De vloek van de Duistere Bergen

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
Claartje
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 04 apr 2014 11:22

Ik ben een beetje huiverig om het eerste gedeelte van mijn verhaal te plaatsen, het is ook zo lang geleden.. De titel is nog niet definitief, omdat ik gewoon nog niet weet waar het verhaal naar toe gaat.

---------------------------------------------------------------------------------
Proloog

Ze had altijd gedacht dat ze met al haar ervaring niet snel meer onder de indruk zou zijn. Ook al waren er sinds haar geboorte slechts twintig zomers verstreken, Madelyn had meer gezien dan menig ander meisje van haar leeftijd. Haar vader was de heerser van een klein kasteel in een dal, ten noorden van Osenia. Madelyn beschouwde de jaren waarin ze opgroeide tot jonge vrouw als gelukkige jaren, ondanks de vele gevechten die zich langs de grens afspeelden. Als grensstad had Osenia te maken met de stammen uit de Duistere Bergen. De Bergbewoners stamden heel in de verte af van Haikoroi, vergeten wezens uit de diepte van de Duistere Bergen. Bergbewoners leefden in het duister en hadden een uitzonderlijk wrede natuur. Het waren carnivoren en daarbij maakten ze geen onderscheid in mensen en dieren.
Maar van het beeld dat zich hier, in de bossen van Osenia, vormde, was zelfs Madelyn onder de indruk. Op de open plek had een kleine gemeenschap van elfen gewoond, maar van hun verblijfplaats was nu weinig meer over. De tenten en bezittingen lagen als herfstbladeren verspreid op de grond. Om zich heen kijkend liep Madelyn voorzichtig verder de open plek op, de veilige beschutting van de struiken achter zich latend. Ze hurkte en voelde aan een hoopje as. Het was koud, de aanvallers waren dus al een tijd geleden weer vertrokken. Met haar goed ontwikkelde gehoor probeerde Madelyn eventuele achterblijvers te signaleren. Ze hoorde niets, maar het was onnatuurlijk stil. Terwijl ze om zich heen bleef kijken, wenkte ze haar reisgenoten, die zich voorzichtig bij haar voegden.
“Laten we kijken of er overlevenden zijn,” fluisterde Madelyn. Kheelan en Gil, de twee mannen die die ochtend met Madelyn waren uitgereden, knikten en verspreidden zich. Hoe beter Madelyn keek, hoe bozer ze werd. De Bergbewoners hadden niets overgelaten van het kleine nomadendorpje, zelfs de meest eenvoudige gebruiksvoorwerpen waren aan stukken geslagen. Aan de rand van de open plek floot Gil zachtjes en wenkte naar Madelyn en Kheelan. Toen ze zich bij hem voegden wees hij naar een struik een klein stukje verderop. De eens groene struik was doordrenkt met bloed en toen Madelyn beter keek zag ze een voet onder de struik vandaan komen. Ze sloot haar ogen een zuchtte. Ondanks de chaos had ze toch gehoopt dat alle elfen veilig hadden kunnen ontkomen. Een blik op de struik liet al die hoop vervliegen. Kheelan was intussen dichterbij de struik gekropen om het slachtoffer beter te kunnen bekijken. De vrouwelijke elf was dood, haar hoofd bijna gescheiden van de romp. De jurk die ze droeg was gescheurd en de drie twijfelde er niet aan dat de Bergbewoners zich aan haar hadden vergrepen.
Kheelan bekeek de wond van dichtbij en concludeerde: “Mes van een Bergbewoner. De wond is rafelig, dus het was niet scherp. Ze moet erg geleden hebben.” Woede maakte zich van Madelyn meester. Sinds ze zich kon herinneren teisterden de Bergbewoners de bossen rondom Osenia. Haar vader had de meeste aanvallen op hun kasteel kunnen afslaan of zelfs voorkomen. De laatste maanden waren de aanvallen echter steeds frequenter en sterker geworden. Iets dreef de Bergbewoners naar het zuiden en maakte het lastiger om ze te stoppen.


(feedback toegepast)
Laatst gewijzigd door Claartje op 20 jun 2014 10:12, 2 keer totaal gewijzigd.
savrom
Balpen
Balpen
Berichten: 256
Lid geworden op: 22 apr 2014 19:41

In het eerste stuk komt wel heel veel informatie in een keer op je af. Je kan het misschien beter spreiden over het verhaal, zodat de lezer steeds meer te weten komt over de wereld.
Op de open plek had een kleine gemeenschap van elfen gewoond, maar van hun verblijfplaats was nu weinig meer over. Van de tenten en bezittingen van de elfen was niet veel meer over.
2x weinig/niet veel meer over. Dat staat niet zo mooi :)

Daarnaast zou ik de witregels er tussenuit halen. Dat geeft meestal aan dat er een sprong in de tijd wordt gemaakt, of over wordt gegaan op een ander perspectief bijvoorbeeld. Is in dit geval dus niet nodig.

