kant vonden ze ook dat hij zijn ouders niet moest achterlaten. Zilofka deed ook nog een vervelende mededeling, en wonder boven wonder veranderde ze van taal. Waar ze eerst alleen Xidiads had gesproken begon ze nu te vertellen in het Diskyofs.
'Zilofka, hoe kan het dat jij zomaar ineens onze taal kan spreken, zonder haperingen of wat dan ook?' vroeg Spertion verbaast.
'Ik heb heel goed naar jullie geluisterd, en ook door wilskracht kun je heel veel bereiken, maar het is toch alleen maar mooi dat ik nu jullie taal spreek?'
'Ja, dat is ook zo,' gaf Spertion toe.
'Maar ik moet dus nog een mededeling doen. Ik weet namelijk niet of ik van mijn vader toestemming krijg om met jullie mee te gaan. Misschien wel, en misschien niet. Hij is daar totaal verschillend in. De ene keer is hij heel makkelijk, en de andere keer erg moeilijk, en dat kan zomaar omslaan.'
'Daar slaan we ons ook wel doorheen,' zei Losriand hoopvol.
'Laten we het hopen,' zei Lysiande.
Ze hadden niet in de gaten dat het inmiddels al donker was geworden en ze hadden nog niet gegeten.
'Oh, is het alweer zo laat. Ik flans even snel wat in elkaar, en dan kunnen we aan tafel,' zei Flamora.
'Verwacht geen hoogstaande maaltijd want daar heb ik geen tijd voor.'
Iedereen had best wel trek, en ze waren de kwestie of Losriand nou mee moest gaan of niet, even vergeten.
Na het eten vond zo goed als iedereen dat het tijd was om naar bed te gaan en dat deden ze dan ook.
Zichadarus vond wel dat het noodzakelijk was om een protectiespreuk te gebruiken voor het geval dat ze weer ongewenst bezoek zouden krijgen.
Hij verzegelde het tuinhek aan de voorkant van het huis en de schutting aan de achterkant. Ook alle deuren en ramen die toegang boden naar het huis werden verzegeld. Hij schreef het wachtwoord op papier uit voorzorg dat duistere magiërs hem konden horen als hij het hardop zou zeggen, en liet het papiertje rondgaan, zodat iedereen het huis in en uitkon, alleen ongewenste gasten niet.
Toen iedereen in een diepe slaap lag, probeerden verschillende aanhangers van Glarindus of het huis ook aan hun persoonlijke verwachtingen kon voldoen, maar die kwamen dus in aanraking met de protectiespreuk. Dit werd de volgende ochtend duidelijk, toen Zichadarus uitzonderlijk vroeg opstond, om enige noodzakelijke voorbereidingen te nemen voor het verloop van de reis. Eerst zag hij verschillende personen voor het tuinhek en bij de schutting liggen, dus pakte hij de telefoon, en belde de stadswachters op die nog geen kwartier daarna arriveerden en de inbrekers, die Zichadarus inmiddels uit hun bewusteloosheid had gehaald, meenamen naar het bureau voor verder verhoor.
Later bleek dat er een paar weer vrijgelaten waren, en dat de meeste een taakstraf moesten uitzitten van een half jaar. Ja, in Xidiad, waren de straffen niet mals.
Zichadarus liep door de stad en maakte dankbaar gebruik van het rustige moment voordat de daadwerkelijke ochtendspits aanbrak. Sommige winkels waren al open, maar hij was op weg naar de stoeterij om de paarden op te halen, en er meer te kopen. Hij had namelijk een heel sterk gevoel dat ze nog meer mensen zouden meenemen op hun reis.
Nadat hij de paarden had gehaald en toch wel even goed naar het gezicht van de handelaar keek, ging hij bij andere vrienden langs, die hem voorzagen van heerlijk veldbrood, ingeblikte vixas, en ander proviand. Uiteindelijk kwam hij beladen met tassen en zakken weer aan bij het huis van zijn vrienden.
Groadius had dit keer het ontbijt gemaakt, en het was een keer geen vixas, maar zelfgebakken veldbrood.
'Hoe kan het dat jij weet hoe je veldbrood moet maken? Volgens mij weten alleen magiërs dat recept.'
