De troepen van Minal
Geplaatst: 09 jun 2012 10:43
Hallo allemaal^^
Dit is het eerste stukje wat ik geschreven heb voor mijn nieuwe verhaal. Het speelt zich af in 3479 en de aarde is anders dan als we hem nu kennen. Drie meisjes, inmiddels vriendinnen moeten het zien te redden tot de stad Minal, waar de troepen zullen vertrekken. Dat moet wel snel, want de oorlog volgt hun op de hielen. Welke troepen? Welke oorlog? Tsja, dat komen jullie in de volgende stukjes te weten!
P.s laat vooral weten wat je er van vind!
De zon liet haar goudkleurige stralen voorzichtig over de wereld glijden. Het was ochtend, de planten waren nog vochtig van de dauw. Ik wilde opstaan maar mijn lichaam protesteerde. Die wilde nog doorslapen tot de zon fel boven mijn hoofd brandde, en ik wel wakker moest worden. Als ik tenminste niet wilde verbranden. Om mijn vermoeidheid nog eens duidelijk te maken, volgde een enorme geeuw. Ik wreef in mijn ogen, waardoor ik de wereld door een scherper oculair zag. Mijn ogen werden gestreeld door de schoonheid van de omgeving waarin ik me bevond; uitgestrekte bossen en meren. En nog driedimensionaal ook. Het licht figureerde als achtergrond, hier en daar door een ster versierd. Als ik mijn ogen volledig had scherpgesteld, kon ik zelfs Venus zien. Maar dan moest ik wel héél goed kijken. Terwijl ik aandachtig de omgeving bewonderde voelde ik iets in mijn zij kriebelen. Het waren de lange grassprieten, die me waarschuwde voor een ontwakende Nime. Ik gluurde over de grassprieten heen. Slaapdronken keek de kleine Nime om haarzelf heen, geteisterd door dezelfde vermoeidheid waaronder ik leed. En Lyvon hoogswaarschijnlijk ook. ‘Goeiemorgen’ fluisterde ik, alsof ik rekening moest houden met het geluidsvolume. Met het geluidsvolume misschien niet, wel met haar ochtendhumeur. Nime hief haar hoofd op. Haar ogen waren nog dik van de slaap, waar we helaas maar kort van genoten hadden. ‘Goeiemorgen’ fluisterde Nime terug. ‘Hoe laat is het?’. Ik keek op mijn horloge. ‘Vijf uur’. Ze zuchtte. ‘Is Lyvon al wakker’. Ze fluisterde nog steeds. Ik keek over de grassprieten aan mijn linkerzij. ‘Lyvon?’. Geen reactie. Aan haar houding te zien was ze nog diep in slaap. Ik teleporteerde mijn constatering naar mijn rechterzij.’Ze slaapt nog steeds’. Nime geeuwde. ‘De bofkont’.
Het gesprek had zich nog steeds fluisterend voortgezet. Ik wist dat Nime een bloedhekel had aan harde geluiden in de ochtend. Al zie ik praten niet echt als een ‘hard geluid’. Je kon maar beter het zekere voor het onzekere nemen betreft Nime’s humeur in de ochtend. Nime drukte de grassprieten die ons van elkaar afschermde opzij. Ze schoof iets mijn kant op, ter voorkoming van het terugveren van de sprieten. ‘We moeten zo maar eens verder gaan. Met dit tempo komen we nooit op tijd aan in Opheyi’. Ze had gelijk. We moesten ons tempo flink opschroeven wilden we Opheyi bereiken voor de troepen vertrokken. Mijn bedenkingen werden verstoord door mijn maag. De knorrende geluiden waren ook Lyvon opgevallen. ‘Goeiemorgen’ Lyvon drukte de grassprieten opzij. Net als Nime schoof ze mijn kant op. We zaten nu met z’n drieën in een driehoek alledrie moe en hongerig. Op dit moment overheerste het laatste. ‘Hebben jullie nog foodets?’ Vroeg ik op een klagende toon. Lyvon reikte naar haar tasje. Ze hield haar tasje ondersteboven. Wat troep viel op de grond, waaronder de foodets. Lyvon pakte drie gele pillen. ‘Hier, voor jullie allebei een. Dit zijn de laatste in ontbijtsmaak’. Ik hield mijn hand op, waarna ik gulzig de pil mijn mond in duwde. Een smaaksensatie van gebakken eieren met spek vulde mijn mond. Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe ook Nime en Lyvon ook de pil hadden ingeslikt, en van dezelfde sensatie leken te genieten. Al kauwend begon Lyvon te praten; ‘Zullen we ondertussen ons klaar maken voor de verdere tocht?’ Ze keek ons verwachtingsvol aan. Aan de manier waarop Nime naar Lyvon keek, kon ik zien dat ze te hard praatte voor dit tijdstip. Mijn mondhoeken krulde omhoog. Nog steeds die heerlijke smaak van eieren met spek.
