Drakenbloed
Geplaatst: 22 apr 2014 23:11
Hoi iedereen! Ik ben nieuw hier en het leek me leuk om meteen maar een verhaal te posten. Het is het begin van een verhaal dat wellicht groter zal worden. Ik hoor graag wat jullie vinden!
Proloog:
Thalia rende door de straten van Bhalan en genoot van de wind die haar haren liet wapperen. De zon verwarmde haar huid en een warm gevoel verspreidde zich door haar kleine lichaam. De rest van de kinderen was ze kwijtgeraakt bij verstoppertje spelen, maar dat vond ze eigenlijk niet erg. Nu had ze wat tijd voor zichzelf en kon ze de straten van Bhalan onopgemerkt verkennen. De huizen waren hier heel anders dan in haar eigen woonplaats, Dihal. Hier stonden de huizen op palen, omdat de grond door de jaren heen verzakt was. Soms kon ze kleine dieren zien wegschieten onder de huizen. Een rilling liep over haar rug terwijl ze dacht aan de grote ratten die ze de laatste keer was tegen gekomen.
Ze liep langs de bakkerij van Leeza’s ouders en ze snoof de heerlijke broodlucht op. Haar maag rommelde en ze wreef over haar buik. Als ze nu iets zou eten zou ze vanavond geen honger meer hebben; dan zou haar moeder boos worden. De broodjes roken echter veel te lekker en ze liep de kleine trap op naar de ingang van de bakkerij.
'Thalia!' Leeza's moeder stond in de deur opening en ze veegde meel af aan haar schort. 'Moet jij niet met de andere kinderen spelen?'
'Ik ben ze kwijtgeraakt.'
'Ah, kindje toch,’ zei de forse vrouw. ‘Ga maar snel naar het plein. Je moeder wacht vast op je. Hier neem dit brood voor haar mee.’
Ze verdween even in de bakkerij, maar kwam al snel terug met een donkerbruin brood.
‘Dat had ze nog tegoed van me.'
Thalia knikte dankbaar en rende met het pakketje brood verder door de straten. Het brood voelde warm tegen haar zij en ze kon niet wachten om er een stukje van te eten.
Terwijl haar voetstappen door de straten echode hoorde ze een zacht gejank. Ze stopte met rennen en keek verward om zich heen. Waar kwam dat geluid vandaan? Weer klonk het doffe gejank en ze draaide zich om. Het gejammer galmde in haar oren en ze ging met haar knieën op de grond zitten. Vanonder een van de huizen glinsterden een tweetal ogen in het donker en Thalia’s hart begon sneller te kloppen. De nieuwsgierigheid brandde in haar; wat kon het zijn? Haar witte jurk was vies aan het worden door het stof op straat; dat zou haar moeder niet leuk vinden, maar ze moest weten wat er onder het huis zat. Ze kroop voorzichtig onder het huis en plukte een stukje van het brood.
'Hallo?' zei ze voorzichtig.
Het gejank nam af.
'Rustig maar. Ik doe je geen pijn. Ik heb wat brood.'
Het gejank stopte en ze hoorde geritsel. Haar ogen waren nog niet helemaal gewend aan het donker, maar het dier dat vast leek te zitten was ongeveer even groot als zij.
'Hier,' zei ze en ze stak haar hand uit.
Vanuit de schaduwen kwam een schubbige poot tevoorschijn die veel weg had van een mensenhand. Het dier kwam naar haar gekropen en pakte het stukje brood uit haar hand. Met zijn menselijke poten bracht hij het stukje brood naar zijn kop. Zijn ogen waren nog steeds op haar gericht terwijl hij het langzaam in zijn bek stopte. Gele ogen bestudeerden haar en keken naar het pakketje in haar handen.
'Ik heb nog meer als je wilt.'
Het beest kwam dichterbij en snoof haar lichaamsgeur op. Ze plukte nog een stukje van het brood af en reikte het hem aan. Het beest greep het stevig vast en stopte het in zijn mond. Thalia lachte en ze besefte dat hij gewoon honger had.
