Niet alles is te leren
Geplaatst: 30 apr 2008 11:30
De mevrouw van kamer 141 is overleden. Om tien over half zeven is ze rustig ingeslapen. Het was al voorspelt, collega's hadden haar niet lang meer gegeven. Zelf was ik niet zo stellig dat mevrouw zou overlijden. Ze was moe, levensmoe. Ze was op, wilde niet meer drinken, het eten smaakte niet meer en het hoefde allemaal niet meer zo nodig van haar. Maar toch, meer mensen in het tehuis hebben dat. Ze hebben geen zin om op te staan en de smaak van het eten is toch nooit zoals die vroeger thuis was.
Maar mijn collega's kregen gelijk.
De familie van mevrouw is nog even langsgeweest. Ze bedankte de verzorging, de verpleging en iedereen die iets voor mevrouw hadden betekend. Ik voelde mij een buitenbeentje, zolang kende ik mevrouw niet. Ik had haar wel eens uit bed geholpen en gewassen. Ik heb nog geprobeerd of ze wilde drinken, maar ze was oud en lusteloos.
Toch glimlachde de familie van mevrouw ook mij vriendelijk toe. Ze hadden verdriet, tranen schitterden in de ogen van de dochter. En toch konden zij het nog opbrengen ons te bedanken.
's middags loop ik mee met een collega, er is een arts. De meneer op kamer 253 is de laatste tijd achteruit gegaan. Hij hangt wat in zijn stoel, kan niet goed meer rechtop zitten en ook zijn levenskracht is nergens meer te bekennen.
Terwijl mijn collega even wegloopt om wat formulieren voor de arts te halen voert de arts zelf een gesprek met meneer. Op een afstandje kijk ik toe. Langzaam draait het gesprek, meneer wil niet meer. Hij wil geen enkele behandeling meer, alleen pijnbestrijding voor wanneer nodig vind hij nog acceptabel. De dreigende blaasontsteking doet hem niets, moedeloos schud hij zijn hoofd, het is genoeg voor hem.
Als de arts weg is bekijk ik meneer nog eens. Hij lijkt op de mevrouw van kamer 141. Moe, op en oud. Hij leeft nog denk ik als ik in de middag na mijn werk naar mijn auto loop, maar voor hoe lang nog?
Een ervaring uit mijn stage, omdat niet alles te leren is...
Maar mijn collega's kregen gelijk.
De familie van mevrouw is nog even langsgeweest. Ze bedankte de verzorging, de verpleging en iedereen die iets voor mevrouw hadden betekend. Ik voelde mij een buitenbeentje, zolang kende ik mevrouw niet. Ik had haar wel eens uit bed geholpen en gewassen. Ik heb nog geprobeerd of ze wilde drinken, maar ze was oud en lusteloos.
Toch glimlachde de familie van mevrouw ook mij vriendelijk toe. Ze hadden verdriet, tranen schitterden in de ogen van de dochter. En toch konden zij het nog opbrengen ons te bedanken.
's middags loop ik mee met een collega, er is een arts. De meneer op kamer 253 is de laatste tijd achteruit gegaan. Hij hangt wat in zijn stoel, kan niet goed meer rechtop zitten en ook zijn levenskracht is nergens meer te bekennen.
Terwijl mijn collega even wegloopt om wat formulieren voor de arts te halen voert de arts zelf een gesprek met meneer. Op een afstandje kijk ik toe. Langzaam draait het gesprek, meneer wil niet meer. Hij wil geen enkele behandeling meer, alleen pijnbestrijding voor wanneer nodig vind hij nog acceptabel. De dreigende blaasontsteking doet hem niets, moedeloos schud hij zijn hoofd, het is genoeg voor hem.
Als de arts weg is bekijk ik meneer nog eens. Hij lijkt op de mevrouw van kamer 141. Moe, op en oud. Hij leeft nog denk ik als ik in de middag na mijn werk naar mijn auto loop, maar voor hoe lang nog?
Een ervaring uit mijn stage, omdat niet alles te leren is...