Verdrongen
Geplaatst: 17 nov 2007 17:37
Overal om me heen. Stemmen, gelach.
Snel kijk ik rond om te zien waar het vandaan komt.
Waar ik ook kijk, overal zie ik mensen. Ze wijzen naar me, lachen me uit.
Ik zoek angstig naar een uitweg, maar zie er nergens één.
In paniek begin ik tussen de mensen door te kruipen,
maar het lijken er alleen maar meer worden.
Ik wens dat ik onzichbaar ben. Langzaam kruip ik in elkaar.
Terugvechten kan ik niet meer, het zijn er teveel geworden.
Ik laat iedereen gewoon over me heen lopen.
Wat maak het ook uit, ik ben toch niet waard.
Maar dan zie ik vanuit de menigte een hand naar me toekomen.
Even aarzel ik, maar dan grijp ik de hand vast.
Langzaam word ik omhoog getrokken.
Nieuwsgierig kijk ik waar de hand vandaan komt
en zie een jongen van ongeveer mijn leeftijd staan.
Starend kijken we elkaar aan, woorden zijn overbodig.
De wereld om ons heen lijkt even stil te staan.
Voorzichtig komt hij wat dichter naar me toe
en slaat zijn armen om mijn heen, waarna ik hetzelfde bij hem doe.
Het geeft me een warm en veilig gevoel.
Samen kunnen we de wereld aan.
Maar dan plots laat hij me los en verdwijnt weer in de menigte.
Ik probeer hem nog te roepen, maar er komt geen geluid over mijn lippen.
Hij is weg en ik besef me nu pas dat ik hem waarschijnlijk ook nooit meer terug zal zien.
Dan geeft me wel even een brok in mijn keel, maar de kracht die hij me heeft gegeven voel ik nog door mijn lijf heen stromen.
De kracht om te vechten tegen de menigte,
de kracht om mezelf te zijn.
Snel kijk ik rond om te zien waar het vandaan komt.
Waar ik ook kijk, overal zie ik mensen. Ze wijzen naar me, lachen me uit.
Ik zoek angstig naar een uitweg, maar zie er nergens één.
In paniek begin ik tussen de mensen door te kruipen,
maar het lijken er alleen maar meer worden.
Ik wens dat ik onzichbaar ben. Langzaam kruip ik in elkaar.
Terugvechten kan ik niet meer, het zijn er teveel geworden.
Ik laat iedereen gewoon over me heen lopen.
Wat maak het ook uit, ik ben toch niet waard.
Maar dan zie ik vanuit de menigte een hand naar me toekomen.
Even aarzel ik, maar dan grijp ik de hand vast.
Langzaam word ik omhoog getrokken.
Nieuwsgierig kijk ik waar de hand vandaan komt
en zie een jongen van ongeveer mijn leeftijd staan.
Starend kijken we elkaar aan, woorden zijn overbodig.
De wereld om ons heen lijkt even stil te staan.
Voorzichtig komt hij wat dichter naar me toe
en slaat zijn armen om mijn heen, waarna ik hetzelfde bij hem doe.
Het geeft me een warm en veilig gevoel.
Samen kunnen we de wereld aan.
Maar dan plots laat hij me los en verdwijnt weer in de menigte.
Ik probeer hem nog te roepen, maar er komt geen geluid over mijn lippen.
Hij is weg en ik besef me nu pas dat ik hem waarschijnlijk ook nooit meer terug zal zien.
Dan geeft me wel even een brok in mijn keel, maar de kracht die hij me heeft gegeven voel ik nog door mijn lijf heen stromen.
De kracht om te vechten tegen de menigte,
de kracht om mezelf te zijn.