Between a rock and a hard place
Geplaatst: 22 jan 2014 19:31
Ik voel zijn adem op mijn nek. Het is warm en vochtig. Mijn nekharen staan overeind. Het is donker. Te donker. Zijn gezicht is niet meer dan een reflectie in een vies raam. Het enige wat ik kan zien is het beste deel van hem. Zijn lippen. Dat, naast zijn mooie groene ogen. Ze zijn doordringend en ontroerend. Een rilling gaat over mijn lijf als zijn lippen mijn nek raken.
"Ik kan niet." mompel ik. Ondanks dat ik weet dat ik het niet moet doen, dat ik weg moet. Hij heeft mij compleet in zijn macht. Ik kan hem niet weerstaan.
"Vergeet ze Storm. Vergeet ze allemaal." fluister hij met zijn duistere stem. De stem van verleiding. "We kunnen samen zijn."
"Dat weet ik." zeg ik. "Maar kan ik ze zomaar achter laten?" Mijn vader, moeder. Mijn broers leven niet meer. Een jaar geleden zijn ze omgekomen tijdens een explosie in de mijn. Ze werkte niet in de mijn, ze waren daar om iemand op te pakken. Om hun dood heb ik niet gerouwd. Om de dood van de andere onschuldige mannen in de mijn wel.
"We weten allebei dat je hier weg wilt." fluistert hij in mijn oor.
Ik open mijn ogen en vind mezelf in mijn bed. Langzaam strek ik mezelf uit. Weer zo'n droom. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht. Vandaag zie ik Gale weer. Hij is mijn beste vriend, is hij altijd al geweest. Sinds het moment dat we elkaar ontmoette konden we goed met elkaar opschieten. Hij is de enige die mij begrijpt. En de jongen uit mijn droom, maar die is niet echt, Gale daarentegen wel. Mijn voeten raken de koude houten vloer. Ik was mijn gezicht met het water uit de schaal die op de kast staat. Met een handdoek dep ik mijn gezicht droog. Mijn spiegelbeeld staart me aan. Ik ben best knap. Met mijn blonde krullen, vlekken loze huid, volle roze lippen en blauw groene ogen. Uit de kast pak ik een bruine broek en zwart t-shirt. De stof zit strak tegen mijn huid en zorgt ervoor dat je mijn perfecte slanke figuur ziet. Zonder er moeite voor te hoeven doen zie ik er mooi uit. Met mijn voeten schiet ik in mijn kleine bruine laarzen.
Beneden is niemand. Gelukkig. Mijn ouders, tenminste als het mijn echte ouders zijn, houden er niet van dat ik weg ga. De mensen uit het dorp aanbidden mij, maar verafschuwen de rest van mijn 'familie'. Eerst wilde Gale geen vrienden zijn. Hij dacht eerst dat ik net zo was als hun. Met veel moeite heb ik het tegen deel kunnen bewijzen.
De zon brand op mijn huid. De vogels fluiten hun bekende liedje in de boomtoppen. Genietend van de natuur loop ik naar de plek waar ik met Gale heb afgesproken. Het is een afgelegen plek in het bos. Ik ga tegen een boom op de grond zitten.
Een breede jongen met sterke jukbeenderen en donker bruin kort haar komt achter een boom vandaan. Het is Gale. Met een grijns op zijn gezicht kijkt hij me aan.
"Goedemorgen, vreemdeling." zegt Gale terwijl hij me omhoog helpt. "Ik heb je een tijd niet gezien." zegt hij nu wat serieuzer. "Ben je oké?"
Als iemand die vraag moest stellen ben ik wel diegene die het aan hem moet vragen. Hij is diegene met de arme ouders die stiekem moeten jagen voor de kost. Ik daarentegen heb ouders die het hoofd zijn van de bewakers. Dus wij hebben eten genoeg. Maar hij is altijd zo zorgzaam en zo beschermend over mij.
"Mijn ouders hielden me de laatste dagen te goed in de gaten. Ik kon gewoon niet weg glippen." antwoord ik, "En natuurlijk ben ik oké." Met een mysterieuze glimlach kijk ik hem aan.
"Wat is het?" vraagt Gale.
Als antwoord haal ik een pakje met koffie bonen uit mijn zak. Lachend kijkt hij me aan en neemt de koffie bonen aan. De armere mensen kunnen zich niet zoiets veroorloven zoals koffie. Zo help ik Gale, door hem af en toe wat te geven. Natuurlijk zonder dat mijn ouders het wisten.
"Bedankt." mompelt Gale.
Ik weet dat hij het moeilijk vind om iets van mij aan te nemen. Nu verschijnt er een mysterieuze grijns op zijn gezicht.
"Kom op vertel het Gale. Je weet dat ik hier niet tegen kan!" zeg ik lachend. Hij haald een glinsterend voorwerp uit zijn zak. Het is een medaillon.
"Wouw." mompel ik sprakeloos terwijl Gale achter me gaat staan en het medaillon vast maakt. "Waarom? En hoe?" vraag ik totaal overrompeld. Het is een zilver hart met blauwe graveringen.
"Zeg dat je het mooi vind." zegt Gale alleen.