'Zichadarus, ben je vergeten dat je dat ons geleerd hebt, toen we je hebben leren kennen?'
Zichadarus deed net alsof hij zich voor zijn hoofd sloeg en moest lachen.
'Dat is ook zo. Dat was ik even vergeten.'
Een half uur later zat iedereen aan het ontbijt. Zilofka en Losriand kwamen als laatste beneden, en tot ieders verbazing had Zilofka gewoon haar kleding aan.
'Ja, Losriand zei dat ik me maar gewoon moest aankleden, dus dat heb ik dan ook maar gedaan.'
Niemand zei er wat over, maar ze lachten alleen maar wat. Er hing een gezellige sfeer. Beter dan dat de sfeer de vorige avond was.
Tijdens het eten deed Groadius een mededeling.
'Ik en Flamora, hebben besloten om je met Zilofka, Zichadarus en hun vrienden mee te laten gaan, Losriand. Maar we zijn er achter gekomen dat we dan zelf niet lekker thuis zitten, dus gaan we mee, als dat van Zichadarus mag.'
Het bleek dat hij veel respect voor de magiër had, want hij zei het op een toon die dat erg goed aangaf. Zichadarus keek de tafel rond en hakte de knoop door, en iedereen was er blij mee.
'Jullie drie gaan met ons mee. Ik had al een voorgevoel dat we er vandaag of morgen reisgenoten bij zouden krijgen, dus heb ik proviand ingeslagen en paarden gekocht. Zoals je ziet heb ik niet stil gezeten, want ik heb behoorlijk wat tassen en zakken meegenomen met materiaal dat we nodig hebben.' Zichadarus leek op zijn gemak te zijn.
'Ja, toen ik vanmorgen uit het raam keek, was het net weer alsof we uit Fragien zouden vertrekken,' zei Spertion.
'Nu, laten we het een nieuwe start noemen,' zei de dagwandelaar. 'Kom op, dan gaan we meteen. Hoe eerder we die steen hebben, en Pratioson hebben bevrijd, hoe beter.'
En zo vertrok het negental dat eerst een zestal was, verder door het land van de X. Op weg naar de geboortestad van Zilofka, Xisi.
Hoofdstuk 19.
Het verzoek.

Het negental vertrok op hun paarden richting de hoofdstad. Zilofka was erg gelukkig.
Ze zou haar familie weer terug zien, en ze had net een dag een relatie met Losriand, de jongen waar ze helemaal gek op was. Ook had ze acht nieuwe vrienden gemaakt in korte tijd. Ook dit deed haar erg goed. Maar toch zat ze ook ergens mee.
Ze had namelijk een gevoel dat ze niet verder mocht trekken met haar vrienden. Toen ze Lysiande, Spertion en Sniafe, en niet te vergeten, Zichadarus, net ontmoette, wist ze nog niet zo zeker of ze wel verder dan Xisi wilde trekken met het viertal. Maar nu, nu ze de kracht van de magie had ontdekt, en ze nieuwe vrienden had gemaakt wist ze zeker dat ze met hen verder wilde.
Maar dan was er nog haar vader. Hij had haar erop uitgestuurd om de stadhouder van Fragien in te lichten over de Xidiandsen. Hij had haar een code meegegeven die ze inderdaad had overgebracht aan Gringastor Vioplokos, maar ze had Fragien nooit bereikt. Door de kracht van het element water had ze hem in levende lijve gezien, gehoord en gesproken.
Helemaal geweldig, vond ze dat. Maar wat ze op dat moment, en nu nog steeds, niet wist: Darkos Hiosa en de nachtwandelaar, hadden spionnen die niets anders deden dan magie opsporen. Zodra ze die hadden gevonden brachten ze verslag uit bij één van de twee, en daarna namen ze verdere actie.
Dus Darkos Hiosa was natuurlijk op de hoogte van de boodschap, en waarschijnlijk ook de betekenis ervan.
Varkens en koeien zullen het niet overleven. De boer moet veel werk verzetten om de kippen te redden. Dat was de boodschap en de betekenis ervan was dat de Varkens voor de omliggende dorpen van Fragien stonden, en de koeien, de boerderijen om de stad. De kippen stonden voor Fragien zelf.