Verder heb ik eigenlijk niet heel veel opmerkingen. Hier en daar wat dingen waar ik andere woorden zou hebben gebruikt, maar dat is natuurlijk schrijfstijl, dus die zal ik je besparen ;).Het enige waar ik over struikelde was het woord: schermutselingen. Maar dat is meer omdat ik het nog nooit gezien heb en dus moest opzoeken wat het betekende.

Leuk begin van je verhaal. Interessant dat je een eigen volk hebt gecreeerd!
Claartje
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 04 apr 2014 11:22

Dank voor het lezen en je feedback! Ik zat zelf ook al een beetje met het teveel aan informatie, maar was bang dat het daardoor onduidelijk zou worden. Ik ga er even mee puzzelen!
Claartje
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 04 apr 2014 11:22

Plots klonk er een ijselijke gil, die de rillingen over Madelyns rug lieten lopen. Dit was geen menselijk geluid, de kreet van angst en pijn kon van niemand anders komen dan van een elf. Madelyn haalde haar langboog van haar rug en probeerde erachter te komen waar het geschreeuw vandaan was gekomen. Naast haar trokken Kheelan en Gil hun zwaard. Met een korte handbeweging gaf Gil aan waar hij dacht dat het geluid vandaan was gekomen. Gebukt trok het drietal op een snel tempo naar het oosten. Madelyn verkeerde in opperste staat van paraatheid. Haar gevoel zei dat als ze snel handelden, ze op tijd waren om de elf te helpen. Vanuit haar rechterooghoek zag ze hoe een schaduw vanuit de bosjes zich op Gil wierp. Gil zag het te laat en werd overrompeld. Hij kreunde van pijn toen de Bergbewoner een mes in zijn arm stak. Voordat de Bergbewoner nog meer schade aan kon richten, doodde Kheelan hem snel en pijnloos met zijn zwaard. Madelyn boog zich over Gil heen, die steeds bleker in zijn gezicht werd. Toen hij zijn hand weghaalde begon het bloed uit de wond te stromen.
“We zullen dit moeten hechten als we terug zijn in het kasteel, Gil,” fluisterde Madelyn. “Ik zal voor nu een noodverband aanleggen.” Gil knikte alleen en kreunde toen Madelyn zijn arm begon te omwikkelen met een schone doek.
“Verdomde Bergbewoners,” siste hij door zijn tanden heen.
Iets verderop verdween Kheelan in het struikgewas, waarna een paar gesmoorde kreten klonken. Madelyn stopte met het aanleggen van het verband, bang dat Kheelan iets overkomen was. Even later keerde Kheelan terug, terwijl hij zijn mes aan zijn broek schoonveegde.
“Ik heb de wacht uitgeschakeld,” fluisterde hij, terwijl hij bij Gil en Madelyn neerhurkte. “De ploerten verbergen zich in de bosjes, ongeveer 50 meter hier vandaan. Vijf Bergbewoners en een klein groepje vrouwelijke elfen. Ze zijn gewond en kunnen vertraging opleveren. Een snelle aftocht zit er niet in.”
Ze wisten allemaal wat dat betekende. Zonder snelle aftocht waren de drie jonge kasteelbewoners genoodzaakt om alle Bergbewoners te doden.
“Ik heb een hekel aan moorden,” zuchtte Madelyn. Het zou niet haar eerste keer zijn en het was deze keer ook zeker niet zinloos. Toch vond ze het altijd moeilijk te verkroppen dat ze een leven moest beëindigen. Ook als dat het leven niet eens menselijk was.
savrom
Balpen
Balpen
Berichten: 256
Lid geworden op: 22 apr 2014 19:41

Plots klonk er een ijselijke gil, die de rillingen over Madelyns rug lieten lopen
Gewoon rillingen zou ik zeggen, zonder het lidwoord.

Verder niks op aan te merken ;) ben benieuwd hoe het verder gaat. Misschien iets grotere stukjes posten?
It is not in the stars to hold our destiny but in ourselves.
Shakespeare
Claartje
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 04 apr 2014 11:22

Ik doe mijn best op grotere stukjes, maar ik moet er echt weer even inkomen merk ik ;-) bedankt voor je reactie!

