In Memoriam
Geplaatst: 03 aug 2013 21:00
Bij het autoplaatje. :)
___
De taxichauffeur had duidelijk zin in een babbeltje. Zelfs toen de oude Ford over een stuk onverharde weg hobbelde en Casey nerveuze blikken op zijn cameratas wierp, hield de man niet op met praten. Hij was halverwege een uitgebreid verhaal over de eerste keer dat hij zijn rijbewijs probeerde te halen, toen eindelijk het dorpje aan de horizon verscheen.
Casey herkende het van de foto’s uit zijn moeders album; tegelijkertijd moest hij zoeken naar de gelijkenissen. Ook hier, in een uithoek van Tennessee, sijpelde de moderne wereld langzaam door en veranderde het landschap. Lantaarnpalen en de telefoonlijn wezen de weg naar het marktplein, waar de bleke baksteenhuizen in een cirkel omheen lagen. Casey weerstond de beroepsmatige drang om er een foto van te maken en viste zijn portemonnee uit zijn jaszak.
Nadat hij de taxichauffeur een ruime fooi had gegeven, haalde de man zijn weekendtas voor hem uit de achterbak. Casey sloeg de band over zijn schouder en liep langzaam over het marktplein richting het rustieke hostel, waar hij voor vijf nachten een kamer gereserveerd had. Vijf nachten en zeven dagen om de sfeer in zijn vaders geboortedorp op te snuiven. Vijf nachten en zeven dagen om moed te verzamelen en foto’s te maken.
Er hing een bel naast de voordeur van het hostel. Casey trok eraan, voordat hij nog van gedachten veranderde en zich terug naar de taxi draaide. De deur ging direct open.
‘Meneer Morgan?’ De eigenaresse glimlachte. Ze stak haar hand naar hem uit en stelde zichzelf voor als Jessica Perry. ‘Uw kamer is deze kant op.’
Zoals Casey al verwacht had, was de kamer weinig meer dan vier muren en een bed. Hij werd blij verrast door de aangrenzende badkamer en plensde direct een paar handenvol water in zijn gezicht. Iets van de loomte door de taxirit verdween. Met hernieuwde energie ritste Casey zijn cameratas open, controleerde de toestand van zijn Nikon en hing zorgvuldig de band om zijn hals. Nu nog een baseballpetje en hij leek helemaal op een toerist. Casey fronste. Dat was niet de bedoeling, maar hij kon zijn camera onmogelijk achterlaten.
Jessica Perry keek op van haar boek toen hij de lobby betrad. ‘Kan ik iets voor u doen?’
‘Ik vroeg me af of er een wandelpad is naar de Lovers’ Glade.’ Zodra hij de woorden uitsprak, voelde Casey de bekende tinteling in zijn maag, die hem vertelde dat hij iets op het spoor was. Sinds de ontdekking van zijn moeders fotoalbum kwam de tinteling vaker voor.
‘Natuurlijk. Ik heb hier een kaart, momentje.’ De vrouw rommelde in een stapel papieren achter de balie en hield hem uiteindelijk een groene folder voor. ‘De route naar Lovers’ Glade staat aangegeven in het geel. Langs het pad vindt u ook paaltjes.’
Casey bedankte haar, nam het foldertje aan en verliet het hostel. De route met de gele paaltjes begon in het dorp, de aanwijzingen voerden hem vanaf het marktplein richting de loofbossen die de bebouwde kom omsloten. Het was koel onder de bomen; Casey ademde diep in en de frisse geur van ongerepte natuur veegde het stadsstof uit zijn lijf.
Na een wandeling van een uur, misschien meer, viel er plots zonlicht op Casey’s hoofd. Hij knipperde verrast met zijn ogen en zijn hart sloeg een slag over. Een enigszins verweerd bordje voor zijn neus vertelde hem dat hij de plaats van bestemming had bereikt. Lovers’ Glade – In Memoriam Riley Morgan, 1918–1944. Met plots trillende vingers bracht Casey zijn camera omhoog en knipte een foto.
Twee stappen verderop stond de auto. Het was een oude Chevy-truck uit het jaar 1938, toentertijd de meest modieuze auto van het land. Inmiddels leek de wagen onderdeel van de ongerepte natuur. Roest en mos streden om voorrang op de ooit blauwe motorkap, kruipplanten wikkelden zich om de radiator en een familie veldmuizen had een nest gebouwd in de lege gaten van de koplampen. Casey durfde niet dichterbij te komen uit angst de stilte te verstoren; hij hurkte naast het bordje en reikte naar zijn camera.
Toen hij door de lens keek, was het alsof hij zijn ouders kon zien. Zijn vader achter het stuur, een jonge man met een lok bruin haar over zijn voorhoofd die hij steeds nonchalant naar achteren wierp, en zijn moeder ernaast, met de pretlichtjes in haar ogen die Casey zo goed kende. Ze waren gelukkig; Amerika was nog niet in oorlog, Riley hoefde zijn vrouw nog niet te beloven om te blijven leven. Hij hoefde zijn belofte nog niet te breken.
Een vreemd besef bekroop Casey. Hij liet de camera zakken en keek naar de auto, keek ernaar zonder te zoeken naar de beste hoek voor een foto. Hier was Riley’s verhaal geëindigd, hier had hij besloten om de oproep van het leger na te komen en te vechten. Casey’s verhaal echter was hier begonnen. Op de achterbank van zijn vaders Chevy, in die ene nacht die zijn ouders zichzelf gunden voordat Riley vertrok. Hij was nu al ouder dan zijn vader ooit geweest was.
Met een plechtig gevoel hief Casey de camera weer op en maakte de foto. Daarmee, wist hij, was het album van zijn moeder eindelijk vol.
