Geaccepteerd
Geplaatst: 24 sep 2012 17:15
Kreeg opeens een ideetje, niet heel goed uitgewerkt, maar goed. (:
De vrouw tegenover me keek me nadenkend aan. Vol spanning keek ik terug. Wat zou het antwoord zijn? Hoe zou ze reageren? Het bleef een paar minuten stil en in die minuten steeg mijn onzekerheid en angst. Angst om voor de zoveelste keer afgewezen te worden.
‘Ik wacht nog tot volgende week vrijdag of er nog meer sollicitanten zijn die geïnteresseerd zijn in deze baan, daarna zullen we een keuze maken.’ Het was te zien dat de vrouw haar woorden zorgvuldig koos. ‘Ik denk dat u-’
Met een handgebaar onderbrak ik haar. ‘Laat maar, ik hoef deze baan al niet eens meer. U wilde vast zeggen dat ik door mijn brandwonden niet goed genoeg ben voor een baan als vertegenwoordiger in uw bedrijf? Dat ik mensen afschrik? Dat u bang bent, dat daardoor de omzet zal dalen? U hoeft me dat niet zonder omwegen te vertellen.’ Ik was harder gaan praten en opgestaan uit mijn stoel, waarin ik een paar minuten geleden nog zo op mijn gemak had gezeten.
Altijd viel het tegen; ik had het kunnen weten. Waarom was ik er dan nu ingetrapt en had ik gehoopt dat ik zou worden aangenomen? Diep in mijn hart wist ik het. Omdat ze me, toen ik het kamertje binnenkwam, eerst in de ogen had gekeken en niet met afschuw naar mijn gezicht en hals, zoals vele anderen dat deden. Ik voelde me bij haar op mijn gemak; ze had een bepaalde rust over zich, waardoor ik dacht niet bang te hoeven zijn. Het tegendeel leek waar te zijn.
Verbaasd en geschokt keek de vrouw naar me op, duidelijk niet wetend hoe ze moest reageren op mijn uitval. ‘Hebt u... heeft u mij dat horen zeggen?’ vroeg ze ontdaan.
Ik boog me wat verder over het bureau. ‘Nee, ik heb het u niet horen zeggen. Maar ik ben echt niet achterlijk, ik heb in de loop der jaren flink wat mensenkennis verzameld en méér dan genoeg ervaring met sollicitatiegesprekken als deze.’ Het woord sollicitatiegesprekken sprak ik op een verachtelijke toon uit. ‘Ik ben het zat, weet u dat? Spuugzat, om altijd maar gediscrimineerd te worden. Ik wil mezelf niet ophemelen, maar ik ben voor de opleiding geslaagd met cijfers die gemiddeld meer dan een punt hoger lagen dan jullie in de advertentie vroegen.’ Mijn gezicht was nu vlak voor dat van de vrouw, die steeds wanhopiger leek te kijken. ‘Op de opleiding was ik een van de beste leerlingen. Het enige waar iedereen altijd maar op afknapt, is mijn uiterlijk. Dan zijn de behaalde resultaten opeens niet meer belangrijk. Dan denkt men niet meer aan de in de advertentie gestelde eisen, alleen maar aan het uiterlijk, dat nietszeggende uiterlijk.’
Ik schopte mijn stoel achter me vandaan, met de bedoeling me daarna om te draaien en het vertrek te verlaten. Een luid gerinkel was het gevolg. Ik zag de ontstelde blik van de vrouw en keek toen achter me. Achter me waren de glazen deuren van de boekenkast in diggelen gevallen. Door mij.
Ineens besefte ik wat ik had gedaan. Ik liet me tegen de muur op de grond zakken en verborg mijn gezicht in mijn handen. Ik had haar kast vernield, maar erger nog, ik had een vrouw uitgescholden, iets waar ik principieel op tegen was en wat ik ook nog nooit gedaan had. Ik voelde een snik opkomen en kneep mijn ogen stijf dicht. ‘Sorry…’ perste ik er nauwelijks hoorbaar uit.
Ik hoorde aan het getik van haar hakken op de houten vloer, dat ze naar me toegelopen kwam. Ze kwam op haar hurken naast me zitten en legde een hand op mijn schouder.
‘Sorry,’ zei ze, ‘ik wilde alleen zeggen dat u me een geschikte kandidaat leek…’ Even was het stil. Toen vervolgde ze heel zacht, maar vastberaden: ‘En lijkt.’
