Wat vinden jullie ervan? Vraagt het om meer of om verbetering? (:
Sofia
------------------------------
'Wat gegeven is, kan teruggenomen worden.'
Met geheven hoofd keek hij uit over de zee. Zijn ogen fonkelden van stille woede.
'Aan al het verraad komt een eind. Vaarwel machtige stad Rodosis. Moge vergetelheid uw deel zijn.' Zijn stem klonk als het bulderen van een waterval. Toen hief hij in een vloeiende beweging zijn hand op en liet vervolgens met gesloten ogen zijn wraak los.
Een eerste windvlaag suisde over de nog vreedzame golven. Speels maar vasthoudend stuurde ze aan op de slapende stad, die onverstoord in het schimmige maanlicht lag te soezen. Ze blies de ochtendmist voor zich uit, liet de vlaggen van de rustende vissersboten opleven en vertraagde niet toen ze verder de haven in zeilde. Ze vermengde zich even met de verrotte geur van meeuwenuitwerpselen en bedorven vis, vooraleer ze de schaduwen van de stad opzocht. Ze snelde tussen scheefgezakte arbeidershuizen, waar ze hier en daar hout liet kraken en achter alles aanjaagde wat los zat. De hellende straten waar ze doorheen zoefde waren nog verlaten, op enkele dolende dronken havenarbeiders na. Ze vervolgde haar reis omhoog naar het rijkere gedeelte van de stad met zijn talloze koopmanshuizen en tempels, gelegen op de eerste heuvels. Nieuwsgierig scheerde ze langs de witte muren en over de vergulde daken van de koninklijke paleizen. De meeste kamers waren verborgen in stille duisternis. Hier en daar ving ze door de glasramen een glimp op van slaperige bedienden, trouw in de weer voor de komende dag. In de paleistuinen speelde ze verheugd met de overlaad aan waaiende bladeren, die zachtjes de zon toefluisterden hun herfstkleuren weer tot leven te roepen.
Tenslotte dook ze weer naar beneden, over de soldatenvertrekken en kazernes, naar het donkerste gedeelte van de stad, de mijnkwartieren, in de volksmond meestal de Zwarte Stad genoemd. Hier raakte ze verloren in schaduwrijke, groezelige steegjes met bijeengeplakte houten huisjes. Na een laatste vergeefse poging om het eeuwige stof op te waaien, ging ze voor de drempel van de linkerhelft van een kleine tweewoonst liggen. In zijn gevel waren de contouren van een lage deur en smalle ramen met luiken zichtbaar. Enkel vanuit het grootste raam op de bovenverdieping scheen een vaag licht.
Door het vuilbevlekte glas van dat raam keek Sepha uit over de donkerrode daken van de mijnstad, richting de langzaamaan lichter wordende horizon. Haar ogen stonden vermoeid, al veel te vaak hadden ze lange nachten aan zich voorbij zien gaan. Ze was er ondertussen gewend aan geraakt. Al jaren spookte haar verleden rond in haar dromen, maar deze nacht was het anders geweest. Deze keer was het niet de dood van haar man die haar achtervolgde maar een herinnering van jaren daarvoor. Het had echter zo levensecht aangevoeld, dat ze schreeuwend was wakker geworden.
Ze keek achterom naar de gestalte van haar dochter die roerloos in de deuropening stond, als een stille steun. Noa. Het warme schijnsel van de wakende olielamp belichtte haar blauwe nachtkleed, verwarde bruine haar en meelevende gezicht. In dit eindeloos rommelige en aftandse kamertje, de muren volgehangen met allerlei oude voorwerpen en kleding, was zij haar baken van rust en vertrouwen.
'Het spijt me dat ik je heb wakker gemaakt, lieveling. Het was gewoon zo...' Haar adem stokte.
'Maak je daar maar niet druk om, mama,' zei Noa; haar stem was zacht en zangerig. 'Anja slaapt nog,' voegde ze toe, om maar iets te zeggen.
Sepha fronste haar voorhoofd, haar gedachten nog bij de beelden uit haar droom.
