Another war to fight (one-shot)
Geplaatst: 08 okt 2008 15:20
Vooraf nog even; let niet op mijn gebrekkig engels. Ik heb het eens zo geprobeerd met engelse (gedicht)teksten ertussen door en weet niet of het wat geworden is. Ikzelf vond het moeilijk op te schrijven wat ik wílde vertellen, welke boodschap ik over wilde laten komen dus voor mij was het wel een uitdaging het eens op deze manier te doen. Nou ja, hier is ie.
Another war to fight with only; hope
All around me,
I see people,
But they just
don’t see me
Ik leef langs ze heen. De mens. Ik ben ongelukkig, zolang ik mij herinneren kan. Ik heb mij nooit gewild of geliefd gevoeld. Ik heb me nooit genegen gevoeld. Ik heb nooit liefde gevoeld. Niet voor een jongen of een man, niet voor een goede vriend of vriendin en zelfs, nee zélfs niet voor een familielid.
Ik kan mij alleen duister herinneren. Alles was donker. Er was echter één lichtpuntje. En dat sleepte mij overal doorheen. Dat nam mij mee. Dat was voor mij de reden door te leven. Dat lichtpunt was; hoop.
De hoop dat alles in de toekomst beter zou gaan. De hoop dat ik van iemand zou gaan houden en diegene van mij. Ook al is het maar voor een tijdje, en gaat het weer over, dan heb ik het ‘gevoeld’, ja, dat zou ik zo graag willen.
Gewoon liefde voelen. Genegenheid voelen. Je gewenst voelen. Gelukkig zijn.
All around me,
I see people,
I wish I could love them,
But they just don’t love me.
Bij mijn geboorte flipte mijn moeder. Ik werd thuis geboren, zonder enige hulp van medische doktoren. Ze heeft het samen met haar zus gedaan, mij baren. Mijn tante sleepte haar erdoor heen. Anders had ik misschien nu wel niet geleefd. En ik zou bijna willen dat het niet zo was.
Toen ik geboren werd, heeft mijn moeder met een mes naar me staan zwaaien. Ze heeft gegild en geschreeuwd dat ze me niet wilde, dat ik dood moest. En ik lag daar, als babyzijnde, een paar minuten oud, al doodgewenst te worden.
Nu zit ze in een inrichting en als ik haar opzoek zegt ze dat ze me niet kent. En of het zo is, daar zal ik nooit achterkomen want ze is flink gestoord geworden sinds mijn geboorte. Maar je eigen kind niet meer herkennen? Ik heb het vermoeden dat ze me niet wil erkennen, en dat ik voor haar al jaren lang praktisch ‘dood’ ben.
Mijn vader was niet veel beter. Vroeger in tijden als ik het moeilijk had was hij er nooit. Sterker nog, hij maakte het alleen maar erger. Hij vertelde vaak genoeg dat ik lelijk was, en vooral niets waard was, dat ik niets kon. En dat een paar keer per dag. Ik zou zo graag willen dat ze van me hielden, zoals ouders van hun kinderen horen te doen.
Op school was ik een loner, ‘ik had niemand nodig’, en dat was uiteindelijk ook wel zo. Het was alleen ontzettend fijn geweest als ik iemand had gehad, die me kon helpen, iemand die me wilde helpen. Iemand die van me hield.
All around me,
I see darkness,
And the light I have always seen,
Is attenuate.
Zo vaak heb ik er aan gedacht; wie zou me missen als ik er niet meer was? Er zouden alleen maar mensen blij van worden; mijn moeder, mijn vader, de klas die me toen niet aardig vond. Omdat ik anders was.
En nooit heb ik opgegeven, hoe verrot ik me ook voelde. Altijd heb ik doorgevochten, met in mijn achterhoofd het woordje; áls. Ik hield moed, goede hoop. En nu, jaren later, zit ik nog te wachten op wanneer dat zal komen. Waarom ben ik op aarde gezet als niemand mij wil, als niemand me mag, sterker nog; als ze van me af willen. Waarom besta ik als er niet van mij gehouden word, als ik niet van andere mensen kan houden. Waarom heb ik niet gewoon opgegeven. En waarom doe ik dat nu niet?
