Slender: the eight pages
Geplaatst: 24 jun 2013 13:58
Deze sluit niet heel erg nauw aan bij de vorige, al heb ik er het beste van proberen te maken. x3 Het is niet zo heel erg goed eigenlijk. o: Maar ik zal wel zien.
___
De kamer was donker. Slechts het schijnsel van de computer bracht wat licht teweeg. Thomas zat op de stoel voor het scherm, terwijl Jonathan gehurkt naast hem zat; zijn vinger op de shifttoets, voor het geval ze zouden moeten rennen.
Thomas liet het meisje in het spel het pad volgen; toen ze begonnen waren, had hij het pad naar links genomen, zodat hij bij ‘de enge boom’ zou aankomen. Helaas had daar geen ‘pagina’ gehangen en hun zoektocht moest zich voortzetten. Kort daarop hadden ze een vel papier aan de deur van de caravan bij “de twee voertuigen” gevonden.
Het geluid van het spel weerklonk door de kamer; de voetstappen op het grind- of zandpad dat ze volgden – ze wisten het niet zeker – maakten een knarsend geluid en de muziek, die na het oprapen van het eerste vel begon, zorgde ervoor dat de spanning de hoogte in schoot. Wanneer zou hij komen? Waar zou hij zijn?
Thomas draaide abrupt rond om te kijken of hij daar niet stond.
‘Hé! Wat doe je?’ vroeg Jonathan verbaasd. ‘Als je je plots omdraait, komt hij altijd opdagen!’
‘Bedoel je zoiets?’ Thomas begon constant in de rondte te draaien, om zijn vriend wat te plagen. ‘Woe! Eng hoor.’
Op dat moment weerklonk het geluid van een verschijnende ‘Slenderman’, een soort van ‘plong’, maar dan op muzikale wijze. Beide jongens schrokken en schreeuwden het uit; Thomas liet het toetsenbord los en sloeg zijn armen losjes voor zich, terwijl Jonathan reflexmatig op de schifttoets drukte om te rennen. ‘Wat doe je? Ren, mongool!’
Thomas greep snel genoeg weer naar de toetsen en drukte op de ‘w’ om vooruit te gaan. Het ruisen op het scherm werd sterker, uit de stereo-installatie luider en vaag kon je de omtrek van de gezichtloze man onderscheiden.
‘De andere kant,’ gilde Jonathan, met een stem als een bas. ‘Ben je dom of zo?’
‘Ik breek tenminste geen banken doormidden,’ wierp Thomas al lachend tegen, en keerde de koers van het videospelpersonage om.
Het gesprek viel stil; de bestuurder liet het personage het pad volgen en verzamelde de ‘pagina’s’. Jonathan had de shifttoets ondertussen losgelaten en ze wandelden gestaag voort. Ze vonden een blad papier bij ‘de enkele auto’ en in ‘de tunnel’. De muziek werd weer eens enger.
Wat verderop begon Thomas met het licht van de digitale zaklantaarn te spelen. Het flikkerde.
‘Hou daar ‘ns mee op!’ zei Jonathan.
‘Oké,’ zei de ander. Maar toen het licht nog een maal aan en uit ging, was daar weer het geluid van hun verschijnende tegenstander en zagen ze hem recht voor zich staan. Ze schreeuwden. Thomas zette het personage meteen in beweging, maar moest de ander even aansporen om op de shifttoets te drukken: ‘Rennen, rennen, rennen!’
Ze vluchtten een tijdje, keken naar achteren en … hoorden het geluid weer. Beiden slaakten een lichte kreet en meteen renden ze – in het computerspel, althans – weg. Omdat de zaklantaarn een bepaalde tijd aangelegen had, viel deze uit en daardoor kwamen onze twee helden in het donker te zitten.
‘Oh, nee,’ zei de shifttoetsindrukker. ‘Het hek!’
Thomas probeerde om te keren, maar dat was een domme fout; hoewel er geen geluid weerklonk, stond ‘Slenderman’ recht voor hen en het beeld ging in ruisen op, met enkel nog het ‘geen gezicht’ van hun vijand in het midden.
Het hield abrupt op en het computerscherm toonde het menu van het spel weer. Ook de muziek van het menu speelde weer. De speler op de stoel deed meteen het licht weer aan.