'Hier.' Ze brak het brood in tweeën en gaf de helft aan het beest.
Dankbaar pakte hij het aan en knaagde langzaam aan de korsten. Ze vroeg zich af waar hij vandaan was gekomen. Ze had nog nooit een beest gezien dat zo veel op een mens leek. Ze besloot om de stilte te verbreken en tegen hem te praten.
'Ik ben Thalia. Heb jij een naam?'
'Thalia,' zei het beest.
Ze schrok; ze had niet verwacht dat hij kon praten.
'Naam?' vroeg het beest terwijl hij het laatste stukje brood in zijn bek stopte. 'Naam!'
'Nee. Dat is jouw naam niet. Je hebt geen naam zeker.' Thalia glimlachte.
'Geen naam?' vroeg het beest.
'Nee.' Thalia schudde haar hoofd.
'Nee.'
Het beest leek elke keer te herhalen wat ze zei en Thalia lachte weer.
'Ik noem je Onan! Dat past wel bij je.'
'Onan?' vroeg het beest.
'Ja,’ zei Thalia tevreden.
'Ja, Onan!'
Het beest leek te glimlachen en zijn ogen twinkelden. Hij legde zijn kop tegen haar aan en wreef zijn schubben tegen haar arm. Het voelde vreemd aan op haar huid; koud en glibberig. Ze begon zich steeds meer af te vragen waar hij vandaan kwam terwijl hij haar nog steeds bestudeerde.
'Thalia,' zei hij en keek haar met zijn glinsterende, gele ogen aan.
'Mijn naam is Thalia, ja, ‘ zei ze.
'Mijn naam Onan,' zei Onan.
Thalia knikte.
'Goed zo! Je leert snel.'
Onan glimlachte weer en klakte tevreden met zijn tong.
'Thalia!' Haar moeders stem galmde door de straten.
Thalia draaide haar hoofd om en keek in de blauwe ogen van haar moeder.
'Wat doe je daar? Wie is dat?'
'Dit is Onan, mama! Ik heb hem gevonden onder de huizen. Hij was bang en had honger. Maar alles is goed nu. Hij weet zelfs mijn naam.'
Haar moeders ogen werden groot en ze verdween uit het zicht. Thalia hoorde gemompel maar ze kon niet verstaan wat er werd gezegd. Plotseling verscheen haar moeder weer en met een ruk werd ze onder het huis vandaan getrokken. Haar jurk was vies grijsbruin geworden en haar moeder keek haar boos aan.
'Je weet dat je niet onder de huizen mag spelen. En nimmer mag je tegen een halfbloed praten, ook al lijken ze nog zo lief. Ze zijn gevaarlijk Thalia. Je had je kunnen bezeren.'
Thalia keek toe hoe anderen Onan onder het huis vandaan trokken en een dikke halsband om zijn nek bonden. Onan begon weer te janken en keek haar bedroefd aan. Ze had nog nooit van halfbloeden gehoord en terwijl ze toe keek hoe een man en vrouw Onan op de grond drukten, vroeg ze zich af waar Onan dan een halfbloed van was.
'Thalia!' jammerde hij. 'Thalia!'
De man en vrouw keken elkaar verward en bang aan en namen Onan snel mee.
'Je hebt geen idee wat je gedaan hebt, Thalia. Kom mee.'
Haar moeder trok haar mee terwijl ze naar Onan bleef kijken. Hij strekte zijn poten naar haar uit en jankte. Rillingen liepen over haar rug en tranen welden op in haar ogen.
'Wat gaan ze met hem doen, mama? Ze doen hem toch geen pijn?'
'Maak je daar maar geen zorgen over kind.'
'Zie ik hem ooit nog?'
'Nee, Thalia. En houd er nu over op. Hopelijk is alles nog te redden.'
'Ik heb hem toch gered.'
'Nee, Thalia. Je hebt het alleen maar erger gemaakt.'
