The Girl form LA
Geplaatst: 14 aug 2012 21:21
Ik weet niet echt goed waar dit verhaal past, dus ik dump het maar hier.
Hoop dat iedereen hm leuk vind.
The Girl from LA
Het vuur greep om zich heen, ik zat gevangen. Buiten wachtte een moordenaar op me, binnen zou het vuur me verslinden. Ik had geen keus, ik zou streven. Langzaam drong het tot me door. Ik ging streven, dood. Gek genoeg voelde ik geen paniek, of wanhoop. Ik ging dood. En wat maakte het nu ook nog uit? Ik had gen rede meer om te vechten, om in leven te willen blijven. Ik had iedereen van wie ik hield gekwetst, gekweld en er voor gezorgd dat ze me nooit meer wilde zien. Ze verachtte me.
Ik was al dood, tot in het diepste van mijn ziel.
1
ANNA
De auto stopte voor een groot, wit houten huis aan de rand van Portland. Mijn huis. De lichten waren al uit, mijn ouders sliepen al. Zo, in de lichten van de SUV leek het wel een spookhuis. Quinn omhelsde me even voordat ik uitstapte.
‘Tot maandag.’
Ik zwaaide nog even, en toen was ze weg. Ik werd omhuld door duisternis. Ik keek de straat door, maar ook de buren sliepen al. Niet gek, op een zondag avond rond half een sliepen de mensen in deze wijk al. Keurig, netjes, zoals het hoorde. Zoals Jezus dat bedoeld had zondag, rustdag. Ofzo. Ik lette nooit op in de kerk.
Zo zacht als ik kon maakte ik de voordeur open, schopte mijn schoenen uit en sloop de trap op. Dat laatste mislukte. Het kraken van de trap leek in de stilte van de nacht wel geweerschoten. Als mijn vader nou maar niet wakker werd. Ik hield mijn adem in en luisterde. Het was stil, te stil. O, nee, hij is wakker! Wat moest ik doen. Mijn vader zou woedend, wat zeg ik, ziedend worden als hij hij merkte dat ik stiekem het huis uit was geslopen op een zondag nacht. Een schande zou het zijn. Ik wilde niet nog eens maanden huisarrest. Opeens hoorde ik een alles overweldigend geluid en ik schrok me dood. Het duurde een paar seconden voordat ik besefte dat dat geluid mijn vaders gesnukr was. Gelukkig, hij sliep nog. Op mijn tenen sloop ik verder de trap op en verdween in mijn kamer. Ik kleede me uit en stapte met make up en al mijn bed in. Nog geen vijf minuten later sliep ik.
Ik had het zelfde soord droom als altijd, al was ik er niet meer zo van overtuigd dat het een droom was. Als altijd bevond ik me in het donker. Donker, duisters, verder niks. Geen tijd, geen ruimte, alleen maar donker. De duisternis was niet verstikkend of beangstigend. Het was gewoon leegte, omdat hier niets hoefde te zijn. Het was zoals het was. Volkomen logisch voor mij. Toen verscheen er een gedaante. Altijd verscheen er een gedaante, een mens. Deze keer was het een bleek maar mooi meisje. Ze had donker haar, met pastelblauwe puntjes die haar ogen deden oplichten. Haar ogen… Eerst dacht ik dat ze bruingroen waren, maar toen ik beter keer bleken ze meer blauw dan bruin te bevatten. Ze deden me denken aan de zee en de meren hier in Maine.
‘Je moet me helpen.’ Zei ze angstig.
‘Hoe?’ Dacht ik. Het was alsof ik sprak met mijn gedachten.
‘Je moet mijn zusje waarschuwen. Ze is in gevaar, ze komen haar halen!’
‘Wie is je zusje?’ Ik wilde haar wel helpen, maar ik moest meer weten.
‘Ze he -’
Met een ruk kwam ik over eind. Met een dringen gepiep gaf de wekker aan dat het allang tijd was om op te staan.
OLIVIA
Volgens de weerman op CNN was het een goed begin van de zomer in Portland. 22 graden met een zachte bries uit het noorden, warmer dan ooit. 22 graden. Ik snoof. Dat was geen begin van de zomer, dat was het begin van een ijstijd. 22 graden, hoe kon die man dat zomer noemen. En die bries uit het noorden, wat waarschijnlijk een halve storm zou worden, maakte het er niet veel beter op. Het was verdomme mei, en ik moest nog een lange broek, een shirt met lange mouwen en een jás aan.
De weerman liet een schema zien voor het weer van de komende dagen. Het werd alleen maar slechter. Dinsdag 20, woensdag 19 en donderdag 16 graden. 16 graden, ik moest zowaar een winterjas gaan aanschaffen. De weerman wenste alle kijkers een fijne dag en de reclames begonnen.
‘Klootzak, met je 16 graden.’ Als het nou ook nog ging regenen, nam ik serieus een enkeltje terug naar LA.
Met een gekwelde zucht pakte ik mijn leren schoudertas vol boeken en autosleutels en ging op weg naar school.
