Kleurloos
Geplaatst: 29 mei 2008 09:35
Een one-shot die ik al een tijdje geleden had geschreven (twee maanden terug of zoiets denk ik). Ik vond hem heel fijn om te schrijven.
Hij betekent iets voor mij, hij is speciaal voor mij. Het is dan ook een doordenkertje.
Veel leesplezier ^^.
(reacties en kritiek zijn altijd heel erg welkom, ik moet nog veel leren ^^)
------------------------------------------------------
Kleurloos
Blonde haren omringden haar gezicht. Wind waaide de tranen uit haar ogen, blauwe ogen vol verdriet. Melanie stond daar, alleen, op een grote, hoge rots. Stenen omringden haar in slippers gehulde voeten.
Geen geluid drong haar oren binnen, het geruis van de wind werd weggeblazen. Gedachten zetten zich van haar af, naar buiten, de lucht in. Staand, met haar armen wijd open, genietend van de lucht en de ondergaande zon. Het was hier prachtig, werkelijk prachtig.
De zon die zoveel dingen uitbeeldde, de zon die kleuren uitstootte. Het mooie geel wat via oranje overliep naar het rood. De blauwwitte lucht die haar met open armen wilde ontvangen, maar de donkere, diepe afgrond die haar nog liever wilde krijgen. De zee, de wilde zee onder haar voeten, het donkerblauw dat soms zelfs naar zwart neigde, tientallen meters beneden haar. Hij riep haar, hij dwong haar om te springen, weg te gaan van de kleurloosheid op deze wereld. Te springen naar het diepe.
Blikken gingen naar de hoek van de leerlingenkamer, naar het lichaam van een ineengedoken meisje. Ze huilde, ze trilde, iedereen wist het, niemand deed iets.
Bloeddoorlopen voeten, één geworden met de ondergrond. Het rood van het bloed verenigde zich met het rood van de stenen. De lange tocht naar boven had haar geschaafd, haar pijn gedaan. Inmiddels voelde ze de pijn al niet meer, haar hart was aangetast. Haar hart kende nu pijn, wist nu wat het betekende en wat het inhield. Het overheerste haar, het nam haar ziel in beslag. Ze leek geen gevoel meer te hebben, alleen pijn die ze met zich meedroeg, dag in dag uit. Tot nu.
De lucht ontnam haar alles, haar pijn, haar gevoel, haar gedachtes. Het was heerlijk om zo open te staan voor de wereld, heerlijk om je hart vanbinnen te luchten. Het voelde anders, vreemd, maar toch vertrouwd. Het voelde fijn, thuis.
Maar het hoorde niet bij haar.
Het meisje huilde maar en huilde maar, haar armen schokkend van de pijn. Het was hartverscheurend om naar te kijken, iedereen wist het, niemand deed iets.
Melanie liet haar leven opslokken door de buitenwereld, de kleuren om haar heen. Ze raakte in trance, verslaafd aan het gevoel van vrijheid. Het was alsof de wereld iets moois te bieden had. Kleuren. Maar Melanie wist als geen ander dat het leven één kleurloos gebied was.
Het mocht niet zo zijn.
Haar wijde jurk wapperde om haar benen, ze voelde zich als een maagd in de Griekse wereld. Ze voelde zich opgesloten, maar toch zo vrij…
Niet wetend wat te doen.
Het meisje was langzaam opgestaan, het was alsof ze een beslissing had genomen. Energie straalde van haar af. Ze liep, ze rende, sneller en sneller, tot aan het portretgat, daar waar ze verdween uit het zicht...
Het meisje rende maar en rende maar, wanhopig dat ze was. Gangen in, gangen uit, het kasteel door. Over de wijde omgeving die er aan vastlag, over de groene grasvelden en bergen die er naast lagen.
Ze rende en rende, iedereen wist het, niemand deed iets.
Het was alsof de mensen bang waren, bang voor de waarheid, het niet durfden in te zien. Iedereen die haar helpen kon, iedereen die het wist, niemand die het durfde.
Het meisje was alleen, achtergelaten, in de steek gelaten…
Haar voeten begonnen pijn te doen. De slippertjes werden doorboord door de rotsige ondergrond. Maar de pijn die zij voelde, overheerste niet, het drong niet tot haar door. Deze zwakke pijn viel in het niets bij de werkelijke pijn die door haar hart heen gonsde.
Hijgend stond ze daar, voor het bruin, grijs, wit en groen. Voor een grote, hoge berg.
Ze wist dat ze omhoog moest, hem moest beklimmen om er bij te komen. Bij de lucht, bij de zee, bij de zon…
Kleuren.
