Om te lachen
Geplaatst: 15 mei 2014 23:03
Dit verhaal is eigenlijk niet om te lachen. Misleidend, vind je niet?
Als je tips, opmerkingen, of andere dingen hebt die je wilt zeggen (moordbekentenissen, liefdesverklaringen, etc.), laat dan een bericht achter hieronder. Dat waardeer ik. I really do.
__________________________________________________________________________________
Ik liep op mijn vader af, met een papiertje in mijn hand.
“Ah, Ron! Wat is dat wat je daar in je hand hebt?” zei hij met een lach op zijn gezicht. Op dit moment was ik zijn favoriete kind. Hij had er ook maar een, maar als hij er meer had gehad, was ik op dit moment zijn favoriet.
Ik overhandigde hem het papier. Bovenaan stond de naam van mijn school, mijn naam, mijn klas, en nog wat andere informatie. Daaronder stond het woord eindrapport.
Ik zag de lach van zijn gezicht glijden. “Een vijf voor natuurkunde?” Ik wou antwoorden, maar op dat moment vervolgde hij: “Én een vijf voor scheikunde? Waar sláát dit op?” Ik was niet langer zijn favoriete kind meer, ook al had hij er maar een.
Ik haalde mijn schouders op. “Ligt me gewoon niet. Ik ga ondanks die onvoldoendes wel over, trouwens.”
“Hoe denk je óóit met zo’n rapport een baan in de vliegtuigindustrie te krijgen? Ik heb er keihard mijn best voor gedaan, en als jij dat niet ook doet gaat het je niet lukken!” schreeuwde hij. Ik negeerde dat maar. Hij schreeuwde wel vaker. Ik hoorde mijn moeder de trap aflopen.
“Ik wil niet eens in de vliegtuigindustrie. Jij wilt dat ik in de vliegtuigindustrie ga. Mij kan het niks schelen. Ik hoef niet zoals jij te zijn.” Voordat ik het besefte bevond ik me ten opzichte van de grond in een veel te scherpe hoek. In andere woorden, ik was aan het vallen. Mijn hoofd raakte het houten tafeltje dat achter me stond.
Ik hoorde de kamerdeur opengaan.
“Waarom deed je dat nou weer?”
Ik staarde naar het kopje thee dat voor me stond. Langzaam steeg er een damp van op. Rustig, in tegenstelling tot mijn moeder die voor me stond.
“Je wéét dat hij het niet kan hebben als je dat soort dingen zegt!” zei ze, om vervolgens een moment stil te vallen. “Je bent ook zo…” Ze schudde met haar hoofd.
Afmaken zou ze die zin nooit. Beginnen deed ze vaak met die zin, maar het einde bleef altijd verzwegen. Maar ik wist toch al hoe de zin ongeveer zou eindigen. Ik had het anderen vaak genoeg horen zeggen.
Debiel, vreemd, achterlijk, dom… Ga zo maar door. Het deed pijn. Maar wat misschien nog meer pijn deed, was het verzwegen einde van mijn moeders zin. Alsof ze niet wilde toegeven wat haar zoon was. Mijn zoon is niet debiel, mijn zoon is niet vreemd, mijn zoon is niet achterlijk… Maar zelfs mijn eigen moeder zou er uiteindelijk aan moeten toegeven.
“Mam…”
“Ja?”
Even stond ik op het punt het haar te vragen. Vragen haar de zin af te maken. Maar toen bedacht ik me. “Wil je nog wat thee voor me pakken?”
Ze glimlachte. “Denk je niet dat het beter is als we eerst die wond eens gaan verzorgen?”
Direct voelde ik een pijnsteek aan de achterkant van mijn hoofd. Oh ja. Ik mompelde instemmend.
“Mam. Waarom gaan we niet weg?” Mijn moeder, die ondertussen de EHBO-koffer had gepakt, stopte even, en keek me aan. Ze ademde in om te beginnen met praten, maar bedacht zich en richtte zich weer op de EHBO-koffer.
Zorgvuldig voerde ze alle stappen uit. Wond schoonmaken. Afdrogen. Gaasje overheen. Zo goed en zo kwaad als het ging, een pleister.
“Zo. Dat zit weer.” Ze lachte weer.
Ik keek haar aan. Ik had geen flauw idee waarom ze lachte. Er was niks om te lachen. Behalve mijn leven. Mijn hele bestaan.