Niet veel later was het stil. Madelyn lag op de grond en probeerde overeind te komen. Ze kreunde zacht, toen ze een scherpe pijn in haar rug voelde. Na een paar keer rustig ademhalen probeerde ze het opnieuw, maar haar lichaam liet haar in de steek. Het lukte haar om haar hoofd een klein stukje op te tillen en rond te kijken. Meteen had ze daar spijt van. Vlak naast haar lag het lichaam van een jonge man. Zijn armen en benen lagen in een vreemde hoek en ze kon zien hoe zijn gezicht onder het bloed zat. Hij was duidelijk niet meer in leven. Opnieuw tilde Madelyn haar hoofd op en probeerde verder rond te kijken. Ze zag nog meer lichamen, of liever gezegd lijken. Om haar heen was iedereen dood. Wat was er gebeurd? Waarom lagen er zoveel lichamen? Waarom kon ze zich niet bewegen? Diep vanuit haar buik borrelde een paniekgevoel op. Dit was niet in orde, ze moest hier weg. Met een uiterste krachtinspanning deed ze nog een poging om haar lijf te laten gehoorzamen. De pijn die dat met zich meebracht werd Madelyn teveel en het werd zwart voor haar ogen. Voordat ze wegzakte hoorde voetstappen van iemand die naderde. Ze kon nog twee woorden fluisteren voordat de duisternis haar meevoerde.
“Help me.”
Hoofdstuk 1