Het meisje haalde zichzelf over, een sterke wil, dat was wat zij had. Ze kon de knop omzetten, doen wat ze wilde behalen. Maar op sommige gebieden was haar wil te ver gevorderd, men kon de knop niet meer omzetten. Verslaving.
De rots was stijl en puntig, de stenen staken door haar slippertjes heen, rode vlekken die zij achterliet, niet wetend wat te doen. Haar gedachte op nul, blik op oneindig. Geen gevoel, geen emoties. Lopen, klimmen, klauteren, was al wat zij nog dacht.
Melanie wilde dat ze haar angst kon weggeven. Zo willen doorgaan met haar leven, vrij zijn. Maar niemand die haar angst in handen zou willen hebben, niemand aan wie Melanie het toevertrouwde. Geen mens die haar kende, geen mens die het ook maar wist. Haar verslaving, haar gedachten, haar gevoelens. Het was van haar, allemaal van haar. Melanie wist niet wat er mee te doen. De pijn zat te diep in haar hart gegrift, het zat te diep van binnen om het los te kunnen laten. Het had haar gevormd tot wie ze was, maar niet tot wie ze wilde wezen.
De tocht naar boven was zwaar. Het meisje hijgde maar en hijgde maar, het klom en klom, maar het zette door, het was haar wil, haar taak. Ze moest het volbrengen.
Ze wilde aankomen, bij de zon, de zee en de lucht. Ze wilde springen, opgeslokt worden door de kleuren, afscheid nemen van deze kleurloosheid…
Een laatste stap, een laatste hobbel, het meisje zou aankomen op de grote rots vol met kleuren. De zon, de zee, de lucht, die haar riep.
Ze stond daar, op het puntje van de rots, proberend haar evenwicht te baas te blijven. Ze voelde zich in trance, niet wetend wat te doen. Ze wilde nog even genieten van de kleuren, het uitzicht, de goede kant van de wereld.
Maar het zou niet lang meer duren…
Balancerend tussen het leven en de dood, totdat ze uiteindelijk haar evenwicht verloor en verdween in de diepte. Haar geheimen met haar mee. Weg met een sprong. Kleurloos.
Melanie was weg blijven lopen voor haar angsten. Ze was altijd bang geweest om het kwijt te kunnen, niet wetend wie te vertrouwen. Haar gedachten waren een doolhof zonder einde, totdat ze het niet meer aankon en sprong.
Ieder had haar kunnen helpen, maar niemand die de gelegenheid er voor had gekregen, niemand die het durfde.
Hij betekent iets voor mij, hij is speciaal voor mij. Het is dan ook een doordenkertje.
Veel leesplezier ^^.
(reacties en kritiek zijn altijd heel erg welkom, ik moet nog veel leren ^^)
------------------------------------------------------
Kleurloos
Blonde haren omringden haar gezicht. Wind waaide de tranen uit haar ogen, blauwe ogen vol verdriet. Melanie stond daar, alleen, op een grote, hoge rots. Stenen omringden haar in slippers gehulde voeten.
Geen geluid drong haar oren binnen, het geruis van de wind werd weggeblazen. Gedachten zetten zich van haar af, naar buiten, de lucht in. Staand, met haar armen wijd open, genietend van de lucht en de ondergaande zon. Het was hier prachtig, werkelijk prachtig.
De zon die zoveel dingen uitbeeldde, de zon die kleuren uitstootte. Het mooie geel wat via oranje overliep naar het rood. De blauwwitte lucht die haar met open armen wilde ontvangen, maar de donkere, diepe afgrond die haar nog liever wilde krijgen. De zee, de wilde zee onder haar voeten, het donkerblauw dat soms zelfs naar zwart neigde, tientallen meters beneden haar. Hij riep haar, hij dwong haar om te springen, weg te gaan van de kleurloosheid op deze wereld. Te springen naar het diepe.
Blikken gingen naar de hoek van de leerlingenkamer, naar het lichaam van een ineengedoken meisje. Ze huilde, ze trilde, iedereen wist het, niemand deed iets.
Bloeddoorlopen voeten, één geworden met de ondergrond. Het rood van het bloed verenigde zich met het rood van de stenen. De lange tocht naar boven had haar geschaafd, haar pijn gedaan. Inmiddels voelde ze de pijn al niet meer, haar hart was aangetast. Haar hart kende nu pijn, wist nu wat het betekende en wat het inhield. Het overheerste haar, het nam haar ziel in beslag. Ze leek geen gevoel meer te hebben, alleen pijn die ze met zich meedroeg, dag in dag uit. Tot nu.
De lucht ontnam haar alles, haar pijn, haar gevoel, haar gedachtes. Het was heerlijk om zo open te staan voor de wereld, heerlijk om je hart vanbinnen te luchten. Het voelde anders, vreemd, maar toch vertrouwd. Het voelde fijn, thuis.