De school was net buiten het centrum van Portland, de grootste stad in de staat Maine. Het had ongeveer 64.000 inwoners, de illegalen mee geteld. Ik vond Portland serieus een van de meest lelijke steden ter wereld. Van de naam tot de gebouwen, het was allemaal walgelijk. Het was dat ik geen andere keuze had, anders was ik hier nooit naartoe gegaan.Op de parkeerplaats van Casco Bay High School – belachelijke naam – was het druk, iedereen wilde zo te zien buiten zijn om te genieten van “het mooie weer”. Er was helemaal niks moois aan dit weer. De zon scheen, maar daar was alles ook wel mee gezegd. Tot mijn verwondering liepen er zelfs een paar meisjes in een korte broek. Een korte broek, mens, wilde je veranderen in een ijspegel? Ik zal de mensen hier echt nooit begrijpen.
Ik liep het schoolgebouw in. Nieuwe school, nieuwe mensen, nieuw begin en natuurlijk staarde iedereen me aan. Zij waren nieuwe voor mij, ik was nieuw voor hen. Toch kende iedereen me al binnen een paar minuten. Het meisje wat hier niet thuis hoorde, nieuweling. Dat was ik. Jep, i'm screwed.
Zonder iemand aan te kijken liep ik de receptie binnen. Ze zaten al op mij te wachten.
'Olivia Marrow?' Zei een blonde vrouw, die een wanhopige - mislukte - poging had gedaan om er als Barbie uit te zien op haar minimaal vijftig jarige leeftijd. Het. Zag. Er. Niet. Uit.
Ik knikte. De vrouw keek niet op en tikte wat in op de computer voor haar.
'En je zus Silvester komt er ook nog aan?' Ze bleef tikken terwijl ik verstijfde. Verkeerde onderwerp. Mijn zus, Sil… Ik wilde er niet aan denken, niet nu, niet op mijn eerste dag. De beelden van de afgelopen maand schoten in een paar seconden voor mijn ogen voorbij. Ik knipperde, probeerde ze te vergeten. Niet dat dat kon, het was voor eeuwig gebrandmerkt in mijn brein. Nee, niet aan denken. Ik werd weer rustiger. De vrouw keek me gelukkig niet aan.
'Ze komt niet.’
‘Had ze dat niet wat eerder kunnen melden?’ Mopperde Barbie. Ik had zin om haar plastic gezicht te verbouwen tot een aardappel. Jezus, wat haatte ik dat mens.
‘Er is wat tussen gekomen.' Zei ik dreigend. Het was niet mijn bedoeling om te dreigen – of misschien toch wel -, ik wilde gewoon dat ze haar kop hield over mijn zus.
'Hm, oke.' Mislukte Barbie nam niet eens de moeite om op te kijken van haar computer. Ik hoorde haar hartslag, iets hoger dan normaal, maar niet hoog genoeg om er problemen me te krijgen. Het kwam waarschijnlijk door haar overgewicht. Haar lichaam zou er wel gewoon aan gewend zijn. Ze was niet geschrokken. Ik had mezelf niet verraden.
'Hier is je rooster.' Ik nam het uitgestoken papiertje van Barbie aan - die nog steeds geen moeite deed om me aan te kijken, onbeschoft stuk verdriet.
Ik bekeek mijn rooster en wachtte tot Barbie nog iets wilde zeggen. Het bleef stil.
'Moet ik nog terug komen aan het einde van de dag ofzo?' Vroeg ik tegen mijn zin, vurig hopend op dat ze nee zou zeggen.
'Alleen als er problemen zijn.'
En zo kwam er een einde aan ons gesprek. Ik zorgde er op mijn eerste dag wel voor dat er geen problemen zouden zijn. En zelfs als er problemen zouden zijn, zou ik nog niet naar Barbie toe gaan.
Zonder verder nog iets te zeggen liep ik de kamer uit, naar mijn eerste les.
Dat was Economie. Ik hoefde godzijdank niet mezelf voor te stellen voor de klas. Mr Camerons - een niet zo lelijke twintiger met donkerbruin haar en helderblauwe ogen; het soort leraar waarvan menig meisje bijles wilde hebben, ook al had ze het niet nodig - zei alleen aan het begin mijn naam en dat ik nieuw was. Voor een paar akelige seconden werd ik door mijn hele klas aangestaard. Ze keken, maakte hun eerste indruk over mij. Ik hoorde hier en daar gefluister, ongetwijfeld over mij.
Gelukkig begon Camerons snel met de les waardoor alle nieuwsgierige blikken gedwongen naar het bord moesten kijken. Ik mocht die man wel.
Dat was dan ook het enige goede aan de les, de leraar. In Los Angeles – het mooie, zonnige LA waar het nu wél warm was - volgde ik zoiets als Economie voor dummy’s. Maar door mijn gebrek aan vrije tijd - oke, ik deed gewoon niks en ging liever surfen met vrienden dan huiswerk maken - liep ik zelfs daar mee achter. Hier bleken ze nog verder te zijn met de stof: ik snapte er niks van. Maar aangezien ik nog steeds "dat nieuwe kind" was, wilde ik niets vragen. Niet op mijn eerste dag. Gelukkig werden er geen vragen aan mij gesteld.
Camerons werd definitief mijn favoriete leraar toen hij aan het einde van de les zei dat ik het opgegeven huiswerk nog niet hoefde te maken; hij had de vorige les al van alles over het onderwerp uitgelegd en de kans was groot dat ik het niet snapte, al mocht ik het natuurlijk wel proberen.
Mijn volgende les was Spaans. Alsof het zo moest zijn, was ook deze keer de Spaanse docente een heks. Volgens mij staat dat standaard de vacaturen voor spaanse docent, dat je streng, gemeen en het liefst ook nog klein moest zijn. Deze vrouw voldeed aan alle eisen.