Zilofka wist dat haar vader en de andere leden van het stadsbestuur codes gebruikten met andere steden om zulke berichten uit te wisselen. Maar hoe Zichadarus zoiets kon weten, wist ze niet.
Ze ging daarom naast hem rijden en sprak hem aan.
'Zich, hoe kan het dat je de boodschap van mijn vader wist te begrijpen?'
'Dat is heel gemakkelijk, Zilofka.'
Hij glimlachte.
'Ik heb lang in de buurt van Fragien gewoond, zoals je weet, en ik heb er ook veel rondgetrokken. Veel mensen kwam ik tegen. En vele daarvan sloten me in hun armen alsof ik hun beste vriend was.
Ik vroeg over Fragien en de boerderijen en dorpen die er omheen lagen, en al gauw wist ik er het nodige vanaf. Later kwam ik een oud lid van het stadsbestuur van Fragien tegen. Hij was ontslagen door een niet geliefde chef. Je weet denk ik wel dat de stadhouder van een stad niet de baas alleen is.
Hij beslist veel, doet veel voorstellen, en is alleen in staat om de oorlog te verklaren. Maar leden aannemen, en ontslaan mag hij niet alleen doen.'
Intussen waren Spertion, Lysiande en Sniafe ook naar voren gereden, en hingen net als Zilofka aan de lippen van de magiër.
'Gringastor had iemand aangenomen die hij nog van zijn kinderjaren kende, en had hem gelijk tot chef gepromoveerd. Maar hij wist op dat moment niet dat de man alleen maar op macht uit was. Deze man ontsloeg het lid waar ik mee heb gesproken. Alleen omdat hij hem niet mocht nota bene! Maar hij had dus besloten om een deel van de codes over te brengen aan de normale mensen. Dus hij had mij de codes verteld. De dorpen staan voor varkens, omdat de beste varkens van de streek daar staan gestald. De alleenstaande boerderijen staan voor koeien, aangezien geen één boer kan leven zonder een degelijke koe. Fragien zelf staat voor kippen aangezien je bijna geen plein over kan steken zonder de vrolijke beesten tegen te komen.'
Lysiande dacht eventjes terug aan haar geboortestad en even zag ze de pleinen weer voor haar. Hier en daar een café, kippen die tussen de duiven en andere vogels tussen de straatstenen naar stukjes brood of ander voedsel pikten.
Ja, Fragien was haar stad, en dat zou het ook altijd blijven, wat er ook zou gebeuren.
Intussen was het negental flink opgeschoten, maar de avond begon te vallen. Zichadarus en de dagwandelaar schouwden in een kom met water naar een geschikte slaapplek, en daardoor kwamen ze er achter dat op nog geen vijftien sjisomar rijden een verlaten boerderij stond. Iedereen was het met hen eens dat ze geen betere plek konden hebben voor de nacht dan die boerderij. Dus zetten ze koers richting het noordwesten, wat ook in de richting van de hoofdstad was.
Toen het tegen tien uur 's avonds liep kwamen ze bij het boerderijtje aan.
'Hm, zo te zien niet in hele goede staat,' mompelde Zichadarus terwijl hij zijn vos aan een paal vastmaakte en richting de boerderij keek.
Het was een typische Xidiadse boerderij. Het had één verdieping, was ongeveer acht sjisomer breed, en de voorgevel van het woongedeelte liep in een soort halve cirkel van muur naar muur. Het woongedeelte had een rood dak, en de stal had een rieten dak. Wonderbaarlijk genoeg paste het allemaal bij elkaar.
'Het mag dan misschien in een wat mindere staat zijn,' zei Flamora, 'maar het is beter dan nu in de open lucht te moeten slapen, kijk maar eens naar boven.'
'Ja, je hebt gelijk,' viel Spertion haar bij. 'Het zou me niets verbazen als het vannacht flink tekeer gaat. Misschien moeten we maar kijken of de stal groot genoeg is om alle paarden en de twee ezels te stallen, hoewel ik dat betwijfel. Maar als we ze buiten laten, hebben we morgen, of een stel zieke paarden, of ze zijn zo doorweekt, dat ze last zullen hebben van het water dat dan in hun vacht zit.'