Thalia liet haar hoofd hangen en dacht aan Onan. Zijn gejank echode in haar hoofd. Arme Onan. Zou ze hem ooit nog zien?
Proloog:
Thalia rende door de straten van Bhalan en genoot van de wind die haar haren liet wapperen. De zon verwarmde haar huid en een warm gevoel verspreidde zich door haar kleine lichaam. De rest van de kinderen was ze kwijtgeraakt bij verstoppertje spelen, maar dat vond ze eigenlijk niet erg. Nu had ze wat tijd voor zichzelf en kon ze de straten van Bhalan onopgemerkt verkennen. De huizen waren hier heel anders dan in haar eigen woonplaats, Dihal. Hier stonden de huizen op palen, omdat de grond door de jaren heen verzakt was. Soms kon ze kleine dieren zien wegschieten onder de huizen. Een rilling liep over haar rug terwijl ze dacht aan de grote ratten die ze de laatste keer was tegen gekomen.
Ze liep langs de bakkerij van Leeza’s ouders en ze snoof de heerlijke broodlucht op. Haar maag rommelde en ze wreef over haar buik. Als ze nu iets zou eten zou ze vanavond geen honger meer hebben; dan zou haar moeder boos worden. De broodjes roken echter veel te lekker en ze liep de kleine trap op naar de ingang van de bakkerij.
'Thalia!' Leeza's moeder stond in de deur opening en ze veegde meel af aan haar schort. 'Moet jij niet met de andere kinderen spelen?'
'Ik ben ze kwijtgeraakt.'
'Ah, kindje toch,’ zei de forse vrouw. ‘Ga maar snel naar het plein. Je moeder wacht vast op je. Hier neem dit brood voor haar mee.’
Ze verdween even in de bakkerij, maar kwam al snel terug met een donkerbruin brood.
‘Dat had ze nog tegoed van me.'
Thalia knikte dankbaar en rende met het pakketje brood verder door de straten. Het brood voelde warm tegen haar zij en ze kon niet wachten om er een stukje van te eten.
Terwijl haar voetstappen door de straten echode hoorde ze een zacht gejank. Ze stopte met rennen en keek verward om zich heen. Waar kwam dat geluid vandaan? Weer klonk het doffe gejank en ze draaide zich om. Het gejammer galmde in haar oren en ze ging met haar knieën op de grond zitten. Vanonder een van de huizen glinsterden een tweetal ogen in het donker en Thalia’s hart begon sneller te kloppen. De nieuwsgierigheid brandde in haar; wat kon het zijn? Haar witte jurk was vies aan het worden door het stof op straat; dat zou haar moeder niet leuk vinden, maar ze moest weten wat er onder het huis zat. Ze kroop voorzichtig onder het huis en plukte een stukje van het brood.
'Hallo?' zei ze voorzichtig.
Het gejank nam af.
'Rustig maar. Ik doe je geen pijn. Ik heb wat brood.'
Het gejank stopte en ze hoorde geritsel. Haar ogen waren nog niet helemaal gewend aan het donker, maar het dier dat vast leek te zitten was ongeveer even groot als zij.
'Hier,' zei ze en ze stak haar hand uit.
Vanuit de schaduwen kwam een schubbige poot tevoorschijn die veel weg had van een mensenhand. Het dier kwam naar haar gekropen en pakte het stukje brood uit haar hand. Met zijn menselijke poten bracht hij het stukje brood naar zijn kop. Zijn ogen waren nog steeds op haar gericht terwijl hij het langzaam in zijn bek stopte. Gele ogen bestudeerden haar en keken naar het pakketje in haar handen.
'Ik heb nog meer als je wilt.'
Het beest kwam dichterbij en snoof haar lichaamsgeur op. Ze plukte nog een stukje van het brood af en reikte het hem aan. Het beest greep het stevig vast en stopte het in zijn mond. Thalia lachte en ze besefte dat hij gewoon honger had.
'Hier.' Ze brak het brood in tweeën en gaf de helft aan het beest.