Ik moest voor de klas staan en mezelf voorstellen. Alsof mijn naam en mijn vorige - geweldige, bruisende en vooral zonnige - woonplaats niet genoeg was, moest ik ook nog over mijn familie vertellen. Of ik broers of zussen had, of mijn ouders gescheiden waren, welke sport ik beoefende en natuurlijk of ik een vriendje had. Allemaal dingen die niemand hoefde te weten. Toen ik niets zei begon dat mens me ook nog eens aan te dringen. Ik moest wel. Kutwijf.
'Ik woon alleen met mijn vader, in LA surfte ik en nee, ik heb geen vriendje.' Ben ik nu klaar? Dit waren al zestien woorden te veel over mijn leven en ik was niet van plan meer te zeggen. Gelukkig mocht ik gaan zitten.
Spaans was niet zo moeilijk, maar dat mens bleef me maar vragen stellen, en dan natuurlijk net die vragen die ik niet wist. De bel was een ware verlossing.
De rest van de dag ging snel voorbij. In de pauze werd ik aangesproken door een paar mensen en al snel maakte ik vrienden. De lessen en docenten waren verder niet vreselijk - niet in vergelijking met de heks van Spaans - maar Camerons bleef toch mijn favoriet.
Ik liep met een meisje dat Steffanie heette - lang bruin haar, grote blauwe ogen en net iets groter dan mij- naar gym. Ze vertelde me over Portland, over het winkelcentrum en de leuke jongens die tot haar spijt allemaal al bezet waren. Ik luisterde maar half. Het zou allemaal wel leuk zijn, maar als je eenmaal LA gewend was, was je niet snel onder de indruk van een centrum met meer dan 10 kledingwinkels.
'Je komt toch uit Los Angeles?'
'LA, ja.'
'Vet...' Verzuchtte Steffanie. 'Daar heb ik nou altijd al heen gewild...'
Ik zuchtte even. 'Ja, het is ook vet. Altijd zon, uitgestrekte stranden, elke dag surfen.' Ja, mijn leven was daar perfect, op een paar kleine details na. Details die later een hoofdrol speelde in mijn leven, de rede dat ik was verhuist.
We waren bij het gymlokaal beland. Ik had het niet zo op gym, het verraadde me, liet zien wat ik was. Ik moest me altijd inhouden.
Steffanie praatte maar door over Portland terwijl we ons omkleedde. De andere meisjes in de kleedkamer luisterde aandachtig met ons nogal eenzijdige gesprek mee.
Met een halflange joggingbroek en een strak shirtje liep ik uiteindelijk de gymzaal in. Zo te zien gingen we zaalvoetballen. Geen ramp voor mij.
Toen de meeste mensen binnen waren, en ik me - tegen mijn wil, de meeste kende me nu toch al - had voorgesteld, deelde de leraar ons op in drie teams. Mijn team bestond uit Steffanie, Lissa (vriendin van Steffanie), een meisje met sluik blond haar genaamd Kelly en drie jongens.
We zaten als eerste op de bank, zodat ik mooi de tijd had om het spel van mijn tegenstander te bestuderen. In LA had ik een Braziliaanse vriendin op school gehad die een groot fan was van voetbal. Ze had me alle regels uit gelegd (buiten spel, penalty's, etc) en we waren zelfs naar een Braziliaanse kroeg geweest om het Braziliaanse elftal te zien spelen (via de tv). Beste kroeg ever. Sinds dien speelde we vaak straatvoetbal, ik was er redelijk goed in, maar de meeste mensen waren wel beter dan mij.
Hier in de gymzaal probeerde de leraar de wedstrijd net zo te laten verlopen als een echte voetbalwedstrijd, volgens de officiële regels. Hij legde de regels een voor een uit, maar dan zo dat zelf ik het niet helemaal kon volgen. Hij was duidelijk ongeschikt voor het beroep lesgeven. Toen een blond - dom - populair meisje voor de zoveelste keer zei dat ze het begrip buitenspel niet snapte, gaf de leraar het eindelijk op.
De meeste jongens konden wel een beetje overweg met een bal, maar het stelde niet veel voor.
Het team wat tegen het blondje speelde hadden duidelijk een strategie: van achter de bal zo ver mogelijk in een keer naar voren spelen en dan scoren. Leuk bedacht, maar het middenveld werd daardoor onoplettend, een zwak punt. Drie kwart van de ballen waren dan ook buitenspel. De leraar at zowat zijn schoen op.
Ik keek naar de jongen die achter in het doel stond. Hij was me nog niet eerder opgevallen, waarschijnlijk omdat hij later binnen was gekomen. Zijn zwarte haren die tot zijn strakke kaaklijn rijkte hingen sluik voor zijn hoekige gezicht. Hij keek me opeens aan, ik hield mijn adem in. Vanaf hier kon ik hem ruiken en hij stonk. En niet zo’n beetje ook. Ik trok mijn neus op en keek weg. Getver. Hij stonk als een hond. Hond... Waarom kwam dat nou weer in me op. Mensen stonken naar hond, maar niet als hond... Opeens realiseerde ik me het. Hij was een weerwolf.
Met een ruk keek ik hem weer aan. Hij staarde terug, fronste. Ik keek diep in zijn groene ogen, vol haat. Ik haatte weerwolven altijd, standaard. Het was gewoon mijn natuur. Hij haatte mij ook. En we bleven elkaar maar aan kijken, ik voelde dat er spanning ontstond.