Zo snel als haar voeten haar konden dragen, rende Féline door het woud. De zon was al bijna onder en de schemer maakte het lastig om te zien waar de putten en gaten in de weg zich bevonden. Voor het donker moest ze in de stad zijn, anders zouden de poorten sluiten en was er geen weg terug. Een nacht buiten de stadspoorten betekende voor iedereen een zekere dood. Hoewel, dat wist eigenlijk niemand. De mensen die het niet haalden, werden gewoonweg nooit meer teruggevonden. In het begin werd er nog gezocht, maar de mensen hadden alle hoop verloren. Deze wereld was niet de wereld die we ons herinnerden uit onze jeugd. ‘Ha,’ dacht Féline. ‘Nog geen zestien zomers oud en ik heb het al over mijn jeugd.’ In deze tijd was het echter niet meer gewoon om oud te worden. In het vroegere Aldoran werden mensen zo’n 100 jaar oud, de elfen nog veel ouder. Nu was het een ander verhaal. Het was moeilijk om niet in handen te vallen van onze vijand, de Bergbewoners. Al jaren hadden zij Aldoran in hun macht, de vroegere heersers hadden niets kunnen doen om ze tegen te houden.
Féline bereikte de poort net op tijd, de poortwachten maakten al aanstalten om de grote, houten deuren te gaan sluiten.
“Dat was op het nippertje, meissie,” bromde een zwaarlijvige wacht. “Zou de volgende keer maar zorgen dat je eerder terugkomt.” Ze knikte alleen en rende snel door. De avondklok sloeg al en Faja, haar moeder, zou op van de zenuwen zijn. Ze kwam al snel bij haar huis, gelegen tussen de kerk en het marktplein. Vroeger zou dit betekenen dat hun gezin uit vooraanstaande burgers bestond. Niet iedereen kreeg een huis zo dicht bij twee belangrijke punten in de stad. Maar ook dat betekende niet veel meer in een wereld als deze. Rangen en standen waren al jaren geleden verloren gegaan en de Aldorianen probeerden alleen nog te overleven.
Hijgend stapte Féline door de kleine deur van het huis en voelde meteen een klap tegen haar hoofd. Even duizelde het haar en ze pakte de deurpost om haar evenwicht te bewaren.
“Waag het niet nog eens zo laat thuis te komen,” gilde Faja. “Vijf dochters ben ik al verloren en jij bent de enige die is overgebleven.”
Féline wreef over de plek waar haar moeder haar geslagen had en gooide haar tas op tafel.
“Kalm, moeder. Ik ben nog nooit te laat gekomen en dat gaat ook niet gebeuren.” Terwijl ze verder ging haalde ze de noten en vruchten die ze in het bos had verzameld uit de tas en ruimde ze op in de kleine keuken.
“We hebben voedsel nodig, dat weet je net zo goed als ik. En voor goed voedsel moet ik dieper het bos in.” Féline nam het trillende hoopje, ooit haar sterke moeder, in haar armen en kuste haar op haar voorhoofd.
"Hoe gaat het met pa," vroeg ze zacht, terwijl haar blik afdwaalde naar het bed in de hoek van de woonkamer. Faja schudde haar hoofd.
"Geen verandering, zoals gewoonlijk. Hij ligt in bed en staart voor zich uit als hij wakker is. En wanneer hij in slaap valt is hij rusteloos en ligt te ijlen. Vandaag begon hij weer over Freya. Hij schokte met zijn armen en benen en gilde haar naam." Faja's ogen vulden zich opnieuw met tranen. "Hij lijdt, Fé. Hij lijdt al sinds de verdwijning van Freya."
Alsof hij hoorde dat het over zijn jongste dochter ging, begon Arthur te kreunen. Zijn stem klonk zacht en rauw, alsof hij hem niet vaak gebruikte. En dat was ook zo, Félines vader had al tijden niet meer gesproken, behalve in zijn dromen, die eigenlijk beter nachtmerries genoemd konden worden.
"Freya? Freya, ben je daar? Als je daar bent, kom dan bij me. We hebben je gemist, je mama en ik. Het is al zo lang geleden dat we je hebben gezien. We hebben ons zorgen gemaakt." Zijn armen, eens sterk en gespierd, strekten zich uit naar de leegte voor hem. "Freya..Freya, mijn meisje."
Snel liep Féline op hem af, zijn in het niets zwaaiende armen terug op het bed duwend.
"Ik ben het, papa," fluisterde ze zacht in zijn oor. "Féline. Ik ben weer thuis." Zacht streelde Féline door het donkere, krullende haar van haar vader. Arthurs nietsziende ogen sperden zich even open en sloten zich daarna. Vrijwel meteen begon de vroegere marktkoopman te snurken, terwijl zijn magere buik langzaam op en neer ging. Het leek een rustige slaap en Féline hoopte dat haar vader niet veel langer hoefde te lijden. In de keuken vond Féline haar moeder, die van de gevonden etenswaren een eenvoudige, maar voedzame maaltijd stond te bereiden. De heerlijke geur van paddenstoelensoep kroop in Félines neusgaten en haar buik reageerde meteen door te gaan rammelen. Met de meest simpele ingrediënten kon Faja een heerlijke soep maken. Het waren bij lange na niet de tongstrelende smaken die Féline zich van vroeger kon herinneren, maar smakelijk was het zeker. Nadat ze met haar moeder de maaltijd had genoten, besloot Féline nog even richting het centrum van de stad te vertrekken. Ze had bij haar laatste zoektocht uitzonderlijk veel rijpe woudbessen gevonden en ze was ervan overtuigd dat ze deze kon ruilen tegen wat brood of misschien wel wat vlees. Voor de Grote Strijd vond de markt altijd overdag plaats, in tegenstelling tot de avondmarkt die nu steeds vaker ontstond. En waar men normaliter betaalde met koper- of zilverstukken, was het nu de ruilhandel die welig tierde.
Het marktplein werd verlicht door verschillende fakkels, die een warme, oranje gloed over de kramen lieten vallen. Het was druk vandaag en Féline hoorde hoe marktkoopmannen hun waren luidkeels aanprezen en hoe potentiële kopers daarop verontwaardigd reageerden. Het eeuwenoude spel van afdingen stelde Féline op hasr gemak, het gaf haar een gevoel van vroeger. Met haar voorraadtas stevig tegen zich aangedrukt, begaf ze zich soepel door de groeiende menigte, zoekend naar een kraam waar vlees werd verkocht. Vlees was schaars, net als brood en vis. Het was niet ongewoon dat hele oogsten mislukten en dat wild voor weken uit het bos verdween.

Hoofdstuk 1 gewijzigd en verlengd ^^
Claartje
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 04 apr 2014 11:22

En weer een nieuw stukje! Ben nog steeds op zoek naar tips en feedback!