'Laten we dan maar gaan kijken,' zei Flamora. 'Ik ga met Spertion, Lysiande en Zilofka de stal in om te kijken of we genoeg ruimte hebben. Willen jullie dan voor goede bedden zorgen en dergelijke.'
Zichadarus keek Flamora glimlachend aan.
'Ja, maak je daarover maar geen zorgen, het is belangrijker dat we nu die paarden, en de ezels kunnen stallen, dan dat we zelf een goed bed hebben.'
Daarop liepen de vier weg om de stal in gereedheid te brengen. Maar ze kwamen er achter dat de stal kleiner was dan ze hadden gedacht. Maar dat had er ook mee te maken dat het vertrek bijna helemaal vol stond met werktuigen. Wat wel een meevaller was, was dat er genoeg hooi en stro voor de paarden was.
'Het is slechts een kwestie van die werktuigen naar buiten slepen,' zei Lysiande bemoedigend.
'We hebben er wel veel spierkracht voor nodig, want volgens mij is het erg zwaar.'
Zilofka had een ploeg geïnspecteerd en kwam er achter dat het roest overal op het ding zijn sporen had achter gelaten. En ook zag ze dat het ding van pure ijzer was gemaakt in combinatie met lood.
'Nou, ja, het is het proberen waard,' zei ze hoopvol.
Het viertal begon aan iets wat een zware klus zou worden.
Losriand had echter niets meer te doen in het huis, want daar was alles bijna in gereedheid gebracht, en Zichadarus wilde gaan rusten, en de dagwandelaar had een boek die hij graag wou lezen. Dus Losriand liep naar de stal, en toen hij daar eenmaal aankwam vond hij Sniafe en Groadius ook aan het werk.
'Pfiew, dat is me nog eens een klus,' zei Spertion enigszins verhit. Het zweet parelde op zijn voorhoofd.
'We moeten wel opschieten,' zei Groadius, 'want het stortweer kan kan elk ogenblik los barsten.'
Hij had het nog niet gezegd of ze zagen een lichtflits op nog geen honderdvijftig sjisomer van hen vandaan een groot stuk gras verschroeien.
'Zilofka, Lysiande, halen jullie de paarden op. Ze moeten nu wel een beetje tegen elkaar aan staan, maar dat is zo meteen verleden tijd.' zei Flamora, die de touwtjes in handen had.
Zilofka en Lysiande renden weg, en kwamen daarna met de paarden aangelopen. Ze werden tijdelijk gestald in een veel te kleine ruimte. Maar Spertion begon zich boos te maken tegenover het materiaal dat in de weg stond, en mede daardoor werden de anderen aangespoord, en schoten ze flink op.
Maar het was inmiddels wel volledig donker geworden, en de klok liep tegen middernacht.
Even na dat uur waren ze gelukkig klaar en doken moe, maar voldaan in de in elkaar geflanste bedden die Zichadarus, de dagwandelaar, Groadius, Sniafe, en Losriand hadden gemaakt.
Maar midden in de nacht, het was een uur of vier, gebeurde er plotseling iets.
De hemel werd verlicht als nooit te voren en meerdere bliksemflitsen daalden neer uit de hemel.
Zichadarus was echter de enige die hier wakker van werd en ging kijken of ze veilig waren.
Hij wist wel dat de vogelmaand bijna zijn intrede deed, dus dat betekende zwaar, en klam weer. Maar dit was wel heel extreem. Zware regenval teisterde dit deel van de planeet, en de bliksemflitsen maakten het plaatje van een enge nacht, helemaal af.
De magiër liep naar buiten en was binnen een seconde doorweekt. Maar hij vond het niet erg, want hij had werk te doen. En een magiër stoorde zich dan niet aan het weer, of wat dan ook.
