Doel in zicht
Geplaatst: 12 jan 2013 18:24
Hmm, weet niet helemaal of het hier hoort, maar anders hoor ik het wel... (;
We kregen bij Nederlands de opdracht om een spannend verhaal te schrijven. Ennee, ik houd van feedback ;p
De rustige sfeer die net nog in het bos hing, leek plotseling omgeslagen te zijn. Takken kraakten en bomen ritselden. Het gehuil van de wind bezorgde me kippenvel. Door het grillige schijnsel van de maan, die af en toe verborgen werd achter een wolk, kon ik net de contouren van de boshut onderscheiden. Met elke stap die ik zette werd hij duidelijker zichtbaar. De deur stond op een kier en verschillende van de kleine venstertjes bevatten niet meer dan alleen een paar overgebleven glasscherven. Langzaam kwam ik dichterbij. Elke stap begon mijn hart sneller te bonzen. Ga terug nu het nog kan, zei iets in mij. Wie weet wat je in de hut zult aantreffen? Een ijskoude rilling liep over mijn rug. Toch verdrong ik de gedachte snel. Ik moest nu niet nadenken. Ik moest doen waarvoor ik was gekomen. Wat als het niet lukte? Wat zou er dan met me gebeuren? Het angstzweet brak me uit.
Schichtig keek ik om me heen. Ik had het gevoel dat ik van alle kanten bespied werd. Behoedzaam richtte ik mijn blik weer op het smalle paadje voor me. Aan het eind daarvan stond, inmiddels op een steenworp afstand, de boshut. Zwart als een inktvlek. Geconcentreerd zette ik nog een stap verder in die richting. Ik probeerde zo min mogelijk geluid te maken. Elk geluid kon fataal zijn. Gek genoeg had nog niemand mijn hartslag gehoord - iets wat ik zelf zeer onwaarschijnlijk vond. Het koude zweet stond in mijn handen terwijl ik alsmaar dichterbij de hut kwam. Nog heel even. Dan zou ik het weten. Maar eerst moest ik nog een beslissing nemen. Ik had het al wel een poosje gezien, maar nu stond ik er vlakbij. Voor mij op het pad lag een enorme plas regenwater. Veel te groot om overheen te stappen. Ik moest een keuze maken. Óf ik zou er doorheen lopen, óf ik moest een klein eindje naast het pad gaan. Ik besefte dat ik natte voeten op dit moment niet kon gebruiken. Het zou het alleen maar moeilijker maken om, als het nodig was, te vluchten. Aan de ene kant van het pad stond een grote doornstruik. Daarom zette ik voorzichtig twee kleine passen naar de andere zijkant. Het was er erg donker. Ik zou om een dikke, oude eik heen moeten aan de andere kant van de plas te komen. Ik moest gewoon in één keer doorstappen en er niet bij nadenken. Ik haalde diep adem. Drie, twee, een… Ik liep snel naar de boom en hield het donkere bos voor me goed in de gaten. Er was alleen één ding wat me was ontgaan. Achter mij. Hij droeg een versleten, leren jas en hij zag er onverzorgd uit. Zijn hand was stevig om een glinsterend voorwerp heen geklemd. Hij had zich geruisluis een weg door het bos gebaand en stond nu op het punt zijn prooi te vangen. Ik was zijn prooi. Maar ik wist het niet. Ik had hem niet gezien. Toen ik weer op het pad stond, was ik opgelucht dat ik zonder problemen om de eik heen had kunnen lopen. Maar die opluchting zou niet lang meer duren. Ik vervolgde mijn tocht naar de duistere hut. Ik tilde mijn voet op om over een tak heen te stappen. Op datzelfde moment kreeg ik een harde dreun tegen mijn hoofd. Snakkend naar adem kwam ik met een dreun op de grond terecht. Felle pijnscheuten schoten door mijn hoofd en arm. Ik probeerde te gillen, maar het was of iemand mijn keel dichtkneep. Er kwam geen geluid uit. Achter mij klonk een snerpend geluid. Het duurde even voor ik besefte dat er iemand praatte. Het klonk grimmig en vol wraak. ´Ik heb je gewaarschuwd.´ In een waas van tranen zag ik dat hij het was. De verrader. In een opwelling probeerde ik hem aan zijn been onderuit te trekken. Maar ik was vergeten hoeveel pijn ik had. Mijn hand klapte weer terug op de grond. Verstijfd van angst lag ik daar. Even zag ik nog de wrede lach van de man, daarna werd alles zwart.