De vrouw tegenover me keek me nadenkend aan. Vol spanning keek ik terug. Wat zou het antwoord zijn? Hoe zou ze reageren? Het bleef een paar minuten stil en in die minuten steeg mijn onzekerheid en angst. Angst om voor de zoveelste keer afgewezen te worden.
‘Ik wacht nog tot volgende week vrijdag of er nog meer sollicitanten zijn die geïnteresseerd zijn in deze baan, daarna zullen we een keuze maken.’ Het was te zien dat de vrouw haar woorden zorgvuldig koos. ‘Ik denk dat u-’
Met een handgebaar onderbrak ik haar. ‘Laat maar, ik hoef deze baan al niet eens meer. U wilde vast zeggen dat ik door mijn brandwonden niet goed genoeg ben voor een baan als vertegenwoordiger in uw bedrijf? Dat ik mensen afschrik? Dat u bang bent, dat daardoor de omzet zal dalen? U hoeft me dat niet zonder omwegen te vertellen.’ Ik was harder gaan praten en opgestaan uit mijn stoel, waarin ik een paar minuten geleden nog zo op mijn gemak had gezeten.
Altijd viel het tegen; ik had het kunnen weten. Waarom was ik er dan nu ingetrapt en had ik gehoopt dat ik zou worden aangenomen? Diep in mijn hart wist ik het. Omdat ze me, toen ik het kamertje binnenkwam, eerst in de ogen had gekeken en niet met afschuw naar mijn gezicht en hals, zoals vele anderen dat deden. Ik voelde me bij haar op mijn gemak; ze had een bepaalde rust over zich, waardoor ik dacht niet bang te hoeven zijn. Het tegendeel leek waar te zijn.
Verbaasd en geschokt keek de vrouw naar me op, duidelijk niet wetend hoe ze moest reageren op mijn uitval. ‘Hebt u... heeft u mij dat horen zeggen?’ vroeg ze ontdaan.
Ik boog me wat verder over het bureau. ‘Nee, ik heb het u niet horen zeggen. Maar ik ben echt niet achterlijk, ik heb in de loop der jaren flink wat mensenkennis verzameld en méér dan genoeg ervaring met sollicitatiegesprekken als deze.’ Het woord sollicitatiegesprekken sprak ik op een verachtelijke toon uit. ‘Ik ben het zat, weet u dat? Spuugzat, om altijd maar gediscrimineerd te worden. Ik wil mezelf niet ophemelen, maar ik ben voor de opleiding geslaagd met cijfers die gemiddeld meer dan een punt hoger lagen dan jullie in de advertentie vroegen.’ Mijn gezicht was nu vlak voor dat van de vrouw, die steeds wanhopiger leek te kijken. ‘Op de opleiding was ik een van de beste leerlingen. Het enige waar iedereen altijd maar op afknapt, is mijn uiterlijk. Dan zijn de behaalde resultaten opeens niet meer belangrijk. Dan denkt men niet meer aan de in de advertentie gestelde eisen, alleen maar aan het uiterlijk, dat nietszeggende uiterlijk.’
Ik schopte mijn stoel achter me vandaan, met de bedoeling me daarna om te draaien en het vertrek te verlaten. Een luid gerinkel was het gevolg. Ik zag de ontstelde blik van de vrouw en keek toen achter me. Achter me waren de glazen deuren van de boekenkast in diggelen gevallen. Door mij.
Ineens besefte ik wat ik had gedaan. Ik liet me tegen de muur op de grond zakken en verborg mijn gezicht in mijn handen. Ik had haar kast vernield, maar erger nog, ik had een vrouw uitgescholden, iets waar ik principieel op tegen was en wat ik ook nog nooit gedaan had. Ik voelde een snik opkomen en kneep mijn ogen stijf dicht. ‘Sorry…’ perste ik er nauwelijks hoorbaar uit.
Ik hoorde aan het getik van haar hakken op de houten vloer, dat ze naar me toegelopen kwam. Ze kwam op haar hurken naast me zitten en legde een hand op mijn schouder.
‘Sorry,’ zei ze, ‘ik wilde alleen zeggen dat u me een geschikte kandidaat leek…’ Even was het stil. Toen vervolgde ze heel zacht, maar vastberaden: ‘En lijkt.’