Maar het hoorde niet bij haar.
Het meisje huilde maar en huilde maar, haar armen schokkend van de pijn. Het was hartverscheurend om naar te kijken, iedereen wist het, niemand deed iets.
Melanie liet haar leven opslokken door de buitenwereld, de kleuren om haar heen. Ze raakte in trance, verslaafd aan het gevoel van vrijheid. Het was alsof de wereld iets moois te bieden had. Kleuren. Maar Melanie wist als geen ander dat het leven één kleurloos gebied was.
Het mocht niet zo zijn.
Haar wijde jurk wapperde om haar benen, ze voelde zich als een maagd in de Griekse wereld. Ze voelde zich opgesloten, maar toch zo vrij…
Niet wetend wat te doen.
Het meisje was langzaam opgestaan, het was alsof ze een beslissing had genomen. Energie straalde van haar af. Ze liep, ze rende, sneller en sneller, tot aan het portretgat, daar waar ze verdween uit het zicht...
Het meisje rende maar en rende maar, wanhopig dat ze was. Gangen in, gangen uit, het kasteel door. Over de wijde omgeving die er aan vastlag, over de groene grasvelden en bergen die er naast lagen.
Ze rende en rende, iedereen wist het, niemand deed iets.
Het was alsof de mensen bang waren, bang voor de waarheid, het niet durfden in te zien. Iedereen die haar helpen kon, iedereen die het wist, niemand die het durfde.
Het meisje was alleen, achtergelaten, in de steek gelaten…
Haar voeten begonnen pijn te doen. De slippertjes werden doorboord door de rotsige ondergrond. Maar de pijn die zij voelde, overheerste niet, het drong niet tot haar door. Deze zwakke pijn viel in het niets bij de werkelijke pijn die door haar hart heen gonsde.
Hijgend stond ze daar, voor het bruin, grijs, wit en groen. Voor een grote, hoge berg.
Ze wist dat ze omhoog moest, hem moest beklimmen om er bij te komen. Bij de lucht, bij de zee, bij de zon…
Kleuren.
Het meisje haalde zichzelf over, een sterke wil, dat was wat zij had. Ze kon de knop omzetten, doen wat ze wilde behalen. Maar op sommige gebieden was haar wil te ver gevorderd, men kon de knop niet meer omzetten. Verslaving.
De rots was stijl en puntig, de stenen staken door haar slippertjes heen, rode vlekken die zij achterliet, niet wetend wat te doen. Haar gedachte op nul, blik op oneindig. Geen gevoel, geen emoties. Lopen, klimmen, klauteren, was al wat zij nog dacht.
Melanie wilde dat ze haar angst kon weggeven. Zo willen doorgaan met haar leven, vrij zijn. Maar niemand die haar angst in handen zou willen hebben, niemand aan wie Melanie het toevertrouwde. Geen mens die haar kende, geen mens die het ook maar wist. Haar verslaving, haar gedachten, haar gevoelens. Het was van haar, allemaal van haar. Melanie wist niet wat er mee te doen. De pijn zat te diep in haar hart gegrift, het zat te diep van binnen om het los te kunnen laten. Het had haar gevormd tot wie ze was, maar niet tot wie ze wilde wezen.
De tocht naar boven was zwaar. Het meisje hijgde maar en hijgde maar, het klom en klom, maar het zette door, het was haar wil, haar taak. Ze moest het volbrengen.
Ze wilde aankomen, bij de zon, de zee en de lucht. Ze wilde springen, opgeslokt worden door de kleuren, afscheid nemen van deze kleurloosheid…
Een laatste stap, een laatste hobbel, het meisje zou aankomen op de grote rots vol met kleuren. De zon, de zee, de lucht, die haar riep.
Ze stond daar, op het puntje van de rots, proberend haar evenwicht te baas te blijven. Ze voelde zich in trance, niet wetend wat te doen. Ze wilde nog even genieten van de kleuren, het uitzicht, de goede kant van de wereld.
Maar het zou niet lang meer duren…
Balancerend tussen het leven en de dood, totdat ze uiteindelijk haar evenwicht verloor en verdween in de diepte. Haar geheimen met haar mee. Weg met een sprong. Kleurloos.
Melanie was weg blijven lopen voor haar angsten. Ze was altijd bang geweest om het kwijt te kunnen, niet wetend wie te vertrouwen. Haar gedachten waren een doolhof zonder einde, totdat ze het niet meer aankon en sprong.
Ieder had haar kunnen helpen, maar niemand die de gelegenheid er voor had gekregen, niemand die het durfde.