‘Is iedereen klaar?’ zei Lyvon terwijl ze over het landschap uit keek. ‘Alsof ze de strijd ruikt’ porde Nime in mijn zij. Ik glimlachte. Lyvon kon helemaal in gedachten verzinken. Ik pakte mijn kompas uit mijn zak, en hield het zo stil mogelijk. Na de wijzertjes geanalyseerd te hebben, konden we vertrekken. Richting het Noorden,volgens het kompas. Terwijl Lyvon en ik duidelijk aanstalten tot vertrek maakte, bleef Nime staan. ‘Lopen we om het dal heen, of lopen we erdoor?’ Nime’s stem leek wat te bibberen, sporen van angst waren zichtbaar. Ondanks te vraag aan mij gesteld werd, voelde Lyvon zich de geroepene te antwoorden. ‘We lopen erdoor. Dat is sneller’. Ze keek Nime kritisch aan. ‘Waarom zouden we tijd verspillen om eromheen te lopen?’. Nime sloot haar ogen. Haar lippen bewogen, maar er kwam geen geluid uit. Ik had haar nog nooit zo gezien. ‘Gaat het Nime?’ Ik sloeg mijn arm om haar bibberende schouders.
Dit is het eerste stukje wat ik geschreven heb voor mijn nieuwe verhaal. Het speelt zich af in 3479 en de aarde is anders dan als we hem nu kennen. Drie meisjes, inmiddels vriendinnen moeten het zien te redden tot de stad Minal, waar de troepen zullen vertrekken. Dat moet wel snel, want de oorlog volgt hun op de hielen. Welke troepen? Welke oorlog? Tsja, dat komen jullie in de volgende stukjes te weten!
P.s laat vooral weten wat je er van vind!
De zon liet haar goudkleurige stralen voorzichtig over de wereld glijden. Het was ochtend, de planten waren nog vochtig van de dauw. Ik wilde opstaan maar mijn lichaam protesteerde. Die wilde nog doorslapen tot de zon fel boven mijn hoofd brandde, en ik wel wakker moest worden. Als ik tenminste niet wilde verbranden. Om mijn vermoeidheid nog eens duidelijk te maken, volgde een enorme geeuw. Ik wreef in mijn ogen, waardoor ik de wereld door een scherper oculair zag. Mijn ogen werden gestreeld door de schoonheid van de omgeving waarin ik me bevond; uitgestrekte bossen en meren. En nog driedimensionaal ook. Het licht figureerde als achtergrond, hier en daar door een ster versierd. Als ik mijn ogen volledig had scherpgesteld, kon ik zelfs Venus zien. Maar dan moest ik wel héél goed kijken. Terwijl ik aandachtig de omgeving bewonderde voelde ik iets in mijn zij kriebelen. Het waren de lange grassprieten, die me waarschuwde voor een ontwakende Nime. Ik gluurde over de grassprieten heen. Slaapdronken keek de kleine Nime om haarzelf heen, geteisterd door dezelfde vermoeidheid waaronder ik leed. En Lyvon hoogswaarschijnlijk ook. ‘Goeiemorgen’ fluisterde ik, alsof ik rekening moest houden met het geluidsvolume. Met het geluidsvolume misschien niet, wel met haar ochtendhumeur. Nime hief haar hoofd op. Haar ogen waren nog dik van de slaap, waar we helaas maar kort van genoten hadden. ‘Goeiemorgen’ fluisterde Nime terug. ‘Hoe laat is het?’. Ik keek op mijn horloge. ‘Vijf uur’. Ze zuchtte. ‘Is Lyvon al wakker’. Ze fluisterde nog steeds. Ik keek over de grassprieten aan mijn linkerzij. ‘Lyvon?’. Geen reactie. Aan haar houding te zien was ze nog diep in slaap. Ik teleporteerde mijn constatering naar mijn rechterzij.’Ze slaapt nog steeds’. Nime geeuwde. ‘De bofkont’.