----
Voor ze het wist drong de geur van gerookt vlees haar neus binnen. Féline voelde hoe speeksel zich in haar droge mond verzamelde en ze probeerde zich te herinneren wanneer ze voor het laatst de zoute smaak van een stuk hertenvlees had geproefd. Blijkbaar was het te lang geleden, want er kwam niets in haar hoofd op. Ze onderhandelde met de verkoper van het vlees en vervolgde uiteindelijk haar weg met een flinke hoeveelheid gedroogd hertenvlees in haar tas. Féline stak een stukje in haar mond en kauwend struinde ze over de markt. Het was nu zo druk dat ze regelmatig in botsing kwam met andere stedelingen. De meesten trokken zich daar weinig van aan, een enkeling vloekte echter tegen haar. Een fors gebouwde, oudere vrouw greep haar zelfs bij de arm.
“Verdomme, meid. Kijk uit waar je loopt,” snauwde ze, waarna ze verder liep. Hoofdschuddend wilde Féline verder lopen, toen ze voelde hoe haar tas met een flinke ruk uit haar armen werd getrokken. Een kleine, magere gestalte zette het op een lopen en verdween in de mensenmassa. Féline begon achter hem aan te rennen, terwijl ze een poging deed om het mannetje weer in beeld te krijgen en daarbij hulp van omstanders trachtte te krijgen.
“Stop! Houdt hem tegen,” riep ze. “Hij heeft mijn tas!” Plots zag ze haar berover, met haar tas op zijn rug, opduiken op de trappen van een oud gebouw, waar hij door een raam naar binnen klom. Féline duwde haar lichaam door de menigte van mensen en opeens kwam ze los van de winkelende massa en doemde het gebouw waarin ze haar tas had zien verdwijnen voor haar op. De luiken voor de ramen hingen schots en scheef en van de eens groene kozijnen bladderde de verf af. Toen ze door één van de ramen naar binnen keek, drong de muffe geur van vocht en schimmels haar neus binnen. Dit was één van de gebouwen die al lange tijd leeg stond. Althans, de originele bewoners waren vertrokken, of dood, dat wist niemand meer. Féline zoog een diepe teug frisse lucht naar binnen, voor ze haar been over het kozijn gooide en naar binnen klom. Ze moest en zou haar tas met etenswaren terugkrijgen, anders zou het weer weken duren voor ze vlees zou proeven. Het duurde even voor haar ogen gewend waren aan het schemerige duister van de woning. De muffe geur was overgegaan in een stank die Féline niet helemaal wist te plaatsen. In stilte vroeg ze zich af waar het mannetje met haar tas was heengegaan. Oude meubels stonden her en der verspreid, bedekt met een dikke laag stof. Terwijl Féline verder de kamer in liep, verspreidde ze met haar voeten wolkjes stof en zand. Ze stootte met haar arm tegen een tafeltje en ving nog net de olielamp op die op het tafeltje had gestaan. Vanuit haar ooghoeken zag ze iets wegschieten, een snelle schaduw, maar onmiskenbaar degene die haar tas had. Met een vaart draaide ze zich om en trok een sprint in de richting waar ze de schaduw heen had zien gaan. Féline dook naar voren en had ineens haar belager vast, die het op een gillen zette. Het kleine jongetje, niet veel ouder dan vijf jaar, probeerde aan haar houdgreep te ontsnappen door te spartelen en wurmen en bleef ondertussen luidkeels protesteren. Féline moest haar uiterste best doen om het kereltje vast te blijven houden en te blijven staan, maar ze had niet gerekend op de tientallen handen die vervolgens haar benen vast pakten en haar onderuit trokken. Door de klap werd de lucht uit haar longen geslagen en ze voelde hoe het kleine jongetje uit haar armen glipte. Ze voelde hoe nog een aantal kleine gestaltes haar ledematen vasthielden en hoe één van hen boven op haar klom. Er verscheen een vies, smoezelig gezichtje boven het hare en Féline schrok ervan hoe mager dat gezicht was. De eigenaar van het gezichtje begon te praten op zachte, maar boze toon.
“Jij bent een indringer in ons huis. Wat kom je doen?” Zijn felblauwe, bijna lichtgevende, ogen boorden zich indringend in de hare en Féline zag zijn kleine, puntige oren door zijn haar steken. Dit waren niet zomaar kinderen, dit waren elfenkinderen. En elfen, laat staan hun kinderen, waren al zeker tien jaar niet meer gezien
Hirador
Vulpen
Vulpen
Berichten: 366
Lid geworden op: 12 nov 2013 17:53

Ik heb het idee dat die bergbewoners aardig hebben huisgehouden. Misschien word er nu wel langzaam een verzet opgericht met Feline in de hoofdrol

die eerste vrouw in je eerste deel kwam mij goed over. Zoon stoere vrouw met een langboog op haar rug.

nou had ik ergens twee of drie foutjes gezien maar kan ze niet meer vinden. Maar in je eerste verhaal schrijf je die dubbel
Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor Hodor
savrom
Balpen
Balpen
Berichten: 256
Lid geworden op: 22 apr 2014 19:41

Hee! Had dat laatste stukje even gemist! Heb het vandaag heel druk, maar als ik tijd heb zal ik er naar grondiger naar kijken :).
Leuke stukjes! Benieuwd wat er nou met Madelyn is gebeurd en natuurlijk ook met de elven!
savrom
Balpen
Balpen
Berichten: 256
Lid geworden op: 22 apr 2014 19:41

