Mijn vieze gore waarheid
Geplaatst: 23 jun 2008 22:03
Dit verhaal is gebaseerd op het waargebeurde verhaal, van twee achtjarige meisjes, die slachtoffer werden van de moordenaar, verkrachter, ontvoerder en gijzelaar.
Het verhaal dat verteld dat onschuld, evenals fataal kan zijn.
Het is absoluut niet bedoeld voor jonge kinderen. Ik hoop dat jullie het mooi vinden. Dat ik de essentie van deze verschrikkelijke gebeurtenis over kan brengen, in een verhaal, met woorden die me tranen hebben gekost.
Mijn vieze gore waarheid
Hoe durf je nog te kijken in mijn ogen?
Na alles wat je gedaan hebt
Na alles wat je me aan deed.
Je hebt mijn lichaam opgesloten
Mijn armen gebonden
Mijn mond gesloten
Maar mijn ziel is nog altijd vrij
Om je te wreken.
Ik haat je.
Mijn handen gleden langs de relingen. Beneden was het diep. Te diep. Een eng gevoel in mijn maag strekte zich uit over mijn hele lichaam. Ik zette een stap dichter bij Mel. Ze legde haar hand op mijn schouder en glimlachte.
‘Niet bang zijn Juul,’ zei ze. Ik keek in haar ogen en verdwaalde even in die mooie bruine kleur. Ze lachte en trok me mee de brug op. Onder ons reden horde auto’s en vrachtwagens. Ze flitsten onder ons voorbij als speelgoedwagens, die je op moest winden, nadat je ze los niet en ze van de tafel af reden. We staken onze handen op en zwaaide naar de bestuurders. Grote mensen keken dan door hun raampje wie er op de brug stonden. Ze keken dan naar óns. Naar Mel en ik, naar onze lange bruine haren, en onze kleine rode jurkjes, en op een één of andere manier liet mij dat gevoel niet snel los. Een oude vrouw keek wantrouwig naar boven.
Mel huppelde over de brug en ik rende haar achterna. Geen denken aan dat ik hier in mijn eentje zou bleven.
‘Melissa!’ lachte ik. Ik keek op zij en zag onder mij een wit busje rijden. De zon brandde op mijn hoofd en mijn hoofd bonkte van de warmte. Maar desondanks had ik geen aandacht voor de warme zon. Ik had in de ogen keken van de bestuurder van het witte busje. Maar voordat ik hem goed kon bekijken flitste hij al onder me weg en sloeg af. Hij had me geïnteresseerd. Zijn snorretje, zijn donkere haren, zijn spitse blik.
Ik had nog achter Melissa aan kunnen rennen maar dat deed ik niet. Ik bleef aan de reling van de brug staan, een beetje versuft door de blik van de man. Het was niet zoals de andere bestuurders een blik geweest van interesse. Het was iets heel anders. Ik had geen idee wat. Hoe moest ik dat weten? Ik was acht jaar. Ik was jong. Ik was onschuldig.
Maak kennis met de waarheid.
Ik ben Julie Lejeune en elke seconde dat ik heb geleefd, na die ene blik, heb ik gewenst dat ik naar mijn vriendin gerend was. Gewoon verder gehuppeld. En alles was vergeten. Ja, vooral dat.
Een minuut later zaten Mel en ik op het stoepje naast de brug. We hadden wel genoeg bestuurders gezien voor vandaag. Mel haalde een pakje chocola uit haar broekzak en maakte het open. Op dat moment ging er een auto de hoek om en kwam er een wit busje naar hen toe rijden. Een hol gevoel in mijn maag keerde weer terug. Maar om een andere reden dan de hoogte. Ik wilde opstaan, ik wilde Mel meetrekken en weg rennen. Maar waarom? Het was een belachelijk idee om bij alle auto’s weg te rennen. Het zou wat wezen. Dus ik bleef zitten, samen met Mel, op het koude stoepje op de brug. De zon ging langzaam zakken en ik schatte de tijd rond vier uur ’s middags. Het witte busje stopte bij hen en ik zag de bestuurder met het snorretje glimlachen. Ik herinner me nog dat zijn tanden geel en vies waren. Hij deed de deur open en stapte eruit. Hij was niet zo groot, ongeveer één meter vijfenzeventig en zijn lichaam was gehuld in een spijkerbroek. Ik zwaaide mijn haren opzij en stond op, al wist ik niet waarom. Mijn benen trilden zachtjes.