'Hé, hallo!' Steffanie pakte mijn schouder. Ik draaide me geschrokken om, scheurde me los uit zijn blik.
'Ja?'
'Wat zat je te kijken naar die griezel?! Wij zijn aan de beurt by the way.'
Ik haalde mijn schouders op en liep samen met haar naar onze helft. Tijd om te laten zien wat echt voetbal was.
Ik besloot spits te zijn, aangezien niemand hier kon voetballen. Steffanie ging samen met Lissa verdedigen, Kelly stond op doel. De jongens werden iets wat tussen middenvelder, verdediger en spits in zat. Het was nogal vaag.
De tegenpartij kreeg de bal uit, maar al snel had ik de bal afgepakt en dribbelde ik naar voren. Eitje dit. Ik speelde de middenvelders zonder moeite voorbij en sprintte naar het doel, mezelf in houdend dat ik niet te snel zou gaan en mezelf zou verraden. De enige van de tegenpartij die me de hele tijd in de gaten had gehouden was de weerwolf. Natuurlijk. Stomme hond. Hij ging klaar staan in het doel. Nu stonden we tegenover elkaar. Ik keek hem aan, hij keek terug. Weer die spanning. Achter me hoorde ik mensen op me af rennen, mensen schreeuwen. Maar ik bleef maar staren, tot ik opeens bij mijn bewustzijn kwam. Ik moest scoren. Ik maakte een schijnbeweging, het werkte. De wolf dook naar de verkeerde kant en ik scoorde. Woedend keek hij me aan. Emotieloos keek ik terug. Geen wolf zou me te slim af zijn. Toen rende ik terug naar mijn helft om mee te juichen.
Ik scoorde nog twee keer voordat we wisselde. Na de gymles vierde ik met Steffanie en Lissa dat we alle potjes hadden gewonnen met een hoop lawaai.
'Jij bent hier echt goed in!' Jubelde Lissa. Ik grinnikte.
'In LA speelde ik veel straatvoetbal, vandaar.'
We praatten nog wat over voetbal, jongens en LA toen we naar buiten kwamen. Lissa bleek populair te zijn, veel meisjes keken tegen haar op. En op de een of andere manier werd ik snel bevriend met haar. Of het nou kwam doordat ik won of omdat ik nieuw was, ze bleek me aardig te vinden. Lissa had een vriendje te hebben, Zack, een speler van het American Football team op school. Zack was volgens Lissa een soort Football god, en de knapste jongen van school. Allemaal nutteloze informatie die ik geeneens wilde weten. Steffanie dacht er zo te zien het zelfde over, we waren beide nogal stil, wat Lissa totaal niet er scheen te vinden.
Opeens werd Lissa stil. Tegenover de uitgang van de gymzaal stond de weerwolf. Hij keek me aan, zuchtte even en liep op ons af.
'Iel, griezel komt op ons af.' Piepte Steffanie.
Lissa overwoog om er vandoor te gaan, maar de wolf was al bij ons.
'Wat moet je, griezel?' Lissa deed een stap naar voren en zette haar handen in haar zij, al teken dat ze niet bang voor hem was. Ergens kwam het woord bitch in me op.
De wolf fronste even naar haar en keek toen naar mij. 'Ik wil graag even met haar praten.' Hij wees met zijn grote hand naar mij.
'En waarom dat.' Lissa begon steeds arroganter te kijken. Ik zuchtte. Dit was belachelijk. Ik kon best voor mezelf opkomen.
'Komt wel goed, Lis.' Ik legde een hand op haar schouder en liep naar de wolf, die zich had omgedraaid en weg liep. Lissa keek me ongelovig aan en schudde haar hoofd. Ik haalde gewoon mijn schouders op, gaf haar een knipoog en volgde de wolf.
'Ze wil toch niet met je uit.' Sneerde Lissa de wolf na.
De wolf bromde iets en liep verder. Mij uitvragen was wel het laatste wat hij zou doen, dacht ik.
Toen we achter een muurtje stonden, draaide hij zich om. Zijn gezicht was boos en verward tegelijk. Maar hij bleef stil.
'Dus... Je wilde me spreken.' Zou hij weten wat ik was. Nee, dat kan niet. Toch?
Hij zuchtte, het leek alsof hij zich ergerde. Aan mij. Fijn voor hem.
'Vat dit niet verkeert op, oke?'
'Licht er aan wat je gaat zeggen.'
Weer een geërgerde zuchtte.
'Nou?' Ik probeerde zo ongeïnteresseerd en ongeduldig mogelijk te klinken, terwijl mijn hart een paar slagen over sloeg.
'Best. Wat ben je?'
'Wat ik ben? Ik ben een meisje.' Ik rolde met mijn ogen. Terwijl er achter in mijn hoofd een paniekerig stemmetje klonk. Hij weet het, hij weet het!
'Nee, dat weet ik. Ik bedoel wat anders.'
'Wat dan?' Quasi onschuldig. Natuurlijk weet ik wat hij bedoelde.
Weer een geërgerde zucht, zijn standaard reactie op mij. 'Laat ook maar.' En hij liep weg.
'Okeeee...' Ik trok mijn wenkbrauw op en wachtte tot hij uit het zicht was. Toen hij eindelijk weg was, haalde ik opgelucht adem en sloot even mijn ogen. Rustig blijven, Liv. Het komt goed. Hij weet het nog niet. Maar daar was ik niet zeker van. Helemaal niet zeker.
