De man op de vlucht.
Geplaatst: 14 jan 2014 16:12
Wat heb ik gedaan. Oh god, wat heb ik gedaan. Ik heb bloed aan mijn handen. Ik ben een moordenaar op de vlucht. Hoe kon het tot dit moment komen. Is er nog een uitweg mogelijk? Een andere weg dan die ik nu bewandel. Een andere dan de roep van mijn haat. Het geroep wat niemand horen kan. Niet daar, niet op de kruiswegen hier. Als er een andere weg was dan heb ik die gemist, lang lang geleden. Ze sloten me op en anderen lieten me voor dood.
Ik heb bloed aan mijn handen. Gerechtigd bloed. Hij had het zelf veroorzaakt. Hij had er zelf om gevraagd, toch? Waarom liet ik me gaan. Waarom liet ik hem zo diep komen. Waarom sloot ik me niet af. Waarom liet ik hem zijn gang gaan. Hij behandelde mij zoals de andere. Hij raakte mijn ziel, gaf mij liefde. Hij gaf me vertrouwen, nam mij in vertrouwen. Zei, het is de wil van god. Maar kan dat echt zo zijn?
Nu, nu haat ik de wereld, de wereld die mij altijd gehaat heeft. Hij kreeg zijn straf, zijn verdiende straf. Mijn hart is versteend, afgesloten voor de eeuwigheid. Dit is alles wat ik in mijn leven heb meegemaakt. Dit is alles wat ik ken, dit is alles wie ik ben.
Een verkeerd sproken woord en ik ga terug. Terug naar de cel, terug naar de hel. Maar moet ik hém laten lijden. Laten lijden voor mij zonde. Als ik ga ben ik verdoemd maar als ik zwijg verdoem ik hém. Ik ben zijn vader, hij kijkt naar mij op. Hoe kan hij leven, als ik er niet ben? Als ik spreek ben ik verdoemd, als ik zwijg verdoem ik hém.
Kan ik het doen? Kan ik hem tot dat lot veroordelen? Kan ik doen alsof ik zijn pijn niet voel. Kan ik mijn onschuldige kind, wat zo erg op mij lijkt dat aandoen? Hem veroordeeld laten worden voor mijn daden? Wie ben ik wel niet.
Ik kan mij niet voor eeuwig verbergen. Ik kan me niet voor altijd anders voordoen. Kan ik leven in de schaduw die mijn leugen is? Moet ik liegen? Hoe kan ik hem ooit nog onder ogen komen. Hoe kan ik ooit nog in een spiegel kijken. Als ik dát doe.
Ik voel de schande van mijn daden als een mes in mijn lichaam. Ik kijk naar mijn onschuldige kind. Hij kijkt omhoog en kijkt me recht aan. 'Je hebt een hart, je hebt een ziel.' Hoe kan hij dat weten? Weet hij een andere weg, is er een andere weg? Het duister om mij heen wordt donkerder terwijl ik naar de leegte staar. Naar de draaikolk van mijn zonden. Ik moet hieraan ontsnappen. Ontsnappen van dit leven.
Nee, ik ben niet zo laf, ik kan dat niet doen. Ik moet gaan, afscheid van hém nemen. Voor een laatste maal kijk ik om, voor een laatste maal kijk ik naar zijn onbevlekte leven. Ik moet dit doen. Ik, en ik alleen. Zonder oponthoud, zonder tegenspraak loop ik naar binnen. Weg van de leugen, weg van een gevangen leven. 'Wie bent u?' De vraag van de agent is helder maar zo lastig om te beantwoorden.
Wie ik ben?
Wie ik ben?
Ik ben een mens en een vader. Ik ben misbruikt en veroordeeld. Ik ben ontsnapt en gestraft. Ik ben de man op de vlucht.
Ik heb bloed aan mijn handen. Gerechtigd bloed. Hij had het zelf veroorzaakt. Hij had er zelf om gevraagd, toch? Waarom liet ik me gaan. Waarom liet ik hem zo diep komen. Waarom sloot ik me niet af. Waarom liet ik hem zijn gang gaan. Hij behandelde mij zoals de andere. Hij raakte mijn ziel, gaf mij liefde. Hij gaf me vertrouwen, nam mij in vertrouwen. Zei, het is de wil van god. Maar kan dat echt zo zijn?
Nu, nu haat ik de wereld, de wereld die mij altijd gehaat heeft. Hij kreeg zijn straf, zijn verdiende straf. Mijn hart is versteend, afgesloten voor de eeuwigheid. Dit is alles wat ik in mijn leven heb meegemaakt. Dit is alles wat ik ken, dit is alles wie ik ben.
Een verkeerd sproken woord en ik ga terug. Terug naar de cel, terug naar de hel. Maar moet ik hém laten lijden. Laten lijden voor mij zonde. Als ik ga ben ik verdoemd maar als ik zwijg verdoem ik hém. Ik ben zijn vader, hij kijkt naar mij op. Hoe kan hij leven, als ik er niet ben? Als ik spreek ben ik verdoemd, als ik zwijg verdoem ik hém.
Kan ik het doen? Kan ik hem tot dat lot veroordelen? Kan ik doen alsof ik zijn pijn niet voel. Kan ik mijn onschuldige kind, wat zo erg op mij lijkt dat aandoen? Hem veroordeeld laten worden voor mijn daden? Wie ben ik wel niet.
Ik kan mij niet voor eeuwig verbergen. Ik kan me niet voor altijd anders voordoen. Kan ik leven in de schaduw die mijn leugen is? Moet ik liegen? Hoe kan ik hem ooit nog onder ogen komen. Hoe kan ik ooit nog in een spiegel kijken. Als ik dát doe.
Ik voel de schande van mijn daden als een mes in mijn lichaam. Ik kijk naar mijn onschuldige kind. Hij kijkt omhoog en kijkt me recht aan. 'Je hebt een hart, je hebt een ziel.' Hoe kan hij dat weten? Weet hij een andere weg, is er een andere weg? Het duister om mij heen wordt donkerder terwijl ik naar de leegte staar. Naar de draaikolk van mijn zonden. Ik moet hieraan ontsnappen. Ontsnappen van dit leven.
Nee, ik ben niet zo laf, ik kan dat niet doen. Ik moet gaan, afscheid van hém nemen. Voor een laatste maal kijk ik om, voor een laatste maal kijk ik naar zijn onbevlekte leven. Ik moet dit doen. Ik, en ik alleen. Zonder oponthoud, zonder tegenspraak loop ik naar binnen. Weg van de leugen, weg van een gevangen leven. 'Wie bent u?' De vraag van de agent is helder maar zo lastig om te beantwoorden.
Wie ik ben?
Wie ik ben?
Ik ben een mens en een vader. Ik ben misbruikt en veroordeeld. Ik ben ontsnapt en gestraft. Ik ben de man op de vlucht.