Waking Up is Harder When You Wanna Die
Geplaatst: 23 jul 2012 23:58
Owkee, voordat jullie hele rare dingen (nog raardere dingen dan nu
) van me gaan denken, nee, dit is niet iets wat ik zelf van plan ben om te gaan doen. Ik was Elizabeth on the Floor aan het luisteren van the Eels (http://www.youtube.com/watch?v=eS2ipWNm9Fw) en dat is een heel mooi, maar wel heel triest liedje. Dus werd ik er zelf een beetje triest van en dacht: ah, dat kan ik handig gebruiken! Ben lekker praktisch xD
Maar ik had al een tijdje een deel van een plot in mijn hoofd van een verhaal wat hier -nog- niet staat en daar kwam dit stukje voorbij. En nu kon ik het goed uitschrijven.
Eigenlijk is de rest van het verhaal een fantasy-verhaal (het zou toch weer niet xD), maar op een of andere manier vond ik het niet in de Poort naar een andere wereld passen. Nergens eigenlijk. Dus zet ik hem hier neer^^
De titel is trouwens een zin uit het liedje, dus de credits gaan daarvoor geheel naar the Eels, maar ik vond het eigenlijk wel bij dit stukje passen.
Genoeg gepraat, hier is het stukje:
~~
Bloed druppelt van mijn polsen op de vloer. Ik staar ernaar. Verdoofd. Gefascineerd. Mijn hartslag bonkt in mijn keel, mijn hoofd, mijn polsen. Jaagt het bloed naar buiten, het is niet langer meer welkom in mijn lichaam. Ik stroom leeg.
Tranen maken mijn wangen nat. Machteloos verdriet. Ik kan er niets mee oplossen.
Ik staar naar mijn polsen, zie hoe mijn handen beginnen te trillen. Mijn kracht vloeit als een rode vloed uit me. Er is geen spoor van de onreinheid te vinden die zich diep in mij nestelt. Toch voel ik het kruipen, wriemelen door mijn aderen. Een vervloekte erfenis die ik nu uitdoof.
Had ik alles kunnen voorkomen? Waar ligt in alles mijn eigen schuld? Het is een lijn die zoveel grijze tinten heeft dat ze naadloos in elkaar overvloeien. Het enige dat ik weet is dat ik eindelijk de moed heb gevonden om een einde aan alles te maken. De zieldiepe pijn. De woede. Haat.
Mijn hoofd voelt te zwaar aan voor mijn nek. Zonder dat ik het wil klapt hij achterover tegen de muur aan. Doffe pijn bonkt door mijn achterhoofd en verdwijnt in het donzige deken dat om mijn geest ligt.
Mijn lichaam zakt in elkaar. Ik glimlach. De koelte van de vloer tegen mijn wang voelt alsof de dood me al langzaam aan de hand meevoert.
Ik had nooit verwacht dat het zo vredig zou zijn. De gezichten van mijn dode dierbaren had ik nooit kalm zien staan. Misschien omdat ze hun eigen plek van dood niet konden kiezen. Het is een zeldzaam geschenk.
Een bleek gezicht komt mijn vervagende gezichtsveld indrijven. Haar stem golft om me heen, de woorden onverstaanbaar. Ik glimlach naar haar. Met moeite lukt het me mijn pols op te tillen. Riviertjes bloed trekken lijnen tot aan mijn ellenboog. Mooi donkerrood.
“Kijk,” zeg ik met een tong die de woorden niet meer goed willen vormen, “rood. Niet zwart.”
Ik wil nog meer zeggen, maar mijn tong ligt te zwaar in mijn mond. Vermoeidheid slaat als een golf over me heen. Ik sluit mijn ogen en laat me wegzakken in de verlossende duisternis. Mijn geest lost op, valt uit elkaar. Bijna…
Warmte dringt binnen en herinnert me aan het zware lichaam dat van mij is. Mijn hart slaat opeens een stuk regelmatiger en pompt nieuw bloed door mijn aderen. De verdoving dringt langzaam naar achteren en alarmeert me voor wat er gebeurt.
Nee…
Ik beveel mijn oogleden om omhoog te gaan. Een bekend gezicht hangt boven me, de ogen gesloten in opperste concentratie. Warmte wikkelt zich als een deken om mijn polsen en trekt gerafelde randen naar elkaar toe.
Nee.
Tranen van eeuwige onmacht stromen over mijn wangen. Ik probeer mijn polsen terug te trekken om mijn leven te verliezen, maar mijn kracht laat me voor de zoveelste keer in de steek. De warmte rukt ongehinderd op.
“Laat me gaan,” jammer ik, te wanhopig om me nog sterk te houden, “ik wil niet meer. De wereld doet me zoveel pijn. Ik geef het op.”
Zijn ogen gaan open en de opmars stopt. Hij neemt me op; twijfel ontstaat op zijn gezicht, samen met medelijden waarvan ik niet had gedacht dat hij het zou kunnen hebben. Het is ook niet voor lang. Zijn ogen verhardden en hij sluit ze weer.