Het enige dat me echt opvalt is dat er veel lange zinnen in staan, maar ik vind dat niet perse storend ;)
It is not in the stars to hold our destiny but in ourselves.
Shakespeare
ROMEH
Tipp-Ex team
Tipp-Ex team
Berichten: 1383
Lid geworden op: 10 jun 2011 10:41

Hoi! Ik was ook 'ns van plan om je verhaal te lezen. Je hebt een fijne schrijfstijl, al is het in het begin erg veel informatie... Let op dat je de lezer niet te veel wil informeren, maar dat het ook leuk is de lezer te laten fantaseren. Mja... het beginstukje is natuurlijk een inleiding, dus de hoeveelheid informatie is acceptabel, dus dat zou ik ook zo laten. Ik vind het tot nu toe een erg leuk verhaal. Elfenkinderen die jaren niet zijn gezien en ineens opduiken... spannend! En dan ook nog eens die kannibalen, erg cool. Ik hoop daar meer over te lezen! :3 Hier nog even wat grammaticale feedback:

Eerste stukje:
Maar van het beeld dat zich hier, in de bossen van Osenia, vormde, was zelfs Madelyn onder de indruk.
De komma tussen 'hier' en 'in' is niet nodig.
Toen ze zich bij hem voegden wees hij naar een struik een klein stukje verderop.
Als er twee werkwoorden in één zin achter elkaar staan, moeten ze worden onderscheiden door een komma, dus: Toen ze zich bij hem voegden, wees hij...
Ze sloot haar ogen een zuchtte.
Ik denk dat 'een' 'en' hoort te zijn? :D

Tweede stukje:
“We zullen dit moeten hechten als we terug zijn in het kasteel, Gil,” fluisterde Madelyn. “Ik zal voor nu een noodverband aanleggen.”
Ik vind dat Madelyn erg rustig reageert, terwijl Gil zonet gebeten is! Is ze niet eens in shock? Geschrokken? Als deze rust bij haar personage hoort, zou ik wel even uitleggen waarom ze zo reageert... Heeft ze wel eens vaker wonden als dit gezien, bijvoorbeeld?

Derde stukje:
Niet veel later was het stil. Madelyn lag op de grond en probeerde overeind te komen. Ze kreunde zacht, toen ze een scherpe pijn in haar rug voelde. Na een paar keer rustig ademhalen probeerde ze het opnieuw, maar haar lichaam liet haar in de steek. Het lukte haar om haar hoofd een klein stukje op te tillen en rond te kijken. Meteen had ze daar spijt van. Vlak naast haar lag het lichaam van een jonge man. Zijn armen en benen lagen in een vreemde hoek en ze kon zien hoe zijn gezicht onder het bloed zat. Hij was duidelijk niet meer in leven. Opnieuw tilde Madelyn haar hoofd op en probeerde verder rond te kijken. Ze zag nog meer lichamen, of liever gezegd lijken. Om haar heen was iedereen dood. Wat was er gebeurd? Waarom lagen er zoveel lichamen? Waarom kon ze zich niet bewegen? Diep vanuit haar buik borrelde een paniekgevoel op. Dit was niet in orde, ze moest hier weg. Met een uiterste krachtinspanning deed ze nog een poging om haar lijf te laten gehoorzamen. De pijn die dat met zich meebracht werd Madelyn teveel en het werd zwart voor haar ogen. Voordat ze wegzakte hoorde voetstappen van iemand die naderde. Ze kon nog twee woorden fluisteren voordat de duisternis haar meevoerde.
“Help me.”
Wow. Dit komt wel heeeeeel plotseling. Het ene moment zegt ze dat ze niet van moorden houdt en het andere moment licht ze zonder enige herinnering op de grond? Wat is er gebeurd dat ze daar ligt? Is er een gevecht geweest? Waar zijn haar medereizigers?
Deze wereld was niet de wereld die we ons herinnerden uit onze jeugd.
De hele tijd schrijf je in de 3e persoonsvorm... En hier ineens niet.
In het vroegere Aldoran werden mensen zo’n 100 jaar oud, de elfen nog veel ouder.
Getallen horen gewoon uitgeschreven te worden, dus geen '100', maar 'honderd'.
Het was moeilijk om niet in handen te vallen van onze vijand, de Bergbewoners.
Hier geldt hetzelfde, je schrijft ineens vanuit de 1e persoonsvorm...
Hijgend stapte Féline door de kleine deur van het huis en voelde meteen een klap tegen haar hoofd.
Misschien kan je dit iets uitbreiden, want het lijkt nu alsof ze INEENS een klap tegen haar hoofd krijgt... Misschien kan je er iets van maken, als: "Vlug schoot ze door de kleine deur van haar huis. Ze wilde zich onopvallend naar haar kamer snellen, totdat ze tegen haar moeder opliep.
“Waag het niet nog eens zo laat thuis te komen,” gilde Faja. “Vijf dochters ben ik al verloren en jij bent de enige die is overgebleven.” Een klap tegen Féline's wang versterkte haar woorden.
Het eeuwenoude spel van afdingen stelde Féline op hasr gemak, het gaf haar een gevoel van vroeger.
haar*
“Stop! Houdt hem tegen,” riep ze. “Hij heeft mijn tas!”
'Houd' is hier geschreven op gebiedende wijs, dit houdt in dat je 'houd' schrijft en niet 'houdt'.
Plots zag ze haar berover, met haar tas op zijn rug, opduiken op de trappen van een oud gebouw, waar hij door een raam naar binnen klom.
De dikgedrukte komma's mag je wat mij betreft weg laten.
Féline duwde haar lichaam door de menigte van mensen en opeens kwam ze los van de winkelende massa en doemde het gebouw waarin ze haar tas had zien verdwijnen voor haar op.
Hele lange zin met veel informatie. Daarnaast is het 'de menigte' en niet 'de menigte van mensen'. Ik zou nog even naar deze zin kijken als ik jou was! :)
Claartje
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 04 apr 2014 11:22