Hoop dat iedereen hm leuk vind.
The Girl from LA
Het vuur greep om zich heen, ik zat gevangen. Buiten wachtte een moordenaar op me, binnen zou het vuur me verslinden. Ik had geen keus, ik zou streven. Langzaam drong het tot me door. Ik ging streven, dood. Gek genoeg voelde ik geen paniek, of wanhoop. Ik ging dood. En wat maakte het nu ook nog uit? Ik had gen rede meer om te vechten, om in leven te willen blijven. Ik had iedereen van wie ik hield gekwetst, gekweld en er voor gezorgd dat ze me nooit meer wilde zien. Ze verachtte me.
Ik was al dood, tot in het diepste van mijn ziel.
1
ANNA
De auto stopte voor een groot, wit houten huis aan de rand van Portland. Mijn huis. De lichten waren al uit, mijn ouders sliepen al. Zo, in de lichten van de SUV leek het wel een spookhuis. Quinn omhelsde me even voordat ik uitstapte.
‘Tot maandag.’
Ik zwaaide nog even, en toen was ze weg. Ik werd omhuld door duisternis. Ik keek de straat door, maar ook de buren sliepen al. Niet gek, op een zondag avond rond half een sliepen de mensen in deze wijk al. Keurig, netjes, zoals het hoorde. Zoals Jezus dat bedoeld had zondag, rustdag. Ofzo. Ik lette nooit op in de kerk.
Zo zacht als ik kon maakte ik de voordeur open, schopte mijn schoenen uit en sloop de trap op. Dat laatste mislukte. Het kraken van de trap leek in de stilte van de nacht wel geweerschoten. Als mijn vader nou maar niet wakker werd. Ik hield mijn adem in en luisterde. Het was stil, te stil. O, nee, hij is wakker! Wat moest ik doen. Mijn vader zou woedend, wat zeg ik, ziedend worden als hij hij merkte dat ik stiekem het huis uit was geslopen op een zondag nacht. Een schande zou het zijn. Ik wilde niet nog eens maanden huisarrest. Opeens hoorde ik een alles overweldigend geluid en ik schrok me dood. Het duurde een paar seconden voordat ik besefte dat dat geluid mijn vaders gesnukr was. Gelukkig, hij sliep nog. Op mijn tenen sloop ik verder de trap op en verdween in mijn kamer. Ik kleede me uit en stapte met make up en al mijn bed in. Nog geen vijf minuten later sliep ik.
Ik had het zelfde soord droom als altijd, al was ik er niet meer zo van overtuigd dat het een droom was. Als altijd bevond ik me in het donker. Donker, duisters, verder niks. Geen tijd, geen ruimte, alleen maar donker. De duisternis was niet verstikkend of beangstigend. Het was gewoon leegte, omdat hier niets hoefde te zijn. Het was zoals het was. Volkomen logisch voor mij. Toen verscheen er een gedaante. Altijd verscheen er een gedaante, een mens. Deze keer was het een bleek maar mooi meisje. Ze had donker haar, met pastelblauwe puntjes die haar ogen deden oplichten. Haar ogen… Eerst dacht ik dat ze bruingroen waren, maar toen ik beter keer bleken ze meer blauw dan bruin te bevatten. Ze deden me denken aan de zee en de meren hier in Maine.
‘Je moet me helpen.’ Zei ze angstig.
‘Hoe?’ Dacht ik. Het was alsof ik sprak met mijn gedachten.
‘Je moet mijn zusje waarschuwen. Ze is in gevaar, ze komen haar halen!’
‘Wie is je zusje?’ Ik wilde haar wel helpen, maar ik moest meer weten.
‘Ze he -’
Met een ruk kwam ik over eind. Met een dringen gepiep gaf de wekker aan dat het allang tijd was om op te staan.
OLIVIA
Volgens de weerman op CNN was het een goed begin van de zomer in Portland. 22 graden met een zachte bries uit het noorden, warmer dan ooit. 22 graden. Ik snoof. Dat was geen begin van de zomer, dat was het begin van een ijstijd. 22 graden, hoe kon die man dat zomer noemen. En die bries uit het noorden, wat waarschijnlijk een halve storm zou worden, maakte het er niet veel beter op. Het was verdomme mei, en ik moest nog een lange broek, een shirt met lange mouwen en een jás aan.
De weerman liet een schema zien voor het weer van de komende dagen. Het werd alleen maar slechter. Dinsdag 20, woensdag 19 en donderdag 16 graden. 16 graden, ik moest zowaar een winterjas gaan aanschaffen. De weerman wenste alle kijkers een fijne dag en de reclames begonnen.
‘Klootzak, met je 16 graden.’ Als het nou ook nog ging regenen, nam ik serieus een enkeltje terug naar LA.
Met een gekwelde zucht pakte ik mijn leren schoudertas vol boeken en autosleutels en ging op weg naar school.
De school was net buiten het centrum van Portland, de grootste stad in de staat Maine. Het had ongeveer 64.000 inwoners, de illegalen mee geteld. Ik vond Portland serieus een van de meest lelijke steden ter wereld. Van de naam tot de gebouwen, het was allemaal walgelijk. Het was dat ik geen andere keuze had, anders was ik hier nooit naartoe gegaan.Op de parkeerplaats van Casco Bay High School – belachelijke naam – was het druk, iedereen wilde zo te zien buiten zijn om te genieten van “het mooie weer”. Er was helemaal niks moois aan dit weer. De zon scheen, maar daar was alles ook wel mee gezegd. Tot mijn verwondering liepen er zelfs een paar meisjes in een korte broek. Een korte broek, mens, wilde je veranderen in een ijspegel? Ik zal de mensen hier echt nooit begrijpen.
