Zomers protest
Geplaatst: 08 apr 2013 10:30
Ik weet niet of ik wel heel blij ben met dit verhaal, ik vind het een beetje cliché. Maar ik laat het jullie toch graag lezen. Reageer maar. Ik hoor wel wat jullie ervan vinden.
Zomers protest
Het leven als twintiger was op vele manieren oncomfortabel en op deze dag was dat pijnlijk voelbaar. Het waren juist de zonnige dagen die mij op de zenuwen werkten. De dagen waarop je er op je best uit moest zien, het stof der dagen van je af moest slaan en je jezelf moest tonen aan de wereld. Een luidkeels protest tegen de sleur van de winter. En wederom een protest waaraan de gemiddelde mens graag meedeed.
Ik was echter alles behalve gemiddeld. Of ik boven of onder de grens lag, liet ik graag van de situatie afhangen. Nu wilde ik me het liefst verstoppen. Het stof van de winter had zich hardnekkig aan mij vastgeklampt. Het was als een soort klamme deken, gevoed door de hitte van de zon. Het kolkte en raasde als een zomerse storm diep in mijn wezen en het stroomde onophoudelijk naar buiten. Ik had de irrationele angst dat ik hiermee anderen zou aansteken, dat wij ons samen zouden vormen tot een brandende, woeste massa.
Op deze vroeg zomerse dag bevond ik mij op een bankje op de grens van het bos. Tussen de bomen was het nooit te warm. Het bos had iets koels en afstandelijks en nooit eerder was dat zo geruststellend als dat nu was. Naast mij was een oude man gaan zitten, zijn gezicht verfrommeld als een papiertje. Het was bijna alsof iemand hem had proberen op te vouwen en mee te nemen, om hem vervolgens op een wat onvoorzichtige wijze uit elkaar te vouwen.
Hij had vriendelijk naar mij gelachen en ik groette hem voorzichtig terug. Ik besefte pas dat ik een zucht had geslaakt toen de man mij vroeg wat eraan scheelde.
“Het gewoonlijke.” verzuchtte ik, “Ik heb een eenzame dag gehad.”
De man snoof luid, zoals alleen een bejaarde man kon snuiven.
“Praat me er niet van. Je hebt nog niet de leeftijd om je eenzaam te voelen, meisje.”
Ik keek hem verbaasd aan.
“Op een leeftijd als de jouwe, je bent een jaar of twintig schat ik, heb je snel het gevoel niet begrepen te worden. Heb ik het mis?”
Ik schudde van nee. Ik keek hem niet aan, in de hoop dat de man het op zou geven en me verder gewoon met rust zou laten. Ik voelde me het gevoel bekruipen dat ik geen weerwoord zou kunnen vinden op wat deze man te zeggen had. Dat vond ik een erg onprettig gevoel.
“Maar zo voelt iedere twintiger zich. Hoewel dat vreemd is, want je hebt nog zo weinig meegemaakt.”
“Vindt u dat?” vroeg ik, mijn ogen samengeknepen tegen het felle licht van de zon.
“Dat is zo,” grinnikte hij. “Alles wat je tot nu toe hebt meegemaakt is noodzakelijk geweest, of verplicht. Jij hebt nog niet de kans gehad om te kiezen.”
“En u hebt dat wel?”
“Ja. En ik heb het kunnen delen met mensen die allang gestorven zijn. Als je de mensen hebt verloren met wie je de meest unieke herinneringen hebt kunnen delen, ben je waarlijk eenzaam.”
Toen ik opzij keek, leek de man even bevroren te zijn en even was ik bang dat ook hij de wereld verlaten had.
“Je hoeft er niet om te huilen.”
Hij glimlachte voorzichtig en ik snoof, zoals alleen meisjes van twintig konden snuiven. De man schuifelde even met zijn voeten, leek een moment te aarzelen. Ik wilde mijn hoofd niet optillen. Eigenlijk schaamde ik mij een beetje voor mijn tranen.
“Ik laat je nu alleen,” zei hij.
“Maar niet eenzaam?”
Ik kreeg een verfrommelde knipoog en de man schuifelde in een rustig tempo weg. Voor de het eerst begreep ik wat eenzaamheid was en ook wat het vooral niet was. Ik stond op, vervolgde mijn weg en koesterde de hoop de woorden van deze man ooit met iemand te mogen delen.