___
De taxichauffeur had duidelijk zin in een babbeltje. Zelfs toen de oude Ford over een stuk onverharde weg hobbelde en Casey nerveuze blikken op zijn cameratas wierp, hield de man niet op met praten. Hij was halverwege een uitgebreid verhaal over de eerste keer dat hij zijn rijbewijs probeerde te halen, toen eindelijk het dorpje aan de horizon verscheen.
Casey herkende het van de foto’s uit zijn moeders album; tegelijkertijd moest hij zoeken naar de gelijkenissen. Ook hier, in een uithoek van Tennessee, sijpelde de moderne wereld langzaam door en veranderde het landschap. Lantaarnpalen en de telefoonlijn wezen de weg naar het marktplein, waar de bleke baksteenhuizen in een cirkel omheen lagen. Casey weerstond de beroepsmatige drang om er een foto van te maken en viste zijn portemonnee uit zijn jaszak.
Nadat hij de taxichauffeur een ruime fooi had gegeven, haalde de man zijn weekendtas voor hem uit de achterbak. Casey sloeg de band over zijn schouder en liep langzaam over het marktplein richting het rustieke hostel, waar hij voor vijf nachten een kamer gereserveerd had. Vijf nachten en zeven dagen om de sfeer in zijn vaders geboortedorp op te snuiven. Vijf nachten en zeven dagen om moed te verzamelen en foto’s te maken.
Er hing een bel naast de voordeur van het hostel. Casey trok eraan, voordat hij nog van gedachten veranderde en zich terug naar de taxi draaide. De deur ging direct open.
‘Meneer Morgan?’ De eigenaresse glimlachte. Ze stak haar hand naar hem uit en stelde zichzelf voor als Jessica Perry. ‘Uw kamer is deze kant op.’
Zoals Casey al verwacht had, was de kamer weinig meer dan vier muren en een bed. Hij werd blij verrast door de aangrenzende badkamer en plensde direct een paar handenvol water in zijn gezicht. Iets van de loomte door de taxirit verdween. Met hernieuwde energie ritste Casey zijn cameratas open, controleerde de toestand van zijn Nikon en hing zorgvuldig de band om zijn hals. Nu nog een baseballpetje en hij leek helemaal op een toerist. Casey fronste. Dat was niet de bedoeling, maar hij kon zijn camera onmogelijk achterlaten.
Jessica Perry keek op van haar boek toen hij de lobby betrad. ‘Kan ik iets voor u doen?’
‘Ik vroeg me af of er een wandelpad is naar de Lovers’ Glade.’ Zodra hij de woorden uitsprak, voelde Casey de bekende tinteling in zijn maag, die hem vertelde dat hij iets op het spoor was. Sinds de ontdekking van zijn moeders fotoalbum kwam de tinteling vaker voor.
‘Natuurlijk. Ik heb hier een kaart, momentje.’ De vrouw rommelde in een stapel papieren achter de balie en hield hem uiteindelijk een groene folder voor. ‘De route naar Lovers’ Glade staat aangegeven in het geel. Langs het pad vindt u ook paaltjes.’
Casey bedankte haar, nam het foldertje aan en verliet het hostel. De route met de gele paaltjes begon in het dorp, de aanwijzingen voerden hem vanaf het marktplein richting de loofbossen die de bebouwde kom omsloten. Het was koel onder de bomen; Casey ademde diep in en de frisse geur van ongerepte natuur veegde het stadsstof uit zijn lijf.
Na een wandeling van een uur, misschien meer, viel er plots zonlicht op Casey’s hoofd. Hij knipperde verrast met zijn ogen en zijn hart sloeg een slag over. Een enigszins verweerd bordje voor zijn neus vertelde hem dat hij de plaats van bestemming had bereikt. Lovers’ Glade – In Memoriam Riley Morgan, 1918–1944. Met plots trillende vingers bracht Casey zijn camera omhoog en knipte een foto.
Twee stappen verderop stond de auto. Het was een oude Chevy-truck uit het jaar 1938, toentertijd de meest modieuze auto van het land. Inmiddels leek de wagen onderdeel van de ongerepte natuur. Roest en mos streden om voorrang op de ooit blauwe motorkap, kruipplanten wikkelden zich om de radiator en een familie veldmuizen had een nest gebouwd in de lege gaten van de koplampen. Casey durfde niet dichterbij te komen uit angst de stilte te verstoren; hij hurkte naast het bordje en reikte naar zijn camera.
Toen hij door de lens keek, was het alsof hij zijn ouders kon zien. Zijn vader achter het stuur, een jonge man met een lok bruin haar over zijn voorhoofd die hij steeds nonchalant naar achteren wierp, en zijn moeder ernaast, met de pretlichtjes in haar ogen die Casey zo goed kende. Ze waren gelukkig; Amerika was nog niet in oorlog, Riley hoefde zijn vrouw nog niet te beloven om te blijven leven. Hij hoefde zijn belofte nog niet te breken.
Een vreemd besef bekroop Casey. Hij liet de camera zakken en keek naar de auto, keek ernaar zonder te zoeken naar de beste hoek voor een foto. Hier was Riley’s verhaal geëindigd, hier had hij besloten om de oproep van het leger na te komen en te vechten. Casey’s verhaal echter was hier begonnen. Op de achterbank van zijn vaders Chevy, in die ene nacht die zijn ouders zichzelf gunden voordat Riley vertrok. Hij was nu al ouder dan zijn vader ooit geweest was.
Met een plechtig gevoel hief Casey de camera weer op en maakte de foto. Daarmee, wist hij, was het album van zijn moeder eindelijk vol.