Gebruikt...
Geplaatst: 10 sep 2012 20:19
Gebruikt...
Hoofdstuk 1 (Om te beginnen een klein hoofdstukje..)
‘Wat wil je dan?’ Twee bruine ogen keken de vrouw doordringend aan. De strakke lijnen in zijn gezicht werden benadrukt door het schaarse kaarslicht dat in de kamer aanwezig was. Zijn adem stonk, zoals gewoonlijk, naar de rook en zijn geel uitgeslagen nagels bevestigden alleen nog maar meer dat hij wel eens een pijp op stak. De jaren en tijd begonnen hun tol te eisen; zijn haren waren niet langer meer zwart, maar grijs, rimpels sierden zijn gezicht en ouderdomsvlekken verschenen op zijn huid. Hij leek niet langer meer op een sterke, zekere jongeman, maar op een zielig oud ventje. Iets dat beter bij zijn karakter paste.
De vrouw waar hij voor zat, had zwart stijl haar, fel blauwe ogen en ondanks de lange jaren dat ze hier al vast zat, had de tijd haar, in tegenstelling tot bij hem, niet aangetast. Haar gezicht was nog even prachtig als eerst, haar fijne handen waren nog even zacht en haar huid was nog steeds egaal. Alleen het vuil waar ze onder zat verborg die schoonheid. De glans was uit haar ogen verdwenen, haar haren lagen in vettige slierten over haar schouders en de levenslust leek uit haar te verdwijnen.
Kettingen rond haar polsen en enkels hielden haar op haar plaats. De spijlen van het bed waar ze alweer een tijdje tegen aan leunde, staken in haar gehavende rug. In de kleine kamer stonk het verschrikkelijk, maar daar was ze al aan gewend geraakt. Koude tegels sierden de vloer en gingen over op de muur. Het was een monotoon motief van grijze, op elkaar gestapelde stenen. De enige afwisseling in het uitzicht was de kleine houten deur. Er was geen raam om de kamer te verlichten en als ze alleen werd gelaten, werd het saaie uitzicht haar aan het zicht onttrokken door de duisternis. Het was op die momenten dat ze zich beter voelde. De duisternis was net als een dik deken dat ze beschermend over haar heen sloeg. In de zwarte vlek voor haar ontstonden schimmen, plekken, haar thuis. Het was haar manier om aan de realiteit te ontsnappen.
Wanneer de deur open ging en het licht de duisternis verdreef leek het of iemand het deken terug van haar af sloeg en zag ze de man weer die haar dit had aangedaan. Uit liefde, zogezegd…
Licht betekende onheil en pijn, duisternis geborgenheid en veiligheid.
Dylina keek hem met grote hulpeloze ogen aan. De knevel rond haar mond zorgde ervoor dat ze hem niet kon antwoorden.
‘Natuurlijk.’ Met een zucht bevrijde hij haar mond van de doek. Ze kuchte en antwoorde met haar blik gericht op de grond. Zelf in haar gebrekkig Nederlands en met haar vreemde accent kon hij haar makkelijk verstaan. Nog nooit had ze zo helder geklonken. ‘Vrijheid...’
Hoofdstuk 1 (Om te beginnen een klein hoofdstukje..)
‘Wat wil je dan?’ Twee bruine ogen keken de vrouw doordringend aan. De strakke lijnen in zijn gezicht werden benadrukt door het schaarse kaarslicht dat in de kamer aanwezig was. Zijn adem stonk, zoals gewoonlijk, naar de rook en zijn geel uitgeslagen nagels bevestigden alleen nog maar meer dat hij wel eens een pijp op stak. De jaren en tijd begonnen hun tol te eisen; zijn haren waren niet langer meer zwart, maar grijs, rimpels sierden zijn gezicht en ouderdomsvlekken verschenen op zijn huid. Hij leek niet langer meer op een sterke, zekere jongeman, maar op een zielig oud ventje. Iets dat beter bij zijn karakter paste.
De vrouw waar hij voor zat, had zwart stijl haar, fel blauwe ogen en ondanks de lange jaren dat ze hier al vast zat, had de tijd haar, in tegenstelling tot bij hem, niet aangetast. Haar gezicht was nog even prachtig als eerst, haar fijne handen waren nog even zacht en haar huid was nog steeds egaal. Alleen het vuil waar ze onder zat verborg die schoonheid. De glans was uit haar ogen verdwenen, haar haren lagen in vettige slierten over haar schouders en de levenslust leek uit haar te verdwijnen.
Kettingen rond haar polsen en enkels hielden haar op haar plaats. De spijlen van het bed waar ze alweer een tijdje tegen aan leunde, staken in haar gehavende rug. In de kleine kamer stonk het verschrikkelijk, maar daar was ze al aan gewend geraakt. Koude tegels sierden de vloer en gingen over op de muur. Het was een monotoon motief van grijze, op elkaar gestapelde stenen. De enige afwisseling in het uitzicht was de kleine houten deur. Er was geen raam om de kamer te verlichten en als ze alleen werd gelaten, werd het saaie uitzicht haar aan het zicht onttrokken door de duisternis. Het was op die momenten dat ze zich beter voelde. De duisternis was net als een dik deken dat ze beschermend over haar heen sloeg. In de zwarte vlek voor haar ontstonden schimmen, plekken, haar thuis. Het was haar manier om aan de realiteit te ontsnappen.
Wanneer de deur open ging en het licht de duisternis verdreef leek het of iemand het deken terug van haar af sloeg en zag ze de man weer die haar dit had aangedaan. Uit liefde, zogezegd…
Licht betekende onheil en pijn, duisternis geborgenheid en veiligheid.
Dylina keek hem met grote hulpeloze ogen aan. De knevel rond haar mond zorgde ervoor dat ze hem niet kon antwoorden.
‘Natuurlijk.’ Met een zucht bevrijde hij haar mond van de doek. Ze kuchte en antwoorde met haar blik gericht op de grond. Zelf in haar gebrekkig Nederlands en met haar vreemde accent kon hij haar makkelijk verstaan. Nog nooit had ze zo helder geklonken. ‘Vrijheid...’