Ik liep het schoolgebouw in. Nieuwe school, nieuwe mensen, nieuw begin en natuurlijk staarde iedereen me aan. Zij waren nieuwe voor mij, ik was nieuw voor hen. Toch kende iedereen me al binnen een paar minuten. Het meisje wat hier niet thuis hoorde, nieuweling. Dat was ik. Jep, i'm screwed.
Zonder iemand aan te kijken liep ik de receptie binnen. Ze zaten al op mij te wachten.
'Olivia Marrow?' Zei een blonde vrouw, die een wanhopige - mislukte - poging had gedaan om er als Barbie uit te zien op haar minimaal vijftig jarige leeftijd. Het. Zag. Er. Niet. Uit.
Ik knikte. De vrouw keek niet op en tikte wat in op de computer voor haar.
'En je zus Silvester komt er ook nog aan?' Ze bleef tikken terwijl ik verstijfde. Verkeerde onderwerp. Mijn zus, Sil… Ik wilde er niet aan denken, niet nu, niet op mijn eerste dag. De beelden van de afgelopen maand schoten in een paar seconden voor mijn ogen voorbij. Ik knipperde, probeerde ze te vergeten. Niet dat dat kon, het was voor eeuwig gebrandmerkt in mijn brein. Nee, niet aan denken. Ik werd weer rustiger. De vrouw keek me gelukkig niet aan.
'Ze komt niet.’
‘Had ze dat niet wat eerder kunnen melden?’ Mopperde Barbie. Ik had zin om haar plastic gezicht te verbouwen tot een aardappel. Jezus, wat haatte ik dat mens.
‘Er is wat tussen gekomen.' Zei ik dreigend. Het was niet mijn bedoeling om te dreigen – of misschien toch wel -, ik wilde gewoon dat ze haar kop hield over mijn zus.
'Hm, oke.' Mislukte Barbie nam niet eens de moeite om op te kijken van haar computer. Ik hoorde haar hartslag, iets hoger dan normaal, maar niet hoog genoeg om er problemen me te krijgen. Het kwam waarschijnlijk door haar overgewicht. Haar lichaam zou er wel gewoon aan gewend zijn. Ze was niet geschrokken. Ik had mezelf niet verraden.
'Hier is je rooster.' Ik nam het uitgestoken papiertje van Barbie aan - die nog steeds geen moeite deed om me aan te kijken, onbeschoft stuk verdriet.
Ik bekeek mijn rooster en wachtte tot Barbie nog iets wilde zeggen. Het bleef stil.
'Moet ik nog terug komen aan het einde van de dag ofzo?' Vroeg ik tegen mijn zin, vurig hopend op dat ze nee zou zeggen.
'Alleen als er problemen zijn.'
En zo kwam er een einde aan ons gesprek. Ik zorgde er op mijn eerste dag wel voor dat er geen problemen zouden zijn. En zelfs als er problemen zouden zijn, zou ik nog niet naar Barbie toe gaan.
Zonder verder nog iets te zeggen liep ik de kamer uit, naar mijn eerste les.
Dat was Economie. Ik hoefde godzijdank niet mezelf voor te stellen voor de klas. Mr Camerons - een niet zo lelijke twintiger met donkerbruin haar en helderblauwe ogen; het soort leraar waarvan menig meisje bijles wilde hebben, ook al had ze het niet nodig - zei alleen aan het begin mijn naam en dat ik nieuw was. Voor een paar akelige seconden werd ik door mijn hele klas aangestaard. Ze keken, maakte hun eerste indruk over mij. Ik hoorde hier en daar gefluister, ongetwijfeld over mij.
Gelukkig begon Camerons snel met de les waardoor alle nieuwsgierige blikken gedwongen naar het bord moesten kijken. Ik mocht die man wel.
Dat was dan ook het enige goede aan de les, de leraar. In Los Angeles – het mooie, zonnige LA waar het nu wél warm was - volgde ik zoiets als Economie voor dummy’s. Maar door mijn gebrek aan vrije tijd - oke, ik deed gewoon niks en ging liever surfen met vrienden dan huiswerk maken - liep ik zelfs daar mee achter. Hier bleken ze nog verder te zijn met de stof: ik snapte er niks van. Maar aangezien ik nog steeds "dat nieuwe kind" was, wilde ik niets vragen. Niet op mijn eerste dag. Gelukkig werden er geen vragen aan mij gesteld.
Camerons werd definitief mijn favoriete leraar toen hij aan het einde van de les zei dat ik het opgegeven huiswerk nog niet hoefde te maken; hij had de vorige les al van alles over het onderwerp uitgelegd en de kans was groot dat ik het niet snapte, al mocht ik het natuurlijk wel proberen.
Mijn volgende les was Spaans. Alsof het zo moest zijn, was ook deze keer de Spaanse docente een heks. Volgens mij staat dat standaard de vacaturen voor spaanse docent, dat je streng, gemeen en het liefst ook nog klein moest zijn. Deze vrouw voldeed aan alle eisen.