De man kwam naar ons toegelopen. Hij wandelde heel ontspannen, alsof hij een wandeling maakte door het park. Mel en ik keken elkaar aan. Haar ogen stonden haast net zo ontspannen als die van de bestuurder en dat ergerde me een beetje.
‘Zo meisjes,’ zei hij met een redelijk krakerige stem. Waarschijnlijk rookte hij veel.
‘Hallo’ antwoordde Melissa. Ik keek Melissa geërgerd aan maar dat merkte ze niet.
‘Mel, ik moet naar huis, we gaan zo eten,’ zei ik met een trillerige stem. De man trok zijn wenkbrauw op.
‘Nu al? Het is pas kwart over drie…’
‘Wij eten altijd snel.’
‘Ik heb ook wel wat eten in de bus liggen.’
Hij keek ons strak aan, met een klein glimlachje op zijn gezicht. Ik wist dat Mel en eten een goede combinatie was.
‘Oh, daar heb ik best wel zin in’ lachte Melissa vrolijk.
‘Ik niet.’
Maar ze stond al op en liep naar de bestuurder. Hij legde een hand op haar schouder en leidde haar naar de bus. Ik verroerde me niet. De man was niet te vertrouwen, dat wist ik al vanaf het begin. Vanaf zijn eerste blik. Maar kon ik mijn beste vriendin zomaar laten gaan? Ik liep met trillende benen haar achterna en keek in het busje. Maar voordat ik ook maar goed kon kijken wat er zich precies in het busje bevond voelde ik een koude hand in mijn nek. Er gleden vingers langs mijn keel en ik viel voorover. Met mijn hoofd op het stuur. Mijn hoofd leek uit elkaar te spatten van de pijn en ik zag een straaltje bloed over mijn ogen vloeien.
In de verte hoorde ik geschreeuw maar die was snel gesmoord. Daar zorgde hij wel voor. De minuten daarna was ik maar half bij bewustzijn. Mijn kleine lichaampje lag opgerold in de achterbak van de bus. Bovenop die van Melissa. Ik voelde haar armpjes stil onder me liggen. Ik was te slaperig om te bedenken of ze nog leefde. Ik was te slaperig om te bedenken of ik zelf nog wel leefde, hoe ik kon ontsnappen en zelfs om te weten wat er gebeurt was. Mijn jurkje was half afgezakt en mijn bloedende hoofdje lag tegen ze bovenkant van de achterbak aan.
Toen ik wakker werd lag ik in een kleine kamer. Of eigenlijk meer een kast. Het was twee meter bij twee meter, en er paste geeneens een bed in. Het was onder de grond was er was geen licht, afgezien van een flakkerende kaars in de hoek. Ik keek om me heen waar Mel was, voordat ik besefte dat mijn hele lichaam onder het bloed zat.
Een paar seconde dacht ik dat ze weg was. Maar toen zag ik haar.
Een klein meisje, van acht jaar, zat in de hoek van de kamer. Haar hoofd was volledig kaalgeschoren, afgezien van een paar plukken haar over haar hoofd verspreid waar diegene waarschijnlijk geen tijd meer voor had. Ze zat opgerold in een hoekje, met haar handen over haar benen. Spiernaakt en lijkbleek, met haar benen onder het bloed. Ik wist niet wat er gebeurt was, ik wist alleen dat ik dit moment uit mijn kleine leventje die ik heb mogen leiden, nooit meer zou vergeten.