Bedankt voor alle reacties!

Ik zal vooral eens kritisch gaan kijken naar jouw punten, Romeh. Madelyn heeft al heel veel meegemaakt wat betreft de Bergbewoners, vandaar dat ze niet direct onder de indruk is van de wond van Gil. Hij is overigens 'gewoon' gestoken met een mes, niet gebeten. En ik had opzich ook niets in gedachten met kannibalen, maar leuk dat jij dat er in leest (en misschien wel een enorm goed idee!). Dat laatste stuk over Madelyn hoort een beetje mysterieus te blijven, daar kom ik later in het verhaal nog een keer op terug. Ik had een klein stuk van het verhaal geschreven in de ik-vorm, maar heb dat later weer gewijzigd, vandaar twee keer 'ons'.. Ik heb altijd de neiging om teveel informatie te geven, dus wijs me er vooral op!

En natuurlijk moet ik nu een poging doen om verder te schrijven.. (A)
Claartje
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 04 apr 2014 11:22

Het heeft even geduurd..

“Ik ben op zoek naar mijn tas,” zei Féline zachtjes. Ze kon niet geloven dat juist zij een elfenkind zou zien en spreken. Ze corrigeerde zichzelf. Niet één elfenkind, het moesten er zeker tien zijn. Ze bedacht hoe ze deze wezentjes moest benaderen. Ze besloot het simpel en vriendelijk te houden. Het waren tenslotte kinderen, hetzij bijzondere kinderen.
“Volgens mij heeft één van je vriendjes hem per ongeluk meegenomen. Ik wil hem graag terug,” ging ze verder. “Kun jij ervoor zorgen dat ik mijn tas terug krijg?” Het jongetje bovenop haar keek bedenkelijk, maar knikte toen.
“Je krijgt je tas. Maar je kunt niet meer weg. Je hebt ons gezien en daarom mag je nooit meer naar buiten.” De simpele verklaring van het elfenkind en de ernstige blik die hij daarbij trok, deed een rilling over Félines rug lopen. Ze twijfelde er niet aan of er zat een waarheid in zijn kinderlijke eerlijkheid. Maar wat wilden deze dreumessen gaan doen om haar hier te houden. Ze knikte.
“Ik heb jullie inderdaad gezien. Maar dat wil toch niet zeggen dat ik hier niet meer weg kan?” Féline glimlachte naar de jongen, die nog steeds bovenop haar zat. “Ik beloof jullie dat ik niemand iets over jullie verstopplaats zeg. Het is ons geheim.” De elfenjongen glimlachte ook, maar zijn antwoord was allesbehalve geruststellend.
“De leider komt straks terug en die zal beslissen of je weg mag. Maar ik denk het niet. Tot nu toe heeft hij nog niemand laten gaan.” Féline kreeg een brok in haar keel. Ze bedacht of ze de vraag die in haar opkwam ging stellen, vooral omdat ze niet wist of ze het antwoord wel wilde horen.
“Wat is er met die anderen gebeurd?”
“Die zijn dood,” antwoordde het kind eenvoudig. “Dan kunnen ze ons geheim niet verklappen.” Féline slikte. Niet alleen het antwoord schokte haar, maar ook de manier waarop het kind haar dit antwoord gaf. Zonder emoties. Alsof het iets was dat maar moest gebeuren. En als iets dat niet te vermijden viel. Ze overdacht haar opties. Dit waren kinderen. Die konden niet moeilijk te overmeesteren zijn. Ze moest alleen weten hoeveel tijd ze nog had.