‘Goed gedaan, hoor,’ zei Jonathan ironisch, al dan niet sarcastisch. ‘Nu bestuur ik ‘r!’
Verbetering(en) toegepast:
De kamer was donker. Slechts het vrij grote computerscherm straalde wat licht uit. Thomas zat op de stoel voor dat scherm, terwijl Jonathan gehurkt naast hem zat, zijn vinger op de shifttoets, voor het geval ze zouden moeten rennen.
Thomas liet het meisje in het spel het pad volgen; toen ze begonnen waren, had hij de weg naar links genomen, zodat hij bij ‘de enge boom’ zou aankomen. Helaas had daar geen ‘pagina’ gehangen en hun zoektocht moest zich voortzetten. Kort daarop hadden ze een vel papier aan de deur van de caravan bij 'de twee voertuigen' gevonden.
Het geluid van het spel weerklonk door de kamer; de voetstappen op het grind- of zandpad dat ze volgden – ze wisten het niet zeker – maakten een knarsend geluid en de muziek, die na het oprapen van het eerste vel begon, zorgde ervoor dat de spanning de hoogte in schoot. Wanneer zou hij komen? Waar zou hij zijn?
Thomas draaide abrupt rond om te kijken of hij daar niet stond.
‘Hé! Wat doe je?’ vroeg Jonathan verbaasd. ‘Als je je plots omdraait, komt hij altijd opdagen!’
‘Bedoel je zoiets?’ Thomas begon constant in de rondte te draaien, om zijn vriend wat te plagen. ‘Woe! Eng hoor.’
Op dat moment weerklonk het geluid van een verschijnende ‘Slender Man’, een soort van ‘plong’, maar dan op muzikale wijze. Beide jongens schrokken en schreeuwden het uit; Thomas liet het toetsenbord los en sloeg zijn armen losjes voor zich, terwijl Jonathan reflexmatig op de schifttoets drukte om te rennen. ‘Wat doe je? Ren, mongool!’
Thomas greep snel genoeg weer naar de toetsen en drukte op de ‘w’ om vooruit te gaan. Het ruisen dat uit de stereo-installatie kwam, werd luider. Het beeld vertroebelde en vaag konden ze de omtrekken van de gezichtloze man onderscheiden.
‘De andere kant,’ brulde Jonathan, met een stem als een bas. ‘Ben je dom of zo?’
‘Ik breek tenminste geen banken doormidden,’ wierp Thomas al lachend tegen, en keerde de koers van het videospelpersonage om.
Het gesprek viel stil; de bestuurder liet het personage het pad volgen en verzamelde de ‘pagina’s’. Jonathan had de shifttoets ondertussen losgelaten en ze wandelden gestaag voort. Ze vonden een blad papier bij ‘de enkele auto’ en in ‘de tunnel’. De muziek werd weer eens enger.
Wat verderop begon Thomas met het licht van de digitale zaklantaarn te spelen. Het flikkerde.
‘Hou daar ‘ns mee op!’ zei Jonathan.
‘Oké,’ zei de ander. Maar toen het licht nog een maal aan en uit ging, was daar weer het geluid van hun verschijnende tegenstander en zagen ze hem recht voor zich staan. Ze schreeuwden. Thomas zette het personage meteen in beweging, maar moest de ander even aansporen om op de shifttoets te drukken: ‘Rennen, rennen, rennen!’
Ze vluchtten een tijdje, keken naar achteren en … hoorden het geluid weer. Beiden slaakten een lichte kreet en meteen renden ze – in het computerspel, althans – weg. Omdat de zaklantaarn een bepaalde tijd aangelegen had, viel deze uit en daardoor kwamen onze twee helden in het donker te zitten.
‘Oh, nee,’ zei de shifttoetsindrukker. ‘Het hek!’
Thomas probeerde om te keren, maar dat was een domme fout; hoewel er geen geluid weerklonk, stond ‘Slender Man’ recht voor hen en het beeld ging in ruisen op, met enkel nog het ‘geen gezicht’ van hun vijand in het midden.
Het hield abrupt op en het computerscherm toonde het menu van het spel weer. Ook de muziek van het menu speelde weer. De speler op de stoel deed meteen het licht weer aan.