Ik kan het niet vanwege de hoop. Ik zou zo graag die liefde willen voelen. Al was het maar voor eventjes.
All around me,
I see people,
Happy people,
I just wanted to be like them.
And I will always keep the hope.
Light in the darkness; hope.
Another war to fight with only; hope
All around me,
I see people,
But they just
don’t see me
Ik leef langs ze heen. De mens. Ik ben ongelukkig, zolang ik mij herinneren kan. Ik heb mij nooit gewild of geliefd gevoeld. Ik heb me nooit genegen gevoeld. Ik heb nooit liefde gevoeld. Niet voor een jongen of een man, niet voor een goede vriend of vriendin en zelfs, nee zélfs niet voor een familielid.
Ik kan mij alleen duister herinneren. Alles was donker. Er was echter één lichtpuntje. En dat sleepte mij overal doorheen. Dat nam mij mee. Dat was voor mij de reden door te leven. Dat lichtpunt was; hoop.
De hoop dat alles in de toekomst beter zou gaan. De hoop dat ik van iemand zou gaan houden en diegene van mij. Ook al is het maar voor een tijdje, en gaat het weer over, dan heb ik het ‘gevoeld’, ja, dat zou ik zo graag willen.
Gewoon liefde voelen. Genegenheid voelen. Je gewenst voelen. Gelukkig zijn.
All around me,
I see people,
I wish I could love them,
But they just don’t love me.
Bij mijn geboorte flipte mijn moeder. Ik werd thuis geboren, zonder enige hulp van medische doktoren. Ze heeft het samen met haar zus gedaan, mij baren. Mijn tante sleepte haar erdoor heen. Anders had ik misschien nu wel niet geleefd. En ik zou bijna willen dat het niet zo was.
Toen ik geboren werd, heeft mijn moeder met een mes naar me staan zwaaien. Ze heeft gegild en geschreeuwd dat ze me niet wilde, dat ik dood moest. En ik lag daar, als babyzijnde, een paar minuten oud, al doodgewenst te worden.
Nu zit ze in een inrichting en als ik haar opzoek zegt ze dat ze me niet kent. En of het zo is, daar zal ik nooit achterkomen want ze is flink gestoord geworden sinds mijn geboorte. Maar je eigen kind niet meer herkennen? Ik heb het vermoeden dat ze me niet wil erkennen, en dat ik voor haar al jaren lang praktisch ‘dood’ ben.
Mijn vader was niet veel beter. Vroeger in tijden als ik het moeilijk had was hij er nooit. Sterker nog, hij maakte het alleen maar erger. Hij vertelde vaak genoeg dat ik lelijk was, en vooral niets waard was, dat ik niets kon. En dat een paar keer per dag. Ik zou zo graag willen dat ze van me hielden, zoals ouders van hun kinderen horen te doen.
Op school was ik een loner, ‘ik had niemand nodig’, en dat was uiteindelijk ook wel zo. Het was alleen ontzettend fijn geweest als ik iemand had gehad, die me kon helpen, iemand die me wilde helpen. Iemand die van me hield.
All around me,
I see darkness,
And the light I have always seen,
Is attenuate.
Zo vaak heb ik er aan gedacht; wie zou me missen als ik er niet meer was? Er zouden alleen maar mensen blij van worden; mijn moeder, mijn vader, de klas die me toen niet aardig vond. Omdat ik anders was.
En nooit heb ik opgegeven, hoe verrot ik me ook voelde. Altijd heb ik doorgevochten, met in mijn achterhoofd het woordje; áls. Ik hield moed, goede hoop. En nu, jaren later, zit ik nog te wachten op wanneer dat zal komen. Waarom ben ik op aarde gezet als niemand mij wil, als niemand me mag, sterker nog; als ze van me af willen. Waarom besta ik als er niet van mij gehouden word, als ik niet van andere mensen kan houden. Waarom heb ik niet gewoon opgegeven. En waarom doe ik dat nu niet?
Ik kan het niet vanwege de hoop. Ik zou zo graag die liefde willen voelen. Al was het maar voor eventjes.
All around me,
I see people,
Happy people,
I just wanted to be like them.
And I will always keep the hope.
Light in the darkness; hope.