Het meisje zonder identiteit. Alles van haar afgenomen.
Haar kleding, haar haren en zichzelf. Ik voelde een sterke medelijden die zei dat ze wil liever dood had willen zijn dan dat dit was gebeurd. En vooral een schuldgevoel. Ik had naar hem gezwaaid. Ik had naar die klootzak gezwaaid, hem uitgelokt. Ik stond moeizaam op en ging naast Mel zitten, legde haar kale hoofd op mijn schouder en liet haar snikkend in mijn armen vallen.
Die vieze gore waarheid knaagde aan mijn hart. Ik was morgen aan de beurt. Aan de beurt om kaal geschoren te worden, verkracht en vernietigd, behandeld te worden alsof ik geen mens was. Een kasplantje, dat toch geen gevoelens heeft. Ik trok mijn jurkje uit en legde het over Melissa’s koude lichaam. Het trilde en zat onder het klamme zweet. Samen huilden we. En steeds die eeuwige vraag.
Waarom doet iemand dit?
Is het dan zo leuk om mensenlevens te vernietigen?
En hoe, hoe in hemelsnaam,
Durf je nog in mijn ogen te kijken, na alles wat je gedaan hebt.
Ik haat je.
In de winter van 1995 werd Marc Dutroux gearresteerd wegens ontvoering, moord en verkrachting van zes meisjes. Hij liet de zorg van Julie en Melissa over aan zijn vrouw, Michelle, maar die verklaarde jaren later dat ze doodsbang was voor de meisjes en hen aan hun lot overliet in de eenzame bunker. Toen Dutroux eind 1996 uit de gevangenis werd ontslagen, trof hij Julie dood aan. Ze is waarschijnlijk overleden aan de honger en dorst. Melissa was ernstig verzwakt en Marc gaf haar een bad, om haar in leven te houden, en haar daarna opnieuw in haar bunker kon dumpen. Enkele uren later stierf Melissa wederom. Na hun dood zijn Julie en Melissa in vuilniszakken gestopt en tijdelijk ingevroren. Ze werden begraven in de tuin van Michelle Martin in Sars-la Buissière, te België.
Het verhaal dat verteld dat onschuld, evenals fataal kan zijn.
Het is absoluut niet bedoeld voor jonge kinderen. Ik hoop dat jullie het mooi vinden. Dat ik de essentie van deze verschrikkelijke gebeurtenis over kan brengen, in een verhaal, met woorden die me tranen hebben gekost.
Mijn vieze gore waarheid
Hoe durf je nog te kijken in mijn ogen?
Na alles wat je gedaan hebt
Na alles wat je me aan deed.
Je hebt mijn lichaam opgesloten
Mijn armen gebonden
Mijn mond gesloten
Maar mijn ziel is nog altijd vrij
Om je te wreken.
Ik haat je.
Mijn handen gleden langs de relingen. Beneden was het diep. Te diep. Een eng gevoel in mijn maag strekte zich uit over mijn hele lichaam. Ik zette een stap dichter bij Mel. Ze legde haar hand op mijn schouder en glimlachte.
‘Niet bang zijn Juul,’ zei ze. Ik keek in haar ogen en verdwaalde even in die mooie bruine kleur. Ze lachte en trok me mee de brug op. Onder ons reden horde auto’s en vrachtwagens. Ze flitsten onder ons voorbij als speelgoedwagens, die je op moest winden, nadat je ze los niet en ze van de tafel af reden. We staken onze handen op en zwaaide naar de bestuurders. Grote mensen keken dan door hun raampje wie er op de brug stonden. Ze keken dan naar óns. Naar Mel en ik, naar onze lange bruine haren, en onze kleine rode jurkjes, en op een één of andere manier liet mij dat gevoel niet snel los. Een oude vrouw keek wantrouwig naar boven.
Mel huppelde over de brug en ik rende haar achterna. Geen denken aan dat ik hier in mijn eentje zou bleven.