Zomers protest
Het leven als twintiger was op vele manieren oncomfortabel en op deze dag was dat pijnlijk voelbaar. Het waren juist de zonnige dagen die mij op de zenuwen werkten. De dagen waarop je er op je best uit moest zien, het stof der dagen van je af moest slaan en je jezelf moest tonen aan de wereld. Een luidkeels protest tegen de sleur van de winter. En wederom een protest waaraan de gemiddelde mens graag meedeed.
Ik was echter alles behalve gemiddeld. Of ik boven of onder de grens lag, liet ik graag van de situatie afhangen. Nu wilde ik me het liefst verstoppen. Het stof van de winter had zich hardnekkig aan mij vastgeklampt. Het was als een soort klamme deken, gevoed door de hitte van de zon. Het kolkte en raasde als een zomerse storm diep in mijn wezen en het stroomde onophoudelijk naar buiten. Ik had de irrationele angst dat ik hiermee anderen zou aansteken, dat wij ons samen zouden vormen tot een brandende, woeste massa.
Op deze vroeg zomerse dag bevond ik mij op een bankje op de grens van het bos. Tussen de bomen was het nooit te warm. Het bos had iets koels en afstandelijks en nooit eerder was dat zo geruststellend als dat nu was. Naast mij was een oude man gaan zitten, zijn gezicht verfrommeld als een papiertje. Het was bijna alsof iemand hem had proberen op te vouwen en mee te nemen, om hem vervolgens op een wat onvoorzichtige wijze uit elkaar te vouwen.
Hij had vriendelijk naar mij gelachen en ik groette hem voorzichtig terug. Ik besefte pas dat ik een zucht had geslaakt toen de man mij vroeg wat eraan scheelde.
“Het gewoonlijke.” verzuchtte ik, “Ik heb een eenzame dag gehad.”
De man snoof luid, zoals alleen een bejaarde man kon snuiven.
“Praat me er niet van. Je hebt nog niet de leeftijd om je eenzaam te voelen, meisje.”
Ik keek hem verbaasd aan.
“Op een leeftijd als de jouwe, je bent een jaar of twintig schat ik, heb je snel het gevoel niet begrepen te worden. Heb ik het mis?”
Ik schudde van nee. Ik keek hem niet aan, in de hoop dat de man het op zou geven en me verder gewoon met rust zou laten. Ik voelde me het gevoel bekruipen dat ik geen weerwoord zou kunnen vinden op wat deze man te zeggen had. Dat vond ik een erg onprettig gevoel.
“Maar zo voelt iedere twintiger zich. Hoewel dat vreemd is, want je hebt nog zo weinig meegemaakt.”
“Vindt u dat?” vroeg ik, mijn ogen samengeknepen tegen het felle licht van de zon.
“Dat is zo,” grinnikte hij. “Alles wat je tot nu toe hebt meegemaakt is noodzakelijk geweest, of verplicht. Jij hebt nog niet de kans gehad om te kiezen.”
“En u hebt dat wel?”
“Ja. En ik heb het kunnen delen met mensen die allang gestorven zijn. Als je de mensen hebt verloren met wie je de meest unieke herinneringen hebt kunnen delen, ben je waarlijk eenzaam.”
Toen ik opzij keek, leek de man even bevroren te zijn en even was ik bang dat ook hij de wereld verlaten had.
“Je hoeft er niet om te huilen.”
Hij glimlachte voorzichtig en ik snoof, zoals alleen meisjes van twintig konden snuiven. De man schuifelde even met zijn voeten, leek een moment te aarzelen. Ik wilde mijn hoofd niet optillen. Eigenlijk schaamde ik mij een beetje voor mijn tranen.
“Ik laat je nu alleen,” zei hij.
“Maar niet eenzaam?”
Ik kreeg een verfrommelde knipoog en de man schuifelde in een rustig tempo weg. Voor de het eerst begreep ik wat eenzaamheid was en ook wat het vooral niet was. Ik stond op, vervolgde mijn weg en koesterde de hoop de woorden van deze man ooit met iemand te mogen delen.