“En wanneer komt jullie leider terug?” vroeg ze. Voor ze het antwoord kon horen, sprongen de elfenkinderen plotseling van haar af en verdwenen in het donker. Snel ging Féline zitten en draaide zich om om te zien waar de kinderen voor wegvluchtten. Voor haar ogen doemde een donkere, lange gestalte op. Zijn lichaam ging schuil in een lange, groene jas en zijn gezicht lag in de schaduwen van een grote capuchon. De figuur boog zich naar voren en reikte naar haar. Féline probeerde achteruit te kruipen, struikelend over haar eigen handen en voeten. Het was tevergeefs, de lange man was natuurlijk sneller. Hij pakte haar bij haar polsen en trok haar overeind, waarna hij zijn gezicht voor het hare bracht. Een groot, wit litteken ontsierde de linkerkant van zijn gezicht van zijn linkeroog tot aan zijn kaak. Donkerbruine ogen keken haar indringend aan, alsof ze afwogen of ze een gevaar vormde. De man was sterk en zijn handen zaten nog steeds als een bankschroef om haar polsen. Terwijl ze haar ogen niet van de zijne kon losmaken, probeerde Féline haar handen los te wurmen. Het enige wat ze bereikte was dat zijn greep nog steviger werd. Ze liet een zachte kreet van pijn horen. In een poging tot dapperheid zei ze:
“Laat me gaan, ik wil naar huis en je doet me pijn.” Een flauwe glimlach gleed over het gezicht van de man. Geen geruststellende glimlach, maar een spottende.
“Als we allemaal eens konden krijgen wat we wilden,” zei de man, zijn stem verrassend helder en zacht. De toon bleef echter dreigend.
“Ik ben bang dat ik je niet kan laten gaan. Je houdt je mond,” beval hij Féline. “Als je ook maar een kik geeft, maak ik je gelijk af.” De man zei het net zo makkelijk als het kind zojuist had gedaan. Er kwamen geen emoties aan te pas, het was gewoon een mededeling. Féline hield wijselijk haar mond, maar kon niet voorkomen dat haar ogen zich vulden met tranen. Waarom was ze zo dom geweest om dit huis binnen te gaan? Waarom had ze niet beter op haar tas gelet?
Zonder verder iets te zeggen tilde de man haar op en gooide haar over zijn schouder. Ze liepen verder het huis in en passeerden een aantal deuren. De elfenkinderen waren verdwenen en even vroeg Féline zich af of ze het zich allemaal had ingebeeld. Misschien werd ze straks wel in haar eigen bed wakker en was dit allemaal maar een droom. Uiteindelijk stopten ze en de man haalde aan grote sleutelbos van zijn riem. Hij opende de deur en hoewel ze niets kon zien, voelde Féline dat ze afdaalden. Het werd zo mogelijk nog donkerder en de lucht koelde snel af.
Silk
Balpen
Balpen
Berichten: 123
Lid geworden op: 30 dec 2011 13:34

Ik heb alleen het eerste stukje gelezen en een flard ergens verder, en wat mij opviel (sorry, detail) was dat je spreekt over "geen onderscheid tussen mensen en dieren" maar even verder heb je het ook over elfen.
Daarnaast, iets van een elfenwoonplaats die verwoest is (nog niet zo lang geleden als ik het verhaal goed begrijp) maar er zijn wel al 10 jaar geen elfen meer gezien. Beetje tegenstrijdig voor mij.
Claartje
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 21
Lid geworden op: 04 apr 2014 11:22

Wat het eerste punt betreft heb je helemaal gelijk.. Dat klinkt inderdaad een beetje vreemd.
De elfenwoonplaats is verwoest in de proloog en wat in de proloog gebeurt, vindt jaren eerder plaats dan de rest van het verhaal. Ik zal in de eerste post nog even duidelijk aangeven dat het om de proloog gaat.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk verhaal! Ik hou van avontuurlijke verhalen in deze tijd ^_^

Je hebt het ergens over de avondklok die Fé hoort en daarna vertel je dat ze nog even naar buiten gaat. Misschien heeft in deze wereld de avondklok een andere betekenis, maar normaal als de avondklok gaat mag je de straat niet meer op :P Voor mij was het dus een beetje verwarrend dat ze toch naar buiten ging ;)

Verder vond ik het spannend en ik hoop dat je er mee verder gaat :) Ga zo door!
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”