‘Melissa!’ lachte ik. Ik keek op zij en zag onder mij een wit busje rijden. De zon brandde op mijn hoofd en mijn hoofd bonkte van de warmte. Maar desondanks had ik geen aandacht voor de warme zon. Ik had in de ogen keken van de bestuurder van het witte busje. Maar voordat ik hem goed kon bekijken flitste hij al onder me weg en sloeg af. Hij had me geïnteresseerd. Zijn snorretje, zijn donkere haren, zijn spitse blik.
Ik had nog achter Melissa aan kunnen rennen maar dat deed ik niet. Ik bleef aan de reling van de brug staan, een beetje versuft door de blik van de man. Het was niet zoals de andere bestuurders een blik geweest van interesse. Het was iets heel anders. Ik had geen idee wat. Hoe moest ik dat weten? Ik was acht jaar. Ik was jong. Ik was onschuldig.
Maak kennis met de waarheid.
Ik ben Julie Lejeune en elke seconde dat ik heb geleefd, na die ene blik, heb ik gewenst dat ik naar mijn vriendin gerend was. Gewoon verder gehuppeld. En alles was vergeten. Ja, vooral dat.
Een minuut later zaten Mel en ik op het stoepje naast de brug. We hadden wel genoeg bestuurders gezien voor vandaag. Mel haalde een pakje chocola uit haar broekzak en maakte het open. Op dat moment ging er een auto de hoek om en kwam er een wit busje naar hen toe rijden. Een hol gevoel in mijn maag keerde weer terug. Maar om een andere reden dan de hoogte. Ik wilde opstaan, ik wilde Mel meetrekken en weg rennen. Maar waarom? Het was een belachelijk idee om bij alle auto’s weg te rennen. Het zou wat wezen. Dus ik bleef zitten, samen met Mel, op het koude stoepje op de brug. De zon ging langzaam zakken en ik schatte de tijd rond vier uur ’s middags. Het witte busje stopte bij hen en ik zag de bestuurder met het snorretje glimlachen. Ik herinner me nog dat zijn tanden geel en vies waren. Hij deed de deur open en stapte eruit. Hij was niet zo groot, ongeveer één meter vijfenzeventig en zijn lichaam was gehuld in een spijkerbroek. Ik zwaaide mijn haren opzij en stond op, al wist ik niet waarom. Mijn benen trilden zachtjes.
De man kwam naar ons toegelopen. Hij wandelde heel ontspannen, alsof hij een wandeling maakte door het park. Mel en ik keken elkaar aan. Haar ogen stonden haast net zo ontspannen als die van de bestuurder en dat ergerde me een beetje.
‘Zo meisjes,’ zei hij met een redelijk krakerige stem. Waarschijnlijk rookte hij veel.
‘Hallo’ antwoordde Melissa. Ik keek Melissa geërgerd aan maar dat merkte ze niet.
‘Mel, ik moet naar huis, we gaan zo eten,’ zei ik met een trillerige stem. De man trok zijn wenkbrauw op.
‘Nu al? Het is pas kwart over drie…’
‘Wij eten altijd snel.’
‘Ik heb ook wel wat eten in de bus liggen.’
Hij keek ons strak aan, met een klein glimlachje op zijn gezicht. Ik wist dat Mel en eten een goede combinatie was.
‘Oh, daar heb ik best wel zin in’ lachte Melissa vrolijk.
‘Ik niet.’
Maar ze stond al op en liep naar de bestuurder. Hij legde een hand op haar schouder en leidde haar naar de bus. Ik verroerde me niet. De man was niet te vertrouwen, dat wist ik al vanaf het begin. Vanaf zijn eerste blik. Maar kon ik mijn beste vriendin zomaar laten gaan? Ik liep met trillende benen haar achterna en keek in het busje. Maar voordat ik ook maar goed kon kijken wat er zich precies in het busje bevond voelde ik een koude hand in mijn nek. Er gleden vingers langs mijn keel en ik viel voorover. Met mijn hoofd op het stuur. Mijn hoofd leek uit elkaar te spatten van de pijn en ik zag een straaltje bloed over mijn ogen vloeien.