'Hij zei …,'ze sloot haar ogen even en keek toen terug naar haar dochter. 'Hij zei dat er … storm op komst is.' Ze schudde verward haar hoofd. Dat deed ze vaker wanneer ze moeite had haar herinneringen uit te spreken. Ook het haperen was langzaamaan een gewoonte geworden.
'Jorge zei dat er storm op komst was?' vroeg Noa bezorgd.
Zo mogelijk nog verwarder keek Sepha op. 'Nee, nee, het was Jorge niet...'
Vanuit het niets klonk er plots een oorverdovende knal, die een einde maakte aan haar al uitstervende zin. De grond trilde. Bijna struikelend, haastte Noa zich naast haar moeder, die al uit het raam keek. Het opkomende licht was deels weggevaagd door donkere onweerswolken. Dicht opeengepakt en dreigend reikten ze uit naar de vreedzame schemerlucht van de gedoofde morgen.
Na een moment van complete stilte weerklonk een klingelend geluid, enigszins verzwakt door de gierende wind die was opgestoken.
'De noodklok...'. Sepha klonk verdwaasd.
'Hoogtij!' riep Noa angstig. Niet wetend wat te doen staarde ze haar moeder verschrikt aan. Enkele minuten geleden was het idee van een storm slechts een nachtmerrie. Nu bleek het een harde realiteit die maar met moeite tot hen doordrong. Ze hadden al eerder hoogtij meegemaakt, maar nog nooit was een onnatuurlijk luide knal of aardbeving vooraf gegaan.
Ark des doods - Verhaal van Noa
Doorgaan! Zeker wetenWat vinden jullie ervan? Vraagt het om meer of om verbetering? (:

Ik vind het heel beeldend geschreven en het begin waarmee je tijd en de omgeving schetst vind ik heel leuk gedaan. Zoals de wind door de straten heen waait, ik kon het heel goed voor me zien. Ik ben ook heel benieuwd waar het heen gaat, dus ik hoop dat je verder gaat met het verhaal

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Ik sluit me bij Maaike aan, dit is erg mooi geschreven. Ik weet door dat kleine stukje tekst al een hoop over de wereld waar het verhaal zich in af speelt. Daarbij is het taalgebruik erg mooi. Ga zo door!
"In the face of disaster lies the opportunity for renewal."
- Saskjezwaard
- Computer
- Berichten: 4449
- Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
- Locatie: in bed
Het begin met de wind is zeer leuk geschreven! Geeft meteen al een goede beeld van de stad zonder dat de beschrijving ervan saai wordt. Leuk gedaan^^
Ik heb natuurlijk wel weer een paar dingen om te zeuren (a)
En dit is iets waar ik me ook vaak schuldig aan maak: te veel bijvoeglijke naamwoorden proberen in één zin te proppen. Ik zou het houden op maximaal twee per zin, dat staat natuurlijker.
Oh, en ik ben ook niet fan van 'immer sierlijke'. Ik word er altijd een beetje kriegelig van als schrijvers hun eigen personages op die manier beschrijven zonder dat er een reden voor is :p
Zo, dat waren mijn zeurpuntjes^^ voor de rest vind ik het weer lekker vlot geschreven, het las erg goed weg! Er zit ook voldoende mysterie en spanning in om me te laten verlangen naar nog een stukje. Dus schiet op met schrijven! :p
Ik heb natuurlijk wel weer een paar dingen om te zeuren (a)
Ik vind de combinatie van majestueus en trots geheven hoofd net te veel. Ik zou voor één van de twee kiezen.Majestueus keek hij uit over de zee, het hoofd trots geheven
Ik vind zijn omkrullende mondhoek in dit opzicht niet zo vervaarlijk klinken :p Ik vind het iets voor een interactie tussen twee personen, waarop de ander kan laten voelen wat voor impact het heeft. Nu voelt het te subtiel aan voor het woord 'vervaarlijk', als je begrijpt wat ik bedoel :pZijn mondhoek krulde vervaarlijk.
Het is enigszins (spellingcheck gaf het ook aan, ik had het niet opgemerkt xD), maar dat is ook net het woordje waar ik over struikelde. De man komt over als een machtig, gevaarlijk figuur. Om dat beeld in stand te houden past subtiliteit er niet bij.Hij hief zijn hand enigzins op en liet vervolgens met gesloten ogen zijn wraak los.