Hij controleerde of de stal veilig was, en zag toen eigenlijk pas hoe erg de boerderij geleden had in de laatste paar maanden. Hij was er die avond al achter gekomen dat de vorige bewoners er ongeveer drie maanden geleden waren uitgetrokken. Dat moest dus in de watermaand zijn geweest. Maar zoals zoveel boerderijen die werden verlaten, was deze ook bijna een echt bouwval. Ze mochten nog van geluk spreken dat het dak nog volledig intact was.
Nadat Zichadarus de paarden van water en voer had voorzien dacht hij op een van de velden achter de boerderij iemand te zien.
Hij dacht er verder niet bij na, maar liep het veld in om een mogelijk slachtoffer van dit noodweer in veiligheid te brengen.
Hij dacht het silhouet van een man te zien en zo snel als zijn benen hem konden dragen liep hij naar de plek toe. Steeds dichter kwam hij bij zijn doelwit, maar ook steeds erger werd het noodweer. Met iedere stap die hij zette leken er meer en meer bliksemflitsen de nacht te teisteren en de sluizen in de hemel leken bij iedere oogknippering van de magiër meer en meer open gedraaid te worden.
Hij merkte dat hij ook steeds moeilijker vooruit kwam. Maar toen hij uiteindelijk bij zijn doelwit aankwam viel hij ter plekke op zijn knieën.
Voor zijn ogen stond namelijk niemand minder dan Sopiodus, de oppergod van de magiërs, en eveneens de oppergod van alle magische volken op de planeet.
Sopiodus had echter geen menselijke gedaante, zag Zichadarus. Hij was eerder een geest, of zoiets.
Een geest met het silhouet van Sopiodus, en de lijnen van zijn gezicht en de rest van zijn lichaam kwamen overeen met het beeld dat alle magiërs van de oppergod hadden.
Toen Zichadarus de man had bereikt, leek het er even op dat het weer minder werd.
'Zichadarus. Ik moet zeggen dat u er verstandig aan heeft gedaan om mijn oproep niet te negeren. En uw wilskracht om naar mij toe te komen heeft mij er alleen maar meer van overtuigd dat u klaar bent voor een volgende fase in uw leven.'
Zichadarus lag nog steeds op zijn knieën voor de gestalte die Sopiodus had aangenomen.
Hij knipperde even met zijn ogen tegen de regen, en sprak toen.
'Sopiodus, oppergod van alle magische volken. Wat een eer, dat ik u zo mag aanschouwen. Zeg wat u mij wilt zeggen, en ik zal doen wat u vraagt, mits het in mijn vermogen ligt.'
'Zichadarus Karautus. U bent vergeten dat in principe alles in het vermogen van een magiër ligt, maar dat kan ik u niet kwalijk nemen. U heeft het weer moeten doorstaan om mij te bereiken, en degenen van de magiërs die mij hebben aanschouwd in het verleden reageerden net zo. U weet ook dat mijn bezoeken zeer schaars zijn, dus dan kan ik het u nog minder kwalijk nemen dat u één van de belangrijkste wetten van de magiërs bijna overtreden hebt.'
'Sopiodus, mijn excuses daarvoor. Ik had de magiër mogelijkheden niet mogen vergeten. Maar alstublieft. Wat is het dat u uw gestalte naar de planeet brengt?'
'Mijn vraag is zeer gecompliceerd voor u, mijn verzoek, en tevens mijn bevel, is veel makkelijker uit te leggen.'
Zichadarus was inmiddels opgestaan en keek de geest van de oppergod in de ogen.
'Mijn bevel, Zichadarus, is dat u, en uw metgezel de dagwandelaar, de groep waar u nu bij bent, nooit meer zullen verlaten. Alleen in uiterste nood mag u die groep verlaten.'
'Sopiodus, oppergod. Ik heb al voor mijzelf besloten dat ik dat zou doen. Ik denk dat ik mijn opdracht eindelijk heb gevonden. En nu u dit tegen mij zegt, maakt het mijn besluit om Lysiande en haar vrienden te steunen, alleen maar groter.'
'Maar nu, Zichadarus. Ik moet u nog één ding vragen. Alleen vind ik niet dat ik het recht heb om u dat op te leggen.'
Zichadarus dacht even dat een oppergod hem alles kon opleggen wat hij maar wilde, maar Zichadarus zat er flink naast.