Nee!
De warmte hervat de aanval. Met elke hartslag voel ik het leven in me terugvloeien, samen met de pijn die ik nooit zal kunnen genezen. Ik huil tranen van machteloos verdriet.

Maar ik had al een tijdje een deel van een plot in mijn hoofd van een verhaal wat hier -nog- niet staat en daar kwam dit stukje voorbij. En nu kon ik het goed uitschrijven.
Eigenlijk is de rest van het verhaal een fantasy-verhaal (het zou toch weer niet xD), maar op een of andere manier vond ik het niet in de Poort naar een andere wereld passen. Nergens eigenlijk. Dus zet ik hem hier neer^^
De titel is trouwens een zin uit het liedje, dus de credits gaan daarvoor geheel naar the Eels, maar ik vond het eigenlijk wel bij dit stukje passen.
Genoeg gepraat, hier is het stukje:
~~
waking up is harder when you wanna die
Bloed druppelt van mijn polsen op de vloer. Ik staar ernaar. Verdoofd. Gefascineerd. Mijn hartslag bonkt in mijn keel, mijn hoofd, mijn polsen. Jaagt het bloed naar buiten, het is niet langer meer welkom in mijn lichaam. Ik stroom leeg.
Tranen maken mijn wangen nat. Machteloos verdriet. Ik kan er niets mee oplossen.
Ik staar naar mijn polsen, zie hoe mijn handen beginnen te trillen. Mijn kracht vloeit als een rode vloed uit me. Er is geen spoor van de onreinheid te vinden die zich diep in mij nestelt. Toch voel ik het kruipen, wriemelen door mijn aderen. Een vervloekte erfenis die ik nu uitdoof.
Had ik alles kunnen voorkomen? Waar ligt in alles mijn eigen schuld? Het is een lijn die zoveel grijze tinten heeft dat ze naadloos in elkaar overvloeien. Het enige dat ik weet is dat ik eindelijk de moed heb gevonden om een einde aan alles te maken. De zieldiepe pijn. De woede. Haat.
Mijn hoofd voelt te zwaar aan voor mijn nek. Zonder dat ik het wil klapt hij achterover tegen de muur aan. Doffe pijn bonkt door mijn achterhoofd en verdwijnt in het donzige deken dat om mijn geest ligt.
Mijn lichaam zakt in elkaar. Ik glimlach. De koelte van de vloer tegen mijn wang voelt alsof de dood me al langzaam aan de hand meevoert.
Ik had nooit verwacht dat het zo vredig zou zijn. De gezichten van mijn dode dierbaren had ik nooit kalm zien staan. Misschien omdat ze hun eigen plek van dood niet konden kiezen. Het is een zeldzaam geschenk.
Een bleek gezicht komt mijn vervagende gezichtsveld indrijven. Haar stem golft om me heen, de woorden onverstaanbaar. Ik glimlach naar haar. Met moeite lukt het me mijn pols op te tillen. Riviertjes bloed trekken lijnen tot aan mijn ellenboog. Mooi donkerrood.
“Kijk,” zeg ik met een tong die de woorden niet meer goed willen vormen, “rood. Niet zwart.”
Ik wil nog meer zeggen, maar mijn tong ligt te zwaar in mijn mond. Vermoeidheid slaat als een golf over me heen. Ik sluit mijn ogen en laat me wegzakken in de verlossende duisternis. Mijn geest lost op, valt uit elkaar. Bijna…
Warmte dringt binnen en herinnert me aan het zware lichaam dat van mij is. Mijn hart slaat opeens een stuk regelmatiger en pompt nieuw bloed door mijn aderen. De verdoving dringt langzaam naar achteren en alarmeert me voor wat er gebeurt.
Nee…
Ik beveel mijn oogleden om omhoog te gaan. Een bekend gezicht hangt boven me, de ogen gesloten in opperste concentratie. Warmte wikkelt zich als een deken om mijn polsen en trekt gerafelde randen naar elkaar toe.
Nee.
Tranen van eeuwige onmacht stromen over mijn wangen. Ik probeer mijn polsen terug te trekken om mijn leven te verliezen, maar mijn kracht laat me voor de zoveelste keer in de steek. De warmte rukt ongehinderd op.
“Laat me gaan,” jammer ik, te wanhopig om me nog sterk te houden, “ik wil niet meer. De wereld doet me zoveel pijn. Ik geef het op.”
Zijn ogen gaan open en de opmars stopt. Hij neemt me op; twijfel ontstaat op zijn gezicht, samen met medelijden waarvan ik niet had gedacht dat hij het zou kunnen hebben. Het is ook niet voor lang. Zijn ogen verhardden en hij sluit ze weer.
Nee!
De warmte hervat de aanval. Met elke hartslag voel ik het leven in me terugvloeien, samen met de pijn die ik nooit zal kunnen genezen. Ik huil tranen van machteloos verdriet.