Kort verhaal: Verstand (voorlopig; titel gezocht)
Geplaatst: 09 mei 2008 17:31
Ik moest voor school een spannend verhaal schrijven, en dit is alvast het beginnetje, nog niet echt spannend. Maar dat komt nog als het goed is. Commentaar, verbeteringen en advies zouden daarom heel fijn zijn, want ik wil natuurlijk een zo hoog mogelijk cijfer x]
Ohja, en als je ergens een spelfouts of zo ziet, zeg dan waar en niet alleen 'er staan nog wel wat spelfoutjes in' svp
Enjoy :3
Ik snoof de geur van bloesem op en voelde de zachte wind door mijn haar. Geluiden van auto’s en stemmen van andere mensen negeerde ik. In één beweging duwde ik de bladeren die voor mijn gezicht hingen opzij en keek ik uit over de uitgestrekte wijnvelden. Ik haalde diep adem en wist dat ik eigenlijk naar huis zou moeten gaan, maar die gedachte negeerde ik en ik bleef zitten op de toch iets oncomfortabele tak. Voor mij speelden een paar boerenkinderen een spelletje tussen de planten tot zij naar binnen werden gehaald door een vrouw die duidelijk niet op het platteland leefde. Haar haar was al grijs en haar gezicht was iets gebruind door de zon, maar haar dure witte jurk bewees dat zij hier niet woonde. Geïnteresseerd keek ik toe terwijl ik met een draadje van mijn broek speelde. Plotseling zag ik de vrouw mijn kant op komen. Ze glimlachte een beetje, maar toch had ze iets droevigs over zich.
‘Hallo?’ zei ze zachtjes ‘meisje, ik wil je wat vragen.’ Ze keek mij recht aan, en ik bedacht me dat ze het tegen mij had. Ik liet me langzaam van mijn tak zakken en sprong naar beneden. De blaar op mijn voet deed weer behoorlijk wat pijn, maar dat negeerde ik.
‘Goedenavond’ antwoordde ik ’wat wilt u vragen?’
‘Zou je iets voor me willen doen?’
‘Ja hoor’ antwoordde ik.
‘Iets bezorgen’ zei ze en ze keek me doordringend aan. Iets in mij protesteerde maar mijn verlangen naar avontuur was groter.
‘Ja hoor, wat moet ik bezorgen?’ zei ik daarom.
‘Dit pakje’ antwoordde ze en ze haalde een klein wit pakketje uit haar tas ‘ik weet niet hoe ik je kan bedanken’
‘Ik doe het graag hoor’ zei ik ‘ik moet alleen nog weten waar ik het moet bezorgen’
‘Kom je wel eens in het bos?’ zei ze ‘die open vlakte.’ Ik knikte en bedacht me dat ik daar vroeger wel eens gespeeld had maar dat mijn ouders het daar te gevaarlijk vonden. ‘ Daar komen van die oude vieze mannetjes’ hadden ze gezegd en sindsdien was ik er nooit meer gekomen.
‘Ik weet dat ik veel van je vraag’ zei ze ‘maar hij moet vannacht om 12 uur bezorgt worden daar.’ Ik twijfelde, mijn ouders zouden het zeker niet goed vinden, maar de droevige blik van het vrouwtje overtuigde mij het te doen.
‘Goed, ik doe het’ zei ik dus.
‘Dankjewel’ zei het vrouwtje alleen maar , ze duwde het pakketje in mijn handen en liep weg zonder afscheid te nemen.
‘Dag’ riep ik haar nog na, maar ze hoorde het al niet meer.
Na lang nadenken belde ik die avond Jason op om te vragen mee te gaan. Ik kende hem al vanaf de kleuterschool en hoopte dat hij mee zou willen. Gek genoeg zei hij meteen ja, zonder ook maar een moment te twijfelen aan mijn verhaal of het te gevaarlijk te vinden. Maar diep in mijn hart wist ik al dat hij ja zou zeggen.
Ik wachtte zittend op de stoep voor mijn huis op Jason. Mijn ouders had ik niets verteld over wat ik zou gaan doen en ik voelde me schuldig. Ik wist ook wel dat het niet goed was wat ik ging doen, maar die gedachte negeerde ik. Met mijn vinger draaide ik om het amulet dat ik een paar jaar geleden van mijn oma had gekregen toen ik twaalf werd en betrapte mezelf er op dat ik zenuwachtig was. Ik speelde altijd met mijn amulet als ik zenuwachtig was.