Ik moest voor de klas staan en mezelf voorstellen. Alsof mijn naam en mijn vorige - geweldige, bruisende en vooral zonnige - woonplaats niet genoeg was, moest ik ook nog over mijn familie vertellen. Of ik broers of zussen had, of mijn ouders gescheiden waren, welke sport ik beoefende en natuurlijk of ik een vriendje had. Allemaal dingen die niemand hoefde te weten. Toen ik niets zei begon dat mens me ook nog eens aan te dringen. Ik moest wel. Kutwijf.
'Ik woon alleen met mijn vader, in LA surfte ik en nee, ik heb geen vriendje.' Ben ik nu klaar? Dit waren al zestien woorden te veel over mijn leven en ik was niet van plan meer te zeggen. Gelukkig mocht ik gaan zitten.
Spaans was niet zo moeilijk, maar dat mens bleef me maar vragen stellen, en dan natuurlijk net die vragen die ik niet wist. De bel was een ware verlossing.
De rest van de dag ging snel voorbij. In de pauze werd ik aangesproken door een paar mensen en al snel maakte ik vrienden. De lessen en docenten waren verder niet vreselijk - niet in vergelijking met de heks van Spaans - maar Camerons bleef toch mijn favoriet.
Ik liep met een meisje dat Steffanie heette - lang bruin haar, grote blauwe ogen en net iets groter dan mij- naar gym. Ze vertelde me over Portland, over het winkelcentrum en de leuke jongens die tot haar spijt allemaal al bezet waren. Ik luisterde maar half. Het zou allemaal wel leuk zijn, maar als je eenmaal LA gewend was, was je niet snel onder de indruk van een centrum met meer dan 10 kledingwinkels.
'Je komt toch uit Los Angeles?'
'LA, ja.'
'Vet...' Verzuchtte Steffanie. 'Daar heb ik nou altijd al heen gewild...'
Ik zuchtte even. 'Ja, het is ook vet. Altijd zon, uitgestrekte stranden, elke dag surfen.' Ja, mijn leven was daar perfect, op een paar kleine details na. Details die later een hoofdrol speelde in mijn leven, de rede dat ik was verhuist.
We waren bij het gymlokaal beland. Ik had het niet zo op gym, het verraadde me, liet zien wat ik was. Ik moest me altijd inhouden.
Steffanie praatte maar door over Portland terwijl we ons omkleedde. De andere meisjes in de kleedkamer luisterde aandachtig met ons nogal eenzijdige gesprek mee.
Met een halflange joggingbroek en een strak shirtje liep ik uiteindelijk de gymzaal in. Zo te zien gingen we zaalvoetballen. Geen ramp voor mij.
Toen de meeste mensen binnen waren, en ik me - tegen mijn wil, de meeste kende me nu toch al - had voorgesteld, deelde de leraar ons op in drie teams. Mijn team bestond uit Steffanie, Lissa (vriendin van Steffanie), een meisje met sluik blond haar genaamd Kelly en drie jongens.
We zaten als eerste op de bank, zodat ik mooi de tijd had om het spel van mijn tegenstander te bestuderen. In LA had ik een Braziliaanse vriendin op school gehad die een groot fan was van voetbal. Ze had me alle regels uit gelegd (buiten spel, penalty's, etc) en we waren zelfs naar een Braziliaanse kroeg geweest om het Braziliaanse elftal te zien spelen (via de tv). Beste kroeg ever. Sinds dien speelde we vaak straatvoetbal, ik was er redelijk goed in, maar de meeste mensen waren wel beter dan mij.
Hier in de gymzaal probeerde de leraar de wedstrijd net zo te laten verlopen als een echte voetbalwedstrijd, volgens de officiële regels. Hij legde de regels een voor een uit, maar dan zo dat zelf ik het niet helemaal kon volgen. Hij was duidelijk ongeschikt voor het beroep lesgeven. Toen een blond - dom - populair meisje voor de zoveelste keer zei dat ze het begrip buitenspel niet snapte, gaf de leraar het eindelijk op.
De meeste jongens konden wel een beetje overweg met een bal, maar het stelde niet veel voor.
Het team wat tegen het blondje speelde hadden duidelijk een strategie: van achter de bal zo ver mogelijk in een keer naar voren spelen en dan scoren. Leuk bedacht, maar het middenveld werd daardoor onoplettend, een zwak punt. Drie kwart van de ballen waren dan ook buitenspel. De leraar at zowat zijn schoen op.
Ik keek naar de jongen die achter in het doel stond. Hij was me nog niet eerder opgevallen, waarschijnlijk omdat hij later binnen was gekomen. Zijn zwarte haren die tot zijn strakke kaaklijn rijkte hingen sluik voor zijn hoekige gezicht. Hij keek me opeens aan, ik hield mijn adem in. Vanaf hier kon ik hem ruiken en hij stonk. En niet zo’n beetje ook. Ik trok mijn neus op en keek weg. Getver. Hij stonk als een hond. Hond... Waarom kwam dat nou weer in me op. Mensen stonken naar hond, maar niet als hond... Opeens realiseerde ik me het. Hij was een weerwolf.
Met een ruk keek ik hem weer aan. Hij staarde terug, fronste. Ik keek diep in zijn groene ogen, vol haat. Ik haatte weerwolven altijd, standaard. Het was gewoon mijn natuur. Hij haatte mij ook. En we bleven elkaar maar aan kijken, ik voelde dat er spanning ontstond.