Dankbaar pakte hij het aan en knaagde langzaam aan de korsten. Ze vroeg zich af waar hij vandaan was gekomen. Ze had nog nooit een beest gezien dat zo veel op een mens leek. Ze besloot om de stilte te verbreken en tegen hem te praten.
'Ik ben Thalia. Heb jij een naam?'
'Thalia,' zei het beest.
Ze schrok; ze had niet verwacht dat hij kon praten.
'Naam?' vroeg het beest terwijl hij het laatste stukje brood in zijn bek stopte. 'Naam!'
'Nee. Dat is jouw naam niet. Je hebt geen naam zeker.' Thalia glimlachte.
'Geen naam?' vroeg het beest.
'Nee.' Thalia schudde haar hoofd.
'Nee.'
Het beest leek elke keer te herhalen wat ze zei en Thalia lachte weer.
'Ik noem je Onan! Dat past wel bij je.'
'Onan?' vroeg het beest.
'Ja,’ zei Thalia tevreden.
'Ja, Onan!'
Het beest leek te glimlachen en zijn ogen twinkelden. Hij legde zijn kop tegen haar aan en wreef zijn schubben tegen haar arm. Het voelde vreemd aan op haar huid; koud en glibberig. Ze begon zich steeds meer af te vragen waar hij vandaan kwam terwijl hij haar nog steeds bestudeerde.
'Thalia,' zei hij en keek haar met zijn glinsterende, gele ogen aan.
'Mijn naam is Thalia, ja, ‘ zei ze.
'Mijn naam Onan,' zei Onan.
Thalia knikte.
'Goed zo! Je leert snel.'
Onan glimlachte weer en klakte tevreden met zijn tong.
'Thalia!' Haar moeders stem galmde door de straten.
Thalia draaide haar hoofd om en keek in de blauwe ogen van haar moeder.
'Wat doe je daar? Wie is dat?'
'Dit is Onan, mama! Ik heb hem gevonden onder de huizen. Hij was bang en had honger. Maar alles is goed nu. Hij weet zelfs mijn naam.'
Haar moeders ogen werden groot en ze verdween uit het zicht. Thalia hoorde gemompel maar ze kon niet verstaan wat er werd gezegd. Plotseling verscheen haar moeder weer en met een ruk werd ze onder het huis vandaan getrokken. Haar jurk was vies grijsbruin geworden en haar moeder keek haar boos aan.
'Je weet dat je niet onder de huizen mag spelen. En nimmer mag je tegen een halfbloed praten, ook al lijken ze nog zo lief. Ze zijn gevaarlijk Thalia. Je had je kunnen bezeren.'
Thalia keek toe hoe anderen Onan onder het huis vandaan trokken en een dikke halsband om zijn nek bonden. Onan begon weer te janken en keek haar bedroefd aan. Ze had nog nooit van halfbloeden gehoord en terwijl ze toe keek hoe een man en vrouw Onan op de grond drukten, vroeg ze zich af waar Onan dan een halfbloed van was.
'Thalia!' jammerde hij. 'Thalia!'
De man en vrouw keken elkaar verward en bang aan en namen Onan snel mee.
'Je hebt geen idee wat je gedaan hebt, Thalia. Kom mee.'
Haar moeder trok haar mee terwijl ze naar Onan bleef kijken. Hij strekte zijn poten naar haar uit en jankte. Rillingen liepen over haar rug en tranen welden op in haar ogen.
'Wat gaan ze met hem doen, mama? Ze doen hem toch geen pijn?'
'Maak je daar maar geen zorgen over kind.'
'Zie ik hem ooit nog?'
'Nee, Thalia. En houd er nu over op. Hopelijk is alles nog te redden.'
'Ik heb hem toch gered.'
'Nee, Thalia. Je hebt het alleen maar erger gemaakt.'
Thalia liet haar hoofd hangen en dacht aan Onan. Zijn gejank echode in haar hoofd. Arme Onan. Zou ze hem ooit nog zien?