Zichtbaar... merkbaar... Ik weet zeker dat je de zinnen op een andere manier weet om te bouwen om het rijmen te vermijden :pIn zijn gevel waren de contouren van een lage deur en smalle ramen met luiken zichtbaar. Vanuit het grootste raam op de bovenverdieping was een vaag licht merkbaar.
vuilbevlekt = vuilbevlekteDoor het vuilbevlekt glas van dat raam keek de immer sierlijke Sepha uit over de donkerrode daken van de mijnstad, richting de langzaamaan lichter wordende horizon.
En dit is iets waar ik me ook vaak schuldig aan maak: te veel bijvoeglijke naamwoorden proberen in één zin te proppen. Ik zou het houden op maximaal twee per zin, dat staat natuurlijker.
Oh, en ik ben ook niet fan van 'immer sierlijke'. Ik word er altijd een beetje kriegelig van als schrijvers hun eigen personages op die manier beschrijven zonder dat er een reden voor is :p
belichtten = belichtte (schijnsel is enkelvoud)Het warme schijnsel van de wakende olielamp belichtten haar blauwe nachtkleed, verwarde bruine haar en meelevende gezicht.
Zo, dat waren mijn zeurpuntjes^^ voor de rest vind ik het weer lekker vlot geschreven, het las erg goed weg! Er zit ook voldoende mysterie en spanning in om me te laten verlangen naar nog een stukje. Dus schiet op met schrijven! :p
Dankje voor de reacties, echt ongelooflijk motiverend en leuk om te zien dat iemand het leuk vindt
)) Saskia, super bedankt voor de analyse, heb er echt veel aan gehad!
Hier alvast een klein vervolg..
---------
Buiten en in de aangrenzende huizen klonk er geroep toen een tweede trilling de muren deed beven. Maar het kleine meisje sliep nog. Haar donkerblonde haar lag verspreid op een dun kussen. In haar hand klemde ze een wit-blauw gestreepte lappenpop. Of ze droomde, was niet van haar gezicht af te lezen, maar ze was duidelijk in een diepe slaap. De knal en zelfs het daaropvolgende alarm, hadden haar niet wakker gemaakt. Tot Noa haar slaapkamerdeur opengooide, naar het bed stormde en luid haar naam riep. Met moeite gingen haar ogen open. Ze werd overeind getrokken door haar zus, die haar doordringend in de slaperige ogen keek en iets probeerde duidelijk te maken.
Nog half in slaaptoestand en tegelijkertijd geschrokken, werd dat ene woord duidelijk. Storm.
Enkele verwarrende ogenblikken daarna, had Noa haar haastig in haar vaders jas geholpen, vanalles in een tas gepropt en haar mee de straat op gesleept.
'Mama!' gilde het meisje plotseling, toen ze besefte dat ze hun huis in duisternis achterlieten. Maar Noa draaide zich niet om en trok haar tegenstribbelende zusje verder door de zwarte straten.
'We moeten ons haasten, Anja!' riep ze voor zich uit, uitkijkend om niet over het rondslingerende vuil te struikelen. Bovendien moest ze oppassen niet in de goot geduwd te worden door de onrustige mensen die in tegengestelde richting liepen. Boven het gehuil van een baby hoorde ze haar zusje snikkend ademhalen. Normaal zou ze haar meteen in de armen nemen en troosten, maar nu was dat geen optie. In haar gedachten herhaalden de woorden van haar moeder zich. Naar de mijnhaven. Waar Jorge's lijk was weggevaren. Ze moest naar de doodsklok. Zeven maal. Zeven maal laten luiden. En dan zouden ze veilig zijn.
Maar naast haar moeders stem kwamen haar angsten boven. Ze gingen naar de haven. En er was een stòrm op komst. Waarom in godsnaam sleepte ze zichzelf en haar zusje daar naartoe? Het was totaal verwijderd van logica en toch daalden haar voeten verder af naar de Noordhaven.