‘Goed gedaan, hoor,’ zei Jonathan ironisch, al dan niet sarcastisch. ‘Nu bestuur ik ‘r!’
___
De kamer was donker. Slechts het schijnsel van de computer bracht wat licht teweeg. Thomas zat op de stoel voor het scherm, terwijl Jonathan gehurkt naast hem zat; zijn vinger op de shifttoets, voor het geval ze zouden moeten rennen.
Thomas liet het meisje in het spel het pad volgen; toen ze begonnen waren, had hij het pad naar links genomen, zodat hij bij ‘de enge boom’ zou aankomen. Helaas had daar geen ‘pagina’ gehangen en hun zoektocht moest zich voortzetten. Kort daarop hadden ze een vel papier aan de deur van de caravan bij “de twee voertuigen” gevonden.
Het geluid van het spel weerklonk door de kamer; de voetstappen op het grind- of zandpad dat ze volgden – ze wisten het niet zeker – maakten een knarsend geluid en de muziek, die na het oprapen van het eerste vel begon, zorgde ervoor dat de spanning de hoogte in schoot. Wanneer zou hij komen? Waar zou hij zijn?
Thomas draaide abrupt rond om te kijken of hij daar niet stond.
‘Hé! Wat doe je?’ vroeg Jonathan verbaasd. ‘Als je je plots omdraait, komt hij altijd opdagen!’
‘Bedoel je zoiets?’ Thomas begon constant in de rondte te draaien, om zijn vriend wat te plagen. ‘Woe! Eng hoor.’
Op dat moment weerklonk het geluid van een verschijnende ‘Slenderman’, een soort van ‘plong’, maar dan op muzikale wijze. Beide jongens schrokken en schreeuwden het uit; Thomas liet het toetsenbord los en sloeg zijn armen losjes voor zich, terwijl Jonathan reflexmatig op de schifttoets drukte om te rennen. ‘Wat doe je? Ren, mongool!’
Thomas greep snel genoeg weer naar de toetsen en drukte op de ‘w’ om vooruit te gaan. Het ruisen op het scherm werd sterker, uit de stereo-installatie luider en vaag kon je de omtrek van de gezichtloze man onderscheiden.
‘De andere kant,’ gilde Jonathan, met een stem als een bas. ‘Ben je dom of zo?’
‘Ik breek tenminste geen banken doormidden,’ wierp Thomas al lachend tegen, en keerde de koers van het videospelpersonage om.
Het gesprek viel stil; de bestuurder liet het personage het pad volgen en verzamelde de ‘pagina’s’. Jonathan had de shifttoets ondertussen losgelaten en ze wandelden gestaag voort. Ze vonden een blad papier bij ‘de enkele auto’ en in ‘de tunnel’. De muziek werd weer eens enger.
Wat verderop begon Thomas met het licht van de digitale zaklantaarn te spelen. Het flikkerde.
‘Hou daar ‘ns mee op!’ zei Jonathan.
‘Oké,’ zei de ander. Maar toen het licht nog een maal aan en uit ging, was daar weer het geluid van hun verschijnende tegenstander en zagen ze hem recht voor zich staan. Ze schreeuwden. Thomas zette het personage meteen in beweging, maar moest de ander even aansporen om op de shifttoets te drukken: ‘Rennen, rennen, rennen!’
Ze vluchtten een tijdje, keken naar achteren en … hoorden het geluid weer. Beiden slaakten een lichte kreet en meteen renden ze – in het computerspel, althans – weg. Omdat de zaklantaarn een bepaalde tijd aangelegen had, viel deze uit en daardoor kwamen onze twee helden in het donker te zitten.
‘Oh, nee,’ zei de shifttoetsindrukker. ‘Het hek!’
Thomas probeerde om te keren, maar dat was een domme fout; hoewel er geen geluid weerklonk, stond ‘Slenderman’ recht voor hen en het beeld ging in ruisen op, met enkel nog het ‘geen gezicht’ van hun vijand in het midden.
Het hield abrupt op en het computerscherm toonde het menu van het spel weer. Ook de muziek van het menu speelde weer. De speler op de stoel deed meteen het licht weer aan.
‘Goed gedaan, hoor,’ zei Jonathan ironisch, al dan niet sarcastisch. ‘Nu bestuur ik ‘r!’
