Bespreking van Huub Oosterhuis' Lied aan het Licht deel 1.
Geplaatst: 14 dec 2013 10:44
Een hele tijd geleden schreef in een brief aan een vriend een recensie van Huub Oosterhuis' 'Lied aan het licht.' Zij die jonger zijn dan ik en zij die geen roomse opvoeding hebben genoten, kennen waarschijnlijk alleen zijn dochter (Trijntje) en mogelijk ook zijn zoon Tjeerd. Huub Oosterhuis was Jezuïet en werd in 1964 tot priester gewijd. In 1977 huwde hij een verpleegster. Aangezien katholieke priesters niet mogen trouwen leidde dit ertoe dat de bisschop van Haarlem hem als priester schorste. Een enkele keer is de inmiddels 77-jarige Huub op t.v. te zien. Dit gebeurt vooral als hij iets te melden heeft over de vorige koningin met wie hij vriendschappelijke banden onderhoudt. Huub vindt allerlei dingen die in strijd zijn met de opvattingen van de roomse kerk, maar hecht er merkwaardig genoeg aan 'priester' te worden genoemd. Hij mag dat natuurlijk: kwaad kan het verder niet.
Zorgelijker is dat Huub al in de jaren zestig aan het rijmen is geslagen en, in plaats van zijn dichtsels in een schrift met stofomslag en verguld slotje te bewaren, ze ook in druk liet verschijnen. Hij vond ook componisten bereid zijn rijmsels te toonzetten. Door de gevestigde letterkunde in Nederland is hij nooit serieus genomen. De enige die, voor zover ik weet, ooit de moeite genomen heeft een recensie aan zijn gerijm te wijden is Gerrit Komrij. De tekst van zijn bespreking vindt men hier: http://www.dbnl.org/tekst/komr001papi01 ... 1_0018.php.
Trefzeker is ook de tekst die zijn verkiezing tot 'Ergste katholiek aller tijden' in HP de Tijd begeleidde. Oosterhuis werd hier verweten dat hij er aan had bijgedragen dat progressieve kerkgangers Jezus 'naar hun eigen beeld hebben herschapen (tot) een Vrij Nederland-abonnee met een voorkeur voor Max Havelaar-koffie, linnen schoudertasjes en een onverzorgde tuin.'
Enige tijd geleden opent deze bejaarde een nieuw 'cultureel centrum.' Ook dit richt weinig schade meer aan: de tijd waarin Komrij tegen hem fulmineerde en waarin christenen, marxisten, antroposofen, humanisten, volgelingen van baardige mannen uit India, piskijkers, kruidenvrouwtjes en homeopaten media en onderwijs beheersten ligt gelukkig achter ons. En het staat natuurlijk iedere bejaarde vrij om zich op zondagochtend naar een 'dienst' te begeven die 'afgestemd is op de leefwereld van jonge mensen.' Er zijn gelukkig nog maar weinig jonge mensen die zelfs maar begrijpen wat er bedoeld zou kunnen zijn met 'Mozes. Een maatschappelijke crisis,' het onderwerp waarover cultureel antropologe Geeske Hovingh spreekt.
Ondertussen zit ik er mooi mee. Als voormalig 'kernkatholiek' voel ik voortdurend beschaamd dat ik zo lang aan het verspreiden van al die nonsens heb mee gewerkt. Mijn enige remedie daartegen is om erover te schrijven. Natuurlijk is het kritiseren van Oosterhuis een vorm van lijkenpikkerij. De voosheid van 'progressieve katholieken' blootleggen is zoiets als boksen tegen iemand die al twee keer tot de achtste tel is uitgeteld maar die toch versuft opkrabbelt. Maar ik kan het nu eenmaal niet laten. Nu ik erover nadenk, is er ook nog een belangrijker doel gediend met de bespreking van Oosterhuis' gedrochten. Er is namelijk nogal wat onsamenhangend gebrabbel dat voor 'poëzie' doorgaat. Door één zijner scheppingen kritisch te beschouwen lever ik wellicht een kleine bijdrage aan de verbetering van de literaire smaak van de Nederlander. Dus schrijf ik het toch: een recensie over een van Huubs populairste liedjes: het Lied aan het licht. Eerst maar eens de volledige tekst.
Lied aan het licht.
Licht dat ons aanstoot in de morgen
voortijdig licht waarin wij staan.