Het leek een eeuwigheid te duren, maar uiteindelijk kreeg ze de zee in beeld. In flitsen kwamen beelden van het wegdrijvende brandende lichaam van Anja's vader bij haar naar boven. Onwillekeurig bedacht Noa dat Anja waarschijnlijk aan hetzelfde dacht. Maar ze moesten er toch heen. Waanzin of niet.
De lucht boven het water was pikdonker. Schelle windvlagen werkten haar rennende lichaam tegen. Waar was de doodsklok? Tegen de windkracht in rende ze op het grote ijzeren ding af, haar zus nog steeds aan de hand. Toen had ze het natte touw vast en trok er verwoed aan. Zeven keer, bonkte het in haar hoofd. Terwijl ze aan het koord trok, knipperde ze woest met haar ogen toen watervlagen haar zicht vertroebelden. Tussen enkele knipperringen in, zag ze plots iets oprijzen. Groot en donker kwam het op haar af. Ze voelde nauwelijks Anja's greep rond haar middel toen haar lichaam verstijfde van angst. En toen was het water overal.
Nu sterf ik, dacht ze. Dof verdriet maakte zich van haar meester toen ze besefte dat ze Anja hier naartoe had gebracht. Naar hun dood. Het water sleurde hen genadeloos mee. Richting en plaats vervaagden. Nu was ze alleen. Verlaten door hoop. Enkel het water bleef bij haar. Trouw wachtend op haar dood.
En toen brak ze terug door het wateroppervlak. Alles tolde om haar heen. Kokhalzend vocht haar lichaam om lucht. Het water sleurde haar nog steeds mee en ontnam haar alle bewegingsvrijheid. Strengen haar verstikten haar gezicht en haar kleed voelde loodzwaar. Ze ging terug onder, maar nu was er in elk geval terug een hint van oriëntatie. Terug naar adem happend, besefte ze dat Anja verdwenen was. Anja! Ze was niet in staat te schreeuwen maar haar hele wezen jammerde van spijt en het hopeloze van de situatie. En toen was daar een hand. In alle chaos van voorbijrazende golven en watervlagen werd ze druipend uit het water getrokken. Nauwelijks nog in staat om werkelijkheid te bevatten, belandde ze even later op ruwe houten planken. Ze hoestte met haar hele lichaam, zowel het water als de paniek hadden haar hevig bevangen.
'Dat was nog maar de eerste golf. Ik breng je naar binnen'. De lage mannenstem drong verrassend duidelijk tot haar door. Een volgende golf? Haar geest kon het nog niet goed bevatten.
De helpende hand trok haar zonder moeite omhoog. Langs de arm van de donkere gestalte, zag ze water, wind en vage vormen van huizen. Toen ze merkte dat ze opgeheven werd om de drempel van een kajuit binnengedragen te worden, ontwaakte ze uit haar verlamming. Nee! Er kwam daadwerkelijk geluid uit haar mond.
'Mijn zus is daar nog!' stootte ze uit en trok zich aan de houten deurranden terug naar buiten. De man deed iets wat op schouderophalen leek en zei toen, 'Wacht binnen. Ik haal haar'.
Noa was dankbaar voor de vastbeslotenheid in zijn stem maar ging hem toch achterna. De hevige deining van de boot maakte dit echter niet lang mogelijk en kwakte haar tegen de reling. Ze kon zich er nog net aan vastgrepen. Bijna werd ze terug het water in gesmeten door een extra hevige windvlaag, maar ze hield stand. Waar was de man? Net toen ze bedacht had dat het onmogelijk was nu ooit iemand uit het water te vinden, hoorde ze een versmoorde schreeuw. Ze keek tegen de wind in om en zag daar de man met een klein meisje in zijn armen dat haar arm naar haar uitgestrekt hield. Opluchting spoelde door haar heen. Het was Anja en Noa had zich nog nooit zo dankbaar gevoeld als op dat moment. Ze wierp zich tegen de wind in en drukte haar zusje in de armen. Ze waren gered, net zoals Sepha haar had voorspeld. Het lot was hen na alles toch goed gezind. Voorlopig alleszins.

Hier alvast een klein vervolg..