Met een grote glimlach op zijn gezicht kwam Jason aangelopen. Meteen voelde ik het zenuwachtige gevoel een beetje wegzakken.
‘Hey Sarah’ zei hij met diezelfde glimlach nog steeds op zijn gezicht ‘heb je er een beetje zin in?’
‘Ja, spannend hè?’
‘Zeker’ zei hij ‘op naar het bos.’
Langzamer dan normaal naderden we het bos en het begon zacht te regenen. Ik drukte het pakketje dat ik onder vest gestopt had iets steviger tegen me aan. Het bos kende ik nog duidelijk uit mijn kindertijd. Ik betrapte mezelf er op dat ik nog steeds uit automatisme naar de hut die ik ooit gebouwd had wilde lopen. Ik voelde me klein tussen alle grote zwarte bomen. Het bos werd steeds dichter. De voetstappen van Jason voor mij klonken dof op de bladeren. Ergens had ik het gevoel dat iets ons volgde en bij elk zacht geritsel schrok ik op.
‘Jason?’ zei ik zachtjes ‘denk je dat we gevolgd worden?’ Jason draaide zich om en op zijn gezicht was nu ook een duidelijke spanning te zien. Ik probeerde te bedenken waarom ik ja had gezegd tegen het vrouwtje.
‘Ik weet het niet’ zei hij onzeker. Plotseling klonk er een harder geritsel achter mij en met een ruk draaide ik me om. Niets.
‘Laten we maar doorlopen, we zijn er bijna’ fluisterde ik. Ik wist niet waarom ik fluisterde maar toch deed ik het. Iets sneller liepen wij door. Jason liep steeds verder voor mij uit tot ik hem zelfs niet meer kon zien. Mijn hart begon sneller te kloppen en snel liep ik vooruit. Gespannen zochten mijn ogen Jason, maar hij was weg. Ik was hem kwijt in het donkere bos.
‘ Jason?’ fluisterde ik, maar er kwam geen reactie. ‘Jason?’ zei ik nu harder, ik schreeuwde zelfs bijna. Maar nog steeds bleef het akelig stil. Angst overviel mij en ik probeerde snel na te denken. Ik besloot toch naar de open plek te gaan en daarna Jason te zoeken aangezien in dit donker die kans heel klein dat ik hem voor 12 uur zou vinden en hij misschien al voor mij was. Achter mij klonk weer geritsel en ik begon sneller te lopen naar de open plek. Toen ik daar aan kwam zag ik een zwarte gedaante. Mijn hart klopte in mijn keel maar toch liep ik op hem af omdat ik hier toch nou eenmaal was. Ik kwam dichterbij en zag dat het een man was gehuld in een lange zwarte jas met een grote capuchon op.
‘I-ik heb volgens mij iets voor u’ perste ik er uit en uit angst begon ik te stotteren. De man draaide zich om en liep met grote passen op mij af.
‘Waar?’ klonk fluisterend vanonder de capuchon. Trillend haalde ik het pakketje vanonder mijn vest vandaan. De man rukte het uit mijn handen scheurde het een stukje open. Een glinsterend steentje viel in het natte gras. ‘Dankjewel’ fluisterde de man en hij rende weg. Verstijfd bleef ik staan en raapte ik snel het glinsterende steentje op en duwde het in mijn broekzak. Daarna rende ook ik weg. Ik rende roekeloos door het bos terwijl ik Jason’s naam schreeuwde. Opeens klonk er vanuit de struiken een zacht gekreun. Ik haastte me er naartoe en zag Jason liggen.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.
‘Een man, hij overviel me en nam me mee hierheen. Toen schopte hij enorm hard tegen mijn been en zei dat ik me hier niet mee moest bemoeien’ weer kreunde Jason. Ik tilde Jason overeind en leidde hem, terwijl hij op mijn schouder steunde, naar huis. Daar kon hij door het raam zijn kamer ongezien binnen komen omdat zijn kamer op de begane grond was. Toen rende ik zo snel als ik kon naar huis en klom vanaf buiten mijn kamer in. Daarna kleedde ik me uit en viel ik uitgeput in slaap.
Die morgen liep ik nog moe en in mijn spijkerbroek en vest naar beneden om een ontbijt voor mezelf te maken. Ik wist dat mijn ouders al weg waren. Terwijl ik mijn ontbijt at pakte ik de krant er bij om te kijken hoe het met de wereld ging. Ik verstijfde, levensgroot stond op de voorpagina de kop ‘Diamantroof’. Vluchtig las ik het artikel en haalde ik tijdens het lezen het glinsterende steentje uit mijn broekzak dat ik gisteravond mee genomen had. Vrijwel meteen herkende ik het als een diamantje en besefte ik me dat ik een enorme fout begaan had.
