De droomwandelaar
Geplaatst: 23 jun 2012 19:56
Hoi allemaal! Ik plaats elke dag een hoofstuk van mijn boek 'De droomwandelaar' en zou graag willen weten wat jullie ervan vinden! Alvast bedankt!
De Droomwandelaar
Deel 1.
1. Helena
Ik bevindt mij in een prachtige wereld. Er staan honderden bomen met roze gekleurde bladeren in een groene vlakte die oneindig door lijkt te lopen. De schoonheid is mooier dan ik ooit zou kunnen bevatten. Ik frons, ik zou nooit hierover dromen. Waarom nu wel? Ik sluit mijn open en beeld me in dat de bomen verdwijnen en dat alleen nog het gras te zien is. Ik open mijn ogen en zie dat de bomen met een enorme tegenstand weg schemeren. Iets werkt mij tegen. De aanwezigheid van de ander is nu groter en als ik voor mij uit kijk zie ik dat er nog een boom staat. Deze boom is,ondanks dat hij ver wegstaat, overduidelijk groter en mooier dan de andere. Ik schudt mijn hoofd. Het is onmogelijk dat de boom er nog staat. Dit zou absoluut niet mogen gebeuren. Sinds wanneer kan ik mijn eigen wereld niet beheersen? Ik knars gefrustreerd met mijn tanden over elkaar en besluit ik om de aanwezigheid van de ander op te zoeken. Ik sluit mijn ogen en door mijn wilskracht verplaats ik me naar de grote boom. Als ik mijn ogen weer open torent de boom hoog boven mij uit. Langs de boom zie ik een jongen zitten. "wie ben jij?" Hij kijkt verrast op. "Jij kan mij zien?" Het is meer een retorische vraag dan wat dan ook. "Is dat niet overduidelijk? Zou ik tegen jou praten als ik je niet kon zien?" vraag ik een klein beetje met spot. De jongen kijkt mij onderzoekend aan. "Wat doe jij hier?" Hij hoort hier niet te zijn en het jaagt mij angst aan. Nog nooit eerder heb ik een situatie hier niet kunnen beïnvloeden en nu is hier iemand die zich nestelt in mijn dromen. Ik voel hoe zijn energie om mij heen vloeit en mij probeert te beïnvloeden. Ik schudt het gevoel van mij af en duw zijn energie terug. Op zijn gezicht is de verrassing te lezen als hij omver wordt geblazen door de kracht. Ik herhaal mijn vraag. "Ik droomsprong." Droomsprong? Wat is dat in godennaam? "Wat?" De jongen ziet er eerlijk uit, maar als hij in mijn wereld kan komen kan hij ook vast goed liegen. De jongen fronst nu en zegt:" Droomspringen, jeweetwel, van de ene droom naar de andere droom springen." Nee, ik heb geen idee waar hij het overheeft. "Jij bent toch een van ons?" Een van ons? Nee, dat ben ik absoluut niet. "Waar heb jij het over?" vraag ik verbijsterd aan hem.
Zijn lach galmt over de groene weide heen en terwijl hij lacht ontspringen er verschillende bloemen uit de grond. Het komt overduidelijk door hem. "Hou daarmee op!" roep ik boos. Ik stomp een keer kwaad met mijn voeten en hij houdt op. Op zijn gezicht ligt een grijns die ik het liefste er af zou vegen. Maar ik ben bang. Ik ben nog nooit iemand of iets tegen gekomen die macht heeft over mijn droomwereld. "Ik wil dat je hier weggaat. " zeg ik streng. Zijn grijns verdwijnt en er trekt een sombere blik over zijn gezicht. "Je hebt geen idee wat je bent." Zijn woorden lijken uit zijn mond te struikelen. "Het maakt mij niet uit. Zolang jij maar gaat." "Wat is je naam?" vraagt hij, maar ik geef hem geen antwoord. Ik kijk hem recht aan in zijn diepblauwe ogen en zeg:" Jij vertrekt nu." Het is alsof ik magische woorden zeg, want hij verdwijnt in een luttele seconde. Insluit mijn ogen en voel zijn aanwezigheid niet langer. Om mij heen breekt de droom zich langzaam af net zolang totdat er niets meer over blijft.
