Vampire
Geplaatst: 02 feb 2013 13:30
Ik heb dit al even geleden geschreven, toen ik een beetje paranoïde was terwijl ik naar huis stapte. Het is trouwens mijn eerste 'griezel' verhaal. Enjoy.
“Daag!” zeg ik tegen mijn vriendinnen, terwijl de bus tot stilstand komt. De deuren gaan langzaam open en ik stap uit. Nu realiseer ik me pas hoe donker het al is. De buitenlucht is flink afgekoeld en er waait een zacht, maar koud briesje. De volle maan staat dreigend aan de hemel. Ik stop mijn handen in mijn jaszakken en stap langzaam verder. De straat, waar overdag altijd auto’s rijden, ligt er nu maar verlaten bij. Het is uitzonderlijk stil, een beetje té stil. Ik kijk om me heen maar nergens is een spoor van leven te bekennen. Ik versnel mijn pas en stop mijn handen wat dieper in mijn zakken. Plotseling hoor ik een geluid achter me. Ik draai me om, maar er is helemaal niets te zien.
“Je verbeeldt je dingen,” zeg ik tegen mezelf in gedachten. Maar die gedachte stelt me niet echt gerust. Ik ben er zeker van dat ik iets had gehoord. Ik stap verder, terwijl ik strak naar de grond kijk. Ik voel me een beetje duizelig, omdat ik bijna niets heb gegeten vandaag. Toch niets degelijk, alleen wat chips en koeken. Ik hoop echt dat mijn vader iets heeft klaargemaakt, want eigenlijk snak ik echt naar een fatsoenlijke maaltijd. Terwijl ik fantaseer over eten, zie ik opeens iets bewegen in mijn rechterooghoek. Met een ruk draai ik me om, maar er is weer niets te bespeuren. Ik blijf even staan, maar er is helemaal niets. Alles is rustig en stil. Ik zucht. Waarom ben ik toch zo paranoïde?
“Ik moet eens wat minder films kijken,” mompel ik bij mezelf. Toch ben ik blij als ik eindelijk mijn straat heb bereikt. Maar zodra ik mijn straat instap, lijkt het net of ik voetstappen hoor. Ik ben niet zeker of het wel die van mezelf zijn, ze klinken zo anders. Ik durf niet achterom kijken, bang wat ik achter me zou kunnen aantreffen. Ik versnel mijn pas en waag het niet om nog stil te staan. Nog een paar meter en ik ben veilig thuis. Nu dringt het pas tot me door hoe vermoeid ik eigenlijk ben. Mijn benen lijken wel loodzwaar, na een hele dag rond te hebben gelopen. Nog een klein stukje, daar is mijn huis al. Het laatste stukje loop ik zowat en pas als ik aan de voordeur sta, durf ik achterom kijken. Ik zie niets, alleen het akelige duister. Ik druk snel op de deurbel en hoop dat de deur zo snel mogelijk opengaat. Ik hoor de sleutel in het slot langzaam omdraaien. Zodra de deur opengaat, wring ik me naar binnen en duw de deur snel weer achter me dicht. Ik sluit mijn ogen even en blijf een tijdje met mijn rug tegen de deur staan. Als ik mijn ogen terug opendoe, zie ik niet het gezicht van mijn vader of mijn moeder. Ik zie een bleek, bijna wit gezicht met bloedrode lippen. Een rode vloeistof sijpelt vanuit die lippen naar beneden, maar wordt daarna snel weer weggeveegd. Bloed. Voor ik realiseer wie er eigenlijk voor me staat, zie ik zijn perfect wit gebit met zijn vlijmscherpe hoektanden. Een paar seconden daarna voel ik twee verschrikkelijke steken in mijn hals. Ik voel hoe hij al het leven uit me zuigt. Het laatste wat ik zie, is zijn tevreden glimlach, helemaal rood van het bloed. Daarna weet ik, dat ik nooit meer dezelfde zal zijn. Ik ben nu net zoals hij, een vampier.
“Daag!” zeg ik tegen mijn vriendinnen, terwijl de bus tot stilstand komt. De deuren gaan langzaam open en ik stap uit. Nu realiseer ik me pas hoe donker het al is. De buitenlucht is flink afgekoeld en er waait een zacht, maar koud briesje. De volle maan staat dreigend aan de hemel. Ik stop mijn handen in mijn jaszakken en stap langzaam verder. De straat, waar overdag altijd auto’s rijden, ligt er nu maar verlaten bij. Het is uitzonderlijk stil, een beetje té stil. Ik kijk om me heen maar nergens is een spoor van leven te bekennen. Ik versnel mijn pas en stop mijn handen wat dieper in mijn zakken. Plotseling hoor ik een geluid achter me. Ik draai me om, maar er is helemaal niets te zien.
“Je verbeeldt je dingen,” zeg ik tegen mezelf in gedachten. Maar die gedachte stelt me niet echt gerust. Ik ben er zeker van dat ik iets had gehoord. Ik stap verder, terwijl ik strak naar de grond kijk. Ik voel me een beetje duizelig, omdat ik bijna niets heb gegeten vandaag. Toch niets degelijk, alleen wat chips en koeken. Ik hoop echt dat mijn vader iets heeft klaargemaakt, want eigenlijk snak ik echt naar een fatsoenlijke maaltijd. Terwijl ik fantaseer over eten, zie ik opeens iets bewegen in mijn rechterooghoek. Met een ruk draai ik me om, maar er is weer niets te bespeuren. Ik blijf even staan, maar er is helemaal niets. Alles is rustig en stil. Ik zucht. Waarom ben ik toch zo paranoïde?
“Ik moet eens wat minder films kijken,” mompel ik bij mezelf. Toch ben ik blij als ik eindelijk mijn straat heb bereikt. Maar zodra ik mijn straat instap, lijkt het net of ik voetstappen hoor. Ik ben niet zeker of het wel die van mezelf zijn, ze klinken zo anders. Ik durf niet achterom kijken, bang wat ik achter me zou kunnen aantreffen. Ik versnel mijn pas en waag het niet om nog stil te staan. Nog een paar meter en ik ben veilig thuis. Nu dringt het pas tot me door hoe vermoeid ik eigenlijk ben. Mijn benen lijken wel loodzwaar, na een hele dag rond te hebben gelopen. Nog een klein stukje, daar is mijn huis al. Het laatste stukje loop ik zowat en pas als ik aan de voordeur sta, durf ik achterom kijken. Ik zie niets, alleen het akelige duister. Ik druk snel op de deurbel en hoop dat de deur zo snel mogelijk opengaat. Ik hoor de sleutel in het slot langzaam omdraaien. Zodra de deur opengaat, wring ik me naar binnen en duw de deur snel weer achter me dicht. Ik sluit mijn ogen even en blijf een tijdje met mijn rug tegen de deur staan. Als ik mijn ogen terug opendoe, zie ik niet het gezicht van mijn vader of mijn moeder. Ik zie een bleek, bijna wit gezicht met bloedrode lippen. Een rode vloeistof sijpelt vanuit die lippen naar beneden, maar wordt daarna snel weer weggeveegd. Bloed. Voor ik realiseer wie er eigenlijk voor me staat, zie ik zijn perfect wit gebit met zijn vlijmscherpe hoektanden. Een paar seconden daarna voel ik twee verschrikkelijke steken in mijn hals. Ik voel hoe hij al het leven uit me zuigt. Het laatste wat ik zie, is zijn tevreden glimlach, helemaal rood van het bloed. Daarna weet ik, dat ik nooit meer dezelfde zal zijn. Ik ben nu net zoals hij, een vampier.