Het gesprek had zich nog steeds fluisterend voortgezet. Ik wist dat Nime een bloedhekel had aan harde geluiden in de ochtend. Al zie ik praten niet echt als een ‘hard geluid’. Je kon maar beter het zekere voor het onzekere nemen betreft Nime’s humeur in de ochtend. Nime drukte de grassprieten die ons van elkaar afschermde opzij. Ze schoof iets mijn kant op, ter voorkoming van het terugveren van de sprieten. ‘We moeten zo maar eens verder gaan. Met dit tempo komen we nooit op tijd aan in Opheyi’. Ze had gelijk. We moesten ons tempo flink opschroeven wilden we Opheyi bereiken voor de troepen vertrokken. Mijn bedenkingen werden verstoord door mijn maag. De knorrende geluiden waren ook Lyvon opgevallen. ‘Goeiemorgen’ Lyvon drukte de grassprieten opzij. Net als Nime schoof ze mijn kant op. We zaten nu met z’n drieën in een driehoek alledrie moe en hongerig. Op dit moment overheerste het laatste. ‘Hebben jullie nog foodets?’ Vroeg ik op een klagende toon. Lyvon reikte naar haar tasje. Ze hield haar tasje ondersteboven. Wat troep viel op de grond, waaronder de foodets. Lyvon pakte drie gele pillen. ‘Hier, voor jullie allebei een. Dit zijn de laatste in ontbijtsmaak’. Ik hield mijn hand op, waarna ik gulzig de pil mijn mond in duwde. Een smaaksensatie van gebakken eieren met spek vulde mijn mond. Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe ook Nime en Lyvon ook de pil hadden ingeslikt, en van dezelfde sensatie leken te genieten. Al kauwend begon Lyvon te praten; ‘Zullen we ondertussen ons klaar maken voor de verdere tocht?’ Ze keek ons verwachtingsvol aan. Aan de manier waarop Nime naar Lyvon keek, kon ik zien dat ze te hard praatte voor dit tijdstip. Mijn mondhoeken krulde omhoog. Nog steeds die heerlijke smaak van eieren met spek.
‘Is iedereen klaar?’ zei Lyvon terwijl ze over het landschap uit keek. ‘Alsof ze de strijd ruikt’ porde Nime in mijn zij. Ik glimlachte. Lyvon kon helemaal in gedachten verzinken. Ik pakte mijn kompas uit mijn zak, en hield het zo stil mogelijk. Na de wijzertjes geanalyseerd te hebben, konden we vertrekken. Richting het Noorden,volgens het kompas. Terwijl Lyvon en ik duidelijk aanstalten tot vertrek maakte, bleef Nime staan. ‘Lopen we om het dal heen, of lopen we erdoor?’ Nime’s stem leek wat te bibberen, sporen van angst waren zichtbaar. Ondanks te vraag aan mij gesteld werd, voelde Lyvon zich de geroepene te antwoorden. ‘We lopen erdoor. Dat is sneller’. Ze keek Nime kritisch aan. ‘Waarom zouden we tijd verspillen om eromheen te lopen?’. Nime sloot haar ogen. Haar lippen bewogen, maar er kwam geen geluid uit. Ik had haar nog nooit zo gezien. ‘Gaat het Nime?’ Ik sloeg mijn arm om haar bibberende schouders.