Koud, één voor één en ongeborgen
licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval,
dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn
niet uit elkaars genade vallen
en doelloos en onvindbaar zijn.
Licht van mijn stad de stedehouder
aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen
of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.
Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien
en van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren,
Licht, laatste woord van Hem die leeft.
Zorgelijker is dat Huub al in de jaren zestig aan het rijmen is geslagen en, in plaats van zijn dichtsels in een schrift met stofomslag en verguld slotje te bewaren, ze ook in druk liet verschijnen. Hij vond ook componisten bereid zijn rijmsels te toonzetten. Door de gevestigde letterkunde in Nederland is hij nooit serieus genomen. De enige die, voor zover ik weet, ooit de moeite genomen heeft een recensie aan zijn gerijm te wijden is Gerrit Komrij. De tekst van zijn bespreking vindt men hier: http://www.dbnl.org/tekst/komr001papi01 ... 1_0018.php.
Trefzeker is ook de tekst die zijn verkiezing tot 'Ergste katholiek aller tijden' in HP de Tijd begeleidde. Oosterhuis werd hier verweten dat hij er aan had bijgedragen dat progressieve kerkgangers Jezus 'naar hun eigen beeld hebben herschapen (tot) een Vrij Nederland-abonnee met een voorkeur voor Max Havelaar-koffie, linnen schoudertasjes en een onverzorgde tuin.'
Enige tijd geleden opent deze bejaarde een nieuw 'cultureel centrum.' Ook dit richt weinig schade meer aan: de tijd waarin Komrij tegen hem fulmineerde en waarin christenen, marxisten, antroposofen, humanisten, volgelingen van baardige mannen uit India, piskijkers, kruidenvrouwtjes en homeopaten media en onderwijs beheersten ligt gelukkig achter ons. En het staat natuurlijk iedere bejaarde vrij om zich op zondagochtend naar een 'dienst' te begeven die 'afgestemd is op de leefwereld van jonge mensen.' Er zijn gelukkig nog maar weinig jonge mensen die zelfs maar begrijpen wat er bedoeld zou kunnen zijn met 'Mozes. Een maatschappelijke crisis,' het onderwerp waarover cultureel antropologe Geeske Hovingh spreekt.
Ondertussen zit ik er mooi mee. Als voormalig 'kernkatholiek' voel ik voortdurend beschaamd dat ik zo lang aan het verspreiden van al die nonsens heb mee gewerkt. Mijn enige remedie daartegen is om erover te schrijven. Natuurlijk is het kritiseren van Oosterhuis een vorm van lijkenpikkerij. De voosheid van 'progressieve katholieken' blootleggen is zoiets als boksen tegen iemand die al twee keer tot de achtste tel is uitgeteld maar die toch versuft opkrabbelt. Maar ik kan het nu eenmaal niet laten. Nu ik erover nadenk, is er ook nog een belangrijker doel gediend met de bespreking van Oosterhuis' gedrochten. Er is namelijk nogal wat onsamenhangend gebrabbel dat voor 'poëzie' doorgaat. Door één zijner scheppingen kritisch te beschouwen lever ik wellicht een kleine bijdrage aan de verbetering van de literaire smaak van de Nederlander. Dus schrijf ik het toch: een recensie over een van Huubs populairste liedjes: het Lied aan het licht. Eerst maar eens de volledige tekst.
Lied aan het licht.
Licht dat ons aanstoot in de morgen
voortijdig licht waarin wij staan.
Koud, één voor één en ongeborgen
licht overdek mij, vuur mij aan.
Dat ik niet uitval,
dat wij allen
zo zwaar en droevig als wij zijn
niet uit elkaars genade vallen
en doelloos en onvindbaar zijn.
Licht van mijn stad de stedehouder
aanhoudend licht dat overwint.
Vaderlijk licht, steevaste schouder,
draag mij, ik ben jouw kijkend kind.
Licht, kind in mij, kijk uit mijn ogen
of ergens al de wereld daagt
waar mensen waardig leven mogen
en elk zijn naam in vrede draagt.
Alles zal zwichten en verwaaien
wat op het licht niet is geijkt.
Taal zal alleen verwoesting zaaien
en van ons doen geen daad beklijft.
Veelstemmig licht, om aan te horen
zolang ons hart nog slagen geeft.
Liefste der mensen, eerstgeboren,
Licht, laatste woord van Hem die leeft.