Verbetering(en) toegepast:
De kamer was donker. Slechts het vrij grote computerscherm straalde wat licht uit. Thomas zat op de stoel voor dat scherm, terwijl Jonathan gehurkt naast hem zat, zijn vinger op de shifttoets, voor het geval ze zouden moeten rennen.
Thomas liet het meisje in het spel het pad volgen; toen ze begonnen waren, had hij de weg naar links genomen, zodat hij bij ‘de enge boom’ zou aankomen. Helaas had daar geen ‘pagina’ gehangen en hun zoektocht moest zich voortzetten. Kort daarop hadden ze een vel papier aan de deur van de caravan bij 'de twee voertuigen' gevonden.
Het geluid van het spel weerklonk door de kamer; de voetstappen op het grind- of zandpad dat ze volgden – ze wisten het niet zeker – maakten een knarsend geluid en de muziek, die na het oprapen van het eerste vel begon, zorgde ervoor dat de spanning de hoogte in schoot. Wanneer zou hij komen? Waar zou hij zijn?
Thomas draaide abrupt rond om te kijken of hij daar niet stond.
‘Hé! Wat doe je?’ vroeg Jonathan verbaasd. ‘Als je je plots omdraait, komt hij altijd opdagen!’
‘Bedoel je zoiets?’ Thomas begon constant in de rondte te draaien, om zijn vriend wat te plagen. ‘Woe! Eng hoor.’
Op dat moment weerklonk het geluid van een verschijnende ‘Slender Man’, een soort van ‘plong’, maar dan op muzikale wijze. Beide jongens schrokken en schreeuwden het uit; Thomas liet het toetsenbord los en sloeg zijn armen losjes voor zich, terwijl Jonathan reflexmatig op de schifttoets drukte om te rennen. ‘Wat doe je? Ren, mongool!’
Thomas greep snel genoeg weer naar de toetsen en drukte op de ‘w’ om vooruit te gaan. Het ruisen dat uit de stereo-installatie kwam, werd luider. Het beeld vertroebelde en vaag konden ze de omtrekken van de gezichtloze man onderscheiden.
‘De andere kant,’ brulde Jonathan, met een stem als een bas. ‘Ben je dom of zo?’
‘Ik breek tenminste geen banken doormidden,’ wierp Thomas al lachend tegen, en keerde de koers van het videospelpersonage om.
Het gesprek viel stil; de bestuurder liet het personage het pad volgen en verzamelde de ‘pagina’s’. Jonathan had de shifttoets ondertussen losgelaten en ze wandelden gestaag voort. Ze vonden een blad papier bij ‘de enkele auto’ en in ‘de tunnel’. De muziek werd weer eens enger.
Wat verderop begon Thomas met het licht van de digitale zaklantaarn te spelen. Het flikkerde.
‘Hou daar ‘ns mee op!’ zei Jonathan.
‘Oké,’ zei de ander. Maar toen het licht nog een maal aan en uit ging, was daar weer het geluid van hun verschijnende tegenstander en zagen ze hem recht voor zich staan. Ze schreeuwden. Thomas zette het personage meteen in beweging, maar moest de ander even aansporen om op de shifttoets te drukken: ‘Rennen, rennen, rennen!’
Ze vluchtten een tijdje, keken naar achteren en … hoorden het geluid weer. Beiden slaakten een lichte kreet en meteen renden ze – in het computerspel, althans – weg. Omdat de zaklantaarn een bepaalde tijd aangelegen had, viel deze uit en daardoor kwamen onze twee helden in het donker te zitten.
‘Oh, nee,’ zei de shifttoetsindrukker. ‘Het hek!’
Thomas probeerde om te keren, maar dat was een domme fout; hoewel er geen geluid weerklonk, stond ‘Slender Man’ recht voor hen en het beeld ging in ruisen op, met enkel nog het ‘geen gezicht’ van hun vijand in het midden.
Het hield abrupt op en het computerscherm toonde het menu van het spel weer. Ook de muziek van het menu speelde weer. De speler op de stoel deed meteen het licht weer aan.
‘Goed gedaan, hoor,’ zei Jonathan ironisch, al dan niet sarcastisch. ‘Nu bestuur ik ‘r!’