'Nee, Zichadarus. Ik heb uw gedachten gevold. Ik ben niet in staat om iets van dit formaat aan u op te dragen. U moet zelf de beslissing nemen. Pas als u er voor de volle honderd procent achter staat, kunt u mijn vraag beantwoorden.'
'Zeg dan wat u op uw hart hebt, oppergod.'
'Nu, Zichadarus. De witte magie valt lang niet meer zo goed te controleren als voorheen. Darkos Hiosa en de nachtwandelaar nemen veel magie die eerst wit was over en hebben het getransformeerd naar zwarte magie. Uw vriend de dagwandelaar is de enige die de magie weer ongedaan kan maken, zodat de magie weer wit word. Maar één dagwandelaar is niet genoeg. Ik weet dat u uw dood in scene heeft gezet zodat ik een nieuwe dagwandelaar zou kiezen. Ik verwijt u niks, omtrent dat besluit. U heeft juist gehandeld, aangezien u zich moest concerteren op de opleiding die uiteindelijk geresulteerd heeft in het magisterschap in de Aura. Maar nu, Zichadarus moet ik u vragen of u samen met uw vriend, de dagwandelaar klaar bent voor één van de moeilijkste dingen die u in uw hele reis zult moeten ondergaan. Mijn vraag is namelijk aan u, of u opnieuw dagwandelaar wilt worden om vervolgens de steen uit de duisternis te vinden, en Xip Lasto Provensochi voorgoed te verslaan.'
'Oppergod, wilt u mij dan vertellen dat de steen zonder mij, als tweede dagwandelaar, niet gevonden kan worden?'
'Zichadarus Karautus. U heeft het volkomen juist. Alleen met de speciale magie die een dagwandelaar, en zelfs een nachtwandelaar heeft, is het mogelijk de aanwezigheid van de steen te voelen. Maar uw vriend alleen heeft niet dat vermogen. De steen is na zijn vorige gebruik zeer, zeer zwaar betoverd, en opgeborgen. Daar hebben, de koningin van de elfen, de leider van de aardmannetjes, de aartsmagister van het dorp en de magister van de Aura aan meegewerkt. U kunt zich wel voorstellen dat dat geen magie is die u uw vrienden aan het onderwijzen bent.'
'Nee, ik weet dat die vier personen ooit eerder hun krachten hebben gebundeld. Het staat in één van de boeken die de grondlegger van de Aura geschreven heeft. Naar verluid kan die magie alleen bedwongen worden met de krachten van dezelfde personen, of andere, machtige magiërs, die hun krachten bundelen, en een gift van de goden mee krijgen.'
'Weer volkomen juist, Zichadarus. Ik heb Luscaido Vromdaxy Driopolaso zelf opdracht gegeven om dat boek te schrijven. Maar nu terug naar mijn vraag. Bent u bereid om opnieuw dagwandelaar te worden? Kortom bent u bereid om samen met uw vriendengroep de wereld te redden?'
'Moet ik daar gelijk een antwoord op hebben, Sopiodus? Ik wil namelijk eerst helder en duidelijk op een rij hebben wat wij moeten gaan doen. Ons eerste doel is om Pratioson Kliasandos te bevrijden van de Xidiandsen. En daarvoor moeten we naar Xisi vermoed ik. Wat we daarna gaan doen weet ik niet. Maar u moet ook weten dat de planeet vol andere gedrochten zit. Wij met ons negental hebben niet de kracht om de strijd aan te gaan met de monsters van de hel. Maar wellicht vinden we op onze weg meer steun, en kan ik beter aan uw verzoek gehoor geven. Maar het is ook een zeer ingrijpend besluit dat ik zelf moet nemen. Ik ben namelijk een lange tijd geleden op brute wijze van mijn elfse magie berooft. Ja, door Darkos Hiosa zelf.
Ik zal niets liever doen dan hem uit de wereld te helpen, maar dat betekent dus dat ik weer geketend ben aan een titel. U weet ook dat ik liever geen titels meer wil dragen. Maar ik zal over uw voorstel nadenken. Als ik er dan uit ben gekomen moet ik het u zien te laten weten.'