Ohja, en als je ergens een spelfouts of zo ziet, zeg dan waar en niet alleen 'er staan nog wel wat spelfoutjes in' svp
Enjoy :3
Ik snoof de geur van bloesem op en voelde de zachte wind door mijn haar. Geluiden van auto’s en stemmen van andere mensen negeerde ik. In één beweging duwde ik de bladeren die voor mijn gezicht hingen opzij en keek ik uit over de uitgestrekte wijnvelden. Ik haalde diep adem en wist dat ik eigenlijk naar huis zou moeten gaan, maar die gedachte negeerde ik en ik bleef zitten op de toch iets oncomfortabele tak. Voor mij speelden een paar boerenkinderen een spelletje tussen de planten tot zij naar binnen werden gehaald door een vrouw die duidelijk niet op het platteland leefde. Haar haar was al grijs en haar gezicht was iets gebruind door de zon, maar haar dure witte jurk bewees dat zij hier niet woonde. Geïnteresseerd keek ik toe terwijl ik met een draadje van mijn broek speelde. Plotseling zag ik de vrouw mijn kant op komen. Ze glimlachte een beetje, maar toch had ze iets droevigs over zich.
‘Hallo?’ zei ze zachtjes ‘meisje, ik wil je wat vragen.’ Ze keek mij recht aan, en ik bedacht me dat ze het tegen mij had. Ik liet me langzaam van mijn tak zakken en sprong naar beneden. De blaar op mijn voet deed weer behoorlijk wat pijn, maar dat negeerde ik.
‘Goedenavond’ antwoordde ik ’wat wilt u vragen?’
‘Zou je iets voor me willen doen?’
‘Ja hoor’ antwoordde ik.
‘Iets bezorgen’ zei ze en ze keek me doordringend aan. Iets in mij protesteerde maar mijn verlangen naar avontuur was groter.
‘Ja hoor, wat moet ik bezorgen?’ zei ik daarom.
‘Dit pakje’ antwoordde ze en ze haalde een klein wit pakketje uit haar tas ‘ik weet niet hoe ik je kan bedanken’
‘Ik doe het graag hoor’ zei ik ‘ik moet alleen nog weten waar ik het moet bezorgen’
‘Kom je wel eens in het bos?’ zei ze ‘die open vlakte.’ Ik knikte en bedacht me dat ik daar vroeger wel eens gespeeld had maar dat mijn ouders het daar te gevaarlijk vonden. ‘ Daar komen van die oude vieze mannetjes’ hadden ze gezegd en sindsdien was ik er nooit meer gekomen.
‘Ik weet dat ik veel van je vraag’ zei ze ‘maar hij moet vannacht om 12 uur bezorgt worden daar.’ Ik twijfelde, mijn ouders zouden het zeker niet goed vinden, maar de droevige blik van het vrouwtje overtuigde mij het te doen.
‘Goed, ik doe het’ zei ik dus.
‘Dankjewel’ zei het vrouwtje alleen maar , ze duwde het pakketje in mijn handen en liep weg zonder afscheid te nemen.
‘Dag’ riep ik haar nog na, maar ze hoorde het al niet meer.
Na lang nadenken belde ik die avond Jason op om te vragen mee te gaan. Ik kende hem al vanaf de kleuterschool en hoopte dat hij mee zou willen. Gek genoeg zei hij meteen ja, zonder ook maar een moment te twijfelen aan mijn verhaal of het te gevaarlijk te vinden. Maar diep in mijn hart wist ik al dat hij ja zou zeggen.
Ik wachtte zittend op de stoep voor mijn huis op Jason. Mijn ouders had ik niets verteld over wat ik zou gaan doen en ik voelde me schuldig. Ik wist ook wel dat het niet goed was wat ik ging doen, maar die gedachte negeerde ik. Met mijn vinger draaide ik om het amulet dat ik een paar jaar geleden van mijn oma had gekregen toen ik twaalf werd en betrapte mezelf er op dat ik zenuwachtig was. Ik speelde altijd met mijn amulet als ik zenuwachtig was.
Met een grote glimlach op zijn gezicht kwam Jason aangelopen. Meteen voelde ik het zenuwachtige gevoel een beetje wegzakken.
‘Hey Sarah’ zei hij met diezelfde glimlach nog steeds op zijn gezicht ‘heb je er een beetje zin in?’