De Droomwandelaar
Deel 1.
1. Helena
Ik bevindt mij in een prachtige wereld. Er staan honderden bomen met roze gekleurde bladeren in een groene vlakte die oneindig door lijkt te lopen. De schoonheid is mooier dan ik ooit zou kunnen bevatten. Ik frons, ik zou nooit hierover dromen. Waarom nu wel? Ik sluit mijn open en beeld me in dat de bomen verdwijnen en dat alleen nog het gras te zien is. Ik open mijn ogen en zie dat de bomen met een enorme tegenstand weg schemeren. Iets werkt mij tegen. De aanwezigheid van de ander is nu groter en als ik voor mij uit kijk zie ik dat er nog een boom staat. Deze boom is,ondanks dat hij ver wegstaat, overduidelijk groter en mooier dan de andere. Ik schudt mijn hoofd. Het is onmogelijk dat de boom er nog staat. Dit zou absoluut niet mogen gebeuren. Sinds wanneer kan ik mijn eigen wereld niet beheersen? Ik knars gefrustreerd met mijn tanden over elkaar en besluit ik om de aanwezigheid van de ander op te zoeken. Ik sluit mijn ogen en door mijn wilskracht verplaats ik me naar de grote boom. Als ik mijn ogen weer open torent de boom hoog boven mij uit. Langs de boom zie ik een jongen zitten. "wie ben jij?" Hij kijkt verrast op. "Jij kan mij zien?" Het is meer een retorische vraag dan wat dan ook. "Is dat niet overduidelijk? Zou ik tegen jou praten als ik je niet kon zien?" vraag ik een klein beetje met spot. De jongen kijkt mij onderzoekend aan. "Wat doe jij hier?" Hij hoort hier niet te zijn en het jaagt mij angst aan. Nog nooit eerder heb ik een situatie hier niet kunnen beïnvloeden en nu is hier iemand die zich nestelt in mijn dromen. Ik voel hoe zijn energie om mij heen vloeit en mij probeert te beïnvloeden. Ik schudt het gevoel van mij af en duw zijn energie terug. Op zijn gezicht is de verrassing te lezen als hij omver wordt geblazen door de kracht. Ik herhaal mijn vraag. "Ik droomsprong." Droomsprong? Wat is dat in godennaam? "Wat?" De jongen ziet er eerlijk uit, maar als hij in mijn wereld kan komen kan hij ook vast goed liegen. De jongen fronst nu en zegt:" Droomspringen, jeweetwel, van de ene droom naar de andere droom springen." Nee, ik heb geen idee waar hij het overheeft. "Jij bent toch een van ons?" Een van ons? Nee, dat ben ik absoluut niet. "Waar heb jij het over?" vraag ik verbijsterd aan hem.
Zijn lach galmt over de groene weide heen en terwijl hij lacht ontspringen er verschillende bloemen uit de grond. Het komt overduidelijk door hem. "Hou daarmee op!" roep ik boos. Ik stomp een keer kwaad met mijn voeten en hij houdt op. Op zijn gezicht ligt een grijns die ik het liefste er af zou vegen. Maar ik ben bang. Ik ben nog nooit iemand of iets tegen gekomen die macht heeft over mijn droomwereld. "Ik wil dat je hier weggaat. " zeg ik streng. Zijn grijns verdwijnt en er trekt een sombere blik over zijn gezicht. "Je hebt geen idee wat je bent." Zijn woorden lijken uit zijn mond te struikelen. "Het maakt mij niet uit. Zolang jij maar gaat." "Wat is je naam?" vraagt hij, maar ik geef hem geen antwoord. Ik kijk hem recht aan in zijn diepblauwe ogen en zeg:" Jij vertrekt nu." Het is alsof ik magische woorden zeg, want hij verdwijnt in een luttele seconde. Insluit mijn ogen en voel zijn aanwezigheid niet langer. Om mij heen breekt de droom zich langzaam af net zolang totdat er niets meer over blijft.