Verleden tijd.
Geplaatst: 05 apr 2006 15:10
Verleden tijd
Zwijgend liep ik straat in straat uit. Het maakte niet uit waarheen. Lopen, alleen maar lopen, lopen totdat de dood me kwam halen en me meenam. Moe ging ik zitten op een bankje dat ik bijna voorbij was gelopen. Moe van het leven. Ik zuchtte en legde mijn hoofd achterover. Begon na te denken over mijn leven. Mijn nachtmerries, mijn verleden en mijn heden. Over wat ik had meegemaakt.
Daarna deed ik in mijn hoofd een deur open, en stopte al die gedachtes achter die deur terwijl ik hem op slot draaide. De sleutel gooide ik weg. Achter die deur was het vol, maar zo te zien hield hij het wel. In mijn hoofd liep ik door een gang, maakte een andere deur open en liep naar binnen. Nu flitsten alle leuke dingen aan het leven voorbij. Dit kostte twee keer zo weinig tijd.
Verbitterd door mijn eigen verdriet, verteerd door wanhoop liep ik door. De gang in mijn hoofd leek eindeloos, toch leek ik iets te voelen, een trekken aan mij, naar het einde van de gang toe. De volgende groep herinneringen was gedetailleerder, en een fontein in plaats van een deur. Een stenen waterbak, met een stenen wolf er bovenop die water uit zijn mond spuwde. Zwart water.
Ik dronk ervan en tegelijkertijd verdronk ik in mijn herinneringen van mijn moeder. Haar ziekte, haar dodelijke ziekte. Haar lach, haar genepte lach. Al het zwarte, en een paar dingen grijs, kwamen naar boven, en werden voorgoed in mijn geheugen gegrift.
Ik werd mentaal in elkaar getrapt door alle herinneringen toe te laten, maar ik had geen keus. Zittend op het bankje, met mijn gedachtes in mijn hoofd en niet meer aanwezig in mijn lichaam.
De volgende lading kwam van een houten olifant. In de buik zat een luik. Ik maakte het open en werd meegezogen in alle gedachtes aan mijn vader. Zijn woede uitbarstingen, zijn gespeelde vertrouwen in mij. Hoe hij mijn broertje voortrok. Onmiddellijk trok ik mijn hoofd terug en liep verder.
De zuigkracht werd steeds sterker en viel niet meer te ontkennen. Mijn leven was overhoop gegooid. Ik kwam een schilderij tegen, een zwart schilderij. Ik wist niet wat dit kon beteken en liep erop af. Spijt. Begrijpend wat dit voorstelde door mijn gevoel dat ik kreeg zodra ik in de buurt kwam viel ik op de grond, knielend voor een God die hier niet was, niet in mijn hoofd.
Ik huilde om mezelf, om mijn fouten, mijn leven en mijn verdriet. De tranen stroomden geluidloos langs mijn wangen en druppelden op de grond, een plasje vormend. Ik vermande mezelf, stond op en liep met trillende benen verder. Daar zag ik mijn eindpunt, mijn doel. De zuigkracht.
Een cycloon.
Een grijze cycloon, niet zwart, zoals al het andere. Ik verzoende me met mijn lot. Liep erop toe, stapte naar binnen en wervelde omhoog, in vergetelheid. Mijn lot, mijn verleden en mijn heden waren verleden tijd.
Zwijgend liep ik straat in straat uit. Het maakte niet uit waarheen. Lopen, alleen maar lopen, lopen totdat de dood me kwam halen en me meenam. Moe ging ik zitten op een bankje dat ik bijna voorbij was gelopen. Moe van het leven. Ik zuchtte en legde mijn hoofd achterover. Begon na te denken over mijn leven. Mijn nachtmerries, mijn verleden en mijn heden. Over wat ik had meegemaakt.
Daarna deed ik in mijn hoofd een deur open, en stopte al die gedachtes achter die deur terwijl ik hem op slot draaide. De sleutel gooide ik weg. Achter die deur was het vol, maar zo te zien hield hij het wel. In mijn hoofd liep ik door een gang, maakte een andere deur open en liep naar binnen. Nu flitsten alle leuke dingen aan het leven voorbij. Dit kostte twee keer zo weinig tijd.
Verbitterd door mijn eigen verdriet, verteerd door wanhoop liep ik door. De gang in mijn hoofd leek eindeloos, toch leek ik iets te voelen, een trekken aan mij, naar het einde van de gang toe. De volgende groep herinneringen was gedetailleerder, en een fontein in plaats van een deur. Een stenen waterbak, met een stenen wolf er bovenop die water uit zijn mond spuwde. Zwart water.
Ik dronk ervan en tegelijkertijd verdronk ik in mijn herinneringen van mijn moeder. Haar ziekte, haar dodelijke ziekte. Haar lach, haar genepte lach. Al het zwarte, en een paar dingen grijs, kwamen naar boven, en werden voorgoed in mijn geheugen gegrift.
Ik werd mentaal in elkaar getrapt door alle herinneringen toe te laten, maar ik had geen keus. Zittend op het bankje, met mijn gedachtes in mijn hoofd en niet meer aanwezig in mijn lichaam.
De volgende lading kwam van een houten olifant. In de buik zat een luik. Ik maakte het open en werd meegezogen in alle gedachtes aan mijn vader. Zijn woede uitbarstingen, zijn gespeelde vertrouwen in mij. Hoe hij mijn broertje voortrok. Onmiddellijk trok ik mijn hoofd terug en liep verder.
De zuigkracht werd steeds sterker en viel niet meer te ontkennen. Mijn leven was overhoop gegooid. Ik kwam een schilderij tegen, een zwart schilderij. Ik wist niet wat dit kon beteken en liep erop af. Spijt. Begrijpend wat dit voorstelde door mijn gevoel dat ik kreeg zodra ik in de buurt kwam viel ik op de grond, knielend voor een God die hier niet was, niet in mijn hoofd.
Ik huilde om mezelf, om mijn fouten, mijn leven en mijn verdriet. De tranen stroomden geluidloos langs mijn wangen en druppelden op de grond, een plasje vormend. Ik vermande mezelf, stond op en liep met trillende benen verder. Daar zag ik mijn eindpunt, mijn doel. De zuigkracht.
Een cycloon.
Een grijze cycloon, niet zwart, zoals al het andere. Ik verzoende me met mijn lot. Liep erop toe, stapte naar binnen en wervelde omhoog, in vergetelheid. Mijn lot, mijn verleden en mijn heden waren verleden tijd.