---------
Buiten en in de aangrenzende huizen klonk er geroep toen een tweede trilling de muren deed beven. Maar het kleine meisje sliep nog. Haar donkerblonde haar lag verspreid op een dun kussen. In haar hand klemde ze een wit-blauw gestreepte lappenpop. Of ze droomde, was niet van haar gezicht af te lezen, maar ze was duidelijk in een diepe slaap. De knal en zelfs het daaropvolgende alarm, hadden haar niet wakker gemaakt. Tot Noa haar slaapkamerdeur opengooide, naar het bed stormde en luid haar naam riep. Met moeite gingen haar ogen open. Ze werd overeind getrokken door haar zus, die haar doordringend in de slaperige ogen keek en iets probeerde duidelijk te maken.
Nog half in slaaptoestand en tegelijkertijd geschrokken, werd dat ene woord duidelijk. Storm.
Enkele verwarrende ogenblikken daarna, had Noa haar haastig in haar vaders jas geholpen, vanalles in een tas gepropt en haar mee de straat op gesleept.
'Mama!' gilde het meisje plotseling, toen ze besefte dat ze hun huis in duisternis achterlieten. Maar Noa draaide zich niet om en trok haar tegenstribbelende zusje verder door de zwarte straten.
'We moeten ons haasten, Anja!' riep ze voor zich uit, uitkijkend om niet over het rondslingerende vuil te struikelen. Bovendien moest ze oppassen niet in de goot geduwd te worden door de onrustige mensen die in tegengestelde richting liepen. Boven het gehuil van een baby hoorde ze haar zusje snikkend ademhalen. Normaal zou ze haar meteen in de armen nemen en troosten, maar nu was dat geen optie. In haar gedachten herhaalden de woorden van haar moeder zich. Naar de mijnhaven. Waar Jorge's lijk was weggevaren. Ze moest naar de doodsklok. Zeven maal. Zeven maal laten luiden. En dan zouden ze veilig zijn.
Maar naast haar moeders stem kwamen haar angsten boven. Ze gingen naar de haven. En er was een stòrm op komst. Waarom in godsnaam sleepte ze zichzelf en haar zusje daar naartoe? Het was totaal verwijderd van logica en toch daalden haar voeten verder af naar de Noordhaven.
Het leek een eeuwigheid te duren, maar uiteindelijk kreeg ze de zee in beeld. In flitsen kwamen beelden van het wegdrijvende brandende lichaam van Anja's vader bij haar naar boven. Onwillekeurig bedacht Noa dat Anja waarschijnlijk aan hetzelfde dacht. Maar ze moesten er toch heen. Waanzin of niet.
De lucht boven het water was pikdonker. Schelle windvlagen werkten haar rennende lichaam tegen. Waar was de doodsklok? Tegen de windkracht in rende ze op het grote ijzeren ding af, haar zus nog steeds aan de hand. Toen had ze het natte touw vast en trok er verwoed aan. Zeven keer, bonkte het in haar hoofd. Terwijl ze aan het koord trok, knipperde ze woest met haar ogen toen watervlagen haar zicht vertroebelden. Tussen enkele knipperringen in, zag ze plots iets oprijzen. Groot en donker kwam het op haar af. Ze voelde nauwelijks Anja's greep rond haar middel toen haar lichaam verstijfde van angst. En toen was het water overal.
Nu sterf ik, dacht ze. Dof verdriet maakte zich van haar meester toen ze besefte dat ze Anja hier naartoe had gebracht. Naar hun dood. Het water sleurde hen genadeloos mee. Richting en plaats vervaagden. Nu was ze alleen. Verlaten door hoop. Enkel het water bleef bij haar. Trouw wachtend op haar dood.
En toen brak ze terug door het wateroppervlak. Alles tolde om haar heen. Kokhalzend vocht haar lichaam om lucht. Het water sleurde haar nog steeds mee en ontnam haar alle bewegingsvrijheid. Strengen haar verstikten haar gezicht en haar kleed voelde loodzwaar. Ze ging terug onder, maar nu was er in elk geval terug een hint van oriëntatie. Terug naar adem happend, besefte ze dat Anja verdwenen was. Anja! Ze was niet in staat te schreeuwen maar haar hele wezen jammerde van spijt en het hopeloze van de situatie. En toen was daar een hand. In alle chaos van voorbijrazende golven en watervlagen werd ze druipend uit het water getrokken. Nauwelijks nog in staat om werkelijkheid te bevatten, belandde ze even later op ruwe houten planken. Ze hoestte met haar hele lichaam, zowel het water als de paniek hadden haar hevig bevangen.