Maar dat begreep ze niet. Ze begreep niet dat ik begreep dat mijn bestaan een grap was.
Als je tips, opmerkingen, of andere dingen hebt die je wilt zeggen (moordbekentenissen, liefdesverklaringen, etc.), laat dan een bericht achter hieronder. Dat waardeer ik. I really do.
__________________________________________________________________________________
Ik liep op mijn vader af, met een papiertje in mijn hand.
“Ah, Ron! Wat is dat wat je daar in je hand hebt?” zei hij met een lach op zijn gezicht. Op dit moment was ik zijn favoriete kind. Hij had er ook maar een, maar als hij er meer had gehad, was ik op dit moment zijn favoriet.
Ik overhandigde hem het papier. Bovenaan stond de naam van mijn school, mijn naam, mijn klas, en nog wat andere informatie. Daaronder stond het woord eindrapport.
Ik zag de lach van zijn gezicht glijden. “Een vijf voor natuurkunde?” Ik wou antwoorden, maar op dat moment vervolgde hij: “Én een vijf voor scheikunde? Waar sláát dit op?” Ik was niet langer zijn favoriete kind meer, ook al had hij er maar een.
Ik haalde mijn schouders op. “Ligt me gewoon niet. Ik ga ondanks die onvoldoendes wel over, trouwens.”
“Hoe denk je óóit met zo’n rapport een baan in de vliegtuigindustrie te krijgen? Ik heb er keihard mijn best voor gedaan, en als jij dat niet ook doet gaat het je niet lukken!” schreeuwde hij. Ik negeerde dat maar. Hij schreeuwde wel vaker. Ik hoorde mijn moeder de trap aflopen.
“Ik wil niet eens in de vliegtuigindustrie. Jij wilt dat ik in de vliegtuigindustrie ga. Mij kan het niks schelen. Ik hoef niet zoals jij te zijn.” Voordat ik het besefte bevond ik me ten opzichte van de grond in een veel te scherpe hoek. In andere woorden, ik was aan het vallen. Mijn hoofd raakte het houten tafeltje dat achter me stond.
Ik hoorde de kamerdeur opengaan.
“Waarom deed je dat nou weer?”
Ik staarde naar het kopje thee dat voor me stond. Langzaam steeg er een damp van op. Rustig, in tegenstelling tot mijn moeder die voor me stond.
“Je wéét dat hij het niet kan hebben als je dat soort dingen zegt!” zei ze, om vervolgens een moment stil te vallen. “Je bent ook zo…” Ze schudde met haar hoofd.
Afmaken zou ze die zin nooit. Beginnen deed ze vaak met die zin, maar het einde bleef altijd verzwegen. Maar ik wist toch al hoe de zin ongeveer zou eindigen. Ik had het anderen vaak genoeg horen zeggen.
Debiel, vreemd, achterlijk, dom… Ga zo maar door. Het deed pijn. Maar wat misschien nog meer pijn deed, was het verzwegen einde van mijn moeders zin. Alsof ze niet wilde toegeven wat haar zoon was. Mijn zoon is niet debiel, mijn zoon is niet vreemd, mijn zoon is niet achterlijk… Maar zelfs mijn eigen moeder zou er uiteindelijk aan moeten toegeven.
“Mam…”
“Ja?”
Even stond ik op het punt het haar te vragen. Vragen haar de zin af te maken. Maar toen bedacht ik me. “Wil je nog wat thee voor me pakken?”
Ze glimlachte. “Denk je niet dat het beter is als we eerst die wond eens gaan verzorgen?”
Direct voelde ik een pijnsteek aan de achterkant van mijn hoofd. Oh ja. Ik mompelde instemmend.
“Mam. Waarom gaan we niet weg?” Mijn moeder, die ondertussen de EHBO-koffer had gepakt, stopte even, en keek me aan. Ze ademde in om te beginnen met praten, maar bedacht zich en richtte zich weer op de EHBO-koffer.
Zorgvuldig voerde ze alle stappen uit. Wond schoonmaken. Afdrogen. Gaasje overheen. Zo goed en zo kwaad als het ging, een pleister.
“Zo. Dat zit weer.” Ze lachte weer.
Ik keek haar aan. Ik had geen flauw idee waarom ze lachte. Er was niks om te lachen. Behalve mijn leven. Mijn hele bestaan.
Maar dat begreep ze niet. Ze begreep niet dat ik begreep dat mijn bestaan een grap was.