‘Ja, spannend hè?’
‘Zeker’ zei hij ‘op naar het bos.’
Langzamer dan normaal naderden we het bos en het begon zacht te regenen. Ik drukte het pakketje dat ik onder vest gestopt had iets steviger tegen me aan. Het bos kende ik nog duidelijk uit mijn kindertijd. Ik betrapte mezelf er op dat ik nog steeds uit automatisme naar de hut die ik ooit gebouwd had wilde lopen. Ik voelde me klein tussen alle grote zwarte bomen. Het bos werd steeds dichter. De voetstappen van Jason voor mij klonken dof op de bladeren. Ergens had ik het gevoel dat iets ons volgde en bij elk zacht geritsel schrok ik op.
‘Jason?’ zei ik zachtjes ‘denk je dat we gevolgd worden?’ Jason draaide zich om en op zijn gezicht was nu ook een duidelijke spanning te zien. Ik probeerde te bedenken waarom ik ja had gezegd tegen het vrouwtje.
‘Ik weet het niet’ zei hij onzeker. Plotseling klonk er een harder geritsel achter mij en met een ruk draaide ik me om. Niets.
‘Laten we maar doorlopen, we zijn er bijna’ fluisterde ik. Ik wist niet waarom ik fluisterde maar toch deed ik het. Iets sneller liepen wij door. Jason liep steeds verder voor mij uit tot ik hem zelfs niet meer kon zien. Mijn hart begon sneller te kloppen en snel liep ik vooruit. Gespannen zochten mijn ogen Jason, maar hij was weg. Ik was hem kwijt in het donkere bos.
‘ Jason?’ fluisterde ik, maar er kwam geen reactie. ‘Jason?’ zei ik nu harder, ik schreeuwde zelfs bijna. Maar nog steeds bleef het akelig stil. Angst overviel mij en ik probeerde snel na te denken. Ik besloot toch naar de open plek te gaan en daarna Jason te zoeken aangezien in dit donker die kans heel klein dat ik hem voor 12 uur zou vinden en hij misschien al voor mij was. Achter mij klonk weer geritsel en ik begon sneller te lopen naar de open plek. Toen ik daar aan kwam zag ik een zwarte gedaante. Mijn hart klopte in mijn keel maar toch liep ik op hem af omdat ik hier toch nou eenmaal was. Ik kwam dichterbij en zag dat het een man was gehuld in een lange zwarte jas met een grote capuchon op.
‘I-ik heb volgens mij iets voor u’ perste ik er uit en uit angst begon ik te stotteren. De man draaide zich om en liep met grote passen op mij af.
‘Waar?’ klonk fluisterend vanonder de capuchon. Trillend haalde ik het pakketje vanonder mijn vest vandaan. De man rukte het uit mijn handen scheurde het een stukje open. Een glinsterend steentje viel in het natte gras. ‘Dankjewel’ fluisterde de man en hij rende weg. Verstijfd bleef ik staan en raapte ik snel het glinsterende steentje op en duwde het in mijn broekzak. Daarna rende ook ik weg. Ik rende roekeloos door het bos terwijl ik Jason’s naam schreeuwde. Opeens klonk er vanuit de struiken een zacht gekreun. Ik haastte me er naartoe en zag Jason liggen.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.
‘Een man, hij overviel me en nam me mee hierheen. Toen schopte hij enorm hard tegen mijn been en zei dat ik me hier niet mee moest bemoeien’ weer kreunde Jason. Ik tilde Jason overeind en leidde hem, terwijl hij op mijn schouder steunde, naar huis. Daar kon hij door het raam zijn kamer ongezien binnen komen omdat zijn kamer op de begane grond was. Toen rende ik zo snel als ik kon naar huis en klom vanaf buiten mijn kamer in. Daarna kleedde ik me uit en viel ik uitgeput in slaap.
Die morgen liep ik nog moe en in mijn spijkerbroek en vest naar beneden om een ontbijt voor mezelf te maken. Ik wist dat mijn ouders al weg waren. Terwijl ik mijn ontbijt at pakte ik de krant er bij om te kijken hoe het met de wereld ging. Ik verstijfde, levensgroot stond op de voorpagina de kop ‘Diamantroof’. Vluchtig las ik het artikel en haalde ik tijdens het lezen het glinsterende steentje uit mijn broekzak dat ik gisteravond mee genomen had. Vrijwel meteen herkende ik het als een diamantje en besefte ik me dat ik een enorme fout begaan had.