In de verte hoorde ik geschreeuw maar die was snel gesmoord. Daar zorgde hij wel voor. De minuten daarna was ik maar half bij bewustzijn. Mijn kleine lichaampje lag opgerold in de achterbak van de bus. Bovenop die van Melissa. Ik voelde haar armpjes stil onder me liggen. Ik was te slaperig om te bedenken of ze nog leefde. Ik was te slaperig om te bedenken of ik zelf nog wel leefde, hoe ik kon ontsnappen en zelfs om te weten wat er gebeurt was. Mijn jurkje was half afgezakt en mijn bloedende hoofdje lag tegen ze bovenkant van de achterbak aan.
Toen ik wakker werd lag ik in een kleine kamer. Of eigenlijk meer een kast. Het was twee meter bij twee meter, en er paste geeneens een bed in. Het was onder de grond was er was geen licht, afgezien van een flakkerende kaars in de hoek. Ik keek om me heen waar Mel was, voordat ik besefte dat mijn hele lichaam onder het bloed zat.
Een paar seconde dacht ik dat ze weg was. Maar toen zag ik haar.
Een klein meisje, van acht jaar, zat in de hoek van de kamer. Haar hoofd was volledig kaalgeschoren, afgezien van een paar plukken haar over haar hoofd verspreid waar diegene waarschijnlijk geen tijd meer voor had. Ze zat opgerold in een hoekje, met haar handen over haar benen. Spiernaakt en lijkbleek, met haar benen onder het bloed. Ik wist niet wat er gebeurt was, ik wist alleen dat ik dit moment uit mijn kleine leventje die ik heb mogen leiden, nooit meer zou vergeten.
Het meisje zonder identiteit. Alles van haar afgenomen.
Haar kleding, haar haren en zichzelf. Ik voelde een sterke medelijden die zei dat ze wil liever dood had willen zijn dan dat dit was gebeurd. En vooral een schuldgevoel. Ik had naar hem gezwaaid. Ik had naar die klootzak gezwaaid, hem uitgelokt. Ik stond moeizaam op en ging naast Mel zitten, legde haar kale hoofd op mijn schouder en liet haar snikkend in mijn armen vallen.
Die vieze gore waarheid knaagde aan mijn hart. Ik was morgen aan de beurt. Aan de beurt om kaal geschoren te worden, verkracht en vernietigd, behandeld te worden alsof ik geen mens was. Een kasplantje, dat toch geen gevoelens heeft. Ik trok mijn jurkje uit en legde het over Melissa’s koude lichaam. Het trilde en zat onder het klamme zweet. Samen huilden we. En steeds die eeuwige vraag.
Waarom doet iemand dit?
Is het dan zo leuk om mensenlevens te vernietigen?
En hoe, hoe in hemelsnaam,
Durf je nog in mijn ogen te kijken, na alles wat je gedaan hebt.
Ik haat je.
In de winter van 1995 werd Marc Dutroux gearresteerd wegens ontvoering, moord en verkrachting van zes meisjes. Hij liet de zorg van Julie en Melissa over aan zijn vrouw, Michelle, maar die verklaarde jaren later dat ze doodsbang was voor de meisjes en hen aan hun lot overliet in de eenzame bunker. Toen Dutroux eind 1996 uit de gevangenis werd ontslagen, trof hij Julie dood aan. Ze is waarschijnlijk overleden aan de honger en dorst. Melissa was ernstig verzwakt en Marc gaf haar een bad, om haar in leven te houden, en haar daarna opnieuw in haar bunker kon dumpen. Enkele uren later stierf Melissa wederom. Na hun dood zijn Julie en Melissa in vuilniszakken gestopt en tijdelijk ingevroren. Ze werden begraven in de tuin van Michelle Martin in Sars-la Buissière, te België.