'Zichadarus, nogmaals. Ik begrijp dat ik veel van u vraag, en daarom geef ik u het amulet van de verbintenis. Dit amulet heeft een speciale magische kracht zodat u hem niet kunt verliezen. U kunt hem namelijk altijd terugvinden door het schouwen. En door de kracht van het amulet kunt u het dan meteen weer terug laten teleporteren. Dit werkt echter alleen met dat amulet. Het is niet mogelijk om andere voorwerpen te teleporteren die u bij het schouwen tegenkomt. Maar als u uw besluit hebt genomen vraag ik u om wanneer de maan eens per maand zijn hoogste stand aan de hemel bereikt, naar het dal van de magische volken wil komen. Dit dal bevind zich in Kroposlakoi zoals u weet. Mocht u nou helemaal aan de andere kant van de planeet zijn zal de kracht van het amulet naar deze plek brengen en ook weer terug. Ik moet alleen nu gaan. Er is veel werk te doen tegen de opkomst van de zwarte magie. Het was mij een waar genoegen om met u te spreken. Een goede nacht gewenst.'
Hierna was het beeld van de god der goden verdwenen en staarde Zichadarus een tijd lang naar de plek waar Sopiodus net had gestaan.
Nog nooit in zijn leven had hij vernomen dat Sopiodus naar de aarde kwam om een taak aan iemand te geven. Hij was naar zijn mening de eerste. Maar het was niet gemakkelijk. De reden dat Zichadarus geen titel meer wenste te dragen was dat hij toen hij de titel van magister bekleedde, hij door Xip Lasto Provensochi zwaar was vervloekt. Als hij weer een titel zou dragen zou Xip hem makkelijker kunnen vinden, en hij was ook meer kwetsbaar voor andere vormen van geweld tegen hem. Hij wist dat hij op zijn weg nog vele gevechten zou moeten uitvechten met personen, dieren of wezens. En de kans dat hij, of zijn vrienden dat zouden overleven werd daarmee kleiner.
Daar tegenover stond dan wel dat hij en de dagwandelaar speciale magie tot hun beschikking hadden om de steen uit de duisternis te vinden. Hij wist het niet. Hij probeerde er ook niet aan te denken, toen hij terugliep naar de boerderij.
Eerst maar eens Xisi en Pratioson vinden, dacht hij.
Daarna zien we wel weer verder.
Eenmaal bij de boerderij aangekomen, wist hij dat hij, en zijn vrienden niet gespaard zouden worden door de zwarte magie. Maar hij kon, mocht en wilde nog geen beslissing maken. Dat was simpelweg teveel gevraagd.
Eenmaal in de boerderij aangekomen vond hij zijn acht vrienden in diepe slaap aan. Hij dook zijn bed weer in, maar voelde iets hards tegen zijn rug aandrukken. Hij tastte in het hooi en het mos, en kwam tot de ontdekking dat de amulet van de verbintenis in het matras was verborgen. Evenals een brief met het zegel van Sopiodus hemzelf. Hij wist dus dat hij geen rare droom had gehad.
Hij, Zichadarus Karautus was de eerste die ooit door Sopiodus was benaderd. Nadat Sopiodus als mens stierf was er niemand meer die hem had gezien zoals Zichadarus hem had gezien. Maar dat wist de magiër op het moment dat hij insliep nog niet. Pas later in dit verhaal zou hij er achter komen.
De zon probeerde achter de wolken vandaan te komen om de nieuwe dag meer kleur te geven.
Na wat verwoede pogingen lukte dit. En op dat moment werden de dieren in Xidiad wakker.
De haan op de boerderij deed zijn ochtendgroet aan de wereld. En met het ku-ke-le-kuu van deze haan werd ons negental wakker.
Na een vlug ontbijt zadelden ze de paarden weer op en vertrokken verder richting het noordwesten. En ongeveer tegen het begin van de avond verscheen de eerste wegwijzer met het aantal sjisomar dat ze nog moesten afleggen tot ze in Xisi aankwamen.
'Nog vijfenzeventig? Dat is nog wel ver Zich. Komen we vandaag nog in de buurt, of kunnen we het vergeten?' Lysiande wilde dolgraag de hoofdstad van het land van de X zien, en iedereen met haar wilde, nu het kon, zo veel mogelijk opschieten.