'Hé, hallo!' Steffanie pakte mijn schouder. Ik draaide me geschrokken om, scheurde me los uit zijn blik.
'Ja?'
'Wat zat je te kijken naar die griezel?! Wij zijn aan de beurt by the way.'
Ik haalde mijn schouders op en liep samen met haar naar onze helft. Tijd om te laten zien wat echt voetbal was.
Ik besloot spits te zijn, aangezien niemand hier kon voetballen. Steffanie ging samen met Lissa verdedigen, Kelly stond op doel. De jongens werden iets wat tussen middenvelder, verdediger en spits in zat. Het was nogal vaag.
De tegenpartij kreeg de bal uit, maar al snel had ik de bal afgepakt en dribbelde ik naar voren. Eitje dit. Ik speelde de middenvelders zonder moeite voorbij en sprintte naar het doel, mezelf in houdend dat ik niet te snel zou gaan en mezelf zou verraden. De enige van de tegenpartij die me de hele tijd in de gaten had gehouden was de weerwolf. Natuurlijk. Stomme hond. Hij ging klaar staan in het doel. Nu stonden we tegenover elkaar. Ik keek hem aan, hij keek terug. Weer die spanning. Achter me hoorde ik mensen op me af rennen, mensen schreeuwen. Maar ik bleef maar staren, tot ik opeens bij mijn bewustzijn kwam. Ik moest scoren. Ik maakte een schijnbeweging, het werkte. De wolf dook naar de verkeerde kant en ik scoorde. Woedend keek hij me aan. Emotieloos keek ik terug. Geen wolf zou me te slim af zijn. Toen rende ik terug naar mijn helft om mee te juichen.
Ik scoorde nog twee keer voordat we wisselde. Na de gymles vierde ik met Steffanie en Lissa dat we alle potjes hadden gewonnen met een hoop lawaai.
'Jij bent hier echt goed in!' Jubelde Lissa. Ik grinnikte.
'In LA speelde ik veel straatvoetbal, vandaar.'
We praatten nog wat over voetbal, jongens en LA toen we naar buiten kwamen. Lissa bleek populair te zijn, veel meisjes keken tegen haar op. En op de een of andere manier werd ik snel bevriend met haar. Of het nou kwam doordat ik won of omdat ik nieuw was, ze bleek me aardig te vinden. Lissa had een vriendje te hebben, Zack, een speler van het American Football team op school. Zack was volgens Lissa een soort Football god, en de knapste jongen van school. Allemaal nutteloze informatie die ik geeneens wilde weten. Steffanie dacht er zo te zien het zelfde over, we waren beide nogal stil, wat Lissa totaal niet er scheen te vinden.
Opeens werd Lissa stil. Tegenover de uitgang van de gymzaal stond de weerwolf. Hij keek me aan, zuchtte even en liep op ons af.
'Iel, griezel komt op ons af.' Piepte Steffanie.
Lissa overwoog om er vandoor te gaan, maar de wolf was al bij ons.
'Wat moet je, griezel?' Lissa deed een stap naar voren en zette haar handen in haar zij, al teken dat ze niet bang voor hem was. Ergens kwam het woord bitch in me op.
De wolf fronste even naar haar en keek toen naar mij. 'Ik wil graag even met haar praten.' Hij wees met zijn grote hand naar mij.
'En waarom dat.' Lissa begon steeds arroganter te kijken. Ik zuchtte. Dit was belachelijk. Ik kon best voor mezelf opkomen.
'Komt wel goed, Lis.' Ik legde een hand op haar schouder en liep naar de wolf, die zich had omgedraaid en weg liep. Lissa keek me ongelovig aan en schudde haar hoofd. Ik haalde gewoon mijn schouders op, gaf haar een knipoog en volgde de wolf.
'Ze wil toch niet met je uit.' Sneerde Lissa de wolf na.
De wolf bromde iets en liep verder. Mij uitvragen was wel het laatste wat hij zou doen, dacht ik.
Toen we achter een muurtje stonden, draaide hij zich om. Zijn gezicht was boos en verward tegelijk. Maar hij bleef stil.
'Dus... Je wilde me spreken.' Zou hij weten wat ik was. Nee, dat kan niet. Toch?
Hij zuchtte, het leek alsof hij zich ergerde. Aan mij. Fijn voor hem.
'Vat dit niet verkeert op, oke?'
'Licht er aan wat je gaat zeggen.'
Weer een geërgerde zuchtte.
'Nou?' Ik probeerde zo ongeïnteresseerd en ongeduldig mogelijk te klinken, terwijl mijn hart een paar slagen over sloeg.
'Best. Wat ben je?'
'Wat ik ben? Ik ben een meisje.' Ik rolde met mijn ogen. Terwijl er achter in mijn hoofd een paniekerig stemmetje klonk. Hij weet het, hij weet het!
'Nee, dat weet ik. Ik bedoel wat anders.'
'Wat dan?' Quasi onschuldig. Natuurlijk weet ik wat hij bedoelde.
Weer een geërgerde zucht, zijn standaard reactie op mij. 'Laat ook maar.' En hij liep weg.
'Okeeee...' Ik trok mijn wenkbrauw op en wachtte tot hij uit het zicht was. Toen hij eindelijk weg was, haalde ik opgelucht adem en sloot even mijn ogen. Rustig blijven, Liv. Het komt goed. Hij weet het nog niet. Maar daar was ik niet zeker van. Helemaal niet zeker.