'Dat was nog maar de eerste golf. Ik breng je naar binnen'. De lage mannenstem drong verrassend duidelijk tot haar door. Een volgende golf? Haar geest kon het nog niet goed bevatten.
De helpende hand trok haar zonder moeite omhoog. Langs de arm van de donkere gestalte, zag ze water, wind en vage vormen van huizen. Toen ze merkte dat ze opgeheven werd om de drempel van een kajuit binnengedragen te worden, ontwaakte ze uit haar verlamming. Nee! Er kwam daadwerkelijk geluid uit haar mond.
'Mijn zus is daar nog!' stootte ze uit en trok zich aan de houten deurranden terug naar buiten. De man deed iets wat op schouderophalen leek en zei toen, 'Wacht binnen. Ik haal haar'.
Noa was dankbaar voor de vastbeslotenheid in zijn stem maar ging hem toch achterna. De hevige deining van de boot maakte dit echter niet lang mogelijk en kwakte haar tegen de reling. Ze kon zich er nog net aan vastgrepen. Bijna werd ze terug het water in gesmeten door een extra hevige windvlaag, maar ze hield stand. Waar was de man? Net toen ze bedacht had dat het onmogelijk was nu ooit iemand uit het water te vinden, hoorde ze een versmoorde schreeuw. Ze keek tegen de wind in om en zag daar de man met een klein meisje in zijn armen dat haar arm naar haar uitgestrekt hield. Opluchting spoelde door haar heen. Het was Anja en Noa had zich nog nooit zo dankbaar gevoeld als op dat moment. Ze wierp zich tegen de wind in en drukte haar zusje in de armen. Ze waren gered, net zoals Sepha haar had voorspeld. Het lot was hen na alles toch goed gezind. Voorlopig alleszins.
Hauska tavata (:
- Saskjezwaard
- Computer
- Berichten: 4449
- Lid geworden op: 28 aug 2010 21:56
- Locatie: in bed
Leuk stukje! Je hebt de paniek en chaos van het water goed weten te beschrijven :p
Deze keer heb ik niet zoveel fouten gevonden, goed gedaan^^
Ik ben benieuwd wie de man precies is en of de twee meisjes ooit hun moeder terug zullen vinden. En hoe het met de stad afloopt in de stormvloed. Spannend!
Deze keer heb ik niet zoveel fouten gevonden, goed gedaan^^
de eerste komma kan weg. Verder heb ik niets kunnen vinden, goed bezig!Of ze droomde, was niet van haar gezicht af te lezen, maar ze was duidelijk in een diepe slaap.
Ik ben benieuwd wie de man precies is en of de twee meisjes ooit hun moeder terug zullen vinden. En hoe het met de stad afloopt in de stormvloed. Spannend!
Gaaf stuk! Ik kon me goed inleven in het gehele stuk, zodat ik een goede voorstelling kreeg van hoe krachtig het water wel niet was. Ook vind ik het gaaf hoe je de verwarring bij de hoofdpersoon beschrijft, geeft een gevoel van echte hulpeloosheid
Één dingetje:
Ga zo door!
Één dingetje:
Ik zou liepen veranderen in 'renden' 'holden' of 'stormden' zodat het een gejaagdere indruk krijgt.Bovendien moest ze oppassen niet in de goot geduwd te worden door de onrustige mensen die in tegengestelde richting liepen
Ga zo door!
Leuk vervolg weer! Ben heel nieuwsgierig hoe het verder gaat
Heb verder eigenlijk niet zo heel veel te zeggen ^_^ Je schrijfstijl bevalt me heel erg. Ga zo door!

Heb verder eigenlijk niet zo heel veel te zeggen ^_^ Je schrijfstijl bevalt me heel erg. Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...