We kregen bij Nederlands de opdracht om een spannend verhaal te schrijven. Ennee, ik houd van feedback ;p
De rustige sfeer die net nog in het bos hing, leek plotseling omgeslagen te zijn. Takken kraakten en bomen ritselden. Het gehuil van de wind bezorgde me kippenvel. Door het grillige schijnsel van de maan, die af en toe verborgen werd achter een wolk, kon ik net de contouren van de boshut onderscheiden. Met elke stap die ik zette werd hij duidelijker zichtbaar. De deur stond op een kier en verschillende van de kleine venstertjes bevatten niet meer dan alleen een paar overgebleven glasscherven. Langzaam kwam ik dichterbij. Elke stap begon mijn hart sneller te bonzen. Ga terug nu het nog kan, zei iets in mij. Wie weet wat je in de hut zult aantreffen? Een ijskoude rilling liep over mijn rug. Toch verdrong ik de gedachte snel. Ik moest nu niet nadenken. Ik moest doen waarvoor ik was gekomen. Wat als het niet lukte? Wat zou er dan met me gebeuren? Het angstzweet brak me uit.
Schichtig keek ik om me heen. Ik had het gevoel dat ik van alle kanten bespied werd. Behoedzaam richtte ik mijn blik weer op het smalle paadje voor me. Aan het eind daarvan stond, inmiddels op een steenworp afstand, de boshut. Zwart als een inktvlek. Geconcentreerd zette ik nog een stap verder in die richting. Ik probeerde zo min mogelijk geluid te maken. Elk geluid kon fataal zijn. Gek genoeg had nog niemand mijn hartslag gehoord - iets wat ik zelf zeer onwaarschijnlijk vond. Het koude zweet stond in mijn handen terwijl ik alsmaar dichterbij de hut kwam. Nog heel even. Dan zou ik het weten. Maar eerst moest ik nog een beslissing nemen. Ik had het al wel een poosje gezien, maar nu stond ik er vlakbij. Voor mij op het pad lag een enorme plas regenwater. Veel te groot om overheen te stappen. Ik moest een keuze maken. Óf ik zou er doorheen lopen, óf ik moest een klein eindje naast het pad gaan. Ik besefte dat ik natte voeten op dit moment niet kon gebruiken. Het zou het alleen maar moeilijker maken om, als het nodig was, te vluchten. Aan de ene kant van het pad stond een grote doornstruik. Daarom zette ik voorzichtig twee kleine passen naar de andere zijkant. Het was er erg donker. Ik zou om een dikke, oude eik heen moeten aan de andere kant van de plas te komen. Ik moest gewoon in één keer doorstappen en er niet bij nadenken. Ik haalde diep adem. Drie, twee, een… Ik liep snel naar de boom en hield het donkere bos voor me goed in de gaten. Er was alleen één ding wat me was ontgaan. Achter mij. Hij droeg een versleten, leren jas en hij zag er onverzorgd uit. Zijn hand was stevig om een glinsterend voorwerp heen geklemd. Hij had zich geruisluis een weg door het bos gebaand en stond nu op het punt zijn prooi te vangen. Ik was zijn prooi. Maar ik wist het niet. Ik had hem niet gezien. Toen ik weer op het pad stond, was ik opgelucht dat ik zonder problemen om de eik heen had kunnen lopen. Maar die opluchting zou niet lang meer duren. Ik vervolgde mijn tocht naar de duistere hut. Ik tilde mijn voet op om over een tak heen te stappen. Op datzelfde moment kreeg ik een harde dreun tegen mijn hoofd. Snakkend naar adem kwam ik met een dreun op de grond terecht. Felle pijnscheuten schoten door mijn hoofd en arm. Ik probeerde te gillen, maar het was of iemand mijn keel dichtkneep. Er kwam geen geluid uit. Achter mij klonk een snerpend geluid. Het duurde even voor ik besefte dat er iemand praatte. Het klonk grimmig en vol wraak. ´Ik heb je gewaarschuwd.´ In een waas van tranen zag ik dat hij het was. De verrader. In een opwelling probeerde ik hem aan zijn been onderuit te trekken. Maar ik was vergeten hoeveel pijn ik had. Mijn hand klapte weer terug op de grond. Verstijfd van angst lag ik daar. Even zag ik nog de wrede lach van de man, daarna werd alles zwart.