"Het is onweerstaanbaar mooi." mompel ik het medaillon bekijkend. Een lach verschijnt op mijn gezicht. Ik kijk naar Gale die met zijn perfecte lach terug lacht. Zonder dat we iets hoeven te zeggen tegen elkaar beginnen we aan een wandeling. Het is warm. Ik denk dat ik het nog nooit zo warm heb meegemaakt.
"Ik kan niet." mompel ik. Ondanks dat ik weet dat ik het niet moet doen, dat ik weg moet. Hij heeft mij compleet in zijn macht. Ik kan hem niet weerstaan.
"Vergeet ze Storm. Vergeet ze allemaal." fluister hij met zijn duistere stem. De stem van verleiding. "We kunnen samen zijn."
"Dat weet ik." zeg ik. "Maar kan ik ze zomaar achter laten?" Mijn vader, moeder. Mijn broers leven niet meer. Een jaar geleden zijn ze omgekomen tijdens een explosie in de mijn. Ze werkte niet in de mijn, ze waren daar om iemand op te pakken. Om hun dood heb ik niet gerouwd. Om de dood van de andere onschuldige mannen in de mijn wel.
"We weten allebei dat je hier weg wilt." fluistert hij in mijn oor.
Ik open mijn ogen en vind mezelf in mijn bed. Langzaam strek ik mezelf uit. Weer zo'n droom. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht. Vandaag zie ik Gale weer. Hij is mijn beste vriend, is hij altijd al geweest. Sinds het moment dat we elkaar ontmoette konden we goed met elkaar opschieten. Hij is de enige die mij begrijpt. En de jongen uit mijn droom, maar die is niet echt, Gale daarentegen wel. Mijn voeten raken de koude houten vloer. Ik was mijn gezicht met het water uit de schaal die op de kast staat. Met een handdoek dep ik mijn gezicht droog. Mijn spiegelbeeld staart me aan. Ik ben best knap. Met mijn blonde krullen, vlekken loze huid, volle roze lippen en blauw groene ogen. Uit de kast pak ik een bruine broek en zwart t-shirt. De stof zit strak tegen mijn huid en zorgt ervoor dat je mijn perfecte slanke figuur ziet. Zonder er moeite voor te hoeven doen zie ik er mooi uit. Met mijn voeten schiet ik in mijn kleine bruine laarzen.
Beneden is niemand. Gelukkig. Mijn ouders, tenminste als het mijn echte ouders zijn, houden er niet van dat ik weg ga. De mensen uit het dorp aanbidden mij, maar verafschuwen de rest van mijn 'familie'. Eerst wilde Gale geen vrienden zijn. Hij dacht eerst dat ik net zo was als hun. Met veel moeite heb ik het tegen deel kunnen bewijzen.
De zon brand op mijn huid. De vogels fluiten hun bekende liedje in de boomtoppen. Genietend van de natuur loop ik naar de plek waar ik met Gale heb afgesproken. Het is een afgelegen plek in het bos. Ik ga tegen een boom op de grond zitten.
Een breede jongen met sterke jukbeenderen en donker bruin kort haar komt achter een boom vandaan. Het is Gale. Met een grijns op zijn gezicht kijkt hij me aan.
"Goedemorgen, vreemdeling." zegt Gale terwijl hij me omhoog helpt. "Ik heb je een tijd niet gezien." zegt hij nu wat serieuzer. "Ben je oké?"
Als iemand die vraag moest stellen ben ik wel diegene die het aan hem moet vragen. Hij is diegene met de arme ouders die stiekem moeten jagen voor de kost. Ik daarentegen heb ouders die het hoofd zijn van de bewakers. Dus wij hebben eten genoeg. Maar hij is altijd zo zorgzaam en zo beschermend over mij.
"Mijn ouders hielden me de laatste dagen te goed in de gaten. Ik kon gewoon niet weg glippen." antwoord ik, "En natuurlijk ben ik oké." Met een mysterieuze glimlach kijk ik hem aan.
"Wat is het?" vraagt Gale.
Als antwoord haal ik een pakje met koffie bonen uit mijn zak. Lachend kijkt hij me aan en neemt de koffie bonen aan. De armere mensen kunnen zich niet zoiets veroorloven zoals koffie. Zo help ik Gale, door hem af en toe wat te geven. Natuurlijk zonder dat mijn ouders het wisten.
"Bedankt." mompelt Gale.
Ik weet dat hij het moeilijk vind om iets van mij aan te nemen. Nu verschijnt er een mysterieuze grijns op zijn gezicht.
"Kom op vertel het Gale. Je weet dat ik hier niet tegen kan!" zeg ik lachend. Hij haald een glinsterend voorwerp uit zijn zak. Het is een medaillon.
"Wouw." mompel ik sprakeloos terwijl Gale achter me gaat staan en het medaillon vast maakt. "Waarom? En hoe?" vraag ik totaal overrompeld. Het is een zilver hart met blauwe graveringen.
"Zeg dat je het mooi vind." zegt Gale alleen.
"Het is onweerstaanbaar mooi." mompel ik het medaillon bekijkend. Een lach verschijnt op mijn gezicht. Ik kijk naar Gale die met zijn perfecte lach terug lacht. Zonder dat we iets hoeven te zeggen tegen elkaar beginnen we aan een wandeling. Het is warm. Ik denk dat ik het nog nooit zo warm heb meegemaakt.