'Vijfenzeventig is wel ver, maar met magie moet het mogelijk zijn. Je weet vast nog wel dat ik ons extra kracht gaf om mijn berghut te bereiken. Nu, ik kan proberen of de paarden en de ezels er ook nieuwe krachten van kunnen krijgen'
De paarden leken even hoopvol te kijken toen ze dat hoorden, want ook zij waren weer toe aan een echte stal. In Xopia hadden ze het goed gehad, maar het was niet van de beste kwaliteit. En daar hadden ze nu wel behoefte aan.
Zichadarus probeerde de spreuk en wonderbaarlijk genoeg sloeg die aan. In plaats van dat de paarden vijftien sjisomar per uur aflegden was dat aantal nu opgevoerd naar vijfentwintig.
En zo kwamen ze drie uur later voor de poorten van Xisi aan. De wachters wouden net de poort sluiten, maar ze zeiden dat het negental nog net op tijd was.
Zilofka nam de leiding helemaal over en draafde voorop om de weg aan te wijzen naar het huis van haar ouders.
Fios Dalo Quortna en zijn vrouw wisten even niet waar ze het moesten zoeken toen hun dochter gezond en wel arriveerde. Dolblij waren ze. Zilofka werd met vragen bestookt over haar reis, en haar nieuwe vrienden. Maar Zilofka zei, dat ze dat beter konden bespreken onder een goed diner. Dus Fios zorgde ervoor dat een staljongen de paarden en de twee ezels kwam halen, en zijn vrouw Lacinda gaf opdracht aan de keuken om het beste maal te bereidden dat ze maar kenden.

Mijn posting limiet van vandaag is bereikt. Morgen of overmorgen ofzo, meer.

Re: Sjarinda 1 - Het lot van de steen uit de duisternis.

Geplaatst: 28 dec 2012 16:09
door Saskjezwaard
Heey Martijn!

Leuk dat je meteen zo enthousiast bent beginnen met posten! Maar dat enthousiasme zorgt wel voor een probleem: namelijk dat de kans kleiner wordt dat mensen het gaan lezen. Lezen vanaf een scherm is op z'n zachtst gezegd niet fijn voor een hele lange tekst en er is de kans dat mensen wegklikken omdat je meteen zoveel hebt neergezet. Een stuk van maximaal 1000 woorden heeft een veel grotere kans om gelezen te worden.
Ik had ergens in een van je voorwoorden/voorsteltopics gelezen dat je graag wilt dat het verhaal gelezen wordt. Dan zou ik je eigenlijk aanraden om een nieuw topic te maken, 1 stuk van ongeveer 1000 woorden te plaatsen, het voorwoord kleiner te houden, en een paar dagen wachten met het posten van het tweede stuk. Dan denk ik dat er veel meer mensen geneigd zijn om het te lezen ;) en het oude topic zal ik dan verwijderen, zodat er niet alvast spoilers verklapt worden :p
Trouwens, nog gefeliciteerd met het uitgeven van je eigen boek :D dat is een droom van eigenlijk wel iedereen op het forum hier! Ohh, om je eigen boek in de boekenkast te hebben staan... *zwijmelt weg*

Maar daarbij kom ik eigenlijk ook op een ander probleempje dat ik heb. Want de tekst die hier nu staat is dus uitgegeven. Ben je nog van plan om het te herschrijven of nog te veranderen? Want als ik een boek in m'n boekenkast heb staan dan zou ik dat eigenlijk niet doen xD
Ik kan je alvast vertellen dat ik een van de meest kritische lezers (oftewel mierenneuker :D) op het forum ben. En er zijn een paar dingetjes die je in het eerste gedeelte beter zou kunnen neerzetten zodat de aandacht erbij blijft. Maar ik weet niet of je dat wilt. Want ik zie het eigenlijk niet zo zitten om er tijd aan te besteden als je er niks mee gaat doen ;)
Dus zeg maar of je het verhaal opnieuw wilt plaatsen en of je iets van mijn kritieken wilt hebben. Ik hoor het wel^^