Haat
Geplaatst: 16 jul 2013 13:38
Proloog
Haat is een sterk gevoel. Je kan het op vele manieren voelen. Bij mij is Haat niet een gevoel dat simpelweg komt en gaat, Haat beheerst mijn leven.
Een leven dat velen van jullie zullen vrezen.
Ik was een monster, een moordenaar. Maar niettemin ook iemand met gevoel.
Hoofdstuk 1
Ik was een deel van een tweeling.
Niet dat we ook maar enigszins op elkaar leken.
Mijn zus verlangde naar perfectie.
Ik verlangde naar mijn wraak.
'De keer dat je lachte was lang geleden,' zei mijn zus zacht. Ze keek me aan, in haar grijs blauwe ogen stond een nonchalante blik, maar aan haar stem hoorde ik dat ze het meende.
Ik keek op, zo bleven we elkaar stilletjes aankijken. 'Sinds wanneer maak jij je zorgen om hoeveel ik lach?' vroeg ik schamper.
'Ik maak me geen zorgen om hoeveel je lacht, je doet verkeerde dingen.'
Ze keek even om zich heen. Haar lange blonde haren zwiepte heen en weer. Toen keek ze me weer recht aan. Haar lange koude vingers raakte zachtjes mijn arm. In haar ogen stond oprechte bezorgdheid.
'Maak je geen zorgen, Laqueta, ik weet wat ik doe,' antwoordde ik.
Ze liet mijn arm los, hoewel ik bijna zeker wist dat het door de waarschuwende blik in mijn ogen kwam.
Langzaam stond ik op van mijn bed.
'Dit keer ben ik voorbereid. Ik zal niet falen.'
Ook zij stond op, en legde haar hand op mijn schouder.
‘Wat wil je er mee bereiken?’ fluisterde ze, en ik hoorde hoe ze trillerig adem haalde. Ze was bang.
‘Wraak,’ zei ik zachtjes.
‘Het zal je nooit lukken.’ Ik draaide me naar haar om, ze haalde haar hand van mijn schouder, ‘het zal je dood worden Jinera!’ Tranen welde op in haar ogen, ‘ik wil je niet kwijt,’ smeekte ze.
Ik keek haar recht aan, tranen stonden in haar ogen. Ze was zwak. ‘Je raakt me ook niet kwijt, ik let op mezelf,’ antwoordde ik. Mijn ogen dwaalde af van mijn zus’s prachtige gezicht.
Ze ging op mijn bed zitten, en omklemde met haar vingers de lakens.
‘Ik... ik beloof je te helpen,’ fluisterde ze ademloos. Mijn ogen schoten naar haar gezicht, tranen liepen nog steeds langs haar wangen, maar over de vastberadenheid van mijn zus was niet te twisten. Ik hief mijn hoofd op, en glimlachte heel lichtjes.
‘Ik zal je nooit in de steek laten,’ verzekerde ze me. Ik wist dat ze loog, iedereen liet mij in de steek.
Haat is een sterk gevoel. Je kan het op vele manieren voelen. Bij mij is Haat niet een gevoel dat simpelweg komt en gaat, Haat beheerst mijn leven.
Een leven dat velen van jullie zullen vrezen.
Ik was een monster, een moordenaar. Maar niettemin ook iemand met gevoel.
Hoofdstuk 1
Ik was een deel van een tweeling.
Niet dat we ook maar enigszins op elkaar leken.
Mijn zus verlangde naar perfectie.
Ik verlangde naar mijn wraak.
'De keer dat je lachte was lang geleden,' zei mijn zus zacht. Ze keek me aan, in haar grijs blauwe ogen stond een nonchalante blik, maar aan haar stem hoorde ik dat ze het meende.
Ik keek op, zo bleven we elkaar stilletjes aankijken. 'Sinds wanneer maak jij je zorgen om hoeveel ik lach?' vroeg ik schamper.
'Ik maak me geen zorgen om hoeveel je lacht, je doet verkeerde dingen.'
Ze keek even om zich heen. Haar lange blonde haren zwiepte heen en weer. Toen keek ze me weer recht aan. Haar lange koude vingers raakte zachtjes mijn arm. In haar ogen stond oprechte bezorgdheid.
'Maak je geen zorgen, Laqueta, ik weet wat ik doe,' antwoordde ik.
Ze liet mijn arm los, hoewel ik bijna zeker wist dat het door de waarschuwende blik in mijn ogen kwam.
Langzaam stond ik op van mijn bed.
'Dit keer ben ik voorbereid. Ik zal niet falen.'
Ook zij stond op, en legde haar hand op mijn schouder.
‘Wat wil je er mee bereiken?’ fluisterde ze, en ik hoorde hoe ze trillerig adem haalde. Ze was bang.
‘Wraak,’ zei ik zachtjes.
‘Het zal je nooit lukken.’ Ik draaide me naar haar om, ze haalde haar hand van mijn schouder, ‘het zal je dood worden Jinera!’ Tranen welde op in haar ogen, ‘ik wil je niet kwijt,’ smeekte ze.
Ik keek haar recht aan, tranen stonden in haar ogen. Ze was zwak. ‘Je raakt me ook niet kwijt, ik let op mezelf,’ antwoordde ik. Mijn ogen dwaalde af van mijn zus’s prachtige gezicht.
Ze ging op mijn bed zitten, en omklemde met haar vingers de lakens.
‘Ik... ik beloof je te helpen,’ fluisterde ze ademloos. Mijn ogen schoten naar haar gezicht, tranen liepen nog steeds langs haar wangen, maar over de vastberadenheid van mijn zus was niet te twisten. Ik hief mijn hoofd op, en glimlachte heel lichtjes.
‘Ik zal je nooit in de steek laten,’ verzekerde ze me. Ik wist dat ze loog, iedereen liet mij in de steek.